(... - ...)
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 10 december 2021 houdende een generieke waarborgregeling voor ondernemingen, artikel 3, §4, artikel 4, §2 en §3, artikel 6, §4, artikel 7, artikel 16, en artikelen 22/1 tot 22/4;
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
-De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 2 mei 2022.
- De Raad van State heeft advies 71.759/1/V (adviesnummer) gegeven op 3 augustus 2022, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. (28/01/2023- ...)
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° aanmelding: het verzoek van de waarborghouder aan de waarborgvennootschap om een waarborg te registreren;
2° afroep: de formele vordering van de betaling van de waarborg;
3° decreet van 10 december 2021: het decreet van 10 december 2021 houdende een generieke waarborgregeling voor ondernemingen;
4° dekkingspercentage: het percentage van de financieringsovereenkomst dat gewaarborgd wordt door de waarborg;
5° leasingmaatschappij:
a) een rechtspersoon waarvan een van de bedrijfsactiviteiten het stellen van handelingen of verrichtingen van financieringshuur of leasing is als vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur, en die daarvoor de erkenning, vermeld in artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit, heeft verkregen;
b) een rechtspersoon die afkomstig is van een andere lidstaat van de Europese Unie en die voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 2, §2, van het voormelde koninklijk besluit;
6° leasingovereenkomst: elke overeenkomst tussen een leasingmaatschappij en een begunstigde, waarbij de leasingmaatschappij het bedrijfsmiddel op gespecificeerde aanwijzing van de begunstigde verwerft om het daarna te verhuren aan de begunstigde;
7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie;
8° opeisbaarstelling: het ogenblik waarop de begunstigde juridisch verplicht is om de openstaande bedragen te betalen die onder de financieringsovereenkomst toegekend zijn;
9° registratie: de formele bevestiging door de waarborgvennootschap dat een aanmelding is ontvangen;
10° verbonden ondernemingen: de verbonden ondernemingen, vermeld in artikel 3, lid 3, van bijlage 1 bij verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
11° werkdag: een dag die geen zaterdag, zondag of Vlaamse of Federale wettelijke feestdag is.
Artikel 2. (28/01/2023- ...)
§1. De volgende rechtspersonen kunnen waarborghouder zijn:
1° kredietinstellingen die de vergunning, vermeld in artikel 7 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, hebben verkregen en ook alle kredietinstellingen die ressorteren onder een andere lidstaat en die conform boek III van de voormelde wet hun werkzaamheden op het Belgische grondgebied mogen uitoefenen;
2° leasingmaatschappijen;
3° kredietverlenende rechtspersonen voor de sociale economie;
4° alternatieve financieringsinstellingen.
§2. Een contingent kan alleen worden toegekend aan de rechtspersonen, vermeld in paragraaf 1, die financieringsovereenkomsten sluiten ten gunste van ondernemingen.
§3. De rechtspersonen, vermeld in paragraaf 1, kunnen alleen waarborgen aanmelden nadat ze een raamovereenkomst met de waarborgvennootschap hebben gesloten.
De raamovereenkomst regelt al de volgende punten:
1° de rapporteringsverplichting van de waarborghouder;
2° de informatieverstrekking door de waarborgvennootschap aan de waarborghouder en de dienstverlening die de waarborghouder van de waarborgvennootschap mag verwachten, inzonderheid de helpdeskfunctie en de bereikbaarheid van de waarborgvennootschap;
3° de procedures om financieringsovereenkomsten te sluiten;
4° de regels en criteria voor de beoordeling van de kredietwaardigheid en de solvabiliteit van de begunstigde;
5° de inhoudelijke en vormelijke procedures die gelden voor de aanmelding, de berekening en de betaling van de verschuldigde premie;
6° de procedures die de waarborghouder moet volgen voor het beheer van de aangemelde waarborgen vóór de opeisbaarstelling;
7° de procedures die de waarborghouder moet volgen voor de opeisbaarstelling van een gewaarborgde financieringsovereenkomst;
8° de procedures voor de afroep van de waarborg en om de voorlopige betaalbaarstelling te berekenen;
9° de procedures voor de voorlopige betaalbaarstelling;
10° de regels voor de uitwinning van de begunstigde, de medeschuldenaars en de zekerheden en voor de toerekening van recuperaties, kosten en erelonen na de opeisbaarstelling;
11° de procedures om waarborgdossiers af te sluiten;
12° de regels voor de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van dossiers en relevante gegevens om de waarborgvennootschap toe te laten om relevante gegevens te verifiëren en de naleving te toetsen aan de bepalingen van het decreet van 10 december 2021, de uitvoeringsbesluiten ervan en de raamovereenkomst;
13° de regels voor een eventuele herziening, wijziging of beëindiging van de raamovereenkomst.
§4. Als een waarborghouder fuseert met een andere rechtspersoon, neemt de gefuseerde entiteit alle rechten en verplichtingen over van de waarborghouder, op voorwaarde dat de gefuseerde entiteit voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het decreet van 10 december 2021 en de uitvoeringsbesluiten ervan, en op voorwaarde dat een nieuwe raamovereenkomst wordt onderschreven.
Als een bestaande waarborghouder wordt gesplitst, kunnen alle rechten en verplichtingen van de vroegere waarborghouder worden verdeeld tussen de nieuwe entiteiten, als die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het decreet van 10 december 2021, de uitvoeringsbesluiten ervan en de raamovereenkomst.
Artikel 3. (28/01/2023- ...)
Een waarborg kan alleen verkregen worden tot zekerheid van de volgende overeenkomsten:
1° financieringsovereenkomsten waarbij de waarborghouder aan de begunstigde een krediet verleent voor de financiering van investeringen of werkkapitaal;
2° financieringsovereenkomsten waarbij de waarborghouder zich voor rekening van de begunstigde persoonlijk garant stelt ten voordele van een of meer schuldeisers van de begunstigde;
3° leasingovereenkomsten tussen de waarborghouder en de begunstigde;
4° financieringsovereenkomsten die door de waarborghouder zijn toegestaan als een verlenging van een bestaande financieringsovereenkomst waarvoor al een waarborg is verkregen;
5° overeenkomsten die een combinatie bevatten van de financieringsovereenkomsten, vermeld in punt 1° tot en met 4°.
Artikel 4. (28/01/2023- ...)
§1. De financieringsovereenkomsten bevatten al de volgende clausules:
1° een beding op grond waarvan de waarborgvennootschap gerechtigd is om inzage te nemen in de onderdelen van de boekhouding van de waarborghouder die betrekking hebben op de begunstigde en zijn medeschuldenaars;
2° een beding op grond waarvan de waarborghouder gerechtigd is om de financieringsovereenkomst opeisbaar te stellen als er onjuistheden of onvolledigheden blijken te zijn in een of meer gegevens die op grond van het decreet van 10 december 2021 en de uitvoeringsbesluiten ervan aan de waarborgvennootschap moeten worden meegedeeld, of als aan de middelen die door de waarborghouder zijn verstrekt, een andere bestemming wordt gegeven dan de bestemming die is meegedeeld met toepassing van de bepalingen van het decreet van 10 december 2021 en de uitvoeringsbesluiten ervan aan de waarborgvennootschap;
3° een beding waarin uitdrukkelijk gestipuleerd wordt dat de waarborg die is toegekend op basis van het decreet van 10 december 2021 en de uitvoeringsbesluiten ervan, in overeenstemming is met artikel 107 tot en met 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
4° een beding ten behoeve van de waarborgvennootschap op grond waarvan de waarborgvennootschap gerechtigd is om bij een inbreuk op artikel 107 tot en met 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de terugbetaling te vorderen van de onrechtmatig verleende steun.
Elk van de clausules, vermeld in het eerste lid, behoudt zijn uitwerking zolang de verleende waarborg van kracht is en het individuele dossier dat de waarborgvennootschap heeft geopend over de voormelde financieringsovereenkomst, niet definitief is gesloten.
§2. Een waarborg kan alleen worden verleend voor financieringsovereenkomsten als de waarborghouder, de begunstigde en zijn medeschuldenaars uitdrukkelijk hebben aanvaard dat de betaling van de waarborg niet bevrijdend werkt voor de begunstigde en zijn medeschuldenaars.
§3. De financieringsovereenkomsten, vermeld in artikel 3, 4°, kunnen alleen een waarborg verkrijgen als de waarborghouder een bijkomend financieel risico op de begunstigde neemt en alle gevestigde zekerheden uit de oorspronkelijke overeenkomst behouden blijven, tenzij er een voorafgaand akkoord is van de waarborgvennootschap.
De verlenging van een waarborg is beperkt tot de periode waarvoor de verlenging van de financieringsovereenkomst wordt toegestaan, met een maximum van vijf jaar. In die vijf jaar zijn eerdere periodes van verlenging inbegrepen.
In het eerste lid wordt verstaan onder bijkomend financieel risico: een bijkomend krediet door een verlenging van de duur van de gewaarborgde financieringsovereenkomst of door een verhoging van het kredietbedrag van de gewaarborgde financieringsovereenkomst.
Artikel 5. (28/01/2023- ...)
§1. De volgende financieringsovereenkomsten kunnen geen waarborg verkrijgen:
1° financieringsovereenkomsten die rechtstreeks of onrechtstreeks strekken tot of gebruikt worden om middelen te verschaffen die bestemd zijn om schulden te betalen van de begunstigde, van zijn verbonden ondernemingen of van medeschuldenaars, die op de datum van de ondertekening van de financieringsovereenkomst bestaan tegenover de rechtspersonen, vermeld in artikel 2, §1, of die van bancaire aard zijn;
2° financieringsovereenkomsten die strekken tot of gebruikt worden om middelen te verschaffen die bestemd zijn om andere schulden te betalen dan de schulden, vermeld in punt 1°, die al bestaan drie maanden voor de ondertekening van de financieringsovereenkomst;
3° leasingovereenkomsten voor personenwagens, met uitzondering van personenwagens die uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden;
4° financieringsovereenkomsten die rechtstreeks of onrechtstreeks voor een van de volgende zaken dienen:
a) een kapitaalvermindering van de begunstigde, zijn verbonden ondernemingen of medeschuldenaars;
b) een uitkering van om het even welke vorm van dividenden van de begunstigde, zijn verbonden ondernemingen of medeschuldenaars;
c) de inkoop van eigen aandelen van de begunstigde, van zijn verbonden ondernemingen of van de medeschuldenaars, specifiek met het oog op de vermogensonttrekking door de aandeelhouders van de begunstigde, van zijn verbonden ondernemingen of van de medeschuldenaars, behalve als de aankoop past in een vennootschapsrechtelijke herstructurering of gelijkgestelde verrichting van de begunstigde.
In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder personenwagen: elke wagen waarvan de binnenruimte uitsluitend is ontworpen en gebouwd om personen te vervoeren, en die, bij gebruik voor het bezoldigde vervoer van personen, maximaal acht plaatsen mag bevatten zonder die van de bestuurder.
§2. Een herorganisatie of herschikking van eerder toegestane financieringsovereenkomsten mag er niet toe leiden dat het risico verplaatst wordt ten nadele van het Vlaamse Gewest.
Artikel 6. (28/01/2023- ...)
§1. Periodiek doet de minister, namens de Vlaamse Regering, een oproep die als doel heeft om te achterhalen welke rechtspersonen belangstelling vertonen om waarborghouder te worden. De minister bepaalt de inhoud en de voorwaarden van de oproep.
De aankondiging van de oproep wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De modaliteiten van de oproep worden bekendgemaakt via de publiek toegankelijke website van de waarborgvennootschap.
§2. Gelijktijdig met de bekendmaking van de oproep, vermeld in paragraaf 1, maakt de waarborgvennootschap al de volgende gegevens bekend:
1° het maximale bedrag aan waarborgen dat naar aanleiding van de oproep wordt verleend;
2° de categorieën van financieringsovereenkomsten en de specifieke doelgroepen die een waarborg kunnen krijgen;
3° de wijze waarop het maximale bedrag aan waarborgen wordt verdeeld over de verschillende waarborghouders;
4° de geldingsduur van de toe te kennen waarborgen en de startdatum van de geldingsduur;
5° de periode waarin de waarborghouder zijn contingent kan gebruiken;
6° de premies die de waarborghouder in voorkomend geval verschuldigd is als tegenprestatie voor de waarborgen;
7° het maximale dekkingspercentage dat voor de verschillende soorten van financieringsovereenkomsten en, in voorkomend geval, voor de specifieke doelgroepen is vastgesteld;
8° de wijze waarop en de termijn waarin op de oproep gereageerd moet worden om in aanmerking te komen voor de toekenning van een waarborg, die minstens tien werkdagen bedraagt;
9° de termijn waarin de minister beslist over de toekenning van de contingenten aan de kandidaat-waarborghouders in het kader van de oproep;
10° het tijdstip en de wijze waarop de toegekende contingenten worden herverdeeld;
11° de toepasselijke staatssteunregeling.
Artikel 7. (28/01/2023- ...)
§1. De minister beslist, op advies van de waarborgvennootschap, aan welke kandidaat-waarborghouders een contingent wordt toegekend.
Binnen de termijn, vermeld in artikel 6, §2, 9°, wordt aan elke kandidaat–waarborghouder meegedeeld over welk contingent hij kan beschikken tijdens de periode, vermeld in artikel 6, §2, 5°.
In voorkomend geval wordt aan de kandidaat-waarborghouders waaraan geen contingent verleend wordt, de beslissing van weigering meegedeeld.
§2. Als het totaal van de toegekende contingenten lager is dan het maximale bedrag aan waarborgen, vermeld in artikel 6, §2, 1°, kan het restant van dat bedrag door de minister, op advies van de waarborgvennootschap:
1° verdeeld worden onder de bestaande waarborghouders of toegekend worden aan nieuwe kandidaat-waarborghouders die zich zouden aandienen na de toekenning, vermeld in paragraaf 1;
2° toegekend worden naar aanleiding van een herverdeling als vermeld in paragraaf 3.
§3. Als een of meer waarborghouders niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden om een waarborg aan te melden of niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden in de gestelde oproep, kan het resterende contingent volledig of gedeeltelijk teruggenomen en herverdeeld worden op de wijze die in de oproep is vermeld.
§4. Op advies van de waarborgvennootschap kan de minister beslissen om de gebruiksduur van het toegekende contingent, al dan niet met aanpassing van de modaliteiten, te verlengen.
§5. De waarborgvennootschap maakt het resultaat van de verdeling en herverdeling van de contingenten bekend in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 8. (01/10/2024- ...)
§1. De waarborghouder kan de waarborg alleen aanmelden als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
1° de begunstigde en de financieringsovereenkomst voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het decreet van 10 december 2021, en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° er kan bij de begunstigde voldoende terugbetalingscapaciteit van de financieringsovereenkomst aangetoond worden.
§2. Om een waarborg te verkrijgen, doet de waarborghouder een aanmelding binnen drie maanden na de dag van de ondertekening van de financieringsovereenkomst door de begunstigde.
§3. De aanmelding bevat minstens al de volgende elementen:
1° de identificatiegegevens van de begunstigde;
2° de te waarborgen financieringsovereenkomsten;
3° de gevraagde waarborg en het dekkingspercentage.
§4. De som van de waarborgen van de begunstigde en zijn verbonden ondernemingen mag in hoofdsom niet meer bedragen dan 1.125.000 euro.
§5. De waarborgvennootschap bevestigt de registratie van de waarborg binnen tien werkdagen vanaf de dag van de aanmelding van de registratie.
§6. De waarborgvennootschap gaat na of alle gegevens aanwezig zijn om een aanmelding te registreren.
In voorkomend geval wordt de registratie geweigerd en wordt de reden daarvan meegedeeld aan de waarborghouder. De waarborghouder kan vervolgens een nieuwe aanmelding doen, op voorwaarde dat die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het decreet van 10 december 2021 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
§7. De minister kan waarborgen toestaan met als gevolg dat het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 4, wordt overschreden. De som van de waarborgen van de begunstigde en zijn verbonden ondernemingen mag niet meer dan 2.250.000 euro bedragen.
De waarborghouder richt het verzoek tot overschrijding van het maximumbedrag, vermeld in paragraaf 4, aan de waarborgvennootschap.
De waarborgvennootschap onderzoekt het verzoek. Op basis van de volgende beoordelingscriteria brengt de waarborgvennootschap een advies uit aan de minister binnen een maand na de dag waarop de waarborgvennootschap het verzoek heeft ontvangen:
1° een acceptabele overheidsdeelname in de begunstigde en het gefinancierde project;
2° een acceptabele eigen inspanning van de begunstigde en zijn verbonden ondernemingen;
3° een aangetoonde terugbetalingscapaciteit;
4° de evaluatie van eventuele betalingsachterstanden;
5° de maatschappelijke relevantie van het project.
De minister beslist binnen een maand na de dag waarop hij het advies, vermeld in het derde lid, heeft ontvangen.
De waarborgvennootschap brengt de waarborghouder binnen tien dagen na de dag van de ondertekening van de beslissing, vermeld in het vierde lid, op de hoogte van de bevestiging van de registratie of de reden van de weigering.
In afwijking van paragraaf 2 wordt de financieringsovereenkomst ondertekend binnen de termijn, vermeld in de beslissing, vermeld in het vierde lid.
§8. De registratie heeft tot gevolg dat het contingent van de waarborghouder wordt verminderd met het bedrag van de geregistreerde waarborg.
Artikel 9. (28/01/2023- ...)
§1. Behalve in de gevallen, vermeld in artikel 4, §3, tweede lid, van het decreet van 10 december 2021, is door de registratie een premie verschuldigd.
§2. Gelijktijdig met de bevestiging van de registratie wordt de waarborghouder verzocht om de verschuldigde premie te betalen binnen een maand na de dag waarop de waarborghouder het bericht van registratie heeft ontvangen.
Op verzoek van de waarborghouder kan de waarborgvennootschap om een gerechtvaardigde reden een uitstel van premiebetaling toestaan. De premie wordt in elk geval uiterlijk betaald binnen zes maanden vanaf de dag van de bevestiging van de registratie.
Artikel 10. (28/01/2023- ...)
Nadat de waarborgvennootschap de premie heeft ontvangen, stelt ze de waarborghouder op de hoogte van de waarborg die is verkregen en het dekkingspercentage.
De waarborghouder kan binnen de grenzen die vastgelegd zijn in de raamovereenkomst, aanspraak maken op de waarborg als de voorwaarden, vermeld in het decreet van 10 december 2021 en de uitvoeringsbesluiten ervan, zijn nageleefd.
Artikel 11. (28/01/2023- ...)
§1. Een waarborghouder kan de waarborg alleen afroepen na de opeisbaarstelling van de gewaarborgde financieringsovereenkomst.
§2. Bij een faillissement van de begunstigde geldt de datum van het vonnis van faillietverklaring als datum van opeisbaarstelling, op voorwaarde dat de waarborghouder tijdig een aangifte van schuldvordering in het faillissement indient.
Bij een gerechtelijke reorganisatie geldt de datum van het vonnis houdende homologatie van een minnelijk of collectief akkoord, hetzij vaststelling van gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag, als datum van opeisbaarstelling.
§3. De financieringsovereenkomst moet opeisbaar zijn binnen de geldingsduur van de waarborg.
Artikel 12. (28/01/2023- ...)
Als een waarborghouder een waarborg wil afroepen conform artikel 11, doet hij dat altijd binnen drie maanden na de datum waarop de financieringsovereenkomst opeisbaar is. Die termijn is een vervaltermijn.
Artikel 13. (28/01/2023- ...)
§1. Het bedrag van de afroep is beperkt tot het dekkingspercentage, vermeld in artikel 10, dat wordt berekend op de volgende bedragen:
1° het kapitaal dat op de datum van de opeisbaarstelling nog niet vervallen is en onbetaald gebleven is;
2° het vervallen kapitaal dat op de datum van de opeisbaarstelling onbetaald gebleven is tijdens het laatste jaar dat voorafgaat aan de datum van de opeisbaarstelling van de gewaarborgde financieringsovereenkomst;
3° de interesten die op de datum van de opeisbaarheid onbetaald gebleven zijn tijdens het laatste jaar dat voorafgaat aan de datum van de opeisbaarstelling van de gewaarborgde financieringsovereenkomst;
4° de door de waarborgvennootschap in de raamovereenkomst nader te bepalen bedragen om de onbetaald gebleven bedragen in te vorderen.
§2. In het geval, vermeld in artikel 11, §2, tweede lid, is het bedrag van de afroep beperkt tot het dekkingspercentage, vermeld in artikel 10, dat wordt berekend op het kwijtgescholden bedrag van de schuldvordering in het kader van de gewaarborgde financieringsovereenkomst, zoals blijkt uit het homologatievonnis zonder dat dit kwijtgescholden bedrag terugslaat op schulden ontstaan meer dan een jaar voorafgaand aan de datum van het vonnis houdende opening van de gerechtelijke reorganisatie.
Als de niet kwijtgescholden schulden na het homologatievonnis bedoeld in het eerste lid opeisbaar worden, kan de waarborg conform paragraaf 1 worden afgeroepen.
Artikel 14. (28/01/2023- ...)
Voor de afroep van een waarborg gebruikt de waarborghouder de formulieren of de applicatie die de waarborgvennootschap daarvoor ter beschikking stelt.
Samen met het verzoek tot afroep zendt de waarborghouder aan de waarborgvennootschap alle bewijsstukken van zijn afroep en van de vordering op de begunstigde en zijn medeschuldenaars.
Artikel 15. (28/01/2023- ...)
De waarborgvennootschap onderzoekt binnen drie maanden nadat ze een afroep heeft ontvangen of de afroep voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het decreet van 10 december 2021, de uitvoeringsbesluiten ervan en de raamovereenkomst.
Als er aanwijzingen zijn dat het bedrag van de afroep niet voorlopig betaalbaar kan worden gesteld, kan de waarborgvennootschap de termijn, vermeld in het eerste lid, verlengen om het dossier aan een bijkomend onderzoek te onderwerpen. De waarborgvennootschap brengt de waarborghouder op de hoogte van de voormelde verlenging.
Artikel 16. (28/01/2023- ...)
§1. Binnen de termijn, vermeld in artikel 15, beslist de waarborgvennootschap om het bedrag van de afroep al dan niet voorlopig betaalbaar te stellen.
De waarborgvennootschap kan, naar aanleiding van haar onderzoek van het dossier, ook beslissen om het bedrag van de afroep gedeeltelijk voorlopig betaalbaar te stellen.
De waarborghouder wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van de beslissing, vermeld in het eerste lid of het tweede lid.
§2. De waarborgvennootschap kan in een van de volgende gevallen beslissen om het bedrag van de afroep niet volledig of gedeeltelijk betaalbaar te stellen:
1° er is niet voldaan aan de voorwaarden, vermeld in het decreet van 10 december 2021, de uitvoeringsbesluiten ervan of de raamovereenkomst;
2° de waarborghouder heeft onjuiste verklaringen afgelegd;
3° de waarborghouder heeft de oorspronkelijke voorwaarden of modaliteiten van de financieringsovereenkomst zonder toestemming van de waarborgvennootschap zodanig gewijzigd dat de initiële voorwaarden niet meer vervuld zijn of het risico voor het Vlaamse Gewest substantieel is verzwaard.
Artikel 17. (28/01/2023- ...)
Als de waarborgvennootschap beslist om de afroep van de waarborg volledig of gedeeltelijk voorlopig betaalbaar te stellen, betaalt de waarborgvennootschap de waarborg voor rekening van het Vlaamse Gewest binnen tien werkdagen na de datum waarop die beslissing is genomen.
De waarborg wordt voorlopig betaald onder voorbehoud van een eventuele herroeping.
Artikel 18. (28/01/2023- ...)
De waarborgvennootschap beschikt over twee jaar vanaf de datum van de betaling om de voorlopige betaling volledig of gedeeltelijk te herroepen in de gevallen, vermeld in artikel 16, §2.
De termijn van twee jaar, vermeld in het eerste lid, wordt geschorst zodra de waarborgvennootschap een verzoek om informatie heeft gericht aan de waarborghouder, tot het moment waarop de waarborgvennootschap beschikt over de informatie die noodzakelijk is om een beslissing te nemen om de voorlopige betaling al dan niet te herroepen.
Als de waarborgvennootschap beslist om de voorlopige betaling volledig of gedeeltelijk te herroepen, verzoekt ze de waarborghouder om binnen een maand nadat de beslissing wordt meegedeeld aan de waarborghouder, het bedrag in kwestie terug te betalen aan het Vlaamse Gewest.
Artikel 19. (28/01/2023- ...)
§1. Een betaling als vermeld in artikel 17, werkt niet bevrijdend voor de begunstigde en zijn medeschuldenaars. De begunstigde en zijn medeschuldenaars blijven verplicht om de schulden terug te betalen aan de waarborghouder.
De waarborghouder blijft verplicht om het nodige te doen om de betaling van de begunstigde en zijn medeschuldenaars te verkrijgen, in het belang van het Vlaamse Gewest en om aan de verbintenissen tot terugbetaling aan het Vlaamse Gewest te kunnen voldoen.
§2. De waarborghouder deelt de betalingen van de verbintenissen die voortvloeien uit de financieringsovereenkomst in kwestie die hij na de opeisbaarstelling ontvangt uit handen van de begunstigde of van een derde persoon, het Vlaamse Gewest uitgezonderd, mee aan de waarborgvennootschap. Die mededeling omvat ook de invorderingskosten.
Artikel 20. (28/01/2023- ...)
De bedragen die de waarborghouder heeft gerecupereerd en de verantwoorde kosten en erelonen die de waarborghouder heeft betaald en bewezen, die specifiek gemaakt zijn voor de recuperaties van de financieringsovereenkomsten waarvoor de waarborg is afgeroepen, worden verdeeld tussen de waarborgvennootschap en de waarborghouder op basis van de punten die opgenomen zijn in de raamovereenkomst, vermeld in artikel 2, §3.
Artikel 21. (28/01/2023- ...)
§1. De waarborgvennootschap kan, op gemotiveerd verzoek van de waarborghouder of op eigen initiatief, beslissen om een dossier waarvoor de waarborghouder de waarborg heeft afgeroepen, in de volgende gevallen af te sluiten:
1° de waarborgvennootschap kan er redelijkerwijs van uitgaan dat er geen verdere betalingen te verwachten zijn van de begunstigde of zijn medeschuldenaars;
2° er ontstaat een onevenwicht of er dreigt een onevenwicht te ontstaan tussen kosten en recuperaties.
§2. De waarborgvennootschap kan beslissen om het dossier voorlopig niet af te sluiten als ze van oordeel is dat er redelijkerwijs nog recuperaties van de begunstigde of zijn medeschuldenaars mogelijk zijn of dat er in de toekomst een aanleiding zou kunnen bestaan om een provisionele betaling aan de waarborghouder te herroepen.
§3. De waarborgvennootschap brengt de waarborghouder binnen een maand na de dag waarop de waarborgvennootschap het gemotiveerde verzoek van de waarborghouder, vermeld in paragraaf 1, heeft ontvangen, op de hoogte van haar beslissing om een dossier al of niet af te sluiten.
De termijn, vermeld in het eerste lid, wordt gestuit als de waarborgvennootschap van oordeel is dat de gegevens die de waarborghouder heeft bezorgd, onvoldoende zijn om de beslissing, vermeld in paragraaf 1, te kunnen nemen.
§4. Vanaf het tijdstip waarop een dossier wordt afgesloten, eindigen de rechten en verplichtingen van de waarborghouder en de waarborgvennootschap tegenover elkaar.
Artikel 22. (28/01/2023- ...)
Om na te gaan of de waarborghouder en de waarborg voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het decreet van 10 december 2021, de uitvoeringsbesluiten ervan en de raamovereenkomst, beschikt de waarborgvennootschap over de controlebevoegdheden, vermeld in artikel 6, §5, van het decreet van 10 december 2021.
De controle wordt ten minste vijf werkdagen vooraf aangekondigd aan de waarborghouder en de begunstigde. In de aankondiging worden de te controleren dossiers meegedeeld.
De waarborghouder en de begunstigde kunnen een gemotiveerd verzoek tot uitstel richten tot de waarborgvennootschap conform de voorwaarden, vermeld in de raamovereenkomst.
Artikel 23. (28/01/2023- ...)
De minister behandelt de beroepen, vermeld in artikel 7 van het decreet van 10 december 2021, en beslist over het beroep.
Het verzoekschrift, vermeld in artikel 7, §1, tweede lid, van het decreet van 10 december 2021, wordt ingediend bij de minister.
Artikel 24. (28/01/2023- ...)
In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2009 tot uitvoering van Hoofdstuk III/1 van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen wordt de zinsnede "betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen" vervangen door de woorden "houdende ad-hocwaarborgen voor ondernemingen en waarborgen voor financieringsfondsen en kredietportefeuilles".
Artikel 25. (28/01/2023- ...)
In artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 en 13 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt punt 1° opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
"1° decreet van 6 februari 2004: het decreet van 6 februari 2004 houdende ad-hocwaarborgen voor ondernemingen en waarborgen voor financieringsfondsen en kredietportefeuilles;";
2° in paragraaf 1, 5° en 10°, en paragraaf 2 wordt het woord "Waarborgdecreet" vervangen door de zinsnede "decreet van 6 februari 2004";
3° in paragraaf 1 wordt punt 7° opgeheven.
Artikel 26. (28/01/2023- ...)
In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011, 13 september 2013 en 29 oktober 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 2, vierde lid, wordt het woord "Waarborgdecreet" vervangen door de zinsnede "decreet van 6 februari 2004";
2° in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zinsnede "betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen" opgeheven.
Artikel 27. (28/01/2023- ...)
In artikel 4, §1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 en 13 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 4° en 7° wordt het woord "Waarborgdecreet" vervangen door de zinsnede "decreet van 6 februari 2004";
2° in punt 8° wordt de zinsnede "als vermeld in hoofdstuk II van het Waarborgdecreet" vervangen door de zinsnede "in het kader van het decreet van 10 december 2021 houdende een generieke waarborgregeling voor ondernemingen".
Artikel 28. (28/01/2023- ...)
In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "Waarborgdecreet" telkens vervangen door de zinsnede "decreet van 6 februari 2004";
2° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen" opgeheven.
Artikel 29. (28/01/2023- ...)
De volgende regelingen worden opgeheven:
1° het eerste Waarborgbesluit van 20 februari 2004;
2° het tweede Waarborgbesluit van 18 februari 2005, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2012;
3° het Derde Waarborgbesluit van 27 mei 2005, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 maart 2009, 16 december 2011 en 5 oktober 2012;
4° het Vierde Waarborgbesluit van 27 maart 2009, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011, 16 december 2011 en 5 oktober 2012;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 betreffende erkenning van een financiële crisis en tot afwijking van de waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen;
6° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 maart 2020 over erkenning van de Corona crisis en tot afwijking van de waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 april 2020;
7° het ministerieel besluit van 22 februari 2005 tot uitvoering van bepaalde bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 2005 betreffende bepaalde procedurele aspecten van de waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 12 oktober 2012;
8° het ministerieel besluit van 8 juni 2005 tot uitvoering van bepaalde bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2005 betreffende bepaalde procedurele aspecten van de waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen die hinder ondervinden als gevolg van openbare werken, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 oktober 2006, 6 mei 2009, 24 mei 2011 en 12 oktober 2012;
9° het ministerieel besluit van 6 mei 2009 tot uitvoering van bepaalde bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2009 betreffende bepaalde procedurele aspecten van de waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen met betrekking tot de leasingmaatschappijen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 24 mei 2011, 17 oktober 2011 en 12 oktober 2012.
Artikel 30. (28/01/2023- ...)
Het decreet van 10 december 2021 treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 31. (28/01/2023- ...)
De Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 07/10/2024