Besluit van de Vlaamse Regering over het verlenen van een overbruggingslening aan ondernemingen

Datum 21/01/2022

Inhoud

(... - ...)

Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;
- het decreet van 7 mei 2004 betreffende de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid, artikel 5, § 2, eerste lid, 4° ;
- het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, artikel 35.

Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 16 december 2021.
- De Europese Commissie verleende haar goedkeuring voor deze steunmaatregel op 11 januari 2022.
- Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State, met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Er is een dringende noodzakelijkheid omdat ondernemingen nog altijd geconfronteerd worden met een omzetdaling ten gevolge van de coronavirusmaatregelen van 28 oktober 2020 en de latere wijzigingen ervan. Om die ondernemingen financieel te steunen is het dringend nodig om ondersteuningsmaatregelen voor de nog steeds getroffen ondernemingen te nemen.

Motivering
Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief:
- De maatregelen van het Overlegcomité van 17 november 2021, 26 november 2021 en 3 december 2021 brengen ingrijpende exploitatiebeperkingen met zich mee voor enkele doorheen de crisis al zwaar getroffen sectoren. Dit blijkt uit verschillende contacten met sectororganisaties, die tot heden hebben plaatsgevonden. Dit is het geval voor de eventsector, discotheken en andere sectoren in de ruime vrije tijdsbeleving. De maatregelen leiden ook tot liquiditeits- en financieringsnoden bij de getroffen bedrijven. Met dit besluit wil de Vlaamse Regering een aangepast financieringssysteem opzetten voor de investeringen die ondernemingen moeten doen voor het meten en beheersen van de luchtkwaliteit (CO2-meters en ventilatie) of andere duurzame goederen, het vernieuwen van onverkochte voorraden en voor het dekken van andere doorlopende vaste kosten zoals handelshuur en diensten.

Juridisch kader
Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:
- Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2020 over het verlenen van een handelshuurlening aan huurders die verplicht moeten sluiten ten gevolge van de maatregelen genomen door de nationale veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus;
- het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2021 over het verlenen van een heropstartlening aan ondernemingen met liquiditeitsproblemen;
- de mededeling van de Commissie (C(2020) 1863) Tijdelijke Kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak.

Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1. (03/01/2023- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° Agentschap Innoveren en Ondernemen: het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 aangaande het Agentschap Innoveren en Ondernemen;
2° Decreet van 16 maart 2012: het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;
2°/1 LRM: de naamloze vennootschap Limburgse Reconversiemaatschappij opgericht bij notariële akte van 1 februari 1994, bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24 februari 1994 onder het nummer 940224-318, met inbegrip van alle latere wijzigingen van de statuten;
3° Minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie;
4° Overbruggingslening: de lening die PMV/z-Leningen in naam en voor rekening van het Vlaamse Gewest toekent aan de steunaanvrager om zijn acute liquiditeitsnoden te ondersteunen, voor zover deze het gevolg zijn van de oorlog in Oekraïne;
5° PMV: de naamloze vennootschap Participatiemaatschappij Vlaanderen opgericht bij notariële akte van 31 juli 1995, bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1995 onder het nummer 950825-236, met inbegrip van alle latere wijzigingen van de statuten, hierna vertegenwoordigd door haar dochtervennootschap PMV/z-Leningen met ondernemingsnummer 0553.802.890;
6° Steunaanvrager: een onderneming, als vermeld in artikel 3, 1° tot en met 4°, van het decreet van 16 maart 2012, inclusief ondernemingen actief in de landbouwsector, visserij en aquacultuur, met uitzondering van die ondernemingen waarvan de hoofdbedrijvigheid bestaat in het verwerven van deelnemingen of het stellen van financiële verrichtingen;
7° Tijdelijke kaderregeling: de mededeling van de Commissie (2022/C 131 I/01) Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne;
8° Verbonden ondernemingen: ondernemingen die met elkaar een van de banden onderhouden zoals beschreven in artikel 3.3 van de `Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen'.
9° Wet van 16 mei 2003: de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Artikel 2. (03/01/2023- ...)

Alle steun die toegekend wordt met toepassing van dit besluit, wordt verleend binnen de voorwaarden, vermeld in verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (Publicatieblad van 24 december 2013, L 352), tenzij de steunaanvrager zelf uitdrukkelijk aangeeft de steun te willen verkrijgen met toepassing van afdeling 2.1 of afdeling 2.3 van de tijdelijke kaderregeling. De steun die toegekend wordt met toepassing van afdeling 2.3 van de tijdelijke kaderregeling mag niet hoger zijn dan 15% van de gemiddelde jaaromzet van de voorbije drie jaar. De steunaanvrager bezorgt hiervoor de officiële btw-aangifte met overzicht van de uitgaande handelingen (Kader II) voor de drie kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen via de applicatie, vermeld in artikel 7, eerste lid, of, indien de applicatie dit niet toelaat, via email. Enkel indien de aanvrager vrijgesteld is van het indienen van een officiële btw-aangifte, mag hij zijn gemiddelde jaaromzet bewijzen door middel van de klantenlisting van de voorbije drie jaar, zijnde een lijst van de Belgische btw-nummers van de klanten aan wie de onderneming goederen heeft geleverd of diensten heeft verstrekt tijdens het vorige kalenderjaar. De lijst bevat voor elke klant het totaalbedrag aan leveringen en diensten. De minister kan nader bepalen hoe ondernemingen die geen officiële btw-aangifte indienen hun jaaromzet moeten bewijzen. Steun die toegekend wordt aan ondernemingen actief in de landbouwsector, visserij en aquacultuur wordt beperkt tot de maximale bedragen, voorzien in punt 42 van de tijdelijke kaderregeling, voor wat betreft de steun toegekend met toepassing van afdeling 2.1.

Artikel 3. (28/02/2022- ...)

PMV kan in naam en voor rekening van het Vlaamse Gewest en conform de voorwaarden van dit besluit een overbruggingslening toekennen aan steunaanvragers die de overbruggingslening bij het Agentschap Innoveren en Ondernemen aanvragen.

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen, respectievelijk PMV zullen de persoonsgegevens waarover ze beschikking krijgen in het kader van voorliggende maatregel verwerken of laten verwerken met het oog op:
1° de correcte naleving van de voorwaarden vermeld in de wet van 16 mei 2003, het decreet van 16 maart 2012, dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° het rapporteren en evalueren van deze maatregel en het geheel van maatregelen die het Agentschap Innoveren en Ondernemen en PMV beheren;
3° het voorzien van een relevant aanbod aan subsidies en financiering voor ondernemingen binnen het Vlaams Gewest en de informatieverschaffing hierover aan de ondernemingen.

Artikel 4. (03/01/2023- ...)

De doelstelling van de overbruggingslening is de ondersteuning van de acute liquiditeitsnoden van de steunaanvrager, voor zover deze het gevolg zijn van de oorlog in Oekraïne en voortvloeien uit stijgende kosten inzake energie en, meer algemeen, de toename van het algehele prijsniveau.

De overbruggingslening kan worden aangevraagd tot en met 15 december 2023, tenzij de budgettaire middelen vroeger uitgeput zijn. Wanneer de budgettaire middelen vroeger uitgeput zijn, maakt de applicatie, vermeld in artikel 7, eerste lid, hiervan melding.

De minister kan de periode, vermeld in het tweede lid, verlengen binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten.

Artikel 5. (23/12/2022- ...)

De steunaanvrager neemt een van de volgende rechtsvormen aan:
1° een natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
1°/1: een maatschap met een commercieel karakter;
2° een vennootschap van privaatrecht met rechtspersoonlijkheid;
3° een vereniging zonder winstoogmerk;
4° een buitenlandse onderneming met een juridisch statuut dat gelijkwaardig is aan het statuut, vermeld in punt 1°, 2° of 3°.

Artikel 6. (03/01/2023- ...)

De steunaanvrager, rechtspersoon, heeft een operationele exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest.

De steunaanvrager, natuurlijk persoon, is gevestigd in het Vlaamse Gewest en oefent zijn beroepsactiviteit uit in hoofdberoep.

De steunaanvrager, maatschap, heeft minstens één vennoot die gevestigd is in het Vlaamse Gewest.

Artikel 7. (28/02/2022- ...)

De steunaanvrager vraagt de overbruggingslening aan via de website van het Agentschap Innoveren en Ondernemen, waar een specifieke applicatie voor de aanvraag is voorzien. De steunaanvrager vermeldt daarbij zijn ondernemingsnummer (KBO-nummer).

De aanvraag wordt elektronisch ingediend en behandeld. In het kader van de behandeling van de aanvraag kan het Agentschap Innoveren en Ondernemen bijkomende gegevens opvragen bij de steunaanvrager en desgevallend een kredietcomité laten oordelen over de terugbetalingscapaciteit van de steunaanvrager.

Artikel 8. (03/01/2023- ...)

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen zal controleren, onder andere via een koppeling met het MAGDA-platform, of al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de onderneming is een actieve onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° de onderneming is niet gevat door een insolventieprocedure als vermeld in de lijst van procedures die voor België opgenomen is in bijlage A bij verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures;
3° de onderneming is niet gedagvaard door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
4° of de onderneming geen verbonden onderneming is die op zichzelf wel in aanmerking komt voor de lening, maar als resultaat van haar verbonden karakter niet in aanmerking komt voor de lening.

In het eerste lid wordt verstaan onder MAGDA-platform: de dienst van de Vlaamse overheid die unieke gegevens uit diverse Vlaamse en federale databanken ontsluit.

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan controleren of er geen achterstallige betalingen zijn bij het Agentschap Innoveren en ondernemen, het Fonds Innoveren en Ondernemen, PMV of LRM inzake de terugbetaling van onterecht verkregen steun, terugvorderbare voorschotten of vroegere leningen van de onderneming of met haar verbonden ondernemingen. Indien er nog dergelijke achterstallige betalingen zijn, wordt de lening geweigerd.

In het derde lid wordt verstaan onder Fonds Innoveren en Ondernemen: het Fonds Innoveren en Ondernemen, opgericht bij artikel 41, § 1, van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002.

Artikel 9. (03/01/2023- ...)

De steunaanvrager legt een verklaring op erewoord af over al de volgende elementen:
1° op 31 december 2019 of op datum van de indiening van de steunaanvraag is hij geen onderneming in moeilijkheden als vermeld in artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
2° hij heeft geen achterstand in de betalingen aan RSZ en btw, behalve als hij een afbetalingsplan naleeft dat correct is gesloten met RSZ en btw;
3° hij heeft geen achterstand in de betaling van lopende kredieten bij financiële instellingen, behoudens de specifieke garantieregelingen, ondernemingskredieten en betalingsuitstel die de federale overheid of specifieke Vlaamse instellingen organiseren in het kader van de coronacrisis;
4° hij is niet betrokken in een lopende insolventieprocedure als vermeld in de lijst van procedures die voor België opgenomen is in bijlage A bij verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures, of de opstart van een dergelijke procedure wordt niet voorbereid;
5° hij wel of niet een verbonden onderneming is, met opgave van de ondernemingsnummers van de ondernemingen waarmee hij verbonden is;
6° de eerder gedane aanvragen of toegekende leningen met het oog op het bekomen van coronasteun van de onderneming zelf en de aan de onderneming verbonden ondernemingen;
7° over onvoldoende liquiditeiten in de onderneming of in een verbonden onderneming te beschikken en niet in staat is deze via normale bankfinanciering te verwerven;
8° hij op het ogenblik van de aanvraag leningen lopende heeft of in aanvraag heeft bij LRM met opgave van de concrete gegevens van deze lening en of er achterstallen zijn in de terugbetaling van deze leningen.

Artikel 10. (03/01/2023- ...)

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen bepaalt bij de dossierbehandeling, vermeld in artikel 7, het bedrag van de steun met toepassing van de volgende voorwaarden:
1° een steunaanvrager kan maximaal drie overbruggingsleningen toegezegd krijgen;
2° de steunaanvraag kan betrekking hebben op aankopen bij meerdere toeleveranciers van goederen, diensten of investeringen. De steunaanvraag kan ook betrekking hebben op de vergoeding van handelshuur of leasingovereenkomsten;
3° de voorgelegde facturen hebben betrekking op de periode van 1 augustus 2022 tot en met de datum van aanvraag van de lening en uiterlijk 15 december 2023, 12.00 uur. De steunaanvrager kan maximaal honderd facturen inbrengen per lening. De steunaanvrager geeft in de applicatie, vermeld in artikel 7, eerste lid, voor elke ingebrachte factuur minstens de datum en het volgnummer van de factuur, de identiteit van de onderneming die de factuur uitschrijft, en de prijs exclusief btw. Facturen met een bedrag dat hoger ligt dan 15.000 euro moeten mee worden opgeladen. Facturen van bedrijven die geen maatschappelijke zetel hebben binnen het grondgebied van de Europese Economische Ruimte worden niet aanvaard. Een factuur kan slechts één maal gebruikt worden. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan bijkomende elementen tot staving van de factuur opvragen;
4° betaalbewijzen van handelshuur hebben betrekking op de huurperiode tussen 1 augustus 2022 tot en met de datum van aanvraag van de lening en uiterlijk 15 december 2023. De verhuurder mag geen aan de steunaanvrager verbonden onderneming zijn. Leasingfacturen hebben betrekking op de leasing tussen 1 augustus 2022 tot en met de datum van aanvraag van de lening en uiterlijk 15 december 2023. De leasinggever mag geen aan de steunaanvrager verbonden onderneming zijn. Maximaal 20 procent van het te ontlenen bedrag mag betrekking hebben op handelshuur en/of leasing;
5° de totale omvang per lening en van de drie leningen, vermeld in punt 1°, samen kan nooit meer zijn dan 2 miljoen euro en is ook beperkt tot:
a) ondernemingen die kiezen om de steun te krijgen in uitvoering van de-minimis of artikel 2.1 van de tijdelijke kaderregeling: 200.000 euro of het voor specifieke sectoren vermelde maximum in artikel 2.1 van de tijdelijke kaderregeling voor ondernemingen met minder dan 50 werknemers en de maximale bedragen vermeld in artikel 2.1 van de tijdelijke kaderregeling voor ondernemingen met 50 of meer werknemers;
b) ondernemingen die kiezen om de steun te krijgen in uitvoering van artikel 2.3 van de tijdelijke kaderregeling: 2 miljoen euro. De steun die toegekend wordt met toepassing van artikel 2.3 van de tijdelijke kaderregeling mag niet hoger zijn dan 15% van de gemiddelde jaaromzet van de voorbije drie jaar. De steunaanvrager bezorgt hiervoor de officiële btw-aangifte met overzicht van de uitgaande handelingen (kader II) voor de drie kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen via de applicatie, vermeld in artikel 7, eerste lid, of, indien de applicatie dit niet toelaat, via email. Enkel indien de aanvrager vrijgesteld is van het indienen van een officiële btw-aangifte, mag hij zijn gemiddelde jaaromzet bewijzen door middel van de klantenlisting van de voorbije drie jaar, zijnde een lijst van de Belgische btw-nummers van de klanten aan wie de onderneming goederen heeft geleverd of diensten heeft verstrekt tijdens het vorige kalenderjaar. De lijst bevat voor elke klant het totaalbedrag aan leveringen en diensten. De minister kan nader bepalen hoe ondernemingen die geen officiële btw-aangifte indienen hun jaaromzet moeten bewijzen;
6° het minimum bedrag van de lening bedraagt 10.000 euro;
7° voor leningen tot 50.000 euro wordt 80% van het bedrag op de aanvaarde voorgelegde facturen als lening aanvaard;
8° voor leningen boven de 50.000 euro wordt voor het gedeelte van de lening dat 50.000 euro overschrijdt, 50% van het bedrag op de aanvaarde facturen als lening aanvaard;
9° Indien een steunaanvrager, of een met de steunaanvrager verbonden onderneming, van PMV of LRM al een handelshuurlening, een of meerdere heropstartleningen, een of meerdere overbruggingsleningen of meer algemeen een lening als gevolg van een Vlaamse coronasteunmaatregel kreeg, dan mag het totaal van deze leningen, samen met de te verlenen overbruggingslening, het bedrag van 2.000.000 euro niet overschrijden, tenzij een door VLAIO en PMV ingericht kredietcomité oordeelt dat de steunaanvrager nog over voldoende terugbetalingscapaciteit beschikt om de bijkomende lening te krijgen. In dat geval geldt het maximum voor de bijkomende overbruggingslening zoals bepaald in artikel 10, 5°;
10° voor leningen boven de 400.000 euro oordeelt het kredietcomité, vermeld in  punt 9°, altijd of de steunaanvrager nog over voldoende terugbetalingscapaciteit beschikt om de lening te krijgen.

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan na 31 december 2023, of wanneer het budget is uitgeput, geen beslissingen meer nemen tot toekenning van steun, als vermeld in het eerste lid.

Artikel 11. (28/02/2022- ...)

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen brengt de steunaanvrager op de hoogte van de ontvankelijkheid van zijn steunaanvraag.

Artikel 12. (28/02/2022- ...)

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen geeft de gegevens van steunaanvragers van wie de steunaanvraag ontvankelijk bevonden wordt, samen met het te lenen bedrag door aan PMV. PMV legt aan die steunaanvragers in naam en voor rekening van het Vlaamse Gewest een leningsovereenkomst voor. De steunaanvragers ondertekenen die leningsovereenkomst en bezorgen ze terug aan de diensten van PMV. Zodra PMV de ondertekende leningsovereenkomst ontvangen heeft, betaalt ze de verschuldigde steun op een rekeningnummer bij een in België gevestigde kredietinstelling op naam van de steunaanvragers.

Artikel 13. (03/01/2023- ...)

PMV hanteert de volgende voorwaarden bij het toekennen van de overbruggingslening:
De rente op de lening bedraagt tot 1 april 2023:
1° 2% op jaarbasis, voor kleine en middelgrote ondernemingen die ervoor kiezen de lening terug te betalen over een periode van 36 maanden;
2° 2,5% op jaarbasis, voor grote ondernemingen die ervoor kiezen de lening terug te betalen over een periode van 36 maanden;
3° 2,5% op jaarbasis, voor kleine en middelgrote ondernemingen die ervoor kiezen de lening terug te betalen over een periode van 60 maanden;
4° 3,5% op jaarbasis, voor grote ondernemingen die ervoor kiezen de lening terug te betalen over een periode van 60 maanden.

Op 1 april 2023, 1 juli 2023 en 1 oktober 2023 actualiseert de Minister de rente zodat de minimale rente ten minste gelijk is aan het basispercentage (eenjaars IBOR of gelijkwaardig, zoals gepubliceerd door de Commissie) op respectievelijk 1 maart 2023, 1 juni 2023 en 1 september 2023 vermeerderd met
1° 50 basispunten voor kleine en middelgrote ondernemingen die ervoor kiezen de lening terug te betalen over een periode van 36 maanden;
2° 100 basispunten, voor grote ondernemingen die ervoor kiezen de lening terug te betalen over een periode van 36 maanden;
3° 100 basispunten, voor kleine en middelgrote ondernemingen die ervoor kiezen de lening terug te betalen over een periode van 60 maanden;
4° 200 basispunten, voor grote ondernemingen die ervoor kiezen de lening terug te betalen over een periode van 60 maanden.

De terugbetaling van het kapitaal gebeurt maandelijks, in gelijke schijven, na een vrijgestelde periode van 24 maanden.

De terugbetaling van de rente gebeurt maandelijks. Er is geen vrijgestelde periode voor de terugbetaling van de rente.    

PMV kan in de leningsovereenkomst nog bijkomende voorwaarden bepalen.

PMV kan aangepaste terugbetalingstermijnen verlenen aan ondernemingen.
    
In het eerste en tweede lid wordt verstaan onder: 
1° kleine en middelgrote onderneming: de onderneming, vermeld in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;
2° grote onderneming: de onderneming, vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid.

Artikel 14. (03/01/2023- ...)

Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan vanaf het ogenblik dat de steunaanvraag is ingediend, ter plaatse of op de bewijsdocumenten controleren of de voorwaarden, vermeld in de wet van 16 mei 2003, het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden nageleefd.

Op basis van de controle, vermeld in het eerste lid, neemt het Agentschap Innoveren en Ondernemen, afhankelijk van het feit of de steun al dan niet is toegekend, de volgende beslissingen:
1° de steun weigeren;
2° de toegekende steun volledig of gedeeltelijk niet uitbetalen of terugvorderen.

Als uit een controle blijkt dat de onderneming een steunaanvraag heeft ingediend, na de datum van inwerkingtreding van dit lid, op basis van onjuiste verklaringen of foutieve informatie en die niet spontaan heeft gecorrigeerd, komt die onderneming gedurende een periode van vijf jaar, vanaf het moment van de kennisgeving van de voormelde vaststelling, niet in aanmerking voor steun, als vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 16 maart 2012, artikel 4, eerste en vijfde lid, van het decreet van 15 juli 2016 houdende toekenning van een hinderpremie aan kleine ondernemingen die ernstige hinder ondervinden van openbare werken in het Vlaamse Gewest, en artikel 41ter, §2, van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002.

Artikel 15. (28/02/2022- ...)

Bij niet-naleving van de voorwaarden, vermeld in dit besluit, vordert het Agentschap Innoveren en Ondernemen de steun terug of betaalt de steun niet uit met toepassing van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, het decreet van 29 maart 2019 houdende de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat.

In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast.

Artikel 16. (28/02/2022- ...)

De minister kan bijkomstige of detailmatige aangelegenheden bepalen.

Artikel 16/1. (01/08/2022- ...)

De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing, onverminderd andere fiscale regelgeving, inzonderheid de administratieve verplichtingen van toepassing op belastingplichtigen die vrijgesteld zijn van het indienen van een officiële btw-aangifte.

Artikel 16/2. (01/08/2022- ...)

Op de steunaanvragen die zijn ingediend voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, blijft het besluit van de Vlaamse Regering van 21 januari 2022 over het verlenen van een overbruggingslening aan ondernemingen van toepassing, zoals van kracht voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 17. (28/02/2022- ...)

Dit besluit treedt in werking op 28 februari 2022.

Artikel 18. (28/02/2022- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de economie is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 04/05/2024