Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de bestaande subsidies buitenschoolse opvang en de bijbehorende voorwaarden gedurende een overgangsperiode en tot wijziging van artikel 1, 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut (citeeropschrift: "Overgangsbesluit subsidies buitenschoolse opvang van 24 september 2021")

Datum 24/09/2021

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
  2. HOOFDSTUK 2. Besluit 2012/21/EU
  3. HOOFDSTUK 3. Soorten subsidies
    1. Afdeling 1. Transitiesubsidie attest van toezicht
      1. Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie
      2. Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden
    2. Afdeling 2. Transitiesubsidie erkend
      1. Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie
      2. Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden
    3. Afdeling 3. Transitiesubsidie inclusieve opvang
      1. Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie
      2. Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden
    4. Afdeling 4. Transitiesubsidie flexibele opvang
      1. Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie
      2. Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden
    5. Afdeling 5. Subsidie individuele inclusieve opvang
      1. Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie
      2. Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden
    6. Afdeling 6. Subsidie werkdrukvermindering private organisatoren
      1. Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie
      2. Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden
    7. Afdeling 7. Subsidie lokale diensten
      1. Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie
      2. Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden
  4. HOOFDSTUK 4. Modaliteiten van de subsidie
  5. HOOFDSTUK 5. Toezicht
  6. HOOFDSTUK 6. Handhaving en bezwaar
    1. Afdeling 1. Handhaving
    2. Afdeling 2. Bezwaar tegen de beslissing van het agentschap
  7. HOOFDSTUK 7. Verkorte overgangstermijn
  8. HOOFDSTUK 8. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut
  9. HOOFDSTUK 9. Verwerking van persoonsgegevens
  10. HOOFDSTUK 10. Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

Rechtsgrond
Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
- het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten, artikel 17, vijfde lid;
- de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), artikel 6, eerste lid, e).

Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 7 juni 2021.
- De Raad van State heeft advies 69.702/1/V gegeven op 30 juli 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
- De Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2021/73 gegeven op 7 september 2021.

Motivering
Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief:
- De organisator die een subsidie voor buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 17, eerste lid, van het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten ontvangt, behoudt die subsidie in principe gedurende een overgangstermijn, tenzij er een kortere overgangstermijn overeengekomen wordt met het lokaal bestuur. De subsidiebesluiten die aan de basis liggen van die bestaande subsidies voor buitenschoolse opvang worden gecoördineerd in dit besluit, en gehergroepeerd met het oog op een vereenvoudigd systeem waarbij ook de subsidievoorwaarden vereenvoudigd worden en geactualiseerd worden op grond van de nieuwe voorwaarden voor een kwaliteitslabel, aangezien de organisatoren in kwestie van rechtswege een kwaliteitslabel krijgen op 1 januari 2022 en die voorwaarden dan sowieso op hen van toepassing zijn.

Juridisch kader
Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:
- het besluit van de Vlaamse Regering van 16 oktober 2020 tot toekenning van een kwaliteitslabel aan organisatoren van kleuteropvang.

Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/06/2023- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, dat is opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
2° begeleider: de persoon die zorg en speelmogelijkheden biedt voor de brede ontplooiing van het kind;
3° besluit van 27 november 2015: het besluit Vlaamse Regering van 27 november 2015 houdende de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van gemandateerde voorzieningen, coördinatiepunten en flexibele opvangpools van doelgroepwerknemers, de voorwaarden voor de toestemming en de subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte buitenschoolse opvang, en de voorwaarden voor een aanvullende subsidie voor organisatoren met een vergunning groepsopvang en een plussubsidie;
4° besluit van 17 maart 2017: het besluit Vlaamse Regering van 17 maart 2017 betreffende de subsidiëring van de organisatoren kinderopvang en buitenschoolse opvang ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal akkoord;
5° decreet van 3 mei 2019: het decreet van 3 mei 2019 houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten;
6° gemeente: de gemeente of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
7° gezin: de ouders of andere opvoedingsverantwoordelijken;
8° opvanglocatie: een vestigingsplaats met een kwaliteitslabel als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 oktober 2020 tot toekenning van een kwaliteitslabel aan organisatoren van kleuteropvang;
9° opvangprestatie: de aanwezigheid per kind, en per opvangmoment, dat opgevangen wordt in de opvanglocatie. Er zijn drie soorten opvangprestaties naargelang de duurtijd:
a) een volledige opvangprestatie: een opvangprestatie van zes uur of meer;
b) een halve opvangprestatie: een opvangprestatie tussen drie uur en zes uur;
c) een 1/3 opvangprestatie: een opvangprestatie van minder dan 3 uur;
10° overgangstermijn: de overgangstermijn vermeld in artikel 17, eerste lid, van het decreet van 3 mei 2019;
11° Zorginspectie: Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg.

Artikel 2. (01/01/2022- ...)

Dit besluit wordt aangehaald als: Overgangsbesluit subsidies buitenschoolse opvang van 24 september 2021.

Artikel 3. (01/01/2022- ...)

Het agentschap kent van rechtswege een subsidie toe aan de organisator die op 31 december 2021 een subsidie ontvangt conform de voorwaarden van dit besluit.

Behalve in de volgende gevallen behoudt de organisator de subsidie gedurende de overgangstermijn:
1° het kwaliteitslabel wordt opgeheven voor alle opvanglocaties waarvoor hij moet voldoen aan de voorwaarden voor de subsidie binnen de gemeente;
2° de organisator voldoet niet langer aan de subsidievoorwaarden, vermeld in dit besluit;
3° de verkorte overgangstermijn, vermeld in hoofdstuk 7, wordt toegepast.

De subsidies kunnen alleen worden toegekend binnen de perken van het daarvoor vastgelegde budget.

HOOFDSTUK 2. Besluit 2012/21/EU (... - ...)

Artikel 4. (01/01/2022- ...)

De subsidies worden toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Artikel 5. (01/01/2022- ...)

De organisator maakt jaarlijks een begroting op met een overzicht van de voorzienbare inkomsten en de geraamde uitgaven voor de subsidievoorwaarden, vermeld in dit besluit.

Artikel 6. (01/01/2022- ...)

De organisator hanteert een boekhouding die inkomsten en uitgaven die verband houden met de subsidievoorwaarden, vermeld in dit besluit, transparant afzondert.

Artikel 7. (01/01/2022- ...)

De organisator kan op de volgende wijze reserves opbouwen met de subsidies, vermeld in dit besluit:
1° de reserves worden bekeken per boekjaar en worden aangewend om de subsidievoorwaarden, vermeld in dit besluit, te kunnen realiseren;
2° maximaal 20% van de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in dit besluit, kan als reserve overgedragen worden naar het volgende kalenderjaar;
3° de gecumuleerde reserve, opgebouwd uit de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in punt 2°, is maximaal 50% van de jaarlijkse subsidiebedragen, vermeld in punt 2° ;
4° als het maximum, vermeld in punt 2° en 3°, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij de organisator een aanwendingsplan of aanzuiveringsplan heeft dat aan al de volgende voorwaarden voldoet:
a) het plan is goedgekeurd door de Inspectie van Financiën van de Vlaamse overheid, na een elektronische aanvraag bij het agentschap en conform de administratieve richtlijnen van het agentschap en uiterlijk voor het boekjaar wordt afgesloten waarin de toegelaten reserve overschreden zou worden;
b) het aanwendingsplan toont aan dat de aanwending uiterlijk tien jaar na de aanvraag volledig wordt gerealiseerd;
c) het aanzuiveringsplan toont aan dat het gaat om de compensatie van een verlies van maximaal vijf boekjaren die het boekjaar in kwestie voorafgaan.

HOOFDSTUK 3. Soorten subsidies (... - ...)

Afdeling 1. Transitiesubsidie attest van toezicht (... - ...)

Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie (... - ...)

Artikel 8. (01/01/2022- ...)

De transitiesubsidie attest van toezicht wordt per gemeente toegekend aan de organisator die op 31 december 2021 een of meer van de volgende subsidies krijgt in de gemeente in kwestie voor de opvanglocaties waarvoor hij op 31 december 2021 een attest van toezicht groepsopvang heeft:
1° een subsidie voor basisaanbod buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 12 tot en met 18 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
2° een subsidie flexibele buitenschoolse groepsopvang als vermeld in artikel 49, 2°, en artikel 54 tot en met 56 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
3° een VIA-subsidie als vermeld in artikel 15 en artikel 32/2 van het besluit van 17 maart 2017 betreffende de subsidiëring van de organisatoren kinderopvang en buitenschoolse opvang ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal akkoord, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2017, 7 februari 2020 en 12 maart 2021.

Artikel 9. (01/01/2022- ...)

De subsidie is gelijk aan het bedrag dat gebaseerd is op de totaliteit van de subsidies, vermeld in artikel 8, waarop de organisator in de gemeente recht heeft gedurende het kalenderjaar 2021.

Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden (... - ...)

Artikel 10. (01/01/2022- ...)

Om de volledige transitiesubsidie attest van toezicht te krijgen, realiseert de organisator een minimumaantal opvangprestaties per kalenderjaar in de opvanglocaties van de organisator binnen de gemeente waarvoor hij de subsidie krijgt.

Het minimumaantal opvangprestaties is gelijk aan het aantal plaatsen waarvoor de organisator op 31 december 2021 de subsidie basisaanbod buitenschoolse opvang krijgt, vermeld in artikel 8, 1°, vermenigvuldigd met 184.

Als de organisator minder opvangprestaties realiseert dan het aantal, vermeld in het tweede lid, wordt de subsidie verhoudingsgewijs toegekend.

Artikel 11. (01/01/2022- ...)

Een organisator komt in aanmerking voor een transitiesubsidie attest van toezicht als hij al de volgende voorwaarden vervult:
1° voor een aanwezigheidsregister zorgen dat per opvangdag de aankomst- en vertrektijd van elk opgevangen kind van de afgelopen twaalf maanden vermeldt. De gezinnen bevestigen de geregistreerde aanwezigheid van hun kind. Het aanwezigheidsregister is aanwezig in de opvanglocatie en raadpleegbaar voor Zorginspectie;
2° jaarlijks het aantal volledige, halve en 1/3 opvangprestaties per opvanglocatie waarvoor hij de subsidie krijgt, bezorgen aan het agentschap conform de administratieve richtlijnen van het agentschap.

Afdeling 2. Transitiesubsidie erkend (... - ...)

Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie (... - ...)

Artikel 12. (01/01/2022- ...)

De transitiesubsidie erkend wordt per gemeente toegekend aan de organisator die op 31 december 2021 een of meer van de volgende subsidies krijgt voor locaties in de gemeente voor de opvanglocaties waarvoor hij op 31 december 2021 een erkenning heeft:
1° een subsidie voor initiatief buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 19 tot en met 31 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
2° een subsidie voor kinderen uit achtergestelde gebieden als vermeld in artikel 32 tot en met 35 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
3° een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte als vermeld in artikel 42 tot en met 48 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
4° een subsidie voor occasionele buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 63 tot en met 71 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
5° een subsidie voor ex-generatiepact als vermeld in artikel 89/1 tot en met 89/5 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;
6° een VIA-subsidie als vermeld in artikel 16 tot en met 18, 19/1, 20 tot en met 23, 24/1 tot en met 26, 27/1, 28 tot en met 30, 31/1, 32, 32/3, 33, 34, 34/1 en 36 van het besluit van 17 maart 2017 betreffende de subsidiëring van de organisatoren kinderopvang en buitenschoolse opvang ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal akkoord, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 oktober 2017, 7 februari 2020 en 12 maart 2021, en de subsidie voor buitenschoolse opvang, wat artikel 37 van het voormelde besluit betreft;
7° een subsidie project FCUD, meer bepaald de subsidie voor buitenschoolse opvang, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut;
8° een subsidie flexibele opvangpool buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 11 tot en met 38 van het besluit van 27 november 2015;
9° het volgende gedeelte van de subsidie lokale dienst buurtgerichte buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 40 tot en met 66 van het besluit van 27 november 2015:
a) 3905,00 euro vermenigvuldigd met het aantal plaatsen waarvoor de organisator de subsidie lokale dienst, vermeld in artikel 63 van het voormelde besluit, krijgt;
b) de subsidie, vermeld in artikel 64 tot en met 66 van het voormelde besluit;
10° een subsidie project gesco, namelijk de subsidie voor buitenschoolse opvang, als vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut.

Artikel 13. (01/01/2022- ...)

Het bedrag van de subsidie is het bedrag dat gebaseerd is op de totaliteit van de subsidies, vermeld in artikel 12, waarop de organisator in de gemeente recht heeft gedurende het kalenderjaar 2021.

Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden (... - ...)

Artikel 14. (01/01/2022- ...)

Om de volledige transitiesubsidie erkend uitbetaald te krijgen, realiseert de organisator een minimumaantal opvangprestaties per kalenderjaar in de opvanglocaties van de organisator binnen de gemeente waarvoor hij de subsidie krijgt.

Het minimumaantal opvangprestaties, vermeld in het eerste lid, is gelijk aan de som van de volgende getallen:
1° het aantal plaatsen waarvoor de organisator op 31 december 2021 de subsidie, vermeld in artikel 12, 1°, 3°, 4°, 5° en 9°, krijgt, vermenigvuldigd met 184;
2° 80% van het vastgelegde aantal opvangprestaties voor de subsidie project FCUD, vermeld in artikel 12, 7°, dat de organisator krijgt op 31 december 2021;
3° het resultaat van de volgende bewerking: de subsidie, vermeld in artikel 12, 8°, gedeeld door 3905,00, vermenigvuldigd met 184.

Als de organisator minder opvangprestaties realiseert dan het aantal, vermeld in het tweede lid, wordt de subsidie verhoudingsgewijs toegekend.

Artikel 15. (01/01/2022- ...)

Een organisator komt in aanmerking voor de transitiesubsidie erkend als hij al de volgende voorwaarden vervult:
1° zorgen voor een begeleider-kind-ratio als vermeld in artikel 16;
2° ervoor zorgen dat begeleiders een kwalificatiebewijs hebben als vermeld in artikel 17, derde lid;
3° ervoor zorgen dat hij de specifieke voorwaarden respecteert als hij een prijs vraagt aan de gezinnen als vermeld in artikel 18, behalve voor locaties waarvoor op 31 december 2021 een subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte was toegekend;
4° jaarlijks het aantal volledige, halve en 1/3 opvangprestaties per opvanglocatie waarvoor hij de subsidie krijgt aan het agentschap bezorgen conform de administratieve richtlijnen van het agentschap.

Artikel 16. (01/01/2022- ...)

Er zijn maximaal veertien kinderen per begeleider aanwezig in de groepen met kleuters. Tijdens piekmomenten kan de voormelde grens overschreden worden, op voorwaarde dat een begeleider die alleen werkt in een opvanglocatie, nooit meer dan achttien kinderen gelijktijdig opvangt in groepen met kleuters. Daarom zorgt de organisator voor:
1° een registratie van de aanwezigheid van de begeleiders;
2° een registratie van de aanwezigheid van de opgevangen kinderen, waarbij per opvangdag de aankomst- en vertrektijd van elk opgevangen kind van de afgelopen twaalf maanden wordt vermeld. De gezinnen bevestigen schriftelijk of elektronisch de geregistreerde aanwezigheid van hun kind.

De registraties, vermeld in het eerste lid, zijn minstens voor Zorginspectie raadpleegbaar op de opvanglocatie in kwestie.

Artikel 17. (01/01/2022- ...)

De kwalificatiebewijzen die in aanmerking komen voor de begeleiders, zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Per begeleider zonder kwalificatiebewijs zijn er drie voltijdsequivalenten begeleiders met een kwalificatiebewijs in dienst van de organisator.

Per begeleider zonder kwalificatiebewijs is er altijd een begeleider met een kwalificatiebewijs aanwezig in de opvanglocatie.

Artikel 18. (01/01/2023- ...)

De maximale prijs die het gezin betaalt voor de opvang van een kind, is gekoppeld aan de verblijfsduur van het kind. Voor de volgende opvangmomenten geldt de volgende prijs:
1° voor opvang vóór en na schooltijd: er wordt een prijs gevraagd per begonnen halfuur;
2° voor opvang op schoolvrije dagen bedraagt de prijs:
a) 15,11 euro voor een volledige opvangprestatie;
b) 7,57 euro voor een halve opvangprestatie;
c) 5,02 euro voor een 1/3 opvangprestatie;
3° voor opvang op woensdagnamiddag bepaalt de organisator de prijs volgens het systeem, vermeld in punt 1°, of volgens het systeem, vermeld in punt 2°.

De organisator geeft een vermindering van 25% op de prijs, vermeld in het eerste lid, voor de opvang van verschillende kinderen uit hetzelfde gezin op dezelfde dag.

De organisator kan een bijkomende prijs vragen per kind per dag voor een warme maaltijd.

De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden elk jaar op 1 januari verhoogd met de procentuele stijging van het gezondheidsindexcijfer tussen 1 oktober van het vorige kalenderjaar en 1 oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Voor zijn werkingskosten kan de organisator vrij beschikken over de inkomsten uit de prijs die de gezinnen betalen.

Afdeling 3. Transitiesubsidie inclusieve opvang (... - ...)

Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie (... - ...)

Artikel 19. (01/01/2022- ...)

De transitiesubsidie inclusieve opvang wordt per gemeente toegekend aan de organisator die op 31 december 2021 de subsidie voor structurele inclusieve buitenschoolse opvang, vermeld in artikel 72, 2°, en artikel 78 tot en met 83 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, krijgt voor opvanglocaties in de gemeente.

Artikel 20. (01/01/2022- ...)

De subsidie is gelijk aan het bedrag dat gebaseerd is op de totaliteit van de subsidies, vermeld in artikel 19, waarop de organisator in de gemeente recht heeft gedurende het kalenderjaar 2021.

Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden (... - ...)

Artikel 21. (01/01/2022- ...)

Een organisator komt in aanmerking voor de transitiesubsidie inclusieve opvang als hij al de volgende voorwaarden vervult:
1° de transitiesubsidie erkend krijgen in de gemeente in kwestie;
2° ervoor zorgen dat er voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte op een structurele manier meer intensieve zorgen geboden worden die bestaan uit de volgende elementen:
a) aangepaste infrastructuur;
b) aangepaste personeelsinzet of specifieke expertise;
c) aangepast pedagogisch handelen en specifieke pedagogische ondersteuning;
d) specifieke jaarlijkse vorming op basis van een analyse;
3° ervoor zorgen dat de opvanglocaties met een kwaliteitslabel in de gemeente in kwestie ingeschakeld zijn in een netwerk van beschikbare instellingen of zorgverleners met een specifieke expertise in verband met kinderen met een specifieke zorgbehoefte waarop een beroep kan worden gedaan voor samenwerking;
4° jaarlijks een minimumaantal opvangprestaties van kinderen waarvoor een subsidie voor individuele inclusieve opvang, zoals vermeld in artikel 25 tot en met 28, is toegekend, realiseren. Dat minimumaantal wordt berekend op de volgende wijze: het aantal plaatsen waarvoor de organisator op 31 december 2021 de subsidie voor structurele inclusieve opvang krijgt, vermeld in artikel 19, vermenigvuldigd met 138.

Afdeling 4. Transitiesubsidie flexibele opvang (... - ...)

Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie (... - ...)

Artikel 22. (01/01/2022- ...)

De transitiesubsidie flexibele opvang wordt per gemeente toegekend aan de organisator die op 31 december 2021 de subsidie flexibele urenpakketten buitenschoolse groepsopvang, vermeld in artikel 57 tot en met 62 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, krijgt voor opvanglocaties in de gemeente.

Artikel 23. (01/01/2022- ...)

De subsidie is gelijk aan het bedrag dat gebaseerd is op de totaliteit van de subsidies, vermeld in artikel 22, waarop de organisator in de gemeente recht heeft gedurende het kalenderjaar 2021.

Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden (... - ...)

Artikel 24. (01/01/2022- ...)

Een organisator komt in aanmerking voor de transitiesubsidie flexibele opvang als hij al de volgende voorwaarden vervult:
1° de transitiesubsidie erkend krijgen in de gemeente in kwestie;
2° zorgen voor een structureel aanbod aan flexibele opvang;
3° ervoor zorgen dat het aanbod, vermeld in punt 2°, en de voorwaarden ervan, waaronder minstens het opname- en prijsbeleid, op voorhand bekendgemaakt zijn aan gezinnen en derden;
4° ervoor zorgen dat het aanbod, vermeld in punt 2°, is afgestemd met het lokaal bestuur en het lokaal samenwerkingsverband, vermeld in artikel 7 van het decreet van 3 mei 2019.
In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder flexibele opvang: opvang op een weekenddag, of op een wettelijke feestdag op een openingstijd van minstens dertig minuten vóór 7 uur en minstens dertig minuten na 18 uur.

Afdeling 5. Subsidie individuele inclusieve opvang (... - ...)

Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie (... - ...)

Artikel 25. (01/01/2022- ...)

De subsidie voor individuele inclusieve opvang wordt toegekend aan de organisator die een subsidie voor individuele inclusieve buitenschoolse opvang als vermeld in artikel 72, 1°, en artikel 74 tot en met 77 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, krijgt voor opvanglocaties in de gemeente, op voorwaarde dat er met ingang van 1 januari 2022 nog opvangprestaties zijn voor het kind in kwestie. De organisator krijgt die subsidie toegekend voor de duur die vermeld is op de bestaande toekenning en binnen de overgangstermijn.

Artikel 26. (01/01/2022- ...)

In afwijking van de toekenning van rechtswege van subsidies, vermeld in artikel 3, eerste lid, kan de organisator voor opvanglocaties die van rechtswege een kwaliteitslabel krijgen op 1 januari 2022, een subsidie voor individuele inclusieve opvang aanvragen, elektronisch en conform de bepalingen, vermeld in artikel 92 tot en met 100 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014.

Artikel 27. (01/01/2022- ...)

De subsidie bedraagt 10,37 euro per opvangprestatie van een kind met een specifieke zorgbehoefte, met een maximum van één opvangprestatie per dag.

Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden (... - ...)

Artikel 28. (01/01/2022- ...)

Een organisator komt in aanmerking voor de subsidie individuele inclusieve opvang als hij al de volgende voorwaarden vervult:
1° ervoor zorgen dat er voor het kind met een specifieke zorgbehoefte meer intensieve zorgen geboden worden die bestaan uit de volgende elementen:
a) aangepaste infrastructuur;
b) aangepaste personeelsinzet of specifieke expertise;
c) aangepast pedagogisch handelen en specifieke pedagogische ondersteuning;
2° jaarlijks het aantal volledige, halve en 1/3 opvangprestaties van een kind met een specifieke zorgbehoefte per opvanglocatie waarvoor hij de subsidie krijgt aan het agentschap, bezorgen conform de administratieve richtlijnen van het agentschap.

Afdeling 6. Subsidie werkdrukvermindering private organisatoren (... - ...)

Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie (... - ...)

Artikel 29. (01/01/2022- ...)

De organisator met een transitiesubsidie erkend die geen openbaar bestuur is, ontvangt een subsidie werkdrukvermindering private organisatoren als vermeld in artikel 19, 24, 27, 31, 32/1 en 35 van het besluit van 17 maart 2017.

De organisator ontvangt deze subsidie meer bepaald voor de begeleiders en verantwoordelijken die:
1° op 1 januari 45 jaar of ouder zijn;
2° tewerkgesteld zijn in de kleuteropvang waarvoor hij de transitiesubsidie erkend ontvangt;
3° niet tewerkgesteld zijn in een gewezen gescostatuut.

Artikel 30. (01/01/2022- ...)

De subsidie werkdrukvermindering private organisatoren wordt berekend conform artikel 5 van het besluit van 17 maart 2017.

Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden (... - ...)

Artikel 31. (01/01/2022- ...)

Een organisator kan de subsidie werkdrukvermindering private organisatoren krijgen als hij jaarlijks aan het agentschap de volgende gegevens bezorgt over de begeleiders en verantwoordelijken die in aanmerking komen voor de subsidie:
1° het rijksregisternummer, de naam, de voornaam, de geboortedatum en het geslacht;
2° het werkregime.

Afdeling 7. Subsidie lokale diensten (... - ...)

Onderafdeling 1. Toekenning en bedrag van de subsidie (... - ...)

Artikel 32. (01/01/2022- ...)

De subsidie lokale diensten wordt per gemeente toegekend aan de organisator die op 31 december 2021 het volgende gedeelte krijgt van de subsidie lokale dienst buurtgerichte buitenschoolse opvang toegekend, vermeld in artikel 40 tot en met 66 van het van het besluit van 27 november 2015: 3794,51 euro vermenigvuldigd met het aantal plaatsen waarvoor de organisator de subsidie lokale dienst, vermeld in artikel 63 van het voormelde besluit, krijgt.

Onderafdeling 2. Subsidievoorwaarden (... - ...)

Artikel 33. (01/01/2022- ...)

Een organisator komt in aanmerking voor de subsidie lokale diensten als hij al de volgende voorwaarden vervult:
1° een buurtgerichte kleuteropvang uitbouwen die toegankelijk is voor kwetsbare gezinnen die ondervertegenwoordigd zijn in de buitenschoolse opvang;
2° een specifieke werking hebben die het gebruik van kleuteropvang door kwetsbare gezinnen bevordert, en openstaan voor vragen naar occasionele opvang;
3° een methodiek gebruiken om de participatie van kinderen, gezinnen, personeel en actoren in de buurt bij de werking systematisch en intensief te realiseren;
4° inspanningen leveren om medewerkers, waaronder de begeleiders, vanuit kansengroepen aan te werven en hen gelijkwaardige kansen bieden in de organisatie, weerspiegeld in het medewerkersbeleid;
5° participeren in het lokaal samenwerkingsverband buitenschoolse opvang van de gemeente waar hij gevestigd is en binnen dat samenwerkingsverband zijn expertise over het werken met kwetsbare gezinnen verspreiden;
6° jaarlijks een minimumaantal kwetsbare gezinnen in de gemeente bereiken. Dat minimumaantal bedraagt het dubbele van het aantal plaatsen waarvoor de organisator op 31 december 2021 de subsidie voor lokale diensten, vermeld in artikel 32, krijgt. De organisator bezorgt jaarlijks het aantal kwetsbare gezinnen dat bereikt wordt aan het agentschap conform de administratieve richtlijnen van het agentschap.

HOOFDSTUK 4. Modaliteiten van de subsidie (... - ...)

Artikel 34. (01/01/2022- ...)

Een voorschot op de subsidie wordt telkens in de eerste maand van het kwartaal uitbetaald, ten belope van 95% van het geraamde subsidiebedrag.

Het saldo wordt uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar uitbetaald, behalve als de organisator de gegevens die de basis vormen om het saldo te berekenen niet tijdig bezorgt. In dat geval wordt er een saldo afgerekend nadat de gegevens zijn bezorgd.

Een rechtzetting na een saldoafrekening gebeurt op de volgende wijze:
1° voor de rechtzetting op verzoek van de organisator: op basis van de gegevens die uiterlijk op 30 november van het jaar dat volgt op het jaar in kwestie aan het agentschap bezorgd worden, waarna de rechtzetting gebeurt in de maand die daarop volgt;
2° voor de rechtzetting naar aanleiding van fouten, vastgesteld door het agentschap of de toezichthouder: op basis van de gegevens die uiterlijk vijf jaar na de fout vastgesteld zijn.

In afwijking van het eerste lid is er geen voorschot voor de subsidie voor individuele inclusieve buitenschoolse opvang. Die subsidie wordt volledig betaald bij de saldoafrekening.

In afwijking van het eerste lid:
1° wordt voor de subsidie werkdrukvermindering private organisatoren uiterlijk op 30 juni een jaarvoorschot, ten belope van 80% van de geraamde subsidie betaald;
2° de saldoberekening voor deze subsidie wordt uiterlijk op 30 juni van het volgende kalenderjaar betaald.

Voor de saldoafrekening kan schuldvergelijking op organisatieniveau toegepast worden, waardoor terug te vorderen subsidies van het agentschap verrekend kunnen worden.

Artikel 35. (01/01/2022- ...)

In al de volgende gevallen blijft de subsidie behouden:
1° een opvanglocatie verhuist binnen de gemeente;
2° de subsidievoorwaarden in kwestie wordt vervuld in een andere opvanglocatie van de organisator binnen de gemeente;
3° de organisator zet de laatste opvanglocatie met een kwaliteitslabel in de gemeente stop. De subsidies zijn dan voorbehouden gedurende vier volledige kwartalen na de stopzetting van de laatste opvanglocatie. Bij stopzetting van de enige opvanglocatie met een kwaliteitslabel van de organisator, geldt het voorbehoud alleen als de organisator daar uitdrukkelijk om vraagt, elektronisch en conform de administratieve richtlijnen van het agentschap.

Artikel 36. (01/01/2022- ...)

Als de organisator van een opvanglocatie die recht heeft op subsidie en voldoet aan de subsidievoorwaarden, wijzigt, kan de overlatende organisator de subsidies volledig of gedeeltelijk afstaan aan het agentschap.

De overnemende organisator kan, als hij voldoet aan de subsidievoorwaarden, dezelfde subsidie vragen bij het agentschap conform de administratieve richtlijnen van het agentschap.

Artikel 37. (01/01/2022- ...)

De bedragen van de subsidie worden aangepast aan de afgevlakte gezondheidsindex.

In dit artikel wordt verstaan onder afgevlakte gezondheidsindex: het prijsindexcijfer, vermeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, dat wordt berekend en toegepast conform artikel 2 tot en met 2quater van het voormelde besluit.

De toepassing van het eerste lid mag niet leiden tot een nominale vermindering van de subsidies, vermeld in het eerste lid, in de periode van 1 april tot aan de referentiemaand, vermeld in artikel 2, § 4, van het voormelde besluit.

De aanpassing, vermeld in het eerste lid, gebeurt telkens twee maanden nadat de afgevlakte gezondheidsindex de spilindex overschrijdt.

Artikel 38. (01/01/2022- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder:
1° nieuwe gemeente: de gemeente die wordt opgericht bij een samenvoegingsdecreet als vermeld in artikel 343, eerste lid, 2°, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
2° samengevoegde gemeenten: de oorspronkelijke gemeenten, vermeld in een samenvoegingsdecreet als vermeld in artikel 343, eerste lid, 4°, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

Als gemeenten samengevoegd worden, kent het agentschap de som van de subsidies die aan de organisator zijn toegekend voor de beide voormalige gemeenten, van rechtswege toe aan de nieuwe gemeente voor de resterende duur van de overgangstermijn.

Als de organisator een lokaal bestuur is, zet het agentschap de toegekende subsidie aan het lokaal bestuur van de samengevoegde gemeenten stop en kent het de som van de subsidies van rechtswege toe aan het nieuw opgerichte lokaal bestuur, voor de resterende duur van de overgangstermijn.

In geval van een samenvoeging als vermeld in artikel 344, eerste lid, 2°, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, waarbij een organisator na de samenvoeging opvanglocaties heeft die behoren tot verschillende gemeenten, vindt er een overleg plaats tussen de organisator en het agentschap waarbij de organisator een voorstel kan formuleren over de verdeling van de subsidies over de nieuwe gemeenten. Het agentschap beslist over de aanpassing van de toekenning.

Artikel 38/1. (01/01/2022- ...)

Als de subsidie wordt stopgezet met toepassing van artikel 3, tweede lid, 1° en 2°, of artikel 35, 3°, van dit besluit, wordt die subsidie toegevoegd aan het recurrent krediet voor de subsidies aan de lokale besturen, vermeld in artikel 12, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juli 2021 over het lokaal beleid, de samenwerking en de subsidie voor buitenschoolse opvang en activiteiten.

HOOFDSTUK 5. Toezicht (... - ...)

Artikel 39. (01/01/2022- ...)

Het agentschap ziet toe op de naleving van de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2, 3 en 4.

Het toezicht op de naleving van de regelgeving wordt op stukken uitgeoefend. De organisator bezorgt daarvoor aan het agentschap de inlichtingen of stukken over de werking die het agentschap vraagt.

Het toezicht ter plaatse wordt uitgevoerd door de personeelsleden van Zorginspectie.

HOOFDSTUK 6. Handhaving en bezwaar (... - ...)

Afdeling 1. Handhaving (... - ...)

Artikel 40. (01/01/2022- ...)

Als wordt vastgesteld dat een organisator de voorwaarden, vermeld in dit besluit, niet naleeft, stuurt het agentschap een schriftelijk aanmaning aan de organisator. Die aanmaning vermeldt een termijn waarin de organisator moet voldoen aan de niet-nageleefde voorwaarden en kan specifieke voorwaarden bevatten om te voldoen aan de niet-nageleefde voorwaarden.

Artikel 41. (01/01/2022- ...)

Het agentschap kan de subsidie verminderen, schorsen of stopzetten als de organisator de voorwaarden, vermeld in dit besluit, niet naleeft of het toezicht verhindert, met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Artikel 42. (01/01/2022- ...)

Als het agentschap het voornemen heeft om de subsidie te verminderen, te schorsen of stop te zetten, brengt het agentschap de organisator op de hoogte van dat voornemen en de motieven ervan.

De organisator heeft dertig dagen vanaf de datum van het voornemen om de motieven, vermeld in het eerste lid, te beantwoorden.

Artikel 43. (01/01/2022- ...)

Het agentschap beslist uiterlijk binnen zestig dagen na de dag waarop ze het antwoord van de organisator, vermeld in artikel 42, tweede lid, heeft ontvangen of, na het verlopen van de termijn, vermeld in artikel 42, tweede lid, over de vermindering, schorsing of stopzetting van de subsidie als er geen antwoord wordt gegeven binnen de termijn, vermeld in artikel 42, tweede lid.

Artikel 44. (01/01/2022- ...)

De beslissing tot vermindering, schorsing of stopzetting van de subsidie bevat de volgende gegevens:
1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;
2° de naam en het adres van de opvanglocatie;
3° het dossiernummer;
4° de beslissing en de motivering van de beslissing;
5° de ingangsdatum van de beslissing;
6° de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen en de wijze waarop dat moet gebeuren;
7° de datum van de beslissing en een handtekening van het agentschap.

Artikel 45. (01/01/2022- ...)

Het agentschap bezorgt de beslissing uiterlijk vijftien dagen na de datum van de beslissing aan de organisator elektronisch en met een aangetekende kennisgeving.

Artikel 46. (01/01/2022- ...)

Als er ernstige redenen zijn die de vermindering, schorsing of stopzetting noodzakelijk maken, en in het bijzonder als de veiligheid of de gezondheid van de opgevangen kinderen ernstig in gevaar wordt gebracht, kan het agentschap de subsidie onmiddellijk verminderen, schorsen of stopzetten, zonder het voornemen te uiten, vermeld in artikel 42, eerste lid, met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Artikel 47. (01/01/2022- ...)

Het agentschap brengt het plaatselijk college van burgemeester en schepenen op de hoogte van de genomen beslissing, vermeld in artikel 43.

Afdeling 2. Bezwaar tegen de beslissing van het agentschap (... - ...)

Artikel 48. (01/01/2022- ...)

De organisator kan uiterlijk dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing, vermeld in artikel 45, bezwaar aantekenen bij het agentschap met een aangetekende brief. De aangetekende brief bevat al de volgende gegevens:
1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;
2° de naam en het adres van de opvanglocatie;
3° het dossiernummer;
4° de motivering van het bezwaar;
5° de vermelding of de organisator gehoord wil worden;
6° de datum en de handtekening van de organisator.

Artikel 49. (01/01/2022- ...)

Het agentschap stuurt een elektronische ontvangstmelding van het bezwaar, vermeld in artikel 48, en beslist over de ontvankelijkheid van het bezwaar uiterlijk tien dagen na de dag waarop ze het bezwaar heeft ontvangen.

Artikel 50. (01/01/2022- ...)

Het bezwaar is ontvankelijk als het aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° het is tijdig en aangetekend aan het agentschap bezorgd conform artikel 48;
2° het bevat de nodige gegevens, vermeld in artikel 48.

Artikel 51. (01/01/2022- ...)

Het bezwaar tegen de beslissingen, vermeld in artikel 43, wordt ten gronde behandeld en over het bezwaar wordt beslist conform de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Artikel 52. (01/01/2022- ...)

Het bezwaar schort de uitvoering van de beslissing niet op.

HOOFDSTUK 7. Verkorte overgangstermijn (... - ...)

Artikel 53. (01/01/2022- ...)

De inkorting van de overgangstermijn, vermeld in artikel 17, tweede lid, van het decreet van 3 mei 2019, wordt overeengekomen tussen het lokaal bestuur en elke organisator die recht heeft op een subsidie als vermeld in hoofdstuk 3 van dit besluit.

Een gezamenlijke aanvraag tot inkorting van de overgangstermijn van het lokaal bestuur en de organisator wordt elektronisch ingediend met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt, op zijn vroegst vanaf 1 september 2021. De aanvraag vermeldt al de volgende gegevens:
1° de ingangsdatum, die altijd start bij het begin van een kwartaal en ten vroegste drie maanden nadat de aanvraag is ingediend;
2° het akkoord van alle betrokken partijen;
3° de geplande acties met de subsidie in kwestie om de twee Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juli 2021 over het lokaal beleid, de samenwerking en de subsidie met betrekking tot buitenschoolse opvang en activiteiten, te realiseren.

Als de aanvraag is ingediend conform het tweede lid, keurt het agentschap de aanvraag goed binnen zestig dagen na de indieningsdatum.

Nadat de aanvraag goedgekeurd is, wordt de totaliteit van de subsidie aan het lokaal bestuur toegekend ten vroegste op 1 januari 2022 en altijd vanaf de eerste dag van het kwartaal die volgt op het kwartaal waarin de aanvraag is goedgekeurd. Wat de subsidie voor individuele inclusieve opvang betreft wordt een bedrag ten belope van 80 opvangprestaties per toegekende subsidie op het ogenblik van de inkorting van de overgangstermijn overgedragen. Als de aanvrager gemotiveerd kan aantonen dat de kinderen met een toekenning substantieel meer gebruik maken van de opvang, kan een hoger bedrag worden overgedragen.

De subsidie wordt uitbetaald telkens in de eerste maand van het kwartaal, ten belope van 80% van het geraamde subsidiebedrag per lokaal bestuur. Het saldo wordt uitbetaald uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 54. (01/01/2022- ...)

De inkorting, vermeld in artikel 53, eerste lid, van dit besluit, geldt niet voor de volgende subsidies:
1° de subsidie lokale diensten, vermeld in artikel 32 van dit besluit, die toegekend blijft aan de organisator in kwestie;
2° de subsidie project FCUD en de subsidie project gesco die niet aan de buitenschoolse opvang zijn toegekend, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018 en 9 november 2018.

Artikel 55. (01/01/2022- ...)

Het lokaal bestuur besteedt de subsidie in kwestie aan de twee Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juli 2021 over het lokaal beleid, de samenwerking en de subsidie met betrekking tot buitenschoolse opvang en activiteiten.

HOOFDSTUK 8. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut (... - ...)

Artikel 56. (01/01/2022- ...)

In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 betreffende subsidiëring van projecten vanuit het vroegere Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018 en 9 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 2° wordt opgeheven;
2° in punt 4° worden de woorden "buitenschoolse opvang en" opgeheven;
3° in punt 5° wordt de zinsnede ", buitenschoolse opvang" opgeheven.

Artikel 57. (01/01/2022- ...)

In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018 en 28 december 2019, worden het tweede en derde lid opgeheven.

Artikel 58. (01/01/2022- ...)

In artikel 3 wordt het derde lid opgeheven.

HOOFDSTUK 9. Verwerking van persoonsgegevens (... - ...)

Artikel 59. (01/01/2022- ...)

De organisator en, in het geval van een verkorte overgangstermijn, het lokaal bestuur, informeert de betrokken begeleiders, verantwoordelijken en gezinnen in een beknopte, transparante, begrijpelijk en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal over de verwerking van hun persoonsgegevens.

De organisator publiceert hierbij een privacyverklaring op zijn website die volgende vermeldingen bevat:
1° de informatie, vermeld in artikel 13 en 14 van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
2° het recht van de betrokkenen op inzage, op rectificatie, op beperking van de verwerking en het recht van bezwaar, evenals de contactgegevens van de toezichthoudende autoriteit waar de betrokkenen klacht kunnen indienen.

HOOFDSTUK 10. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 60. (01/01/2022- ...)

De volgende regelingen worden opgeheven:
1° het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2019;
2° het besluit van 27 november 2015, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 januari 2018 en 14 december2018;
3° het ministerieel besluit van 23 mei 2014 tot uitvoering van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014.

Artikel 61. (01/01/2022- ...)

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.

Artikel 1 tot en met 55 treden buiten werking op de dag nadat de overgangstermijn is verstreken.

Artikel 62. (01/01/2022- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE (01/01/2022- ...)

Bijlage. De kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 17.3°.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 24/04/2024