Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de toekenning van een subsidie aan [... (opgeh. BVR 19 maart 2021, art. 1, I: 9 april 2021)] voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor de vergoeding van bepaalde kosten ten gevolge van de COVID-19-epidemie

Datum 29/05/2020

Inhoud

(... - ...)

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
- het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, artikel 44, § 1 en § 2;
- het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, 2°, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014;
- het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, eerste lid, 1° /1, en tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2016, en artikel 8;
- het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk, artikel 17, § 1;
- het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, artikel 78/4 en 78/7, ingevoegd bij het decreet van 15 maart 2019;
- het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019, artikel 55, § 1, eerste lid, en artikel 56, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2019.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State, met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Er is een dringende noodzakelijkheid omdat door de corona-epidemie de residentiële voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin hebben moeten investeren in roerende en onroerende infrastructuur en materiaal om de gevolgen van een civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, te kunnen opvangen. Dringende steunmaatregelen zijn absoluut noodzakelijk om de werking verder te kunnen verzekeren, om in de noodzakelijke zorg te kunnen voorzien en om de verspreiding van het virus en de infecties tegen te gaan.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1. (09/04/2021- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° algemeen of universitair ziekenhuisbed: een verantwoord bed, een verantwoord bed chirurgisch dagziekenhuis of een erkend SP-, A- of K-bed, met uitzondering van de bedden met kenletter a(d) en k(d) en met uitzondering van de erkende bedden die tijdelijk buiten gebruik zijn gesteld om de vrijgekomen middelen en personeel in te kunnen zetten voor de mobiele teams in toepassing van artikel 107 van de Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
2° algemeen ziekenhuis: een ziekenhuis dat geen psychiatrisch of universitair ziekenhuis is;
3° besluit van 31 maart 2006: besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein;
4° bevoegde entiteit: het departement of het agentschap binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, dat is aangewezen om het beleid over de instellingen uit te voeren;
5° centrum voor algemeen welzijnswerk: een centrum als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk, dat voorziet in residentiële opvang;
6° centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning: een erkend centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
7° centrum voor kortverblijf: een centrum voor kortverblijf als vermeld in artikel 25 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
8° decreet van 6 juli 2018: het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;
8° /1 dienst voor gezinszorg: een dienst voor gezinszorg als vermeld in artikel 11 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
9° eenheid: een eenheid, zoals bekend bij de bevoegde entiteit op 1 april 2020;
10° gebruiker: een persoon die residentieel in een voorziening voor personen met een handicap verblijft;
11° initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid: een initiatief van beschut wonen als vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 6 juli 2018, dat een collectieve woongelegenheid ter beschikking stelt;
12° instelling: een instelling als vermeld in artikel 2;
13° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, de Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur;
14° psychiatrisch verzorgingstehuis: een psychiatrisch verzorgingstehuis als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 6 juli 2018;
15° psychiatrisch ziekenhuis: een psychiatrisch ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
16° psychiatrisch ziekenhuisbed: een erkend bed in een psychiatrisch ziekenhuis, dat niet erkend is onder kenletter a(d), k(d), t(d) of Tf(pl) en met uitzondering van de erkende bedden die tijdelijk buiten gebruik zijn gesteld om de vrijgekomen middelen en personeel in te kunnen zetten voor de mobiele teams in toepassing van artikel 107 van de Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
17° residentiële revalidatievoorziening: een revalidatievoorziening als vermeld in artikel 2, 16°, van het decreet van 6 juli 2018, waar zorggebruikers worden opgenomen en verblijven, met uitzondering van de ziekenhuizen en de revalidatieziekenhuizen;
18° residentiële voorziening in de jeugdhulp: een voorziening die erkend is voor de typemodule verblijf conform bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp;
19° revalidatieziekenhuis: een revalidatieziekenhuis als vermeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 6 juli 2018;
20° typemodules zeer korte residentiële opvang en lange residentiële opvang: de typemodules, vermeld in artikel 49 en 53 van het ministerieel besluit van 21 december 2012 betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
21° universitair ziekenhuis: een universitair ziekenhuis als vermeld in artikel 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
22° voorziening voor personen met een handicap:
a) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap en die collectieve woonondersteuning aan gebruikers aanbiedt;
b) een erkend multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
c) een erkende unit voor geïnterneerden als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
d) een erkende observatie-, diagnose- en behandelingsunit als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits;
e) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders;
f) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood;
g) een rechtspersoon die zorg en ondersteuning organiseert voor hoogstens vijftien personen met een handicap, die al of niet beschikken over een budget als vermeld in artikel 7, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders;
23° woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
24° ziekenhuis: een ziekenhuis als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
25° zorggroep: een zorggroep als vermeld in de tabel in bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.

Artikel 2. (09/04/2021- ...)

Dit besluit is van toepassing op de volgende instellingen:
1° de algemene ziekenhuizen;
2° de universitaire ziekenhuizen;
3° de psychiatrische ziekenhuizen;
4° de revalidatieziekenhuizen;
5° de residentiële revalidatievoorzieningen;
6° de psychiatrische verzorgingstehuizen;
7° de initiatieven van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid;
8° de woonzorgcentra;
9° de centra voor kortverblijf;
10° de residentiële voorzieningen in de jeugdhulp;
11° de voorzieningen voor personen met een handicap;
12° de centra voor algemeen welzijnswerk;
13° de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
14° de diensten voor gezinszorg.

Artikel 3. (29/05/2020- ...)

Aan de instellingen kunnen conform dit besluit subsidies worden verleend.

Als ter uitvoering van dit besluit staatssteun in de zin van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt verleend aan een onderneming, wordt die staatssteun toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Artikel 4. (09/04/2021- ...)

De instellingen, met uitzondering van de algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen en de diensten voor gezinszorg, ontvangen een subsidie voor de kosten die ze hebben gemaakt om de gevolgen te beperken van de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, en die verband houden met:
1° de investeringen in roerende en onroerende infrastructuur die noodzakelijk zijn om de opvangcapaciteit te verhogen, aan te passen of in haar oorspronkelijke staat te herstellen;
2° de financiering van het beschermingsmateriaal, de desinfecteringsproducten, het testmateriaal, de wasserij en de speciale afvalverwerking.

De algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen ontvangen een subsidie voor de kosten die verband houden met de investeringen in roerende en onroerende infrastructuur die noodzakelijk zijn om de opvangcapaciteit te verhogen, aan te passen of in haar oorspronkelijke staat te herstellen als gevolg van de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie.

De diensten voor gezinszorg ontvangen een subsidie voor de kosten die ze hebben gemaakt om de gevolgen te beperken van de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, en die verband houden met de financiering van het beschermingsmateriaal en de desinfecteringsproducten.

Artikel 5. (09/04/2021- ...)

§ 1. Met het oog op de doelstelling, vermeld in artikel 4, wordt aan elke instelling, met uitzondering van de diensten voor gezinszorg, automatisch een forfaitaire subsidie toegekend.

§ 2. De forfaitaire subsidie voor de instellingen, vermeld in de volgende tabel, wordt, conform de volgende tabel, berekend als volgt: het forfaitaire bedrag x het aantal eenheden.

instellingen forfaitaire bedrag in euro eenheid
algemene ziekenhuizen 500 algemeen of universitair ziekenhuisbed
universitaire ziekenhuizen
psychiatrische ziekenhuizen 200 psychiatrisch ziekenhuisbed of FOR-K-bed
revalidatieziekenhuizen 200 erkend bed
residentiële revalidatievoorzieningen 200 residentiële capaciteitseenheid
psychiatrische verzorgingstehuizen 200 erkende opname-eenheid of FOR-PVT-bed
initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid 200 collectieve huisvestingseenheid
woonzorgcentra 200 erkende woongelegenheid
centra voor kortverblijf 200 erkende woongelegenheid
residentiële voorzieningen in de jeugdhulp 100 erkende module verblijf
centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning 100 residentiële opvangplaats in de typemodules zeer korte residentiële opvang, lange residentiële opvang en crisisopvang

De psychiatrische en revalidatieziekenhuizen die de minister aanwijst om capaciteitsproblemen in de algemene en universitaire ziekenhuizen door de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, op te vangen, ontvangen hetzelfde subsidiebedrag als de algemene ziekenhuizen. In dat geval wordt het bedrag verrekend met de forfaitaire subsidie die het psychiatrisch of revalidatieziekenhuis initieel heeft ontvangen.

§ 3. De forfaitaire subsidie voor de voorzieningen voor personen met een handicap wordt, conform de volgende tabel, berekend als volgt: het forfaitaire bedrag x het gemiddelde aantal gebruikers dat effectief in de instelling verblijft van 15 tot en met 30 april 2020, zoals bekend bij de bevoegde entiteit.
voorzieningen voor personen met een handicap forfaitaire bedrag in euro
vergunde zorgaanbieders en ouderinitiatieven 200 per gebruiker die is ingedeeld zorggroep 1 of 2
100 per gebruiker die is ingedeeld zorggroep 3
multifunctionele centra 200
units voor geïnterneerden 200
observatie-, diagnose- en behandelingsunits 200
vergunde zorgaanbieders voor zorg en ondersteuning aan geïnterneerde personen 200
vergunde zorgaanbieders voor NAH 200

§ 4. De forfaitaire subsidie voor de centra voor algemeen welzijnswerk wordt berekend volgens de volgende formule: 100 euro x het aantal effectief gebruikte opvangplaatsen op 30 april 2020, zoals bekend bij de bevoegde entiteit.

Artikel 6. (09/04/2021- ...)

§ 1. De instellingen kunnen naast de forfaitaire subsidie, vermeld in artikel 5, een bijkomende subsidie aanvragen om de kosten, vermeld in artikel 4, te vergoeden.

§ 2. Een instelling die een bijkomende subsidie als vermeld in paragraaf 1, aanvraagt, toont de volgende kosten aan:
1° de kosten die worden gedekt door de forfaitaire subsidie, vermeld in artikel 5;
2° de kosten die aanleiding geven tot een bijkomende subsidie, conform dit artikel.

De kosten, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op de uitgavenposten die verband houden met:
1° de gebouwen;
2° de toegang tot de gebouwen;
3° de toegang tot de omgeving van de gebouwen;
4° de tijdelijke infrastructuur;
5° de apparatuur en uitrusting;
6° het beschermingsmateriaal en de desinfecteringsproducten;
7° het testmateriaal;
8° de wasserij;
9° de speciale afvalverwerking.

In afwijking van het tweede lid, 6° tot en met 9°, kunnen de kosten, vermeld in het eerste lid, voor de algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen geen betrekking hebben op het beschermingsmateriaal, de desinfecteringsproducten, het testmateriaal, de wasserij en de speciale afvalverwerking.

In afwijking van het eerste lid tonen de diensten voor gezinszorg alleen de kosten aan die aanleiding geven tot een bijkomende subsidie. In afwijking van het tweede lid kunnen de kosten, vermeld in het eerste lid, voor de diensten voor gezinszorg alleen betrekking hebben op het beschermingsmateriaal en de desinfecteringsproducten.

De minister kan de uitgavenposten, vermeld in het tweede lid, nader bepalen en bijkomende uitgavenposten bepalen.

§ 3. Voor de instellingen, vermeld in de volgende tabel, kan de som van het forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 5, § 2, en het bedrag van de bijkomende subsidie, vermeld in paragraaf 1, het maximumbedrag per eenheid die conform artikel 5, § 2, in rekening wordt gebracht, niet overschrijden:

instellingen maximumbedrag in euro eenheid
algemene ziekenhuizen 1000 algemeen of universitair ziekenhuisbed
universitaire ziekenhuizen
psychiatrische ziekenhuizen 600 psychiatrisch ziekenhuisbed of FOR-K-bed
revalidatieziekenhuizen 600 erkend bed
residentiële revalidatievoorzieningen 600 residentiële capaciteitseenheid
psychiatrische verzorgingstehuizen 600 erkende opname-eenheid of FOR-PVT-bed
initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid 600 collectieve huisvestingseenheid
woonzorgcentra 600 erkende woongelegenheid
centra voor kortverblijf 600 erkende woongelegenheid
residentiële voorzieningen in de jeugdhulp 400 erkende module verblijf
centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning 400 residentiële opvangplaats in de typemodules zeer korte residentiële opvang, lange residentiële opvang en crisisopvang

De psychiatrische en revalidatieziekenhuizen die de minister aanwijst om capaciteitsproblemen in de algemene en universitaire ziekenhuizen door de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, op te vangen, kunnen hetzelfde maximumbedrag aanvragen als de algemene ziekenhuizen. Als het psychiatrisch of revalidatieziekenhuis al een bijkomende subsidie heeft ontvangen, wordt het bedrag verrekend met de bijkomende subsidie die het initieel heeft ontvangen.

§ 4. Voor de voorzieningen voor personen met een handicap kan de som van het forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 5, § 3, en het bedrag van de bijkomende subsidie, vermeld in paragraaf 1, per gebruiker die conform artikel 5, § 3, in rekening wordt gebracht, het maximumbedrag, vermeld in de volgende tabel, niet overschrijden:
voorzieningen voor personen met een handicap maximumbedrag in euro
vergunde zorgaanbieders en ouderinitiatieven 600 per gebruiker die is ingedeeld in zorggroep 1 of 2
400 per gebruiker die is ingedeeld in zorggroep 3
multifunctionele centra 600
units voor geïnterneerden 600
observatie-, diagnose- en behandelingsunits 600
vergunde zorgaanbieders voor zorg en ondersteuning aan geïnterneerde personen 600
vergunde zorgaanbieders voor NAH 600

§ 5. Voor de centra voor algemeen welzijnswerk kan de som van het forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 5, § 4, en het bedrag van de bijkomende subsidie, vermeld in paragraaf 1, per effectief gebruikte opvangplaats die conform artikel 5, § 4, in rekening wordt gebracht, niet hoger zijn dan 400 euro.

§ 6. Voor de diensten voor gezinszorg kan de bijkomende subsidie, vermeld in paragraaf 1, het maximumbedrag van 0,165 euro per toegekend uur gezinszorg in 2020 niet overschrijden.

Artikel 7. (09/04/2021- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder Fonds: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, opgericht bij het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.

De aanvraag van een bijkomende subsidie, vermeld in artikel 6, § 1, wordt op elektronische wijze bezorgd aan het Fonds en bevat al de volgende documenten:
1° een overzicht van de kosten om de gevolgen van de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, op te vangen, gemaakt tussen 1 maart 2020 en 29 mei 2020;
2° de facturen of stavingstukken die dateren van de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 mei 2020, waaruit de kosten van de instelling blijken. De facturen en stavingstukken die dateren van na 29 mei 2020 kunnen alleen worden ingediend als de instelling kan aantonen dat de bestelling voor 29 mei 2020 werd geplaatst.

Het Fonds of de bevoegde entiteit onderzoekt de aanvraag formeel en inhoudelijk en vraagt, als dat nodig is, bijkomende informatie op bij de aanvragende instelling.

De leidend ambtenaar van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, opgericht bij het besluit van 31 maart 2006, kent in voorkomend geval de bijkomende subsidie toe aan de aanvragende instelling.

De bijkomende subsidie wordt uiterlijk twee maanden na de beslissing tot toekenning van de bijkomende subsidie, vermeld in het vierde lid, in één schijf uitbetaald aan de instelling.

In afwijking van het tweede lid bezorgen de diensten voor gezinszorg een overzicht van de kosten die ze gemaakt hebben tussen 13 maart 2020 en 30 juni 2020. De bezorgde facturen of stavingstukken dateren van de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 juni 2020. De facturen en stavingstukken die dateren van na 30 juni 2020 kunnen alleen worden ingediend als de dienst voor gezinszorg kan aantonen dat de bestelling voor 30 juni 2020 is geplaatst.

Artikel 8. (29/05/2020- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder Zorginspectie: de Zorginspectie, vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, van het besluit van 31 maart 2006.

De bevoegde entiteit en Zorginspectie oefenen toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit. De instelling verstrekt daarvoor de gevraagde inlichtingen of stukken.

De subsidie wordt teruggevorderd conform artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. Daarnaast kan de subsidie ook verminderd of teruggevorderd worden als uit het toezicht blijkt dat de subsidie een overcompensatie is ten opzichte van de kosten, vermeld in artikel 4 van dit besluit.

Artikel 9. (29/05/2020- ...)

Dit besluit treedt in werking op 29 mei 2020.

Artikel 10. (29/05/2020- ...)

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.

Artikel 11. (29/05/2020- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, de Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 25/04/2024