Decreet tot oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut

Datum 28/10/2022

Inhoudstafel

  1. Titel 1. Algemene bepalingen
  2. Titel 2. Oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut
  3. Titel 3. Mandaat en bevoegdheden
    1. Hoofdstuk 1. Mandaat
    2. Hoofdstuk 2. Bevoegdheden
      1. Afdeling 1. Bewustwording
      2. Afdeling 2. Onderzoek
      3. Afdeling 3. Verslagen, adviezen en aanbevelingen
      4. Afdeling 4. Bijstand
        1. Onderafdeling 1. Meldingen
        2. Onderafdeling 2. Klachten
        3. Onderafdeling 3. Bepaling gemeen aan de behandeling van meldingen en klachten
      5. Afdeling 5. Informatie
      6. Afdeling 6. Netwerk
      7. Afdeling 7. Thematische organisatie
    3. Hoofdstuk 3. Bepalingen gemeen aan de uitoefening van de bevoegdheden van het VMRI
  4. Titel 4. Organisatie
    1. Hoofdstuk 1. Organen
    2. Hoofdstuk 2. Raad van bestuur
    3. Hoofdstuk 3. Geschillenkamer
    4. Hoofdstuk 4. Directeur
    5. Hoofdstuk 5. Personeel
  5. Titel 5. Budgettaire bepalingen
  6. Titel 6. Verantwoording
  7. Titel 7. Bevoegdheid afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ten aanzien van eenzijdig bindende beslissingen van het VMRI
  8. Titel 8. Wijzigingsbepalingen
    1. Hoofdstuk 1. Wijzigingen van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst
    2. Hoofdstuk 2. Wijziging van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt
    3. Hoofdstuk 3. Wijzigingen van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid
    4. Hoofdstuk 4. Wijzigingen van het decreet van 20 december 2013 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980
  9. Titel 9. Slotbepalingen

Inhoud

Titel 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (19/11/2022- ...)

Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Artikel 2. (19/11/2022- ...)

Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de volgende richtlijnen:
1°    richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische
afstamming;
2° richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep;
3° richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten;
4° richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking);
5° richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/ EEG van de Raad;
6° richtlijn 2014/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende maatregelen om de uitoefening van de in de context van het vrije verkeer van werknemers aan werknemers verleende rechten te vergemakkelijken;
7° richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad.

Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New York op 13 december 2006.

Tot slot geeft dit decreet, voor de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, uitvoering aan de Principes van Parijs.
 

Artikel 3. (19/11/2022- ...)

In dit decreet wordt verstaan onder:
1° decreet van 7 juli 1998: decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst;
2° decreet van 8 mei 2002: het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt;
3° decreet van 10 juli 2008: het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid;
4° genderkamer van de Vlaamse Ombudsdienst: de afdeling binnen de Vlaamse Ombudsdienst die de opdracht vervult en de bevoegdheden uitoefent zoals bedoeld in artikel 3, §3, en artikel 17ter tot en met 17quinquies van het decreet van 7 juli 1998;
5° geschillenkamer: de geschillenkamer, vermeld in artikel 34;
6° mensenrechten: alle rechten en vrijheden die zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Grondwet en de internationale verdragen ter bescherming van de mensenrechten waarbij België partij is;
7° mensenrechteninstellingen: de onafhankelijke publiekrechtelijke instanties die over een mandaat beschikken voor de bescherming en de bevordering van de mensenrechten en die bij wet, decreet, ordonnantie of samenwerkingsakkoord zijn opgericht;
8° openbare instellingen: de publiekrechtelijke instanties die bij wet, decreet, ordonnantie of samenwerkingsakkoord zijn opgericht;
9°   personeelsleden van het VMRI: de personeelsleden, vermeld in artikel 37; 10° Principes van Parijs: de principes die vastgelegd zijn in de resolutie
A/RES/48/134 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 20 december 1993 inzake nationale instituten voor de bevordering en bescherming van de rechten van de mens;
11° samenwerkingsakkoord tot oprichting van Unia: samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980;
12° raad van bestuur: de raad van bestuur, vermeld in artikel 30;
13° Unia: interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme, opgericht bij samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980;
14° Vlaamse Ombudsdienst: de instelling verbonden aan het Vlaams Parlement zoals opgericht bij het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst;
15° Vlaamse sectorale mensenrechteninstellingen: de bij Vlaams decreet opgerichte mensenrechteninstellingen die over een mandaat beschikken dat zich uitstrekt tot een of meerdere mensenrechten, tot een bepaald thema of die zich richten tot een bepaalde doelgroep.
 

Titel 2. Oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut (... - ...)

Artikel 4. (19/11/2022- ...)

Er wordt een Vlaams Mensenrechteninstituut, hierna VMRI te noemen, opgericht als autonome dienst met rechtspersoonlijkheid die onder toezicht van het Vlaams Parlement staat.

Het VMRI is in de uitoefening van zijn mandaat volledig onafhankelijk.

Artikel 5. (19/11/2022- ...)

De hoofdzetel van het VMRI is gevestigd op een toegankelijke locatie op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Titel 3. Mandaat en bevoegdheden (... - ...)

Hoofdstuk 1. Mandaat (... - ...)

Artikel 6. (19/11/2022- ...)

Het VMRI heeft tot doel om, overeenkomstig de Principes van Parijs, in een geest van samenwerking met de Vlaamse sectorale mensenrechteninstellingen, de mensenrechten te beschermen en te bevorderen in alle aangelegenheden die onder de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest vallen.

Het VMRI treedt op als orgaan voor de bevordering, analyse, monitoring en ondersteuning van de gelijke behandeling van alle personen.

Het VMRI staat in voor de bevordering, de bescherming en de opvolging van de uitvoering van het Verdrag van 13 december 2006 van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap.

Hoofdstuk 2. Bevoegdheden (... - ...)

Afdeling 1. Bewustwording (... - ...)

Artikel 7. (19/11/2022- ...)

Het VMRI is bevoegd om de bewustwording en de bescherming van mensenrechten te stimuleren, onder meer door de volgende activiteiten:
1°   voorlichtingscampagnes en sensibiliseringsacties organiseren;
2° educatie en vorming organiseren, onder meer voor specifieke beroepsgroepen, doelgroepen, scholen en universiteiten;
3° zich rechtstreeks of via de media tot het brede publiek richten. 

Afdeling 2. Onderzoek (... - ...)

Artikel 8. (19/11/2022- ...)

Het VMRI is bevoegd om onafhankelijke studies en onderzoeken uit te voeren die het noodzakelijk of nuttig acht voor de uitvoering van zijn mandaat, of laat die studies en onderzoeken uitvoeren.

Het VMRI gaat bij zijn onderzoek zo veel mogelijk multidisciplinair te werk en knoopt relaties aan met de volgende actoren:
1° binnenlandse en buitenlandse mensenrechteninstellingen;
2° binnenlandse en buitenlandse onderzoeksinstellingen en universiteiten. 

Afdeling 3. Verslagen, adviezen en aanbevelingen (... - ...)

Artikel 9. (19/11/2022- ...)

Het VMRI is bevoegd om op eigen initiatief, of op verzoek van overheden van of die afhangen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, onafhankelijke en gemotiveerde adviezen, aanbevelingen, voorstellen en verslagen op te stellen en te publiceren.

Artikel 10. (19/11/2022- ...)

Het VMRI is bevoegd om de afstemming van wetgeving, regelgeving en praktijken van overheden van of die afhangen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap op de internationale mensenrechtenverdragen waarbij België partij is, en ook de effectieve implementatie ervan, te bevorderen.

Artikel 11. (19/11/2022- ...)

Het VMRI is bevoegd om de toetreding tot en de bekrachtiging van internationale mensenrechtenverdragen aan te moedigen, en ook de effectieve implementatie ervan, te bevorderen.

Afdeling 4. Bijstand (... - ...)

Onderafdeling 1. Meldingen (... - ...)

Artikel 12. (19/11/2022- ...)

Iedereen kan, al dan niet anoniem, bij het VMRI een melding doen over een schending van de mensenrechten.

Als dat nuttig is, biedt het VMRI eerstelijnsbijstand door informatie en advies te verstrekken met betrekking tot wat de mensenrechten inhouden en over de middelen die aangewend kunnen worden om die rechten te kunnen afdwingen.

Als dat mogelijk is, verwijst het VMRI de melder door naar een instelling, organisatie of vereniging die de melder mogelijk verder kan bijstaan.

Het VMRI kan de melding doorsturen naar overheden of openbare instellingen, mits toestemming van de melder of mits het VMRI hierover met die overheid of instelling een samenwerkingsprotocol afsluit.
 
Indien de melding betrekking heeft op een mogelijke discriminatie zoals bedoeld in het decreet van 10 juli 2008 en het decreet van 8 mei 2002, licht het VMRI de melder in dat hierover klacht kan worden ingediend overeenkomstig artikel 13 van dit decreet.

Onderafdeling 2. Klachten (... - ...)

Artikel 13. (15/03/2023- ...)

§ 1. Bij het VMRI kan kosteloos en met een schriftelijke neerslag een met redenen omklede klacht worden ingediend over een discriminatie zoals bedoeld in het decreet van 10 juli 2008 en het decreet van 8 mei 2002, met uitsluiting van discriminatie op grond van taal, door:
1°    de persoon die meent dat hij wordt gediscrimineerd, of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
2°    een instelling, vereniging of organisatie zoals bedoeld in artikel 41 van het decreet van 10 juli 2008 en in artikel 16 van het decreet van 8 mei 2002;
3°    iedere andere persoon die een belang aantoont.

Een klacht kan alleen worden ingediend in naam van de persoon die meent dat hij wordt gediscrimineerd, als die persoon daarmee heeft ingestemd.

§ 2. De volgende personen zijn de betrokken partijen bij de behandeling van de klacht:
1°    de klager, namelijk de persoon die de klacht heeft ingediend;
2°    de verweerder, namelijk de persoon die gediscrimineerd zou hebben.

Indien de klager niet de persoon is die meent dat hij wordt gediscrimineerd, en de klacht wordt ingediend namens die persoon, vraagt het VMRI of die persoon tevens betrokken partij wil worden.

De betrokken partijen kunnen zich laten bijstaan door een raadsman of een derde.

§ 3. In de volgende gevallen is de klacht niet ontvankelijk: 1°    de klacht is niet ingediend conform paragraaf 1;
2°    de klacht is kennelijk ongegrond;
3°    de klacht is kennelijk roekeloos of tergend;
4°    de klacht heeft betrekking op feiten die zich meer dan vijf jaar vóór het indienen van de klacht hebben voorgedaan;
5°    de klacht is al behandeld door het VMRI.

Het geval, vermeld in het eerste lid, 5°, is niet van toepassing als er voldoende nieuwe elementen voorliggen die een nieuwe behandeling verantwoorden.

Als het VMRI beslist dat een klacht niet ontvankelijk is, brengt het de klager daarvan gemotiveerd en minstens schriftelijk op de hoogte.

Als dat mogelijk is, verwijst het VMRI de klager door naar een instelling, organisatie of vereniging die hem mogelijks wel verder kan bijstaan.

Het VMRI kan de klacht doorsturen naar overheden of openbare instellingen, mits toestemming van de klager of mits het VMRI hierover met die overheid of instelling een samenwerkingsprotocol afsluit.

§ 4. Als de klacht ontvankelijk is conform paragraaf 3, kan het VMRI elke bemiddelingsopdracht uitvoeren die het nuttig acht. De bemiddeling is een vertrouwelijk en gestructureerd proces van vrijwillig overleg tussen de betrokken partijen waarbij het VMRI, als onafhankelijke en neutrale derde, de communicatie vergemakkelijkt en de voormelde betrokken partijen er probeert toe te brengen zelf een oplossing uit te werken.

Als de klager niet dezelfde persoon is als de persoon die meent dat hij gediscrimineerd wordt, kan het VMRI die laatste persoon, met zijn goedkeuring, ook betrekken in de bemiddeling.

§ 5. Als de bemiddelingsopdracht, vermeld in paragraaf 4, niet tot een resultaat leidt of kan leiden, wordt de klacht, met instemming van de klager, aan de geschillenkamer bezorgd. Indien de klager niet de persoon is die meent dat hij wordt gediscrimineerd, en de klacht werd ingediend namens die persoon, kan de klacht enkel worden overgemaakt aan de geschillenkamer als die laatste persoon daarmee heeft ingestemd.

Indien de betrokken partijen tijdens het bemiddelingstraject overtuigingsstukken hebben bezorgd aan het VMRI, worden deze, mits toestemming van de partij die de stukken had bezorgd en zonder enige appreciatie erover vanwege de bemiddelaar, ook bezorgd aan de geschillenkamer.

Indien het VMRI informatie of documentatie heeft ingewonnen met toepassing van artikel 22, die aangeleverd werd door derden die geen betrokken partij zijn, wordt die informatie of documentatie, zonder enige appreciatie erover vanwege de bemiddelaar, ook bezorgd aan de geschillenkamer.
 

Artikel 14. (15/03/2023- ...)

De geschillenkamer is bevoegd om op niet-bindende wijze te beoordelen of er sprake is van een discriminatie als vermeld in het decreet van 10 juli 2008 of het decreet 8 mei 2002, met uitzondering van een discriminatie op grond van taal.

Artikel 15. (15/03/2023- ...)

De geschillenkamer zetelt altijd met de voorzitter en twee bijzitters die de voorzitter aanwijst, waaronder een lid die over de vereiste ervaring, vermeld in artikel 34, §2, 1°, beschikt, tenzij de voorzitter beslist dat hij of een van de bijzitters alleen zetelt. Als er met drie leden wordt gezeteld, en bij gebrek aan consensus, beslist de geschillenkamer bij meerderheid.

De leden van de geschillenkamer mogen niet oordelen over een klacht waarbij ze een persoonlijk of rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad een persoonlijk of rechtstreeks belang hebben. Voor het oordeel wordt gevormd mogen de leden van de geschillenkamer geen standpunt innemen over de klacht waardoor een schijn van partijdigheid kan ontstaan over hun betrokkenheid. In de voormelde gevallen kan het lid, op eigen initiatief of op verzoek van een partij, worden gewraakt van de procedure. De voorzitter van de geschillenkamer of, in het geval dat over de voorzitter zelf een verzoek tot wraking voorligt, de plaatsvervangende voorzitter, beoordeelt het verzoek tot wraking.

Artikel 16. (15/03/2023- ...)

§ 1. Nadat de klacht en de eventuele overtuigingsstukken conform artikel 13, §5, werden bezorgd aan de geschillenkamer, controleert de geschillenkamer of de klacht ontvankelijk is conform artikel 13, §3.

§ 2. De geschillenkamer kan samenhangende klachten samenvoegen. In dat geval worden de klachten samen beoordeeld door de zetel waarbij de eerste klacht aanhangig is gemaakt.

§ 3. De geschillenkamer brengt de verweerder ervan op de hoogte dat de klacht voor beoordeling is bezorgd, en nodigt hem uit om zijn overtuigingsstukken te bezorgen.
 
De geschillenkamer nodigt de klager eveneens uit om zijn overtuigingsstukken te bezorgen.

De geschillenkamer kan deskundigen en getuigen bevragen als ze dat nuttig acht voor de beoordeling van de klacht.

De betrokken partijen mogen het dossier inzien dat ter beoordeling voorligt, tenzij de geschillenkamer ambtshalve of op verzoek van een van beide of van beide van de voormelde betrokken partijen om gewichtige redenen anders beslist.

§ 4. De procedure voor de geschillenkamer verloopt schriftelijk, tenzij de geschillenkamer een hoorzitting nuttig acht of tenzij de voormelde betrokken partijen verzoeken om gehoord te worden. De hoorzitting is openbaar, tenzij de geschillenkamer ambtshalve of op verzoek van een van beide of van beide van de voormelde betrokken partijen om gewichtige redenen anders beslist.

§ 5. De geschillenkamer houdt de voormelde betrokken partijen op de hoogte van alle stappen die ze onderneemt. De geschillenkamer behandelt de klacht binnen een redelijke termijn. De geschillenkamer deelt aan de voormelde betrokken partijen een richtdatum mee waarop ze het oordeel kunnen verwachten.

§ 6. De geschillenkamer motiveert haar oordeel op een duidelijke en begrijpelijke wijze. De geschillenkamer kan daarbij aanbevelingen doen aan een persoon die heeft gediscrimineerd.

De geschillenkamer brengt de voormelde betrokken partijen minstens schriftelijk op de hoogte van het oordeel. Het oordeel wordt ook publiek bekendgemaakt na anonimisering van de voormelde betrokken partijen die natuurlijke personen zijn.

Rechtspersonen worden wel bij naam genoemd, tenzij de geschillenkamer ambtshalve of op verzoek van een van de partijen of beide partijen om gewichtige redenen anders beslist.
 

Artikel 17. (15/03/2023- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere uitwerking van de procedure, bedoeld in artikel 16, met inbegrip van de volgende elementen:
1°    de samenstelling van de geschillenkamer per zaak;
2°    het verloop van de procedure voor de geschillenkamer, met inbegrip van de termijnen van de verschillende stappen in de procedure.

Artikel 18. (15/03/2023- ...)

Het VMRI volgt de oordelen van de geschillenkamer actief en nauwgezet op. De opvolging wordt ook geregistreerd en deze informatie wordt, mits uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de betrokken verweerder, ook toegevoegd in het oordeel.

Artikel 19. (15/03/2023- ...)

Tegen het oordeel van de geschillenkamer staat geen beroep open.

Het oordeel van de geschillenkamer laat altijd de mogelijkheid onverlet om een vordering in rechte in te stellen.

Artikel 20. (15/03/2023- ...)

Indien een van de partijen niet tevreden is met de wijze waarop zijn klacht werd behandeld door de bemiddelaar of door de geschillenkamer, kan die hierover beklag doen bij het VMRI. Er wordt hiertoe een interne procedure vastgelegd in het organiek reglement.

Onderafdeling 3. Bepaling gemeen aan de behandeling van meldingen en klachten (... - ...)

Artikel 21. (15/03/2023- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 27 is de werkwijze om meldingen en klachten te ontvangen en te behandelen, op de volgende beginselen gebaseerd:
1° het VMRI onderzoekt en behandelt de voormelde meldingen en klachten op een onafhankelijke, onpartijdige, objectieve en professionele wijze;
2°   het VMRI behandelt de voormelde meldingen en klachten op discrete wijze; 3° het VMRI behandelt de melder en de betrokken partijen bij een klacht op een
correcte, onpartijdige en respectvolle wijze.

Afdeling 5. Informatie (... - ...)

Artikel 22. (19/11/2022- ...)

Het VMRI is bevoegd om alle personen te horen en alle nodige informatie en documentatie in te winnen als dat redelijkerwijze nodig is om zijn bevoegdheden uit te oefenen.

Wanneer het VMRI een verzoek tot informatie of documentatie richt tot overheden of openbare instellingen van of die afhangen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap, kan het een dwingende termijn opleggen om dit verzoek te beantwoorden.

Het VMRI kan ter plaatse bij deze overheden en openbare instellingen gaan, met uitzondering van de bewoonde lokalen, om de nodige vaststellingen te doen en de overlegging te vragen van alle informatie en documentatie.

De personen die worden gevraagd om informatie of documenten over te leggen zijn ten aanzien van het VMRI ontheven van hun plicht tot geheimhouding in verband met feiten waarvan zij kennis hebben en gegevens waarover zij beschik- ken door hun staat of beroep, met uitzondering van die welke door het medisch geheim beschermd zijn of waarvan ze kennis hebben genomen in hun hoedanigheid van noodzakelijke vertrouwenspersoon.

Afdeling 6. Netwerk (... - ...)

Artikel 23. (19/11/2022- ...)

Het VMRI werkt samen met instellingen, diensten, organisaties en personen die actief zijn op het gebied van de bescherming en bevordering van mensenrechten, met het oog op consultatie en aanmoediging en met oog op wederzijdse doorverwijzing bij of doorsturen van meldingen of klachten over schendingen van mensenrechten.

Het VMRI werkt in het bijzonder structureel samen met alle mensenrechteninstellingen in België.

Het VMRI sluit met elk van de Vlaamse sectorale mensenrechteninstellingen een samenwerkingsprotocol om deze samenwerking vorm te geven.

Artikel 24. (19/11/2022- ...)

Het VMRI werkt samen met internationale instellingen en instellingen in andere landen die bevoegd zijn op het gebied van de bescherming en bevordering van mensenrechten.

Artikel 25. (19/11/2022- ...)

Het VMRI is bevoegd om bij te dragen aan het opstellen van de rapporten die moeten worden ingediend bij organen van internationale organisaties die toezicht uitoefenen op de uitvoering van mensenrechtenverdragen en kan, als dat nodig is, de rapporten ook becommentariëren vanuit zijn onafhankelijke positie.

Het VMRI is ook bevoegd om de conclusies die de voornoemde internationale organisaties op basis van deze rapporten opstellen op te volgen.

Afdeling 7. Thematische organisatie (... - ...)

Artikel 26. (19/11/2022- ...)

Het VMRI kan zich thematisch organiseren, op basis van zijn prioriteiten en van de behoeften van de personen van wie het VMRI de mensenrechten beoogt te beschermen.

Hoofdstuk 3. Bepalingen gemeen aan de uitoefening van de bevoegdheden van het VMRI (... - ...)

Artikel 27. (19/11/2022- ...)

De leden van de raad van bestuur, de leden van de geschillenkamer en de personeelsleden van het VMRI oefenen hun functie op onafhankelijke, zorgvuldige, onpartijdige en toegankelijke wijze uit.

De leden van de raad van bestuur, de leden van de geschillenkamer en de personeelsleden van het VMRI krijgen geen instructies van de Vlaamse Regering, van het Vlaams Parlement of van een andere bestuurlijke of particuliere entiteit, noch op directe noch op indirecte wijze.

Behalve in geval van wettelijke uitzonderingen zijn de leden van de raad van bestuur, de leden van de geschillenkamer en de personeelsleden van het VMRI, tijdens en na de uitoefening van hun respectieve mandaat of overeenkomst, ver- plicht het vertrouwelijke karakter te bewaren van de informatie waarvan ze door hun functie op de hoogte zijn, conform artikel 458 van het Strafwetboek.

Om het laagdrempelig karakter van zijn dienstverlening op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad te verzekeren, communiceert het VMRI helder over zijn bevoegdheden op dat grondgebied, werkt het goed samen met de andere mensenrechteninstellingen actief op dat grondgebied en verzamelt het afzonderlijke data, en rapporteert hierover, met betrekking tot de klachten en meldingen die het vanuit dat grondgebied ontvangt.

Artikel 28. (19/11/2022- ...)

§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

§ 2. Conform de bepalingen van dit decreet verwerkt het VMRI persoonsgegevens als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 3. De persoonsgegevens worden verwerkt om over de noodzakelijke informatie te beschikken om een melding of klacht te behandelen conform artikel 12 tot en met 18.

De verwerking van de persoonsgegevens is beperkt tot wat noodzakelijk is om het doel, vermeld in het eerste lid, te bereiken.

§ 4. Het VMRI kan persoonsgegevens verwerken van de volgende personen:
1° de natuurlijke personen die melden over wie een melding wordt gedaan, of die worden geïdentificeerd in het kader van de behandeling van de melding als vermeld in artikel 12, eerste lid;
2° de natuurlijke personen die als partij, deskundige of getuige betrokken zijn bij de behandeling van een klacht als vermeld in artikel 13, §1.
 
§ 5. Het VMRI kan voor de doeleinden, vermeld in paragraaf 3, alleen de persoonsgegevens verwerken die proportioneel zijn. Het betreft de volgende categorieën van persoonsgegevens:
1° identiteitsgegevens waaronder voor- en achternaam; 2° contactgegevens;
3°   beroepsgegevens;
4°    persoonsgegevens die blijken uit de feitelijke omstandigheden in verband met de melding of klacht;
5°    persoonsgegevens die blijken uit de opvolging van de klacht bedoeld in artikel 18;
6°    bijzondere categorieën van persoonsgegevens als vermeld in artikel 9 van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 6. De verwerking van de persoonsgegevens is overeenkomstig artikel 6, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming noodzakelijk voor de vervulling van de taken van algemeen belang die aan het VMRI worden toevertrouwd. Voor zover er bijzondere categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt, is deze verwerking toegelaten door artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 7. Er kan slechts toegang worden verleend tot de gegevens bedoeld in paragraaf 5 aan:
1°    de natuurlijke personen die handelen onder het gezag van het VMRI. Deze personen verwerken deze gegevens slechts in opdracht van het VMRI;
2°    de natuurlijke personen bedoeld in paragraaf 4.

Overeenkomstig artikel 27, lid 3, van de algemene verordening gegevensbescherming worden de persoonsgegevens niet meegedeeld aan derden, behalve in geval van wettelijke uitzonderingen.

§ 8. De persoonsgegevens worden bewaard tot vijf jaar nadat het VMRI de melding of de klacht, vermeld in artikel 12, eerste lid, en artikel 13, §1, heeft ontvangen.

Titel 4. Organisatie (... - ...)

Hoofdstuk 1. Organen (... - ...)

Artikel 29. (19/11/2022- ...)

Het VMRI bestaat uit de volgende organen:
1°    een raad van bestuur;
2°    een geschillenkamer.

Hoofdstuk 2. Raad van bestuur (... - ...)

Artikel 30. (19/11/2022- ...)

§ 1. Het VMRI wordt bestuurd door een raad van bestuur die bestaat uit elf stemgerechtigde leden die door het Vlaams Parlement worden benoemd bij volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen.

De raad van bestuur wordt voorgezeten door een voorzitter en een ondervoorzitter die worden aangewezen door de raad van bestuur onder zijn leden.

§ 2. Het Vlaams Parlement organiseert een open kandidaatstellingsprocedure. De vacatures worden uiterlijk zes maanden voor het mandaat verstreken is, op de volgende wijze openbaar gemaakt:
1°   door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad;
2°   via de websites van het VMRI en van het Vlaams Parlement.

Naast de methoden, vermeld in het eerste lid, zorgt het VMRI voor een zo ruim mogelijke verspreiding van de vacatures bij het brede publiek.
 
§ 3. De raad van bestuur wordt zo evenwichtig en divers mogelijk samengesteld, met bijzondere aandacht voor een sociale, etnische, religieuze en geografische diversiteit onder de leden. Er worden minstens kandidaten geselecteerd uit de academische wereld, de gerechtelijke wereld als uit verenigingen die de bescherming van de mensenrechten beogen, met een maximum van vier leden voor elk van de voormelde categorieën.

Ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur is van hetzelfde geslacht.

Minstens één lid van de raad van bestuur woont of werkt op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of heeft anderszins een aantoonbare band met dit gebied.

Als de voormelde evenwichten niet kunnen worden gegarandeerd, wordt er een nieuwe oproep georganiseerd conform paragraaf 2. In afwachting daarvan, kan het Vlaams Parlement overgaan tot een gedeeltelijke samenstelling van de raad van bestuur en worden de aanvullende leden benoemd uit de lijst van kandidaten op basis van die nieuwe oproep.

§ 4. Het lidmaatschap van de raad van bestuur is onverenigbaar met:
1° de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, van een van de federale kamers, van een gemeenschaps- of gewestparlement, van de provincie-, gemeente- of districtsraad, van een orgaan van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van een bijzonder comité voor de sociale dienst;
2° de hoedanigheid van lid van de Europese Commissie, van de Federale Regering, van een gemeenschaps- of gewestregering, of van een deputatie, een college van burgemeester en schepenen of een districtscollege, of de hoedanigheid van gewestelijk staatssecretaris van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
3° de uitoefening van een functie in een kabinet of beleidscel van de regeringen, vermeld in punt 2°.

§ 5. De selectieprocedure verloopt op een transparante, onpartijdige en participatieve wijze. De leden van de raad van bestuur worden benoemd op grond van hun expertise, ervaring en belangstelling op het gebied van de bescherming en bevordering van mensenrechten, in het bijzonder in de aangelegenheden die onder de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest vallen.

§ 6. De leden van de raad van bestuur zetelen in eigen naam.

§ 7. De leden van de raad van bestuur worden voor zes jaar benoemd. Het mandaat van de leden van de raad van bestuur is één keer hernieuwbaar, op voorwaarde dat de evenwichten, vermeld in paragraaf 3, gerespecteerd blijven.

§ 8. Het Vlaams Parlement selecteert onder de kandidaten ook vier opvolgers. Onder de opvolgers is er minstens één persoon uit de academische wereld, uit de gerechtelijke wereld en uit de verenigingen die de bescherming van de mensenrechten beogen, minstens één persoon die woont of werkt op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of anderszins een aantoonbare band heeft met dit gebied en minstens één persoon van elk geslacht. Als de voormelde vereisten op basis van de kandidaatstellingsprocedure niet kunnen worden gegarandeerd, wordt een nieuwe oproep georganiseerd conform paragraaf 2. Bij voortijdige beëindiging van een mandaat van een lid van de raad van bestuur, duidt het Vlaams Parlement de opvolger aan die dit lid vervangt, waarbij rekening wordt gehouden met de vereisten, vermeld in paragraaf 3 en 4. Deze opvolger wordt benoemd voor een periode van zes jaar.

Artikel 31. (19/11/2022- ...)

Het Vlaams Parlement kan het mandaat van een lid van de raad van bestuur alleen beëindigen op diens eigen verzoek, als hij op ernstige wijze is tekortgeschoten of niet langer aan de vereisten voor de uitvoering van de taken voldoet.

Het mandaat van een lid van de raad van bestuur kan niet worden beëindigd voor meningen die hij uit bij het vervullen van zijn functie.

Het mandaat kan alleen worden beëindigd bij beslissing van het Vlaams Parlement nadat de betrokkene de mogelijkheid heeft gekregen om gehoord te worden over de aangevoerde redenen.

Vóór de hoorzitting stelt het Vlaams Parlement een dossier samen dat alle stukken bevat die betrekking hebben op de aangevoerde redenen voor de ontheffing.

Ten minste vijf dagen voor de hoorzitting wordt de betrokkene opgeroepen met een aangetekende zending die de volgende informatie bevat:
1°    de aangevoerde ernstige redenen;
2°    de melding dat de opheffing van zijn mandaat wordt overwogen; 3°    de plaats, de datum en het uur van de hoorzitting;
4°    het recht van de betrokkene om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;
5°    de plaats waar en de termijn waarin hij het dossier kan inzien; 6°    het recht om getuigen te laten oproepen.

Vanaf de oproeping tot en met de dag van de hoorzitting kunnen de betrokkene en de persoon die hem bijstaat, het dossier inzien.

Van de hoorzitting wordt een verslag opgesteld.

Artikel 32. (19/11/2022- ...)

De raad van bestuur beschikt over de volheid van bestuursbevoegdheid. De raad van bestuur stelt binnen drie maanden na de eerste voltallige samen
stelling ervan een organiek reglement op dat de volgende elementen vastlegt:
1°    het organigram van het VMRI;
2°    het personeelsplan;
3°    de functieomschrijvingen;
4°    de rechtspositieregeling van het personeel, de directeur en de leden van de geschillenkamer, waarbij minstens de bezoldigingsregeling, de salarisschalen, de toekenning van toelagen en vergoedingen en de verloven en afwezigheden worden geënt op het statuut van de diensten van het Vlaams Parlement;
5°   de eigen werking;
6°   de thematische organisatie van het VMRI.

Het organiek reglement, en elke latere wijziging ervan, wordt opgesteld met respect voor de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het Vlaams Parlement. Het goedgekeurde organiek reglement wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 33. (19/11/2022- ...)

De voorzitter van de raad van bestuur bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor en houdt samen met de directeur toezicht op de beslissingen. De agenda en de nota’s die er verband mee houden, worden tijdig bezorgd aan de leden van de raad van bestuur.

De leden van de raad van bestuur die niet aanwezig kunnen zijn op een vergadering, kunnen een volmacht verlenen aan een ander lid van de raad van bestuur naar keuze om diens stem te vertegenwoordigen. Elk lid kan slechts één volmacht ontvangen.
 
De raad van bestuur beraadslaagt alleen op geldige wijze als ten minste de meerderheid van zijn leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Als dat quorum niet bereikt is, kan de raad van bestuur over dezelfde agenda geldig beraadslagen en beslissen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, binnen een termijn die hij zelf bepaalt, maar die niet korter dan 72 uur mag zijn. De uitnodiging vermeldt de aard van de vergadering.

De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met een volstrekte meerderheid van de stemmen die de aanwezige of vertegenwoordigde leden hebben uitgebracht. Onder uitgebrachte stemmen worden stemmen voor en tegen verstaan, onthoudingen worden niet meegerekend. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, de stem van de ondervoorzitter doorslaggevend.

De stemming gebeurt bij handopsteking. In de volgende gevallen wordt tot een geheime stemming overgegaan:
1°    op verzoek van de voorzitter of van ten minste twee derde van de leden; 2°    bij het nemen van beslissingen over personen.

De directeur woont de vergadering van de raad van bestuur bij met raadgevende stem en is verantwoordelijk voor het verslag.

De vergoedingen zoals bepaald voor categorie II in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2007 tot regeling van de vergoedingen van de bestuurders van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid, en van de regeringsafgevaardigden die toezicht uitoefenen bij deze agentschappen, zijn van overeenkomstige toepassing voor de leden van de raad van bestuur van het VMRI.

Hoofdstuk 3. Geschillenkamer (... - ...)

Artikel 34. (19/11/2022- ...)

§ 1. De geschillenkamer is samengesteld uit de volgende leden:
1°    één effectieve voorzitter en minimaal twee plaatsvervangende voorzitters;
2°    drie effectieve bijzitters en minimaal vijf plaatsvervangende bijzitters.

§ 2. De leden van de geschillenkamer beschikken over een aantoonbare kennis van mensenrechten in het algemeen, en van discriminatierecht in het bijzonder en voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
1° ze hebben ten minste vier jaar het ambt van magistraat in de hoven en rechtbanken, bij de administratieve rechtscolleges of het Grondwettelijk Hof, of het ambt van referendaris bij het Grondwettelijk Hof, bekleed;
2° ze hebben ten minste vier jaar een opdracht vervuld als lid van het academisch of onderwijzend personeel van een Vlaamse universiteit of aan een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs van het lange type;
3°   ze hebben ten minste vier jaar als advocaat gewerkt.

§ 3. Ten hoogste twee derde van de leden mag van hetzelfde geslacht zijn. Als het voormelde evenwicht op basis van de kandidaatstellingsprocedure niet kan worden nageleefd, kan de raad van bestuur een afwijking toestaan.

§ 4. Een functie als lid van de geschillenkamer is onverenigbaar met:
1° de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, van een van de federale kamers, van een gemeenschaps- of gewestparlement, van de provincie-, gemeente- of districtsraad, van een orgaan van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van een bijzonder comité voor de sociale dienst;
2° de hoedanigheid van lid van de Europese Commissie, van de Federale Regering, van een gemeenschaps- of gewestregering, of van een deputatie, een college van burgemeester en schepenen of een districtscollege, of de hoedanigheid van gewestelijk staatssecretaris van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
3° de uitoefening van een functie in een kabinet of beleidscel van de regeringen, vermeld in punt 2°;
4° elke andere activiteit die hij zelf of via een tussenpersoon verricht, waardoor de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast, de waardigheid van de functie in het gedrang komt of het vertrouwen van het publiek in de geschillenkamer wordt aangetast.

§ 5. De leden van de geschillenkamer worden aangeworven bij arbeidsovereenkomst door de raad van bestuur na een openbare oproep tot kandidaatstelling en op basis van een vergelijkende selectie. Naargelang van de werkbelasting van de geschillenkamer kan de raad van bestuur bijkomende plaatsvervangende leden aanwerven.

§ 6. De rechtspositieregeling van de effectieve leden van de geschillenkamer wordt bepaald door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 32, tweede lid, 4°, waarbij de inschaling wordt afgestemd op vergelijkbare functies. De plaatsvervangende leden worden vergoed per zaak waaraan ze deelnemen, en voor hun verplaatsingskosten.

§ 7. In de volgende gevallen beëindigt de raad van bestuur het mandaat van een lid van de geschillenkamer:
1°    op zijn verzoek;
2°    als hij een functie als vermeld in paragraaf 4, 1° tot en met 3°, aanvaardt.

§ 8. De raad van bestuur kan het mandaat van een lid van de geschillenkamer beëindigen om ernstige redenen. Die redenen kunnen niet gerelateerd zijn aan meningen die geuit zijn en daden die gesteld zijn bij de regelmatige uitoefening van zijn mandaat.

Als de raad van bestuur het mandaat van een lid van de geschillenkamer wil beëindigen om ernstige redenen, brengt de raad dat lid daarvan op gemotiveerde wijze op de hoogte. Het mandaat kan alleen worden beëindigd nadat de betrokkene de mogelijkheid heeft gekregen om gehoord te worden over de aangevoerde redenen.

Artikel 35. (19/11/2022- ...)

Bij de uitoefening van haar bevoegdheden wordt de geschillenkamer ondersteund door personeelsleden die houder zijn van een diploma van master of licentiaat in de rechten of van een doctoraat in de rechten, met een aantoonbare kennis van het discriminatierecht.

De geschillenkamer kan tevens worden ondersteund door een secretariaat dat ook de taken uitvoert van een griffie.

Deze personeelsleden staan onder leiding van de voorzitter van de geschillenkamer.

Hoofdstuk 4. Directeur (... - ...)

Artikel 36. (19/11/2022- ...)

§ 1. Het VMRI staat onder leiding van een directeur. De directeur heeft de volgende taken:
1°    het dagelijks bestuur waarnemen;
2°    het personeel aansturen, met uitzondering van het personeel van de geschillenkamer;
3°    de interne werking van het VMRI coördineren.

§ 2. De directeur voldoet aan de volgende voorwaarden:
1°    hij is houder van een diploma dat toegang verleent tot een functie van niveau A bij de diensten van de Vlaamse overheid;
2°    hij heeft ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring; 3°    van onberispelijk gedrag zijn.

§ 3. De functie van directeur van het VMRI is onverenigbaar met:
1° de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, van een van de federale kamers, van een gemeenschaps- of gewestparlement, van de provincie-, gemeente- of districtsraad, van een orgaan van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van een bijzonder comité voor de sociale dienst;
2° de hoedanigheid van lid van de Federale Regering, van een gemeenschaps- of gewestregering, van de Europese Commissie, of van een deputatie, een college van burgemeester en schepenen of een districtscollege, of de hoedanigheid van gewestelijk staatssecretaris van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
3° de uitoefening van een functie in een kabinet of beleidscel van de regeringen, vermeld in punt 2°.

§ 4. De raad van bestuur werft de directeur aan bij arbeidsovereenkomst na een openbare oproep tot kandidaatstelling en op basis van een vergelijkende selectie. De directeur wordt aangeworven vanwege zijn expertise en ervaring, in het bijzonder op het gebied van de mensenrechten, enerzijds, en publieke communicatie, anderzijds.

De directeur wordt aangeworven voor een termijn van zes jaar. Dat mandaat is één keer verlengbaar na een positieve evaluatie door de raad van bestuur.

§ 5. De rechtspositieregeling van de directeur wordt bepaald door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 32, tweede lid, 4°, waarbij de inschaling wordt afgestemd op vergelijkbare functies en marktconform is.

§ 6. Bij de eerste aanwerving doorloopt de directeur een proefperiode van zes maanden, te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene het mandaat effectief opneemt. Uiterlijk vijfenveertig dagen voor het verstrijken van de proefperiode evalueert de raad van bestuur de directeur. Bij ontstentenis van een evaluatie op dat ogenblik wordt de evaluatie geacht gunstig te zijn.

§ 7. De raad van bestuur beëindigt het mandaat van de directeur:
1°    op zijn verzoek;
2°    als hij een functie als vermeld in paragraaf 3 aanvaardt;
3°    wanneer hij ongunstig wordt geëvalueerd na de proefperiode.

§ 8. De raad van bestuur kan het mandaat van de directeur beëindigen om ernstige redenen. Die redenen kunnen niet gerelateerd zijn aan meningen die geuit zijn en daden die gesteld zijn bij de regelmatige uitoefening van zijn mandaat.

Als de raad van bestuur het mandaat van de directeur wil beëindigen om ernstige redenen, brengt de raad de directeur daarvan op gemotiveerde wijze op de hoogte. Het mandaat kan alleen worden beëindigd nadat de betrokkene de mogelijkheid heeft gekregen om gehoord te worden over de aangevoerde redenen.

§ 9. Als het mandaat van directeur om welke reden ook openvalt, wordt onmiddellijk overgegaan tot de vervanging ervan door een nieuw mandaat voor een termijn van zes jaar. In afwachting van die vervanging kan de raad van bestuur een directeur ad interim aanwijzen.

Hoofdstuk 5. Personeel (... - ...)

Artikel 37. (19/11/2022- ...)

De personeelsleden van het VMRI voeren de bevoegdheden van het VMRI uit.

Met uitzondering van de personeelsleden van de geschillenkamer vallen de personeelsleden onder leiding van de directeur. De voormelde personeelsleden van de geschillenkamer vallen onder leiding van de voorzitter van de geschillenkamer.

Het personeel wordt bij arbeidsovereenkomst door de raad van bestuur geworven. De raad van bestuur kan, onder de voorwaarden die hij bepaalt, de voormelde bevoegdheid volledig of gedeeltelijk delegeren aan de directeur of, voor de personeelsleden van de geschillenkamer, aan de voorzitter van de geschillenkamer.

De kandidaten worden geselecteerd na een open kandidaatstellingsprocedure op basis van hun expertise en ervaring, waarbij ook aandacht is voor een evenwichtige en diverse samenstelling van het personeelsbestand, alsook voor de activiteiten die de personeelsleden buiten hun functie zouden uitoefenen en die de onafhankelijkheid van het VMRI of het vertrouwen van het publiek in het VMRI zouden kunnen aantasten.

Het personeelskader en de rechtspositieregeling van het personeel worden bepaald door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 32, tweede lid, 4°.

Artikel 38. (19/11/2022- ...)

Het VMRI zorgt ervoor dat de personeelsleden die de bemiddelingsopdrachten zoals bedoeld in artikel 13, § 4, uitoefenen hiervoor een passende opleiding hebben gevolgd.

Artikel 39. (19/11/2022- ...)

Personeelsleden van de Vlaamse administratie kunnen ter beschikking van het VMRI worden gesteld nadat ze de benoemingsprocedure, vermeld in artikel 37, vierde lid, hebben doorlopen. Die personeelsleden kunnen echter geen deel uitmaken van de geschillenkamer.

Titel 5. Budgettaire bepalingen (... - ...)

Artikel 40. (19/11/2022- ...)

§ 1. Om de werking van het VMRI te financieren, wordt een door het Vlaams Parlement toegewezen dotatie uitgetrokken op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. Het bedrag van die dotatie wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de afgevlakte gezondheidsindex.

De financieringsmiddelen die het VMRI conform het eerste lid ontvangt, zijn afdoende om de onafhankelijke en doeltreffende werking van het VMRI op structurele wijze te verzekeren. Ze kunnen niet het voorwerp uitmaken van een vermindering bij een ongewijzigd takenpakket van het VMRI.

§ 2. Voor het vervullen van zijn mandaat, kan het VMRI ook:
1°    schenkingen en legaten ontvangen;
2°    opbrengsten uit activiteiten ontvangen;
3°    roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden;
4°    deelnemen aan oproepen voor gesubsidieerde projecten.
 
§ 3. Het VMRI volgt bij het opstellen van de begroting en de rekeningen de regels die gelden voor autonome diensten met rechtspersoonlijkheid die onder toezicht van het Vlaams Parlement staan zoals vermeld in het decreet van 29 maart 2019 houdende de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën.

Artikel 41. (19/11/2022- ...)

De raad van bestuur van het VMRI wijst buiten zijn leden een bedrijfsrevisor aan die de volgende opdrachten heeft:
1°    de financiële toestand en de jaarrekening van het VMRI controleren;
2°    de regelmatigheid van de verrichtingen in de jaarrekening van het VMRI constateren.

De bedrijfsrevisor is aangesloten bij het Instituut voor Bedrijfsrevisoren.

De bedrijfsrevisor brengt verslag uit over de uitvoering van zijn opdracht. Dat verslag wordt gevoegd bij het jaarlijkse rapport conform artikel 43, §1, vierde lid.

Titel 6. Verantwoording (... - ...)

Artikel 42. (19/11/2022- ...)

Het VMRI dient jaarlijks een ontwerp van begroting met een voorstel van dotatie voor het volgende begrotingsjaar ter goedkeuring in bij het Vlaams Parlement.

Artikel 43. (19/11/2022- ...)

§ 1. Het VMRI publiceert jaarlijks een rapport waarin het verantwoording aflegt aan het Vlaams Parlement over de uitvoering van zijn bevoegdheden, de aanwending van zijn middelen en zijn algemene werking.

Het jaarrapport omvat ook een algemene stand van zaken over de bescherming van de mensenrechten binnen de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest.

Het rapport wordt opgesteld in een heldere, toegankelijke taal.

Het VMRI voegt bij het rapport de jaarrekening van het VMRI en het verslag van de bedrijfsrevisor dat conform artikel 41 is opgesteld.

Het rapport wordt voor 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar in kwestie bezorgd aan het Vlaams Parlement en aan het Rekenhof. Het Rekenhof controleert de jaarrekening van het VMRI en bezorgt zijn opmerkingen aan het Vlaams Parlement.

§ 2. Als het VRMI het jaarrapport, vermeld in paragraaf 1, aan het Vlaams Parlement bezorgt, dienen de voorzitter van de raad van bestuur en de directeur van het VMRI in te gaan op een uitnodiging om gehoord te worden door het Vlaams Parlement of de bevoegde commissies van het Vlaams Parlement.

De directeur van het VMRI kan, al dan niet op eigen verzoek, buiten het geval, vermeld in het eerste lid, gehoord worden door het Vlaams Parlement of door de bevoegde commissies van het Vlaams Parlement.
 

Titel 7. Bevoegdheid afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ten aanzien van eenzijdig bindende beslissingen van het VMRI (... - ...)

Artikel 44. (19/11/2022- ...)

De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is bevoegd om kennis te nemen van geschillen betreffende de eenzijdige bindende beslissingen van het VMRI.

Titel 8. Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Hoofdstuk 1. Wijzigingen van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst (... - ...)

Artikel 45. (15/03/2023- ...)

Artikel 1bis van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2015, wordt opgeheven.

Artikel 46. (15/03/2023- ...)

In artikel 2bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 juni 2006 en gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2015, worden punt 3° en 4° opgeheven.

Artikel 47. (15/03/2023- ...)

In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 mei 2004, 23 juni 2006 en 17 juli 2015, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Artikel 48. (15/03/2023- ...)

In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2020, wordt hoofdstuk IIIbis, dat bestaat uit artikel 17ter tot en met 17quinquies, opgeheven.

Hoofdstuk 2. Wijziging van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt (... - ...)

Artikel 49. (15/03/2023- ...)

Artikel 9 van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, wordt opgeheven.

Hoofdstuk 3. Wijzigingen van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid (... - ...)

Artikel 50. (15/03/2023- ...)

In artikel 29, §1, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid wordt de zinsnede “een van de organen, verenigingen of organisaties, vermeld in artikelen 40 en 41” vervangen door de zinsnede “een van de instellingen, verenigingen of organisaties, vermeld in artikel 41”.

Artikel 51. (15/03/2023- ...)

In artikel 30 van hetzelfde decreet wordt de zinsnede “, van het orgaan of de organen in de zin van artikel 40, of van een van de verenigingen of organisaties in de zin van artikel 41,” vervangen door de zinsnede “of van een van de instellingen, verenigingen of organisaties, vermeld in artikel 41 van dit decreet,”.

Artikel 52. (15/03/2023- ...)

In artikel 36 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede “een van de instellingen, organen of verenigingen, vermeld in artikelen 40 en 41” vervangen door de zinsnede “een van de instellingen, verenigingen of organisaties, vermeld in artikel 41”;

2° in paragraaf 2, 1°, wordt de zinsnede “die bij het orgaan of de organen in de zin van artikel 40, of bij een van de verenigingen of organisaties in de zin van artikel 41,” vervangen door de zinsnede “die bij het Vlaams Mensenrechteninstituut of bij een van de instellingen, verenigingen of organisaties, vermeld in artikel 41 van dit decreet,”.

Artikel 53. (15/03/2023- ...)

In artikel 37 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:

Ҥ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder klacht begrepen:
1° een met redenen omklede klacht die de betrokkene heeft ingediend bij de instantie of organisatie waar de discriminatie plaatsvond of bij de ambtenaren die krachtens artikel 39 van dit decreet belast zijn met het toezicht op de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° een met redenen omklede melding of klacht die de betrokkene heeft ingediend bij het Vlaams Mensenrechteninstituut of bij een instelling, vereniging of organisatie als vermeld in artikel 41 van dit decreet;
3° een met redenen omklede klacht die ingediend is ten voordele van de betrokkene door een instelling, vereniging of organisatie als vermeld in artikel 41 van dit decreet, bij de instantie of organisatie waar de discriminatie plaatsvond;
4°   een rechtsvordering die de betrokkene heeft ingesteld;
5° een rechtsvordering die ingesteld is ten voordele van de betrokkene door een instelling, vereniging of organisatie als vermeld in artikel 41 van dit decreet.”.

Artikel 54. (15/03/2023- ...)

Artikel 40 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt opgeheven.

Hoofdstuk 4. Wijzigingen van het decreet van 20 december 2013 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 (... - ...)

Artikel 55. (15/03/2023- ...)

Het decreet van 20 december 2013 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tot oprichting van Unia wordt opgeheven.

Titel 9. Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 56. (19/11/2022- ...)

Voor de eerste aanwijzing van de leden van de raad van bestuur moet ten laatste een maand na de inwerkingtreding van dit decreet worden overgegaan tot de oproep tot kandidaatstelling zoals bedoeld in artikel 30, §2.

De aanwijzing van de leden van de raad van bestuur vindt plaats uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Als de evenwichten bedoeld in artikel 30, §3, niet kunnen worden gegarandeerd op basis van de eerste oproep tot kandidaatstelling, benoemt het Vlaams Parlement reeds een deel van de leden van de raad bestuur uit de eerste lijst met kandidaten. De raad van bestuur kan rechtsgeldig beslissingen nemen van zodra er minstens zes leden werden benoemd, overeenkomstig artikel 33.

Artikel 57. (19/11/2022- ...)

Meldingen of klachten die werden ingediend bij Unia overeenkomstig artikel 6, §2, van het samenwerkingsakkoord tot oprichting van Unia, en die onder het mandaat van het VMRI zoals gedefinieerd in artikel 6 vallen, en nog niet afgehandeld zijn op 15 maart 2023, kunnen, met instemming van de klager of melder, worden overgedragen aan het VMRI. Het VMRI kan in dat geval bij Unia het volledige dossier opvragen dat op basis van de klacht of melding werd opgemaakt.

Op basis van het dossier dat wordt overgedragen, beoordeelt het VMRI of de melding kan worden behandeld als melding zoals bedoeld in artikel 12 of een klacht zoals bedoeld in artikel 13.
 
Opdat het dossier kan worden behandeld als klacht, zijn de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 13, §3, van toepassing, met uitzondering van de voorwaarde onder punt 4°. Indien het VMRI op basis van het overgedragen dossier onvoldoende informatie ter beschikking heeft om te beoordelen of aan deze ontvankelijkheidsvoorwaarden is voldaan, kan het VMRI de klager of melder verzoeken om bijkomende informatie over te maken. Indien er is voldaan aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, wordt het dossier verder behandeld overeenkomstig artikel 13, §4. Indien er reeds een bemiddeling heeft plaatsgevonden met toepassing van artikel 6, §2, van het samenwerkingsakkoord tot oprichting van Unia die niet tot een resultaat heeft geleid of kon leiden, kan het dossier meteen worden overgemaakt aan de geschillenkamer voor een beoordeling zoals bedoeld in artikel 14, tenzij een van de betrokken partijen verzoekt om een nieuwe bemiddeling door het VMRI overeenkomstig artikel 13, §4.

Overgedragen meldingen of klachten die binnen het mandaat van het VMRI vallen, maar die niet kunnen worden behandeld als klacht overeenkomstig het vorige lid, kunnen worden behandeld als een melding zoals bedoeld in artikel 12.

De Vlaamse overheid kan met Unia een samenwerkingsprotocol sluiten waarin concrete afspraken worden vastgelegd om uitvoering te geven aan dit artikel.

Artikel 58. (19/11/2022- ...)

Meldingen of klachten die werden ingediend bij de Genderkamer van de Vlaamse Ombudsdienst overeenkomstig artikel 17quater, §1, van het decreet van 7 juli 1998, en die onder het mandaat van het VMRI zoals gedefinieerd in artikel 6 vallen, en nog niet afgehandeld zijn op 15 maart 2023, worden, met instemming van de klager of melder, overgedragen aan het VMRI. De Vlaamse Ombudsdienst draagt in dat geval het volledige dossier over dat op basis van de klacht of melding werd opgemaakt.

Op basis van het dossier dat wordt overgedragen, beoordeelt het VMRI of de melding kan worden behandeld als melding zoals bedoeld in artikel 12 of een klacht zoals bedoeld in artikel 13.

Opdat het dossier kan worden behandeld als klacht, zijn de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 13, §3, van toepassing, met uitzondering van de voorwaarde onder punt 4°. Indien het VMRI op basis van het overgedragen dossier onvoldoende informatie ter beschikking heeft om te beoordelen of aan deze ontvankelijkheidsvoorwaarden is voldaan, kan het VMRI de klager of melder verzoeken om bijkomende informatie over te maken. Indien er is voldaan aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, wordt het dossier verder behandeld overeenkomstig artikel 13, §4. Indien er reeds een bemiddeling heeft plaatsgevonden met toepassing van artikel 17quater, §1, van het decreet van 7 juli 1998 die niet tot een resultaat heeft geleid of kon leiden, kan het dossier meteen worden overgemaakt aan de geschillenkamer voor een beoordeling zoals bedoeld in artikel 14, tenzij één van de betrokken partijen verzoekt om een nieuwe bemiddeling door het VMRI overeenkomstig artikel 13, §4.

Overgedragen meldingen of klachten die binnen het mandaat van het VMRI vallen, maar die niet kunnen worden behandeld als klacht overeenkomstig het vorige lid, kunnen worden behandeld als een melding zoals bedoeld in artikel 12.

De Vlaamse overheid kan met de Vlaamse Ombudsdienst een samenwerkingsprotocol sluiten waarin concrete afspraken worden vastgelegd om uitvoering te geven aan dit artikel.

Artikel 59. (19/11/2022- ...)

Alle personeelsleden die, op 14 maart 2023, hun werkzaamheden uitoefenen binnen de Genderkamer van de Vlaamse Ombudsdienst worden, met hun instemming, op een datum vanaf 15 maart 2023 ambtshalve overgedragen aan het Vlaams Mensenrechteninstituut.

De personeelsleden die met toepassing van het eerste lid worden overgedragen kunnen van dezelfde arbeidsovereenkomst genieten die geldt op de dag vóór hun overdracht, mits ondertekening van een bijlage bij hun arbeidsovereenkomst door het VMRI, de Vlaamse Ombudsdienst en het betrokken personeelslid. Ze kunnen er evenwel ook voor kiezen om een nieuwe arbeidsovereenkomst af te sluiten met het VMRI waarbij de bezoldiging en rechtspositieregeling van toepassing zijn overeenkomstig artikel 37, vijfde lid.

De Vlaamse Regering stelt een nominatieve lijst op van de personeelsleden die met toepassing van het tweede lid hun overdracht realiseren via een ondertekening van een bijlage bij hun arbeidsovereenkomst. Die lijst wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 60. (19/11/2022- ...)

Vijf jaar na de eerste volledige samenstelling van de raad van bestuur wordt de toepassing en doeltreffendheid van dit decreet door het Vlaams Parlement geëvalueerd.

Deze evaluatie vindt plaats op basis van een door een commissie van experten aan het Vlaams Parlement voorgelegd verslag. De voorzitter van de raad van bestuur en de directeur van het VMRI dienen in te gaan op een uitnodiging om, ten gelegenheid van deze evaluatie, gehoord te worden door het Vlaams Parlement of de bevoegde commissie van experten.

Artikel 61. (19/11/2022- ...)

Artikel 6, tweede en derde lid, artikel 13 tot en met 21 en artikel 45 tot en met 55 treden in werking op 15 maart 2023.

Artikel 2, eerste lid, 7°, treedt in werking op een datum die de Vlaamse Regering vaststelt.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 11/10/2024