Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 wat betreft de uitvoering van de Visienota Lokaal Onroerenderfgoedbeleid en wijziging van diverse besluiten

Datum 02/09/2022

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1. Wijzigingsbepalingen
    1. Afdeling 1. Wijzigingen van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014
    2. Afdeling 2. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed
    3. Afdeling 3. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021 over de oproepen in 2021 voor een erfgoedpremie in het kader van relance
  2. HOOFDSTUK 2. Slotbepalingen

Inhoud

(... - ...)

Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en artikel 87, § 1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
- het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 3.2.1, tweede lid, artikel 3.3.1, tweede lid, artikel 3.4.1, tweede lid, artikel 4.1.1 vervangen bij het decreet van 10 juni 2022, artikel 4.1.7/6, eerste lid, artikel 4.1.9 en artikel 4.1.10/1, § 1, derde lid en § 2, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 10 juni 2022, artikel 5.4.1, vierde lid en artikel 5.4.2, achtste lid, vervangen bij het decreet van 7 juli 2017 en gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2018 en 10 juni 2022, artikel 6.3.1, derde lid, gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2022, artikel 6.4.4, § 1, tweede lid, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014, 15 juli 2016, 10 november 2017 en 10 juni 2022, artikel 10.1.1, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2022, artikel 10.2.1, tweede lid, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2018 en 10 juni 2022, artikel 11.3.1, tweede lid en 11.3.4/1, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 10 juni 2022, artikel 11.5.8, § 1 en artikel 11.5.15, § 1, gewijzigd bij decreet van 4 mei 2016;
- het decreet van 10 juni 2022 tot wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat betreft de uitvoering van de visienota lokaal erfgoedbeleid en de toekenning van beboetingsbevoegdheid aan de gewestelijke beboetingsentiteit, artikel 61.

Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 30 mei 2022.
- De Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2022/054 gegeven op 14 juni 2022.
- De Raad van State heeft advies 71.878/1/V gegeven op 12 augustus 2022 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemers
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Afdeling 1. Wijzigingen van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2023- ...)

In artikel 2 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 11°, a, 6) wordt vervangen door wat volgt:
"11°, a, 6) tuinen of parken met erfgoedwaarde en bomen";
2° er wordt een punt 11° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"11° /1 gezondheidsindex: het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994;";
3° punt 12° /1 en punt 12° /2 worden opgeheven;
4° er wordt een punt 14° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"14° /1 menselijke inhumatieresten: alle resten van personen die in de bodem of onder water worden aangetroffen, waarbij op de stoffelijke resten geen inwerking van vuur is opgetreden tussen het tijdstip van overlijden en de opname in de bodem of in het water;";
5° een punt 27° /1 wordt ingevoegd, dat luidt als volgt:
"27° /1 Vlaamse overheid: de Vlaamse overheid vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;".

Artikel 2. (01/01/2023- ...)

Artikel 3.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 3.2.1. Een gemeente kan erkend worden en blijven als onroerenderfgoedgemeente als ze in het Vlaamse Gewest ligt en voldoet aan al de volgende Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid:
1° de gemeente beschikt over een onderbouwde beleidsvisie die voldoet aan al de volgende voorwaarden:
a) ze is complementair aan het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid;
b) ze beoogt het behoud, het gebruik en de herbestemming van het onroerend erfgoed dat op haar grondgebied ligt;
c) ze is integraal;
d) ze is geïntegreerd;
e) ze houdt rekening met de noden van de gemeenschap;
2° de gemeente creëert een lokaal draagvlak voor haar beleidsvisie inzake onroerend erfgoed;
3° de gemeente neemt een voorbeeldfunctie op in de zorg voor het onroerend erfgoed waarvan ze eigenaar of beheerder is inclusief de integratie van haar beleidsvisie voor onroerend erfgoed in haar beslissingen en plannen;
4° de gemeente beschikt over de nodige expertise voor een kwalitatieve opmaak en uitvoer van haar beleidsvisie voor onroerend erfgoed;
5° de gemeente betrekt een adviesraad bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van haar beleidsvisie voor onroerend erfgoed. De adviesraad is erkend door de gemeenteraad en bestaat uit een vertegenwoordiging van het lokale erfgoedveld;
6° de gemeente voert de beslissingen over de aanvragen voor toelating voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem en de meldingen en beoordelingen van archeologienota's en nota's, die uitgereikt zijn in het kader van de toepassing van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en dit besluit, in de digitale registers van de Vlaamse overheid in binnen een ordetermijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de beslissing;
7° de gemeente voert de beslissingen en adviezen zoals vermeld in artikel 6.5.1, 4°, 6° en 7° in de databank van toelatingen en adviezen in binnen een ordetermijn van tien dagen, die ingaat op de dag na het advies of de beslissing.
8° de gemeente inventariseert het onroerend erfgoed op haar grondgebied en zet instrumenten in om het duurzaam behoud en beheer ervan te stimuleren;
9° de gemeente voert het door haar vastgestelde onroerend erfgoed en de er eventueel aan gekoppelde toelatingsplichten in in het platform dat daarvoor ter beschikking wordt gesteld door de Vlaamse overheid;
10° de gemeente heeft een gemeentelijk verbalisant aangesteld om de regelgeving over het onroerend erfgoed op haar grondgebied te handhaven.

Om te voldoen aan de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid, vermeld in het eerste lid, kan een gemeente zich laten ondersteunen door een erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst.".

Artikel 3. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.2.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
"Uiterlijk op 15 januari van het eerste jaar van de lokale beleidscyclus of, bij een evaluatie na drie jaar door de Vlaamse Regering, op 15 januari van het vierde jaar van de lokale beleidscyclus, dient de gemeente de lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten, zoals vermeld in artikel 3.2.1 van dit besluit, bij de Vlaamse Regering in. De indiening van de voormelde invulling geldt als aanvraag tot erkenning als onroerenderfgoedgemeente. De gemeente bezorgt daarvoor de relevante onderdelen van de door de gemeenteraad goedgekeurde meerjarenplanning, vermeld in artikel 254 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, aan de Vlaamse Regering. Daarin geeft de gemeente aan op welke wijze ze de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid, vermeld in artikel 3.2.1 van dit besluit, zal uitvoeren. De gemeente kan op eigen initiatief aanvullende documenten bezorgen.";
2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de inleidende zin wordt het woord "strategische" opgeheven;
b) in punt 2° worden de woorden "in samenwerking met lokale actoren" opgeheven.

Artikel 4. (01/01/2023- ...)

Artikel 3.2.3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 3.2.3. Het agentschap kan het advies van de Commissie inwinnen over de aanvraag tot erkenning van de onroerenderfgoedgemeente. De Commissie bezorgt haar advies aan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als er niet tijdig advies wordt verleend, wordt aan de adviesvraag voorbijgegaan.

Het agentschap beoordeelt de aanvraag tot erkenning van de onroerenderfgoedgemeente op basis van de invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid en brengt daarover een advies uit aan de minister uiterlijk op 15 maart van hetzelfde jaar waarin de voormelde invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten is ingediend.".

Artikel 5. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.2.4 van hetzelfde besluit wordt de zin "De minister kan het advies van de Commissie inwinnen." opgeheven.

Artikel 6. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.2.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de datum "30 juni" wordt vervangen door de datum "30 april";
2° de volgende zin wordt toegevoegd:
"De gemeente kan op eigen initiatief aanvullende documenten bezorgen over de activiteiten en de prestaties die werden verricht of de effecten die werden bereikt.".

Artikel 7. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.2.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "de ontvangst van de rapportering of, bij gebrek aan rapportering binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de uiterste indieningsdatum" vervangen door de zinsnede "de dag van de uiterste rapportagedatum vermeld in artikel 3.2.9".

Artikel 8. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.2.12, tweede lid van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "het register" worden vervangen door de woorden "de digitale registers";
2° de zinsnede "artikel 3.2.1, eerste lid, 5° " wordt vervangen door de zinsnede "artikel 3.2.1, eerste lid, 6° ".

Artikel 9. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.2.14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "de beslissing van de minister over het al dan niet intrekken van de erkenning of de opheffing van de schorsing" vervangen door de zinsnede "de beslissingen vermeld in artikel 3.2.12, vijfde lid en artikel 3.2.13";
2° in het tweede lid worden tussen het woord "en" en de woorden "de schorsing" de woorden "in voorkomend geval" ingevoegd.

Artikel 10. (01/01/2023- ...)

Artikel 3.2.17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Artikel 3.2.17. Als de erkenning van een onroerenderfgoedgemeente wordt ingetrokken, behandelt de gemeente de ontvankelijke meldingen, vergunnings- en toelatingsaanvragen die voor de kennisgeving van de intrekking van de erkenning zijn ingediend, overeenkomstig artikel 4.1.10, 5.4.6, 5.4.8, 5.4.12, 5.4.16 en 6.4.4, § 1, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Artikel 11.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 3.3.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:

"Een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan een aanvraag tot erkenning als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst indienen als het voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° opgericht zijn conform het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
2° voldoen aan de toepasselijke regelgeving en afbakeningen van de referentieregio's;
3° voldoen aan één van de volgende voorwaarden:
a) minstens 100.000 inwoners tellen die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeenten die deel uitmaken van het werkingsgebied van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst;
b) een werkingsgebied van minstens 250 km2 omvatten. Als de oppervlakte van de bijbehorende referentieregio minder dan 500 km2 bedraagt, volstaat het dat het werkingsgebied van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst minstens 50% van de oppervlakte van de referentieregio omvat.".

Artikel 12.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

Artikel 3.3.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 3.3.2. Een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan erkend worden en erkend blijven als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst als het voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het beschikt over een gezamenlijke omgevingsanalyse;
2° het beschikt over een gezamenlijke onderbouwde beleidsvisie die aan al de volgende voorwaarden voldoet:
a) ze is complementair aan het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid;
b) ze beoogt het behoud, het gebruik en de herbestemming van het onroerend erfgoed dat op het grondgebied ligt van de aangesloten gemeenten;
c) ze is integraal;
d) ze is geïntegreerd;
e) ze houdt rekening met de noden van de gemeenschap;
3° het creëert draagvlak voor de gezamenlijke beleidsvisie voor onroerend erfgoed;
4° het beschikt over de nodige expertise voor een kwalitatieve opmaak en uitvoer van zijn beleidsvisie voor onroerend erfgoed. Het bouwt met het oog op expertiseverwerving een consultatienetwerk uit met relevante diensten en organisaties die betrokken zijn bij de zorg voor het onroerend erfgoed.".

Artikel 13.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

Aan artikel 3.3.4 van hetzelfde besluit wordt voor het eerste lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Het agentschap kan over de aanvraag tot erkenning van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst het advies van de Commissie inwinnen. De Commissie bezorgt haar advies aan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als er niet tijdig advies wordt verleend, wordt aan de adviesvraag voorbijgegaan.".

Artikel 14.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 3.3.5 van hetzelfde besluit wordt de zin "De minister kan het advies van de Commissie inwinnen." opgeheven.

Artikel 15.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

Artikel 3.3.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 3.3.9. De erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst rapporteert over de uitvoering van zijn onroerenderfgoedbeleidsplan uiterlijk op 30 april van het tweede en het vijfde jaar van de lokale beleidscyclus, behalve als de aanvraag tot erkenning het jaar voordien werd ingediend.

Als de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst een samenwerkingsovereenkomst als vermeld in artikel 10.1.1 heeft afgesloten, rapporteert de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst, in afwijking van het eerste lid, conform de termijnen bepaald in die samenwerkingsovereenkomst.".

Artikel 16.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 3.3.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de zinsnede "na de ontvangst van de rapportering of bij gebrek aan rapportering binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de uiterste indieningsdatum" vervangen door de zinsnede "na de uiterste rapportagedatum vermeld in artikel 3.3.9".

Artikel 17.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 3.3.14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "de beslissing van de minister over de intrekking of aanpassing van de erkenning of de opheffing van de schorsing" vervangen door de zinsnede "de beslissingen, vermeld in artikel 3.3.12, vierde lid en artikel 3.3.13";
2° in het tweede lid worden tussen het woord "en" en de woorden "de schorsing" de woorden "in voorkomend geval" ingevoegd.

Artikel 18.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 3.3.17 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid worden de woorden "de erkenningsvoorwaarden" vervangen door de zinsnede "de voorwaarden vermeld in artikel 3.3.1 en 3.3.2";
2° er worden een vierde en vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
"Als door een wijziging van zijn samenstelling de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst niet meer voldoet aan de voorwaarde vermeld in artikel 3.3.1, eerste lid, 3°, blijft de erkenning, in afwijking van het derde lid, nog gelden voor twee jaar vanaf de wijziging van de samenstelling, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° met uitzondering van de voormelde voorwaarde, zijn alle andere voorwaarden vermeld in artikel 3.3.1 en 3.3.2 vervuld;
2° de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst kan aantonen dat hij binnen twee jaar opnieuw kan voldoen aan de voorwaarde vermeld in artikel 3.3.1, eerste lid, 3°.
Na afloop van de termijn van twee jaar vermeld in het vierde lid wordt de erkenning ingetrokken conform artikel 3.3.14 en 3.3.15 als de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst op dat moment nog altijd niet voldoet aan al de voorwaarden vermeld in artikel 3.3.1 en 3.3.2.".

Artikel 19. (01/01/2023- ...)

Aan artikel 3.4.5 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:

"Het agentschap kan het advies van de Commissie inwinnen over de aanvraag tot erkenning van het onroerenderfgoeddepot. De Commissie bezorgt haar advies aan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als er niet tijdig advies wordt verleend, wordt aan de adviesvraag voorbijgegaan.".

Artikel 20. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.4.6 van hetzelfde besluit, wordt de zin "Het agentschap brengt op basis daarvan een advies uit aan de minister binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na het verstrijken van de adviestermijn van de provincies, vermeld in artikel 3.4.5." vervangen door de zin "Het agentschap brengt uiterlijk op 15 maart van hetzelfde jaar van de erkenningsaanvraag op basis daarvan een advies uit aan de minister.".

Artikel 21. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.4.7 van hetzelfde besluit wordt de zin "De minister kan het advies van de Commissie inwinnen." opgeheven.

Artikel 22. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.4.8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "31 mei" vervangen door de datum "30 april".

Artikel 23. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.4.12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "31 mei" vervangen door de datum "30 april".

Artikel 24. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.4.13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de zinsnede "ontvangst van de rapportering, of bij gebrek aan rapportering, binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de uiterste indieningsdatum" vervangen door de zinsnede "uiterste rapportagedatum vermeld in artikel 3.4.12".

Artikel 25. (01/01/2023- ...)

In artikel 3.4.17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zin "Binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de beslissing van de minister, deelt de administratie de beslissing tot intrekking van de erkenning of opheffing van de schorsing, per beveiligde zending, mee aan het onroerenderfgoeddepot." vervangen door de zin "Het agentschap brengt het onroerenderfgoeddepot onverwijld per beveiligde zending op de hoogte van de beslissingen vermeld in artikel 3.4.15, vijfde lid en artikel 3.4.16.";
2° in het tweede lid worden tussen het woord "en" en de woorden "de schorsing" de woorden "in voorkomend geval" ingevoegd.

Artikel 26. (01/01/2023- ...)

In artikel 4.1.1. van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede ", de vastgestelde inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde of de vastgestelde inventaris van historische tuinen en parken" vervangen door de woorden "en de vastgestelde inventaris van landschappelijk erfgoed".

Artikel 27. (01/01/2023- ...)

In artikel 4.1.5, tweede lid van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede "artikel 4.1.1, 1°, 3°, 4° en 5° " vervangen door de zinsnede "artikel 4.1.1, eerste lid, 1°, 3° en 4° ".

Artikel 28. (01/01/2023- ...)

In artikel 4.1.6 van hetzelfde besluit, worden tussen het woord "minister" en het woord "stelt" de woorden "of de gemeenteraad van de erkende onroerenderfgoedgemeente" ingevoegd.

Artikel 29 (01/01/2023- ...)

In hoofdstuk 4 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 1/1 ingevoegd, die bestaat uit artikel 4.1.7, die luidt als volgt:

"Afdeling 1/1. Ontsluiting.

Art. 4.1.7. De vaststellingsbesluiten zoals vermeld in artikel 4.1.3, zevende lid en 4.1.7/2, zevende lid van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 worden ontsloten op het daarvoor voorziene digitale platform van het agentschap.

De onroerende goederen die opgenomen zijn in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 worden ontsloten op de GIS-laag van het daarvoor voorziene digitale platform van het agentschap.".

Artikel 30. (01/01/2023- ...)

In hoofdstuk 4, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt:

"Afdeling 2. Rechtsgevolgen".

Artikel 31. (01/01/2023- ...)

In hoofdstuk 4, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt voor artikel 4.2.3 een opschrift ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Onderafdeling 1. Zorgplicht".

Artikel 32. (01/01/2023- ...)

Artikel 4.2.1 en 4.2.2 van hetzelfde besluit, worden opgeheven.

Artikel 33. (01/01/2023- ...)

Aan hoofdstuk 4, afdeling 2 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 2, die bestaat uit artikel 4.2.4 toegevoegd, die luidt als volgt:

"Onderafdeling 2. Toelatingsplichten

Art. 4.2.4. Een erkende onroerenderfgoedgemeente kan een toelatingsplicht opleggen voor de volgende handelingen aan één of meerdere onroerende goederen in een vast te stellen inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013:
1° het uitvoeren van de volgende werken aan het dak en de buitenmuren van constructies:
a) het verwijderen, vervangen of wijzigen van dakbedekking en gootconstructies;
b) het wijzigen van de kleur van de afwerkingslagen;
c) het aanbrengen, verwijderen, vervangen of wijzigen van de textuur of samenstelling van de afwerkingslagen, inclusief het verwijderen van voegen en het hervoegen;
d) het aanbrengen, verwijderen, vervangen of wijzigen van buitenschrijnwerken, deuren, ramen, luiken, poorten, inclusief de al dan niet figuratieve beglazing, beslag, hang- en sluitwerk;
e) het aanbrengen, verwijderen, vervangen of wijzigen van aard- en nagelvaste elementen, smeedijzer en beeldhouwwerk, inclusief nieuwe toevoegingen;
2° het fundamenteel en structureel wijzigen van de aanleg van tuinen, parken en begraafplaatsen met erfgoedwaarde;
3° het uitvoeren van de volgende handelingen in het interieur :
a) het verwijderen, vervangen of wijzigen van plafonds, gewelven, vloeren, trappen, binnenschrijnwerk;
b) het verwijderen, vervangen of wijzigen van waardevolle interieurdecoratie.".

Artikel 34. (01/01/2023- ...)

Aan hoofdstuk 4, afdeling 2 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 3, die bestaat uit artikel 4.2.5 tot en met 4.2.13 toegevoegd, die luidt als volgt:

"Onderafdeling 3. Toelatingsprocedure voor handelingen aan onroerende goederen die opgenomen zijn in een vastgestelde inventaris

Art. 4.2.5. Als voor handelingen aan een beschermd monument, cultuurhistorisch landschap, archeologische site of stads- en dorpsgezicht die zijn vrijgesteld zijn van toelating of melding in een goedgekeurd beheersplan als vermeld in artikel 8.1.4, § 1, eerste lid, 9°, van dit besluit ook een toelatingsplicht geldt omwille van een opname in een vastgestelde inventaris als vermeld artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 is die handeling ook vrijgesteld van de toelating die voortvloeit uit de vaststelling.

Art. 4.2.6. De aanvraag van een toelating als vermeld in artikel 4.1.10/1, § 1, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wordt schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform ingediend bij het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente waar het onroerend goed ligt.

De aanvraag bevat minstens al de volgende elementen:
1° een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier dat ter beschikking wordt gesteld op de website van de erkende onroerenderfgoedgemeente of via het daarvoor voorziene digitale platform;
2° een beschrijving van de huidige staat van het goed;
3° een beschrijving van de geplande handelingen;
4° een motivering van de geplande handelingen;
5° de vermelding van de vermoedelijke datum van het begin en het einde van de handelingen.

Art. 4.2.7. De erkende onroerenderfgoedgemeente gaat na of voldaan is aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 4.2.6, en of de dossiergegevens een onderzoek ten gronde toelaten.

Als de aanvraag onvolledig is of geen onderzoek ten gronde toelaat, kan de erkende onroerenderfgoedgemeente binnen een termijn van twintig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de toelating geacht te zijn geweigerd. De erkende onroerenderfgoedgemeente brengt de aanvrager hiervan schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte.

Art. 4.2.8. Het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente neemt een beslissing over de aanvraag binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de volledige aanvraag is ingediend.

Als geen beslissing is genomen binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt de toelating geacht te zijn goedgekeurd.

De beslissing vermeldt de voorwaarden die van toepassing zijn.

Als de toelating voor een bepaalde duur wordt verleend, vermeldt de beslissing de duur van de toelating en de reden daarvoor.

Art. 4.2.9. Het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente maakt de beslissing vermeld in artikel 4.2.8 binnen een ordetermijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de datum van de beslissing of de dag na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 4.2.8, eerste lid, als volgt bekend:
1° het brengt de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte van de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing;
2° de beslissing wordt ingeschreven in de databank van toelatingen en adviezen, vermeld in artikel 6.5.1.

Art. 4.2.10. Als een uitdrukkelijke of stilzwijgende toelating wordt verleend, moet de aanvrager in voorkomend geval de zakelijkrechthouder of de gebruiker per beveiligde zending de mededeling bezorgen die te kennen geeft dat de toelating is verleend.

Art. 4.2.11. Als dat opgenomen is in de voorwaarden van de toelating, meldt de aanvrager de start en het einde van de uitvoering van de werken aan het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente. De werken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die bepaald zijn in de toelating.

Art. 4.2.12. Een afschrift van de toelating of kennisgeving van de stilzwijgende beslissing ligt tijdens de duur van de werkzaamheden ter uitvoering van de toelating ter beschikking op de plaats die het voorwerp uitmaakt van de toelating.

Art. 4.2.13. De toelating vervalt als de werken twee jaar na het verlenen van de toelating niet gestart zijn of gedurende meer dan drie opeenvolgende jaren onderbroken worden. De termijn van twee jaar vangt aan op de dag na de datum van de kennisgeving van de beslissing vermeld in artikel 4.2.9, 1°. ".

Artikel 35. (01/01/2023- ...)

Aan hoofdstuk 4, afdeling 2 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 4, die bestaat uit artikel 4.2.14 toegevoegd, die luidt als volgt:

"Onderafdeling 4. Advies erkende onroerenderfgoedgemeente

Art. 4.2.14. Als voor handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, waarvoor de onroerenderfgoedgemeente een toelatingsplicht als vermeld in artikel 4.1.1, derde lid, van voormelde decreet, heeft opgelegd, ook een omgevingsvergunning, een vergunning, een toelating, een machtiging, een ontheffing of een afwijking is vereist overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wint de overheid die een beslissing neemt over de aanvraag het advies in van de betrokken erkende onroerenderfgoedgemeente.

De adviesplicht vermeld in het eerste lid geldt niet als overeenkomstig artikel 4.1.10/1 § 1, vierde lid van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 alleen een toelatingsplicht of meldingsplicht vanuit de bescherming geldt.".

Artikel 36. (01/01/2023- ...)

In hoofdstuk 5, afdeling 4 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019, wordt het opschrift van onderafdeling 1 vervangen door wat volgt:

"Onderafdeling 1. Gebieden waar geen archeologisch erfgoed of relevante kenniswinst te verwachten valt en vrijstellingen door erkende onroerenderfgoedgemeenten".

Artikel 37. (01/01/2023- ...)

In artikel 5.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2016 en 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden tussen het woord "valt" en de zinsnede ", worden" de woorden "of waar onderzoek van het archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert" ingevoegd;
2° in het tweede lid worden tussen het woord "valt" en het woord "wordt" de woorden "of waar onderzoek van het archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert" ingevoegd;
3° het derde lid wordt opgeheven.

Artikel 38. (01/01/2023- ...)

In artikel 5.4.1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:

"De erkende onroerenderfgoedgemeente kan in een gemeentelijk reglement in vrijstellingen voorzien zoals vermeld in artikel 5.4.1, derde lid, 9° en artikel 5.4.2, vierde lid, 2°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Dat gemeentelijk reglement motiveert in het voormelde geval op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten welke percelen vrijgesteld worden omdat ze met hoge waarschijnlijkheid geen archeologische waarde hebben of waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat verder onderzoek van de aanwezige archeologische site en artefacten geen relevante kenniswinst oplevert. Het gemeentelijk reglement bevat in het voormelde geval ook een plan waarop die percelen nauwkeurig worden aangeduid.".

Artikel 39. (01/01/2023- ...)

In artikel 6.2.4. eerste lid, 5°, h), van hetzelfde besluit worden de woorden "historische tuinen en parken" vervangen door de woorden "tuinen of parken met erfgoedwaarde".

Artikel 40. (01/01/2023- ...)

In artikel 6.2.5, eerste lid, 4°, h), van hetzelfde besluit worden de woorden "historische tuinen en parken" vervangen door de woorden "tuinen of parken met erfgoedwaarde".

Artikel 41. (01/01/2023- ...)

In artikel 6.2.6, 11°, van hetzelfde besluit, worden de woorden "historische tuinen en parken" vervangen door de woorden "tuinen of parken met erfgoedwaarde".

Artikel 42. (01/01/2023- ...)

In artikel 6.3.6 en artikel 6.3.21 worden de woorden "het register" telkens vervangen door de woorden "de databank".

Artikel 43. (01/01/2023- ...)

Artikel 6.3.12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, 16 december 2016 en 14 december 2018 wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 6.3.12. Voor handelingen aan of in beschermde stads- of dorpsgezichten, als vermeld in artikel 6.2.5 of het beschermingsbesluit die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en niet zijn vrijgesteld van toelating of melding in een goedgekeurd beheersplan als vermeld in artikel 8.1.4, § 1, eerste lid, 9° wordt schriftelijk of via het daartoe voorziene digitale platform een melding ingediend bij het college van burgemeester en schepenen.

Die handelingen mogen worden aangevat vanaf de dertigste dag na de datum van de melding in het eerste lid, behalve als het college van burgemeester en schepenen de aanmelder voordien per beveiligde zending of via het daartoe voorziene digitale platform op de hoogte brengt dat de aangemelde handelingen van die aard zijn dat ze de wezenlijke eigenschappen van het beschermde stads- of dorpsgezicht verstoren.

Tenzij het gaat om een erkende onroerenderfgoedgemeente, bezorgt het college van burgemeester en schepenen onverwijld na de kennisgeving vermeld in het tweede lid de melding aan het agentschap. Het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente behandelt de melding als een toelating overeenkomstig artikel 6.3.2 tot en met 6.3.11. De termijn van behandeling vermeld in artikel 6.3.5, eerste lid gaat in op de dag waarop de melding, vermeld in het eerste lid, is doorgestuurd naar het agentschap, of in voorkomend geval, vanaf de dag waarop het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente de kennisgeving vermeld in het tweede lid heeft verstuurd aan de aanmelder. De handelingen kunnen slechts worden aangevat nadat het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente een toelating heeft verleend.

De melding, vermeld in het eerste lid, bestaat minstens uit al de volgende elementen:
1° een volledig ingevuld en ondertekend meldingsformulier dat ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap of via het daartoe voorziene digitale platform;
2° een beschrijving van de huidige staat van het goed;
3° een beschrijving van de geplande handelingen;
4° een motivering van de geplande handelingen, die in voorkomend geval uitlegt hoe die handelingen voortbouwen op het goedgekeurde beheersplan;
5° de vermelding van de vermoedelijke datum van het begin en het einde van de handelingen.

De melding, vermeld in het eerste lid, wordt in voorkomend geval geïntegreerd in de stedenbouwkundige melding, vermeld in artikel 4.2.2 van de VCRO.

Om een gebouw of een constructie in een beschermd stads- of dorpsgezicht volledig of gedeeltelijk te slopen, op te trekken, te plaatsen of te herbouwen wordt een toelating gevraagd conform artikel 6.3.2 tot en met 6.3.11.".

Artikel 44. (01/01/2023- ...)

In hoofdstuk 6, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 5 vervangen door wat volgt:

"Afdeling 5. Databank van toelatingen en adviezen".

Artikel 45. (01/01/2023- ...)

In artikel 6.5.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin worden de woorden "voor handelingen aan of in beschermde goederen" opgeheven;
2° er worden een punt 6° en 7° toegevoegd, die luiden als volgt:
"6° de beslissingen over aanvragen tot het verkrijgen van een toelating voor handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
7° de adviezen vermeld in artikel 4.2.14 van dit besluit over handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Artikel 46.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 10.1.2, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "vanaf 1 januari tot uiterlijk 1 juli" vervangen door de zinsnede "uiterlijk op 15 januari".

Artikel 47.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 10.1.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
"Om gesubsidieerd te worden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst moet een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst:
1° erkend zijn overeenkomstig artikel 3.3.5;
2° aantonen dat de gemeenten die lid zijn van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst jaarlijks gezamenlijk minstens eenzelfde bedrag als de Vlaamse subsidie bijdragen aan de werking van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst.";
2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 13, 1° " vervangen door de zinsnede "artikel 13, eerste lid, 1° ".

Artikel 48.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 10.1.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:

"De subsidieaanvraag bevat minstens de volgende elementen:
1° een actueel onroerenderfgoedbeleidsplan. Dat onroerenderfgoedbeleidsplan richt zich op de volledige looptijd van de samenwerkingsovereenkomst en omvat ook een actuele omgevingsanalyse;
2° een meerjarenbegroting waarin alle verwachte kosten en opbrengsten van de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst opgenomen zijn, met vermelding van de bijdragen van de gemeenten die ervan deel uitmaken, vermeld in artikel 10.1.3, eerste lid, 2° ;
3° een document waarin minstens al de volgende vragen worden beantwoord:
a) welke expertise binnen de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst aanwezig is;
b) welke initiatieven voor draagvlakverbreding worden genomen;
c) in voorkomend geval, op welke wijze de ondersteuning van erkende onroerenderfgoedgemeenten binnen het werkingsgebied zal worden aangepakt.".

Artikel 49.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 10.1.8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:

"Uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend, beslist de minister over de toekenning van de subsidie.".

Artikel 50.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 10.1.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de datum "15 oktober" vervangen door de datum "1 november";
2° in het tweede lid wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"6° de uiterste indieningsdata voor het tussentijds inhoudelijk rapport en het inhoudelijk eindrapport vermeld in artikel 10.1.13".

Artikel 51.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

Artikel 10.1.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 10.1.10. De jaarlijkse subsidie bedraagt 120.000 euro en omvat personeelsmiddelen voor eigen personeel.".

Artikel 52.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 10.1.11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt de zinsnede "70%" vervangen door de zinsnede "80%";
2° in het punt 2° wordt het woord "toezicht" vervangen door de woorden "toezicht op de aanwending van de subsidie".

Artikel 53.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 10.1.12, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "voor 31 mei" vervangen door de zinsnede "uiterlijk op 30 april".

Artikel 54.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

In artikel 10.1.13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

"De erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst bezorgt de volgende documenten aan het agentschap voor de evaluaties vermeld in het eerste lid:
1° een tussentijds inhoudelijk rapport;
2° een inhoudelijk eindrapport.".

Artikel 55. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.1.17, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "artikel 13, 1° " vervangen door de zinsnede "artikel 13, eerste lid, 1° ".

Artikel 56. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.1.18, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "vanaf 1 januari tot 1 juli" vervangen door de zinsnede "uiterlijk 15 januari".

Artikel 57. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.1.22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "1 oktober" vervangen door de datum "30 april".

Artikel 58. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.1.23, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "15 oktober" vervangen door de datum "1 november".

Artikel 59. (01/01/2023- ...)

Artikel 10.1.24, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt vervangen door wat volgt:

"De subsidie bevat personeelsmiddelen voor eigen personeel".

Artikel 60. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.1.25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt de zinsnede "70%" vervangen door de zinsnede "80%";
2° in punt 2° wordt het woord "toezicht" vervangen door de woorden "toezicht op de aanwending van de subsidie".

Artikel 61. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.1.26, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "31 mei" vervangen door de datum "30 april".

Artikel 62. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.1.27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Het erkend onroerenderfgoeddepot bezorgt de volgende documenten aan het agentschap voor de evaluaties, vermeld in het eerste lid:
1° een tussentijds inhoudelijk rapport;
2° een inhoudelijk eindrapport.".

Artikel 63. (01/01/2023- ...)

Aan hoofdstuk 10, afdeling 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt een onderafdeling 3, die bestaat uit artikel 10.1.29 tot en met 10.1.42, toegevoegd, die luidt als volgt:

"Onderafdeling 3. De subsidiëring van erkende onroerenderfgoedgemeenten in het kader van een samenwerkingsovereenkomst

Art. 10.1.29. De minister kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de perken van de daarvoor bestemde kredieten op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap een subsidie toekennen aan een erkende onroerenderfgoedgemeente in het kader van een samenwerkingsovereenkomst.

Art. 10.1.30. De samenwerkingsovereenkomst heeft een looptijd van drie jaar of zes jaar.

De aanvrager dient de subsidieaanvraag schriftelijk in bij het agentschap uiterlijk op 15 januari van het eerste of het vierde jaar van de lokale beleidscyclus. In het eerste geval heeft de samenwerkingsovereenkomst een looptijd van zes jaar. In het tweede geval heeft de samenwerkingsovereenkomst een looptijd van drie jaar. De samenwerkingsovereenkomst vangt aan op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidieaanvraag is goedgekeurd.

Art. 10.1.31. Om gesubsidieerd te worden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst moet een gemeente erkend zijn overeenkomstig artikel 3.2.4.

Als de erkenning van een onroerenderfgoedgemeente gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst is ingetrokken overeenkomstig artikel 3.2.12 of 3.2.13, heeft zij geen recht op een subsidie voor het jaar waarin de erkenning wordt ingetrokken en is zij gehouden tot de onmiddellijke terugbetaling van de reeds uitbetaalde subsidie van het lopende jaar, overeenkomstig artikel 13, eerste lid, 1°, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Art. 10.1.32. De aanvrager kan de subsidieaanvraag gelijktijdig indienen met de aanvraag tot erkenning als onroerenderfgoedgemeente, vermeld in artikel 3.2.2.

Art. 10.1.33. De subsidieaanvraag bevat minstens een actueel onroerenderfgoedbeleidsplan.

Het agentschap stelt een modelformulier ter beschikking op zijn website om een subsidie aan te vragen.

Art. 10.1.34. De subsidieaanvraag is ontvankelijk als ze tijdig wordt ingediend en volledig is.

Als het agentschap vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste elementen, vermeld in artikel 10.1.33 eerste lid, bevat, brengt het de aanvrager binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk op de hoogte van de ontbrekende elementen.

Als de aanvrager het dossier niet aanvult binnen een termijn van veertien dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van het verzoek tot aanvulling, wordt de subsidieaanvraag onontvankelijk verklaard. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de beslissing.

Art. 10.1.35. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke subsidieaanvraag van de erkende onroerenderfgoedgemeente en brengt daarover advies uit aan de minister.

Art. 10.1.36. Uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend, beslist de minister over de toekenning van de subsidie.

Het agentschap brengt de erkende onroerenderfgoedgemeente schriftelijk op de hoogte van de beslissing, vermeld in het eerste lid.

Art. 10.1.37. Uiterlijk op 1 november van het jaar waarin de subsidieaanvraag is goedgekeurd, ondertekenen het agentschap en de erkende onroerenderfgoedgemeente waaraan de subsidie is toegekend een samenwerkingsovereenkomst.

De samenwerkingsovereenkomst bevat minstens de volgende elementen:
1° het bedrag van de jaarlijkse subsidie;
2° de looptijd;
3° de rapporteringsverplichtingen met het oog op het jaarlijkse toezicht, vermeld in artikel 10.1.40;
4° de rapporteringsverplichtingen met het oog op de jaarlijkse evaluatie, vermeld in artikel 10.1.41;
5° een afsprakennota met de te bereiken doelstellingen.

Artikel 10.1.38. De subsidie omvat personeelsmiddelen voor eigen personeel en bedraagt:
1° als de subsidie wordt aangevraagd door Antwerpen, Brugge, Gent, Leuven en Mechelen: 90.000 euro;
2° als de subsidie wordt aangevraagd door een centrumstad als vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, of door een gemeente waarin minstens twee werelderfgoederen gelegen zijn, met uitzondering van de steden, vermeld in punt 1° : 50.000 euro;
3° als de subsidie wordt aangevraagd door een gemeente die niet is vermeld in punt 1° of 2° : 10.000 euro.

In het eerste lid, 2° wordt verstaan onder werelderfgoed: een onroerend goed dat erkend is als werelderfgoed conform artikel 11 van de overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld, opgemaakt in Parijs op 16 november 1972.

Art. 10.1.39. De subsidie wordt gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst jaarlijks beschikbaar gesteld in de vorm van een voorschot en een saldo:
1° een voorschot van 80 % van het jaarlijkse subsidiebedrag wordt uitbetaald uiterlijk op 1 april van het lopende werkingsjaar;
2° een saldo van het jaarlijkse subsidiebedrag wordt uitbetaald na de uitvoering van het jaarlijkse toezicht op de aanwending van de subsidie, vermeld in artikel 10.1.40, op basis van verantwoorde kosten.

Art. 10.1.40. Het agentschap oefent het jaarlijkse toezicht uit op de aanwending van de subsidie en kan hiervoor alle initiatieven nemen die het nodig acht.

Met het oog op het toezicht, vermeld in het eerste lid, dient de erkende onroerenderfgoedgemeente een financiële rapportering in bij het agentschap uiterlijk op 30 april.

Met het oog op het toezicht, vermeld in het eerste lid, kan de minister nader bepalen welke kosten al dan niet in aanmerking komen voor subsidiëring.

Het agentschap brengt de erkende onroerenderfgoedgemeente schriftelijk op de hoogte van de resultaten van het jaarlijkse toezicht.

Als er bij het jaarlijkse toezicht ernstige tekortkomingen worden vastgesteld, wordt het saldo niet of slechts gedeeltelijk uitbetaald.

Art. 10.1.41 Het agentschap voert jaarlijks een evaluatie uit op de naleving van de samenwerkingsovereenkomst. De erkende onroerenderfgoedgemeente bezorgt hiertoe aan het agentschap een jaarlijks rapport.

Het agentschap kan voor de evaluatie, vermeld in het eerste lid, alle initiatieven nemen die het nodig acht.

Het agentschap brengt de erkende onroerenderfgoedgemeente schriftelijk op de hoogte van de resultaten van de evaluatie, vermeld in het eerste lid.

Als er bij de jaarlijkse evaluatie ernstige tekortkomingen worden vastgesteld, kan de minister op voorstel van het agentschap beslissen om de samenwerkingsovereenkomst vervroegd te beëindigen. Die beslissing heeft dezelfde gevolgen als de beslissing over de intrekking van de erkenning.

Art. 10.1.42. Een erkende onroerenderfgoedgemeente kan een gemotiveerde aanvraag indienen om de samenwerkingsovereenkomst vervroegd te beëindigen. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het agentschap.

De minister neemt een beslissing over de aanvraag binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag nadat de aanvraag is ingediend. Als de samenwerkingsovereenkomst vervroegd beëindigd wordt, loopt ze af op 31 december van het lopende jaar.".

Artikel 64. (01/01/2023- ...)

Aan hoofdstuk 10, afdeling 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt een onderafdeling 4, die bestaat uit artikel 10.1.43, toegevoegd, die luidt als volgt:

"Onderafdeling 4. De indexering van de subsidies in het kader van een samenwerkingsovereenkomst.

Art. 10.1.43. Vanaf 1 januari 2023 wordt de subsidie vermeld in artikel 10.1.24, eerste lid jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar vóór de vastlegging van de subsidie met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2022.

Vanaf 1 januari 2025 wordt de subsidie vermeld in artikel 10.1.38, eerste lid jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar vóór de vastlegging van de subsidie met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2024.

Vanaf 1 januari 2028 wordt de subsidie vermeld in artikel 10.1.10 jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar vóór de vastlegging van de subsidie met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2027.".

Artikel 65. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.3.5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de zinsnede "en de maximale duurtijd" vervangen door de zinsnede ", de maximale duurtijd en de uiterste startdatum".

Artikel 66. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.3.6, tweede lid, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, worden tussen het woord "duurtijd" en het woord "van" de woorden "en de uiterste startdatum" ingevoegd.

Artikel 67. (01/01/2023- ...)

In artikel 10.3.13, derde lid, van hetzelfde besluit worden tussen het woord "in" en de woorden "het financiële" de woorden "het inhoudelijke eindverslag en" ingevoegd.

Artikel 68. (01/01/2023- ...)

In artikel 11.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 september 2017 en 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 2° worden de woorden "het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap" vervangen door de woorden "de Vlaamse overheid".
2° aan het tweede lid, 3° wordt de zinsnede "of in eigendom van de nv Participatiemaatschappij Vlaanderen op voorwaarde dat de geraamde kosten van de beheerswerkzaamheden die voor de toekenning van een premie in aanmerking komen, niet meer bedragen dan een derde van de totale investeringskosten" toegevoegd.

Artikel 69. (01/01/2023- ...)

Aan artikel 11.1.2, derde lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt een punt 11° toegevoegd dat luidt als volgt:
"11° een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten.".

Artikel 70. (01/01/2023- ...)

In artikel 11.2.23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
"Als de aanvraag tot uitbetaling onvolledig is of geen onderzoek ten gronde toelaat, kan het agentschap binnen een termijn van 60 dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag tot uitbetaling is ingediend, de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager hiervan schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte.
2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als de uitgevoerde werken of diensten niet worden aanvaard, wordt gemeld waarom de uitbetaling wordt geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte van de beslissing.".

Artikel 71. (15/09/2022- ...)

In artikel 11.2.27, derde lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt tussen het woord "regelgeving" en het woord "ook" de zinsnede "of bijdragen aan de doelstelling, vermeld in de oproep" ingevoegd.

Artikel 72. (01/01/2023- ...)

In artikel 11.2.37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt:
"Als de aanvraag tot uitbetaling onvolledig is of geen onderzoek ten gronde toelaat, kan het agentschap binnen een termijn van 60 dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag tot uitbetaling is ingediend, de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager hiervan schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte.
2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als de uitgevoerde werken of diensten niet worden aanvaard, wordt gemeld waarom de uitbetaling wordt geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte van de beslissing.".

Artikel 73. (01/01/2023- ...)

In artikel 11.3.12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
"Als de aanvraag tot uitbetaling onvolledig is of geen onderzoek ten gronde toelaat, kan het agentschap binnen een termijn van 60 dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag tot uitbetaling is ingediend, de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager hiervan schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte.
2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als de uitgevoerde werken of diensten niet worden aanvaard, wordt gemeld waarom de uitbetaling wordt geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte van de beslissing.".

Artikel 74. (01/01/2023- ...)

Artikel 11.7.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 11.7.1. In de volgende gevallen wordt er geen premie voor buitensporige opgravingskosten toegekend voor archeologische opgravingen bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013:
1° het is een project in opdracht van de Vlaamse overheid, de Belgische staat, een federale instelling, een andere deelstaat, een provincie, autonoom provinciebedrijf, een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, een gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW, een welzijnsvereniging, een sociale huisvestingsmaatschappij;
2° het is een project in opdracht van een nutsbedrijf of van een beheerder van distributienetten, -netwerken of infrastructuur voor openbare nutsvoorzieningen;
3° de opdrachtgever van het project behoort tot de vastgoedsector;
4° het is een project waarbij er een overeenkomst werd gesloten tot eigendomsovergang van een te bouwen, of in aanbouw zijnde huis of appartement, mits het huis of het appartement tot huisvesting of tot beroepsdoeleinden en huisvesting is bestemd en de koper of de opdrachtgever volgens de overeenkomst verplicht is vóór de voltooiing van het gebouw een of meer stortingen te doen.".

Artikel 75. (01/01/2023- ...)

In artikel 11.7.3. van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "van natuurlijke personen en van kleinschalige ondernemingen of kleinschalige verenigingen" opgeheven;
2° in het tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "mogen de premienemer en de natuurlijke persoon, kleinschalige onderneming of kleinschalige vereniging, vermeld in het eerste lid," vervangen door de woorden "mag de premienemer".

Artikel 76. (01/01/2023- ...)

Artikel 11.10.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. 11.10.1. In de volgende gevallen wordt er geen premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem toegekend bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013:
1° het is een project in opdracht van de Vlaamse overheid, de Belgische staat, een federale instelling, een andere deelstaat, een provincie, autonoom provinciebedrijf, een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, een gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW, een welzijnsvereniging, een sociale huisvestingsmaatschappij;
2° het is een project in opdracht van een nutsbedrijf of van een beheerder van distributienetten, -netwerken of infrastructuur voor openbare nutsvoorzieningen;
3° de opdrachtgever van het project behoort tot de vastgoedsector;
4° het is een project waarbij er een overeenkomst werd gesloten tot eigendomsovergang van een te bouwen, of in aanbouw zijnde huis of appartement, mits het huis of het appartement tot huisvesting of tot beroepsdoeleinden en huisvesting is bestemd en de koper of de opdrachtgever volgens de overeenkomst verplicht is vóór de voltooiing van het gebouw een of meer stortingen te doen.".

Artikel 77. (01/01/2023- ...)

In artikel 11.10.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede ", van natuurlijke personen en van kleinschalige ondernemingen of kleinschalige verenigingen" opgeheven;
2° in het tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "mogen de premienemer en de natuurlijke persoon, kleinschalige onderneming of kleinschalige vereniging, vermeld in het eerste lid," vervangen door de woorden "mag de premienemer".

Artikel 78. (01/01/2023- ...)

Aan hoofdstuk 11 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt een afdeling 11, die bestaat uit artikel 11.11.1 tot en met 11.11.9, toegevoegd, die luidt als volgt:

"Afdeling 11. Premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten

Onderafdeling 1. - Archeologisch onderzoek waarvoor een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten kan worden aangevraagd

Art. 11.11.1. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten worden toegekend.

Art. 11.11.2. Voor archeologische opgravingen bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet kan een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten worden toegekend als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de archeologische opgraving moet uitgevoerd zijn overeenkomstig het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit, de code van goede praktijk en de omschrijving in de archeologienota of nota waarvan akte genomen is;
2° de premienemer mag de laatste tien jaar bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing niet schuldig bevonden zijn aan deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of erfgoedwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie;
3° het bedrag van de premie dat is berekend conform artikel 11.11.4 van dit besluit, op basis van het uitgevoerde onderzoek van menselijke inhumatieresten, bedraagt minstens 25.000 euro.

Onderafdeling 2. - Bedrag van de premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten

Art. 11.11.3. De premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten wordt berekend door de variabelen die overeenstemmen met het uitgevoerde onderzoek van menselijke inhumatieresten, toe te passen en dat bedrag te vermenigvuldigen met 60%.

De minister stelt de variabelen, vermeld in het eerste lid, vast. Om de premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten te berekenen, zijn de variabelen van toepassing die gelden op het moment van de aanvang van de archeologische opgraving.

De premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten bedraagt maximaal 500.000 euro.

Art. 11.11.4. Het archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten mag ook gefinancierd worden met andere overheidsbijdragen. De gezamenlijke overheidsbijdragen, met inbegrip van eventuele Europese middelen, kunnen evenwel niet meer bedragen dan de totale en aangetoonde kostprijs van het archeologisch onderzoek.

Onderafdeling 3. - Aantal premies voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten per verplicht uit te voeren onderzoek

Art. 11.11.5. In het kader van een verplicht uit te voeren archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten kan hoogstens één premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten toegekend worden.

In het eerste lid wordt verstaan onder verplicht uit te voeren archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten: alle methodes van archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten die de erkende archeoloog overeenkomstig de code van goede praktijk, de archeologienota of de nota moet uitvoeren.

Onderafdeling 4. - Aanvragen van een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten

Art. 11.11.6. Een premienemer dient de aanvraag voor een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten in bij het agentschap.

Het aanvraagdossier bevat een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier. Het agentschap stelt hiervoor een modelformulier ter beschikking op zijn website.

De minister kan de nadere regels voor de inhoud van het aanvraagdossier bepalen.

Art. 11.11.7. De premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten kan aangevraagd worden vanaf de indiening van het eindverslag tot 120 dagen erna.

Onderafdeling 5. - Vastlegging en uitbetaling van een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten

Art. 11.11.8. Het agentschap gaat na of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11.11.6. Als de aanvraag onvolledig is, kan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, de aanvrager schriftelijk vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarin dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte.

Het agentschap beslist over de aanvraag binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de volledige aanvraag is ontvangen. De aanvrager wordt van de beslissing schriftelijk op de hoogte gesteld.

In geval van akkoord wordt de premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten vastgelegd, waarna een afschrift van dit besluit schriftelijk aan de aanvrager wordt bezorgd en het agentschap overgaat tot de uitbetaling van de premie.

Artikel 11.11.9. De vastlegging of de uitbetaling van een aangevraagde premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten zal worden opgeschort als de premienemer tijdens het archeologisch onderzoek of na afloop ervan beschuldigd wordt van deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in artikel 11.2.2 en 11.2.4, § 1, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

Het recht op een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten vervalt definitief als de premienemer bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing schuldig bevonden wordt aan een deelname aan de inbreuk of het misdrijf, vermeld in het eerste lid. Ten onrechte uitgekeerde bedragen zullen in dat geval ook teruggevorderd worden.".

Artikel 79. (01/01/2023- ...)

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt hoofdstuk 11/1, dat bestaat uit artikel 11/1.1.1, opgeheven.

Artikel 80. (21/10/2022- ...)

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt een artikel 12.1.1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. 12.1.1/1. De contractuele personeelsleden leggen voordat ze hun opdracht als inspecteur Onroerend Erfgoed kunnen aanvatten, de eed af in handen van de leidend ambtenaar die hen heeft aangesteld conform artikel 11.3.4/1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".

Artikel 81. (21/10/2022- ...)

In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt een artikel 12.1.4 ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. 12.1.4. De minister beslist over de beroepen tegen:
1° de beslissingen tot toepassing van bestuursdwang, vermeld in artikel 11.5.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
2° de beslissingen tot het opleggen van een last onder dwangsom, vermeld in artikel 11.5.15 van het voormelde decreet.".

Afdeling 2. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (... - ...)

Artikel 82. (21/10/2022- ...)

In artikel 9/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011 en het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, worden de volgende wijzingen aangebracht:
1° in punt 9° wordt de zinsnede "artikel 6.1.3" vervangen door de zinsnede "artikel 6.1.3 en 6.2.4";
2° punt 10° en punt 11° worden opgeheven.

Artikel 83. (21/10/2022- ...)

In hetzelfde besluit, het laatste gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt een artikel 9/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. 9/2. Het hoofd van Onroerend Erfgoed kan onder de personeelsleden van Onroerend Erfgoed de personeelsleden, vermeld in artikel 11.3.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 aanwijzen.".

Afdeling 3. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021 over de oproepen in 2021 voor een erfgoedpremie in het kader van relance (... - ...)

Artikel 84. (21/10/2022- ...)

Aan artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "11.2.30 en 11.2.31" wordt vervangen door de zinsnede "11.2.30, 11.2.31 en 11.2.41, eerste lid, 2° ";
2° aan het tweede lid, wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"7° de premienemer verzoekt op straffe van verval van de premie uiterlijk op 1 maart 2026 om de uitbetaling van het saldo van de erfgoedpremie.".

HOOFDSTUK 2. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 85. (01/01/2023- ...)

Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2012 wordt opgeheven.

Artikel 86. (01/01/2023- ...)

Als het archeologierapport vóór 1 januari 2023 werd bezorgd, wordt de aanvraag voor een premie voor buitensporige opgravingskosten vermeld in artikel 11.7.2 behandeld conform de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Artikel 87. (01/01/2023- ...)

Als de archeologienota of de nota vóór 1 januari 2023 werd gemeld voor aktename, wordt de aanvraag voor een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem vermeld in artikel 11.10.2 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 behandeld conform de regels die golden voorafgaand aan die datum.

Artikel 88. (01/01/2023- ...)

Archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten komt alleen in aanmerking voor de premie vermeld in artikel 11.11.1 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 als het veldwerk van dat onderzoek aanvangt na 1 januari 2023.

Artikel 89. (01/01/2023- ...)

Onroerenderfgoedgemeenten die erkend zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit of een erkenning aanvragen in 2023, stellen in afwijking van artikel 3.2.1, eerste lid, 10° binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een gemeentelijke verbalisant onroerend erfgoed aan.

Artikel 90. (01/01/2023- ...)

Vanaf 1 januari 2023 worden de subsidies vermeld in artikel 10.1.10 die worden toegekend op basis van samenwerkingsovereenkomsten die zijn afgesloten vóór 2026, jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar voor de vastlegging van de subsidie met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2022.

Artikel 91. (01/01/2023- ...)

De bijkomende subsidiëring voor een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst vermeld in artikel 10.1.10, tweede lid, 3° van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, zoals gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, vervalt vanaf het werkingsjaar dat een of meer onroerenderfgoedgemeenten binnen het werkingsgebied van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst een subsidie ontvangen op basis van een samenwerkingsovereenkomst zoals vermeld in artikel 10.1.1, eerste lid, 1° van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

Artikel 92. (01/01/2023- ...)

Tot 1 januari 2027 zijn op erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten die zijn erkend vóór 1 januari 2026 of een lopende samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten vóór 1 januari 2026, de bepalingen met betrekking tot de erkenning en subsidiëring van intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten van toepassing zoals die golden op het moment van de erkenning of het afsluiten van de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 93. (01/01/2023- ...)

Het decreet van 10 juni 2022 tot wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat betreft de uitvoering van de visienota lokaal erfgoedbeleid en de toekenning van beboetingsbevoegdheid aan de gewestelijke beboetingsentiteit treedt in werking op 1 januari 2023, met uitzondering van artikel 2, 2°, artikel 41, 42, 44, 2°, artikel 45, 46, 2°, 47, 48, 49, 50, 51 en 52 die in werking treden tien dagen na de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 94. (01/01/2023- ...)

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023, met uitzondering van:
a) artikel 11 tot en met 18 en artikel 46 tot en met 54 die in werking treden op 1 januari 2026;
b) artikel 80 tot en met 84 die in werking treden tien dagen na de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 95. (01/01/2023- ...)

Artikel 71 heeft uitwerking met ingang van 15 september 2022.

Artikel 96. (01/01/2023- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 05/05/2024