Besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal beleid, de samenwerking en de subsidie voor buitenschoolse opvang en activiteiten

Datum 09/07/2021

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1. Definities
  2. HOOFDSTUK 2. Lokaal beleid
  3. HOOFDSTUK 3. Samenwerking
  4. HOOFDSTUK 4. Subsidie
  5. HOOFDSTUK 5. Overgangsbepalingen
  6. HOOFDSTUK 6. Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
-de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
- het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, i), ingevoegd bij het decreet van 3 mei 2019, en § 2, ingevoegd bij het decreet van 1 maart 2019 en gewijzigd bij het decreet van 3 mei 2019, en artikel 8, § 2;
- het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten, artikel 4, artikel 6, tweede lid, artikel 8, vijfde lid, artikel 11, artikel 12, vierde lid, artikel 15, derde lid en artikel 16, tweede lid.

Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 15 maart 2021;
- De Raad van State heeft advies 69.483/1 gegeven op 30 juni 2021;
- De Vlaamse Onderwijsraad heeft advies gegeven op 15 juni 2021;
- De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen heeft advies gegeven op 21 juni 2021;
- De Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft advies gegeven op 22 juni 2021.

Motivering
Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven:
- Het lokaal bestuur neemt de regie op voor de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten door een lokaal beleid te ontwikkelen en beslist over de besteding en de verdeling van de beschikbare financiële, personele, logistieke en infrastructurele middelen, waaronder de decretaal bepaalde subsidie. Dat gebeurt binnen het kader van Vlaamse beleidsprioriteiten. Vanuit zijn regierol is het lokaal bestuur in principe initiatiefnemer en organisator van het lokaal samenwerkingsverband, dat het lokaal bestuur kan adviseren, gezamenlijke operationele doelstellingen ontwikkelt en operationele acties coördineert. De Vlaamse Regering kent een subsidie toe aan de lokale besturen, die deels bij voorrang moet worden besteed aan het aanbod van kleuteropvang met een kwaliteitslabel;
- Dit besluit bepaalt de nadere regels met betrekking tot lokaal beleid, samenwerking en subsidie, en vervangt het besluit dat dit al deels regelde, namelijk het besluit van de Vlaamse Regering van 16 oktober 2020 over het lokaal beleid buitenschoolse opvang en activiteiten en over overgangsbepalingen.

Juridisch kader
Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:
- het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2020 over de beleids- en beheerscyclus van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. Definities (... - ...)

Artikel 1. (01/09/2021- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° agentschap: het agentschap, vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
2° decreet van 3 mei 2019: het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten;
3° overgangstermijn: de periode, vermeld in artikel 17, eerste lid, van het decreet van 3 mei 2019.

HOOFDSTUK 2. Lokaal beleid (... - ...)

Artikel 2. (... - ...)

De Vlaamse beleidsprioriteiten voor buitenschoolse activiteiten zijn:
1° de regierol, vermeld in artikel 4 tot en met 6 van het decreet van 3 mei 2019, vervullen, met het oog op:
a) het geïntegreerde aanbod van buitenschoolse opvang en activiteiten;
b) de samenwerking, vermeld in artikel 7 tot en met 9 van het voormelde decreet, organiseren;
2° de kleuteropvang met een kwaliteitslabel financieren.

De Vlaamse Gemeenschapscommissie geeft uitwerking aan voormelde beleidsprioriteiten in haar meerjarenplan, vermeld in artikel 7 tot en met 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2020 over de beleids- en beheerscyclus van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Als het lokaal bestuur subsidies toekent aan organisatoren, doet het dat met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Artikel 3. (01/09/2021- ...)

Het bewaken van de neutraliteit, vermeld in artikel 6, eerste lid, van het decreet van 3 mei 2019, gebeurt op een transparante wijze en houdt onder meer in dat het lokaal bestuur zijn rol van regisseur functioneel scheidt van zijn rol van organisator.

Het lokaal bestuur voorziet in een procedure om klachten over de schending van de voormelde neutraliteit in te dienen en te behandelen.

HOOFDSTUK 3. Samenwerking (... - ...)

Artikel 4. (01/09/2021- ...)

Als het lokaal bestuur er zelf voor kiest om de organisatie van het lokaal samenwerkingsverband, vermeld in artikel 7 en 8 van het decreet van 3 mei 2019, niet op zich te nemen, doet het lokaal bestuur een oproep om dat volledig of gedeeltelijk over te laten aan één of aan verschillende actoren. Die oproep is gericht aan alle relevante lokale actoren.

Overeenkomstig artikel 8, derde lid, van het voormelde decreet, kunnen bij gebrek aan initiatief van het lokaal bestuur, een of meer andere actoren die relevant zijn voor buitenschoolse activiteiten, het initiatief nemen voor het lokaal samenwerkingsverband. Die initiatiefnemers brengen het lokaal bestuur daarvan op de hoogte.

De actoren, vermeld in het eerste en tweede lid, nodigen elke andere relevante actor uit met het oog op één lokaal samenwerkingsverband binnen de gemeente.

Als er sprake is van samenwerking met andere lokale besturen met toepassing van artikel 5 van het voormelde decreet, en er één gezamenlijk lokaal samenwerkingsverband is als vermeld in artikel 7, derde lid, van het voormelde decreet, gelden de bepalingen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, over het geheel van de lokale besturen in kwestie.

In geval van samenvoeging of splitsing van gemeenten wordt het lokaal samenwerkingsverband aangepast. In dat geval gelden de bepalingen, vermeld in het eerste tot en met het vierde lid, over het geheel van de lokale besturen in kwestie.

Artikel 5. (01/09/2021- ...)

Het bewaken van de neutraliteit, vermeld in artikel 8, vierde lid, van het decreet van 3 mei 2019, gebeurt op een transparante wijze en houdt onder meer in dat de actoren hun rol van initiatiefnemer of organisator van het lokaal samenwerkingsverband functioneel scheiden van hun rol van organisator.

De organisator van het lokaal samenwerkingsverband voorziet in een procedure om klachten over de schending van de voormelde neutraliteit in te dienen en te behandelen.

HOOFDSTUK 4. Subsidie (... - ...)

Artikel 6. (01/09/2021- ...)

Het lokaal bestuur ontvangt, binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap worden ingeschreven, een subsidie, als het de twee Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2, eerste lid, opneemt in zijn meerjarenplanning of in zijn meerjarenplan voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

De subsidie geldt voor onbepaalde duur.

Artikel 7. (... - ...)

Het lokaal bestuur besteedt de subsidie, vermeld in dit besluit, aan de twee Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2, eerste lid.

Bij de besteding, vermeld in het eerste lid, gaat tot en met 31 december 2030 minstens 50% naar de beleidsprioriteit, vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°.

Artikel 8. (... - ...)

§ 1. De subsidie is een forfaitair bedrag per kind in de gemeente.

§ 2. Het aantal kinderen per gemeente of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt op de volgende wijze berekend:
1° de parameter, vermeld in artikel 12, eerste lid, 1°, van het decreet van 3 mei 2019, weegt door voor 40%;
2° de parameter, vermeld in artikel 12, eerste lid, 2°, van het voormelde decreet, weegt door voor 60%.

Bij de berekening van het aantal kinderen worden de volgende afrondingsregels gebruikt:
1° als het resultaat eindigt op minder dan 50 honderdsten, wordt het eindresultaat naar het geheel getal beneden afgerond;
2° als het resultaat eindigt op minstens 50 honderdsten, wordt het eindresultaat naar het eerstvolgend geheel getal afgerond.

Bij de toepassing van paragraaf 2, 1°, wordt voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad 30% van het aantal kinderen in rekening genomen.

Bij de toepassing van paragraaf 2, 2°, wordt het aantal kinderen dat naar de basisschool gaat, gebaseerd op de jaarlijkse cijfergegevens van het Departement Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.

Het aantal kinderen wordt driejaarlijks geactualiseerd. Daarbij wordt een gemiddelde genomen over de voorbije drie jaar.

§ 3. Artikel 12, eerste lid, 3° en 4°, van het decreet van 3 mei 2019, wordt toegepast na de overgangstermijn.

Artikel 9. (01/09/2021- ...)

De toegekende subsidie wordt telkens in de eerste maand van het kwartaal uitbetaald, ten belope van 80% van het geraamde subsidiebedrag per lokaal bestuur. Het saldo wordt uitbetaald uiterlijk op 1 april van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de toegekende subsidie werd uitbetaald.

Artikel 10. (01/09/2021- ...)

De toegekende subsidie wordt aangepast aan de afgevlakte gezondheidsindex.

In het eerste lid wordt verstaan onder afgevlakte gezondheidsindex: het prijsindexcijfer, vermeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, dat wordt berekend en toegepast conform artikel 2 tot en met 2quater van het voormelde besluit.

De toepassing van het eerste lid mag niet leiden tot een nominale vermindering van de subsidies, vermeld in het eerste lid, in de periode van 1 april tot aan de referentiemaand, vermeld in artikel 2, § 4, van het voormelde besluit.

De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt telkens twee maanden nadat de afgevlakte gezondheidsindex de spilindex overschrijdt.

HOOFDSTUK 5. Overgangsbepalingen (... - ...)

Artikel 11. (01/09/2021- ...)

In afwijking van artikel 6 gelden de volgende voorwaarden gedurende de overgangstermijn:
1° er wordt alleen een subsidie toegekend aan lokale besturen die een aanvraag indienen als vermeld in artikel 16, tweede lid, en die in aanmerking komen volgens een rangschikking die in 2021 is opgemaakt conform artikel 13 tot en met 16;
2° de subsidie wordt toegekend, ook als de twee Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2, eerste lid, niet opgenomen zijn in de meerjarenplanning of in het meerjarenplan voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie, op voorwaarde dat de geplande acties om de opdrachten, vermeld in artikel 2, eerste lid, te realiseren in de aanvraag zijn opgenomen.

Artikel 12. (01/09/2021- ...)

Gedurende de overgangstermijn zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1° het recurrente krediet voor de subsidies aan de lokale besturen dat het agentschap kan besteden, bedraagt in totaal 6,3 miljoen euro per kalenderjaar;
2° in de beslissing tot toekenning wordt aan het lokaal bestuur een subsidiebedrag toegekend dat op de volgende wijze wordt berekend:
a) het aantal kinderen, vermeld in artikel 8, § 2, van dit besluit, wordt vermenigvuldigd met 50 euro;
b) het resultaat van de berekening, vermeld in punt a), wordt verminderd met het bedrag van de bestaande subsidies, vermeld in artikel 17, eerste lid, van het decreet van 3 mei 2019, die worden verleend aan organisatoren gevestigd in de gemeente of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Artikel 13. (01/09/2021- ...)

§ 1. Om de lokale besturen te rangschikken, kent het agentschap aan elk lokaal bestuur een score toe op basis van de volgende twee criteria:
1° het gemiddeld percentage kwetsbare gezinnen dat in de gemeente of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad is gedomicilieerd in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020;
2° het gemiddeld aantal kinderen dat naar een basisschool gaat in de gemeente of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020.

§ 2. Het agentschap bepaalt het percentage kwetsbare gezinnen, vermeld in paragraaf 1, 1°, door een kansarmoedepercentage toe te kennen op basis van de volgende indicator, die samengesteld is uit al de volgende elementen:
1° de kansarmoede-index van het agentschap, zoals gepubliceerd op de website van Opgroeien;
2° het aantal minderjarigen dat recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering ten opzichte van het totale aantal minderjarigen;
3° het aantal minderjarigen in een eenoudergezin ten opzichte van het totale aantal minderjarigen.

Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt 30% van het aantal minderjarigen, vermeld in artikel 13, § 2, 2° en 3°, in rekening genomen.

Bij de toepassing van paragraaf 2, 3°, wordt voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad dit berekend op basis van gegevens in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018.

Op het criterium van het percentage kwetsbare gezinnen in de gemeente of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, wordt op de volgende wijze een score toegekend:
1° score 8 voor een kansarmoedepercentage vanaf 25%;
2° score 7 voor een kansarmoedepercentage tussen 20 en 24,99%;
3° score 6 voor een kansarmoedepercentage tussen 15 en 19,99%;
4° score 5 voor een kansarmoedepercentage tussen 10 en 14,99%;
5° score 4 voor een kansarmoedepercentage tussen de 5 en 9,99%;
6° score 0 voor een kansarmoedepercentage tussen de 0 en 4,99%.

§ 3. Op het criterium van het aantal kinderen dat naar de basisschool gaat in de gemeente of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, vermeld in paragraaf 1, 2°, wordt op de volgende wijze een score toegekend:
1° score 6 vanaf 20.000 leerlingen;
2° score 5 bij 4000 tot 19.999 leerlingen;
3° score 4 bij 2500 tot 3999 leerlingen;
4° score 3 bij 1500 tot 2499 leerlingen;
5° score 2 bij 1000 tot 1499 leerlingen;
6° score 0 bij minder dan 1000 leerlingen.

Artikel 14. (01/09/2021- ...)

Op basis van de totaalscore op de twee criteria samen, vermeld in artikel 13, § 1, berekend conform artikel 13, § 2 en § 3, rangschikt het agentschap de lokale besturen op de volgende wijze:
1° lokale besturen met de hoogste score komen het hoogst in de rangschikking en komen eerst in aanmerking voor een subsidie;
2° in geval van een gelijke score komen lokale besturen met het hoogste kansarmoedepercentage, vermeld in artikel 13, § 2, het hoogst in de rangschikking en komen ze eerst in aanmerking voor een subsidie.

Artikel 15. (01/09/2021- ...)

Binnen het beschikbare krediet en in de volgorde van de rangschikking kent het agentschap de subsidie, vermeld in artikel 12, 2°, toe aan het lokaal bestuur.

Als na toepassing van het eerste lid nog beschikbaar krediet overblijft, maar onvoldoende voor het bedrag dat conform artikel 12, 2°, is berekend, kent het agentschap het lokaal bestuur in kwestie het resterende bedrag van het beschikbare krediet toe.

Artikel 16. (01/09/2021- ...)

De subsidie, vermeld in artikel 12, 2°, wordt conform het tweede tot en met het vierde lid toegekend of geweigerd.

Het agentschap doet een algemene oproep bij de lokale besturen om de subsidie aan te vragen en vermeldt daarbij al de volgende informatie:
1° de begin- en einddatum voor de indiening van de aanvraag;
2° het aanvraagformulier dat gebruikt moet worden;
3° de criteria van ontvankelijkheid en de toekenningsprocedure;
4° de lijst met de lokale besturen die conform artikel 14 zijn gerangschikt, die, rekening houdend met het beschikbare krediet, een aanvraag kunnen indienen.

Het aanvraagformulier bevat volgende gegevens:
1° de naam, het adres, het rekeningnummer en het ondernemingsnummer van het lokaal bestuur;
2° contactgegevens van de contactpersoon inzake de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2, eerste lid;
3° een verklaring op eer dat is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6 of een weergave van de acties, zoals opgenomen in artikel 11, 2° ;
4° de handtekening van de persoon die gemachtigd is om in naam van het lokaal bestuur de aanvraag in te dienen.

Het agentschap beslist uiterlijk dertig dagen na de datum waarop het agentschap de aanvraag heeft ontvangen, over de ontvankelijkheid van de aanvraag. De aanvraag is ontvankelijk als ze aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° ze wordt elektronisch ingediend conform de administratieve richtlijnen van het agentschap en binnen de termijnen die in de oproep zijn vastgelegd;
2° ze wordt ingediend met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt, en is volledig ingevuld;
3° ze is afkomstig van een lokaal bestuur dat vermeld is op de lijst in de algemene oproep, vermeld in het tweede lid.

Het agentschap beslist over de toekenning of de weigering van de subsidie uiterlijk zestig dagen na de uiterlijke indieningsdatum, vermeld in het tweede lid, 1°. Het agentschap weigert de subsidie in al de volgende gevallen:
1° het lokaal bestuur heeft de twee Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2, eerste lid, niet opgenomen in de meerjarenplanning, of in het meerjarenplan voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie, of de geplande acties om de opdrachten, vermeld in artikel 2, eerste lid, te realiseren zijn niet in de aanvraag opgenomen;
2° er is geen krediet meer beschikbaar, na toepassing van artikel 15.

HOOFDSTUK 6. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 17. (01/09/2021- ...)

Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 oktober 2020 over het lokaal beleid buitenschoolse opvang en activiteiten en over overgangsbepalingen wordt opgeheven.

Artikel 18. (01/09/2021- ...)

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2021, met uitzondering van:
1° artikel 2, tweede lid, dat in werking treedt op 1 januari 2022;
2° artikel 7, tweede lid en artikel 8, § 2, vijfde lid, en § 3, die in werking treden na afloop van de overgangstermijn.

Artikel 19. (01/09/2021- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 29/03/2024