( ... - ... )
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 22 december 1993 houdende bepaling tot begeleiding van de begroting 1994, artikel 12, §3, vervangen bij het decreet van 28 juni 2013;
- het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1° en 4°, en tweede lid, en artikel 44, tweede lid.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Europese Commissie heeft het Vlaams Strategisch Plan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023 – 2027 goedgekeurd op 5 december 2022.
- De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 16 februari 2023.
- De Gegevensbeschermingsautoriteit heeft advies nr. 72/2023 gegeven op 21 maart 2023.
- De Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2023/029 gegeven op 21 maart 2023;
- Er is op 8 maart 2023 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen dertig dagen, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, §4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. ( 01/01/2024 - ... )
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° actieve landbouwer: de actieve landbouwer, vermeld in artikel 4, §2, van het besluit van 21 april 2023;
2° besluit van 21 april 2023: het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
3° bevoegde entiteit: het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
4° e-loket: het elektronisch loket dat ontwikkeld en beheerd wordt door de bevoegde entiteit;
5° factorinkomen: het factorinkomen, vermeld in artikel 4, §1, 3°, van het besluit van 21 april 2023;
6° innovatie: de implementatie van nieuwe of significant verbeterde producten, diensten, processen, technieken, wijzen van vermarkten of organisatiestructuren voor de eerste keer in het Vlaamse Gewest voor een bepaalde deelsector die het potentieel hebben de economische, ecologische en sociale kracht van de landbouwsector te versterken en waarvoor investeringen vereist zijn;
7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw;
8° standaardverdiencapaciteit: de standaardverdiencapaciteit, vermeld in artikel 4, §1, 7°, van het besluit van 21 april 2023;
9° verordening (EU) 2021/2115: verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013;
10° verordening (EU) 2021/2116: verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
Artikel 2. ( 21/04/2023 - ... )
Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van:
1° verordening (EU) 2021/2115;
2° verordening (EU) 2021/2116.
Artikel 3. ( 21/04/2023 - ... )
Binnen de grenzen van de begrotingskredieten die daarvoor zijn bestemd, kan de minister, volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, steun verlenen voor innovatieve investeringen op landbouwbedrijven.
De steun, vermeld in het eerste lid, wordt verleend in de vorm van een investeringspremie.
Artikel 4. ( 10/08/2024 - ... )
De volgende kandidaat-begunstigden komen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3:
1° actieve landbouwers met een standaardverdiencapaciteit die overeenkomt met een minimaal factorinkomen van 20.000 euro. In geval van een rechtspersoon is iedere bestuurder en zaakvoerder een natuurlijke persoon of een vennootschap met rechtspersoonlijkheid. Als de bestuurder of zaakvoerder van de actieve landbouwer een vennootschap met rechtspersoonlijkheid is, voldoet die rechtspersoon aan al de volgende voorwaarden:
a) het bestuur bestaat uit maximaal één bestuurder;
b) de bestuurder, vermeld in punt a), is een natuurlijke persoon die méér dan 50% bezit van de aandelen van de rechtspersoon;
c) de bestuurder, vermeld in punt a), is de vaste en enige vertegenwoordiger van de rechtspersoon in het bestuur van de actieve landbouwer;
2° samenwerkingsverbanden van landbouwers die aan al de volgende voorwaarden voldoen:
a) het samenwerkingsverband heeft rechtspersoonlijkheid;
b) alle leden en vennoten zijn actieve landbouwer;
c) minstens de helft van de leden en vennoten heeft een standaardverdiencapaciteit die overeenkomt met een minimaal factorinkomen van 20.000 euro.
De standaardverdiencapaciteit, vermeld in het eerste lid, 1°, kan rekening houden met de verwachte gevolgen van de aangevraagde investering of de verwachte bedrijfsontwikkeling na een recente start, op voorwaarde dat dat aangetoond wordt met een ondernemingsplan.
Artikel 5. ( 21/04/2023 - ... )
De volgende kosten komen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3:
1° kosten voor investeringen in onroerende goederen;
2° kosten voor investeringen in installaties, machines en uitrusting;
3° kosten voor investeringen in software en sturingsprogramma’s;
4° de algemene kosten die verbonden zijn aan de kosten, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, namelijk onderzoeks-, studie- en begeleidingskosten en de kosten voor een resultaatsmeting.
Artikel 6. ( 21/04/2023 - ... )
De investeringen, vermeld in artikel 5 van dit besluit, komen alleen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit, als ze voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° de investeringen zijn noodzakelijk om een innovatie in de landbouw te realiseren;
2° de investeringen dragen bij tot een of meer van de doelstellingen, vermeld in artikel 6, lid 1 en 2, van verordening (EU) 2021/2115. Een oproep als vermeld in artikel 10 van dit besluit, kan beperkt worden tot een of meer van de voormelde doelstellingen;
3° als het Europese Unierecht leidt tot nieuwe vereisten voor landbouwers, komen de investeringen om te voldoen aan de voormelde vereisten, tot uiterlijk 24 maanden na de datum waarop de nieuwe vereisten voor het bedrijf in kwestie van kracht zijn geworden, in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit;
4° als de begunstigde een samenwerkingsverband is als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van dit besluit, komen alleen de investeringen die ten goede komen aan het voormelde samenwerkingsverband, in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit.
Artikel 7. ( 21/04/2023 - ... )
§1. De volgende investeringen komen niet in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit:
1° de investeringen, vermeld in artikel 73, lid 3, van verordening (EU) 2021/2115;
2° de aankoop van grond;
3° de aankoop van tweedehands materiaal;
4° investeringen waarvoor een alternatief bestaat dat significant milieuvriendelijker is en niet significant duurder;
5° de aankoop van bedrijfsgebouwen;
6° investeringen in mestverwerking;
7° leasing;
8° investeringen voor irrigatie met grondwater en oppervlaktewater;
9° investeringen die economisch onverantwoord zijn in het licht van de structuur of de financieel-economische toestand van het bedrijf.
§2. In afwijking van paragra af 1, 8°, komen de volgende investeringen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit:
1° investeringen in vervanging en verbetering van bestaande installaties als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a) de investering kan potentieel tot een reductie van minstens 10% in het watergebruik leiden;
b) als de toestand voor de kwantiteit van het gebruikte oppervlaktewater of grondwater niet goed is, kan aangetoond worden dat de effectieve waterbesparing minstens 50% van de potentiële waterbesparing bedraagt;
2° investeringen in de uitbreiding van het areaal als de toestand niet minder dan goed is voor waterkwantiteit voor het gebruikte oppervlakte- of grondwater, zoals bepaald in kaderrichtlijn water, en uit een milieueffectanalyse blijkt dat de investering niet tot significante negatieve milieueffecten zal leiden.
De investeringen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, beschikken per waterbron over een watermeter.
Artikel 8. ( 21/04/2023 - ... )
In dit artikel wordt verstaan onder AEA-systemen: de stalsystemen die zijn opgenomen in bijlage I, die bij het ministerieel besluit van 19 maart 2004 houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne is gevoegd, of ook toekomstige maatregelen en technieken die leiden tot een voldoende reductie van ammoniakemissie.
Investeringen in AEA-systemen komen alleen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit, als de toezichthoudende architect, ingenieur-architect, burgerlijk bouwkundig ingenieur, industrieel ingenieur bouwkunde, landbouwkundig ingenieur of bio-ingenieur attesteert dat de investering gerealiseerd is conform bijlage I, die bij het voormelde ministerieel besluit van 19 maart 2004 is gevoegd.
Innovatieve emissiereducerende technieken komen alleen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit, als de toezichthoudende architect, ingenieur-architect, burgerlijk bouwkundig ingenieur, industrieel ingenieur bouwkunde, landbouwkundig ingenieur of bio-ingenieur, technische plannen en de nodige verantwoordingsstukken opmaakt en attesteert dat de investering gerealiseerd is conform de voormelde technische plannen.
Artikel 9. ( 21/04/2023 - ... )
Investeringen die hernieuwbare energie opleveren, komen alleen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3, als aangetoond wordt dat de investering op jaarbasis, samen met de investeringen in hernieuwbare energie die al aanwezig zijn, niet meer hernieuwbare energie produceert dan op het landbouwbedrijf wordt gebruikt.
Artikel 10. ( 01/01/2024 - ... )
De minister kan jaarlijks een of meer oproepen lanceren voor de subsidiëring van innovatieve investeringen op landbouwbedrijven.
Naast de elementen, vermeld in artikel 6, 2°, artikel 13, tweede lid, artikel 15, zesde lid, artikel 19, eerste en vierde lid, en artikel 21, tweede lid, kan de minister bij elke oproep het volgende bepalen:
1° het totale beschikbare steunbedrag;
2° het maximaal subsidiabel investeringsbedrag per kandidaat-begunstigde of per aanvraag;
3° de minimale en de maximale investeringsuitgaven per kandidaat-begunstigde of per aanvraag;
4° de thema’s waarvoor steunaanvragen ingediend kunnen worden;
5° de termijn waarin en de wijze waarop steunaanvragen ingediend worden;
6° de ontvankelijkheidscriteria waaraan steunaanvragen getoetst worden.
De bevoegde entiteit maakt de oproep bekend.
Artikel 11. ( 21/04/2023 - ... )
De kandidaat-begunstigde die de steun, vermeld in artikel 3, wil verkrijgen, dient daarvoor via het e-loket een steunaanvraag in bij de bevoegde entiteit.
Artikel 12. ( 21/04/2023 - ... )
Kandidaat-begunstigden die nog niet geïdentificeerd zijn bij de bevoegde entiteit, registreren hun onderneming en de personen die hen kunnen vertegenwoordigen, op het e-loket van de bevoegde entiteit om een steunaanvraag als vermeld in artikel 11, te kunnen indienen.
Artikel 13. ( 21/04/2023 - ... )
De steunaanvraag, vermeld in artikel 11, bevat de volgende elementen:
1° een beschrijving van de achtergrond en de probleemstelling of uitdaging;
2° een beschrijving van het innovatiedoel;
3° de gegevens over de technologische vernieuwing, het proces en, als dat van toepassing is, het beoogde product;
4° een plan van aanpak;
5° de gegevens van de aanvrager en de projectpartners;
6° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de economische duurzaamheid van het bedrijf of de sector;
7° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de ecologische duurzaamheid van het bedrijf of de sector;
8° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de sociale duurzaamheid van het bedrijf of de sector;
9° in voorkomend geval, een beschrijving van de bijdrage van het project, of van de mogelijke resultaten ervan, aan de samenwerking binnen de sector, in de keten of ketenoverschrijdend;
10° in voorkomend geval, een beschrijving van de link van het project met andere (onderzoeks-)projecten in de landbouwsector, de link met het project van Europees partnerschap voor Innovatie (EIP) actief in Vlaanderen of met de demonstratieprojecten voor sensibilisering van de duurzame landbouw;
11° een gedetailleerde inschatting van de projectkosten, ingedeeld volgens de soorten kosten, vermeld in artikel 5. Die inschatting wordt gestaafd met offerten, bestekken of ramingen van externe leveranciers. Als het niet mogelijk is om die stukken ter staving voor te leggen, wordt dat gemotiveerd in de aanvraag;
12° een verklaring op erewoord waarin de kandidaat-begunstigde verklaart dat geen uitbetaling van andere steun aangevraagd is of aangevraagd zal worden bij een andere overheidsinstantie van welke aard ook voor dezelfde investeringen;
13° stukken waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4;
14° in voorkomend geval als geen stukken ingediend kunnen worden om te bewijzen dat aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, voldaan is, een verklaring dat de kandidaat-begunstigde bij de indiening van de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19, zal voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20, eerste lid, 8°.
De minister kan per oproep als vermeld in artikel 10, bepalen dat de steunaanvraag, vermeld in artikel 11, bijkomende elementen of documenten moet bevatten.
Artikel 14. ( 21/04/2023 - ... )
De bevoegde entiteit onderzoekt of de steunaanvragen, vermeld in artikel 11, ontvankelijk zijn conform de ontvankelijkheidscriteria, vermeld in artikel 10, tweede lid, 6°, en stelt een projectenlijst op met alle ontvankelijke steunaanvragen.
Artikel 15. ( 01/01/2024 - ... )
De ontvankelijke steunaanvragen, vermeld in artikel 14 van dit besluit, worden beoordeeld door een beoordelingscommissie die de bevoegde entiteit samenstelt uit personeelsleden van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.
De bevoegde entiteit kan bij de samenstelling van de beoordelingscommissie een beroep doen op externe milieuexperten in functie van de noodzaak aan expertise voor een bepaald thema.
De beoordelingscommissie beoordeelt de ontvankelijke steunaanvragen, vermeld in artikel 14 van dit besluit, aan de hand van een evaluatierooster, dat de bevoegde entiteit ter beschikking stelt, en op basis van al de volgende selectiecriteria:
1° de mate van innovatie;
2° de kwaliteit van de aanvraag;
3° de mate van verduurzaming;
4° de mate van samenwerking.
De beoordelingscommissie rangschikt de ontvankelijke steunaanvragen volgens de rangorde van beoordeling. Voor ieder beoordeeld project wordt een beknopte motivatie gegeven op basis van de selectiecriteria, vermeld in het derde lid.
De bevoegde entiteit maakt het verslag van de beoordeling en bezorgt het aan de minister.
De minister kan de selectiecriteria, vermeld in het derde lid, per oproep als vermeld in artikel 10, nader bepalen.
Artikel 16. ( 21/04/2023 - ... )
De minister beslist welke projecten geselecteerd worden en kent de steun, vermeld in artikel 3, toe, rekening houdend met:
1° de beschikbare begrotingskredieten;
2° de selectiecriteria, vermeld in artikel 15, derde lid;
3° het verslag van de bevoegde entiteit, vermeld in artikel 15, vijfde lid.
Alleen projecten die de minimumscore behalen die de bevoegde entiteit vaststelt, komen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3.
In het toekenningsbesluit, vermeld in het eerste lid, kan de minister binnen de grenzen van de bepalingen van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, de volgende elementen bepalen:
1° de investeringen, de investeringskosten en de algemene kosten waarvoor de steun, vermeld in artikel 3, wordt toegekend;
2° het maximale steunbedrag dat voor die activiteiten kan worden toegekend;
3° specifieke voorwaarden voor de uitvoering van het project.
De bevoegde entiteit brengt de aanvrager op de hoogte van de beslissing.
Artikel 17. ( 21/04/2023 - ... )
Binnen een jaar na de periode waarin de steunaanvraag, vermeld in artikel 11, ingediend kon worden, dient de begunstigde, via het e-loket, voor elke geselecteerde investering een bewijs van uitvoering in. Alleen een steunaanvraag met bewijs van uitvoering kan aanleiding geven tot een betalingsaanvraag als vermeld in artikel 19.
Als het bewijs van uitvoering, vermeld in het eerste lid, niet of laattijdig ingediend wordt, vervalt de ingediende steunaanvraag, vermeld in artikel 11, van rechtswege.
Artikel 18. ( 21/04/2023 - ... )
De begunstigden voeren het project uit zoals het is goedgekeurd in het toekenningsbesluit, vermeld in artikel 16. Eventuele wijzigingen zijn alleen mogelijk nadat de begunstigde een gemotiveerde aanvraag heeft ingediend bij de bevoegde entiteit en nadat de bevoegde entiteit de aanvraag heeft goedgekeurd.
Artikel 19. ( 01/01/2024 - ... )
Tenzij het anders bepaald is in de oproep, vermeld in artikel 10, dient de begunstigde uiterlijk op de laatste dag van de zesendertigste maand na de laatste dag van de maand waarin de steunaanvraag, vermeld in artikel 11, kon ingediend worden, via het e-loket een betalingsaanvraag in.
Een verlenging van de indieningstermijn van de betalingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, is alleen toegelaten als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
1° de kandidaat-begunstigde heeft een gemotiveerde aanvraag ingediend voor de periode, vermeld in het eerste lid, is verstreken;
2° de verlenging brengt geen budgettaire meerkosten teweeg;
3° de bevoegde entiteit keurt de verlenging van de periode goed.
De betalingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende elementen:
1° een eindrapport waarin de projectresultaten beschreven worden;
2° een projectboekhouding met aangifte van facturen van de uitgevoerde investeringen;
3° offertes. Als er slechts één offerte beschikbaar is of als er niet gekozen wordt voor de goedkoopste offerte, wordt dat verantwoord;
4° facturen;
5° betalingsbewijzen;
6° het attest voor investeringen in AEA-systemen, vermeld in artikel 8, tweede lid;
7° de technische plannen, de nodige verantwoordingsstukken en het attest voor emissiereducerende technieken, vermeld in artikel 8, derde lid;
8° stukken waaruit blijkt dat aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20, is voldaan.
De minister kan per oproep als vermeld in artikel 10, bepalen dat de betalingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, bijkomende elementen of documenten moet bevatten.
De betalingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend conform de instructies van de bevoegde entiteit. De bevoegde entiteit kan modelformulieren ter beschikking stellen die gebruikt moeten worden voor de voormelde indiening.
Artikel 20. ( 01/01/2024 - ... )
Een begunstigde komt in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld op het moment dat de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19, wordt ingediend:
1° de investering is uitgevoerd conform de omschrijving in de steunaanvraag, vermeld in artikel 11;
2° de investering is gerealiseerd conform de voorwaarden van de omgevingsvergunning als de investering dat vereist;
3° onroerende investeringen zijn gerealiseerd op een landbouwexploitatie in het Vlaamse Gewest, in het geval van een samenwerkingsverband, als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, zijn de onroerende investeringen gerealiseerd in het Vlaamse Gewest;
4° de realisatie van roerende investeringen komt ten goede aan een landbouwexploitatie in het Vlaamse Gewest, in het geval van een samenwerkingsverband, als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, komt de realisatie van roerende investeringen ten goede aan het samenwerkingsverband;
5° de uitvoering van de investering is op zijn vroegst van start gegaan op de dag na de periode waarin de steunaanvraag, vermeld in artikel 11, ingediend kon worden. Voorbereidende acties zoals de aankoop van grond, de aanvraag van een omgevingsvergunning, een omgevingsvergunning of de aanvraag van advies of een prijsofferte, worden niet beschouwd als de start van de investering;
6° de investering is operationeel en wordt gebruikt;
7° de begunstigde die de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19, indient, is een actieve landbouwer of een samenwerkingsverband als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°;
8° als de aanvrager actieve landbouwer op het moment van de steunaanvraag, vermeld in artikel 11, geen standaardverdiencapaciteit heeft die overeenkomt met een minimaal factorinkomen van 20.000 euro, omwille van artikel 4, tweede lid, komt de standaardverdiencapaciteit van de aanvrager overeen met een factorinkomen van minstens 20.000 euro.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 5°, is niet van toepassing op de algemene kosten, vermeld in artikel 5, 4°.
Artikel 21. ( 21/04/2023 - ... )
De toegekende steun bedraagt maximaal 50% voor de kosten, vermeld in artikel 5.
Tenzij het anders bepaald is in de oproep, vermeld in artikel 10, kunnen de algemene kosten, vermeld in artikel 5, 4°, maximaal 20% van de totale kosten, vermeld in artikel 5, bedragen.
In afwijking van het eerste lid, bedraagt de steun voor resultaatsmetingen als onderdeel van de algemene kosten, vermeld in artikel 5, 4°, maximaal 65% voor die kosten voor resultaatsmetingen en maximaal 80% voor die kosten voor resultaatsmetingen als het metingen betreft van parameters die gelinkt zijn aan milieu- en klimaatdoeleinden.
De uitbetaalde steun per betalingsaanvraag is het minimum van de potentiële steun en de aanvaarde steun bij de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19.
In het vierde lid wordt verstaan onder potentiële steun: het maximale steunbedrag voor een investering dat is opgenomen in het toekenningsbesluit, vermeld in artikel 16.
Artikel 22. ( 21/04/2023 - ... )
De steun wordt uitbetaald in één schijf na de indiening van de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19.
Artikel 23. ( 21/04/2023 - ... )
Tot vijf jaar nadat de steun, vermeld in artikel 3, is uitbetaald, blijft het goed verbonden aan het bedrijf dat de voormelde steun heeft verkregen, of de overnemer van dat bedrijf. Het goed wordt niet doorverkocht.
De steun, vermeld in artikel 3, wordt herrekend en in verhouding teruggevorderd voor de periode waarin de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, niet meer vervuld zijn, vanaf de eerste dag die volgt op de uitbetaling van de voormelde steun. De voormelde voorwaarden zijn minstens één jaar vervuld nadat de voormelde steun is uitbetaald.
Artikel 24. ( 21/04/2023 - ... )
In geval van financiering uit de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap vermelden de begunstigden het logo van de Vlaamse overheid in alle communicatievormen over de gesubsidieerde activiteiten.
In geval van financiering uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling geven de begunstigden blijk van de ontvangen financiële steun door de verplichtingen na te leven, vermeld in artikel 123, lid 2, j), van verordening (EU) 2021/2115 en de uitvoeringsbepalingen ervan.
De bevoegde entiteit kan materiaal ter beschikking stellen en instructies geven over de verplichtingen, vermeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 24/1. ( 10/08/2024 - ... )
De bevoegde entiteit regelt de uitvoering van de verplichting tot openbaarmaking, vermeld in artikel 76/2, eerste lid, 13°, en tweede lid, 2°, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019.
Artikel 25. ( 21/04/2023 - ... )
De bevoegde entiteit is verantwoordelijk voor de coördinatie en voor de uitvoering van de controles, vermeld in verordening (EU) 2021/2115, verordening (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen ervan. De minister kan bijkomende regels bepalen.
De controles, vermeld in het eerste lid, bestaan uit:
1° de administratieve controles, met inbegrip van controles op het terrein in het kader van die administratieve controles die voor elk dossier kunnen plaatsvinden;
2° de controles ter plaatse die plaatsvinden op basis van een steekproef;
3° de controles achteraf op de naleving van de voorwaarden, vermeld in artikel 23, die plaatsvinden op basis van een steekproef.
De bevoegde entiteit kan het voorwerp van de steun- en betalingsaanvraag controleren en kan de nodige vaststellingen doen over de nakoming van de voorwaarden waaronder de steun werd verleend.
De bevoegde entiteit kan rekening houden met de vaststellingen van andere bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van de opdrachten die hun wettelijk toegewezen zijn.
De bevoegde entiteit kan de controles overdragen aan derden.
Artikel 26. ( 21/04/2023 - ... )
Controles ter plaatse mogen worden aangekondigd op voorwaarde dat het doel of de doeltreffendheid ervan daardoor niet in het gedrang komt. De periode tussen de aankondiging en de controle wordt beperkt tot het noodzakelijke minimum en bedraagt niet meer dan veertien dagen.
Artikel 27. ( 21/04/2023 - ... )
De begunstigde houdt alle bewijsstukken, die in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgelegd, ter beschikking voor controle tot minimaal tien jaar na de laatste betaling of na het aflopen van de verbintenis, als de laatste betaling eerder heeft plaatsgevonden.
Artikel 28. ( 21/04/2023 - ... )
De bevoegde entiteit kan op elk ogenblik bijkomende stukken of informatie opvragen in het kader van beleidsevaluaties en om de controles, vermeld in artikel 25, uit te voeren. In dat geval bezorgt de begunstigde de gevraagde stukken of informatie onmiddellijk aan de bevoegde entiteit.
Artikel 29. ( 21/04/2023 - ... )
§1. De bevoegde entiteit staat in voor het bepalen en opleggen van de administratieve sancties, vermeld in de verordening (EU) 2021/2115, verordening (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan.
§2. In de volgende gevallen kan de bevoegde entiteit een of meer administratieve sancties als vermeld in paragraaf 1, opleggen:
1° de voorwaarden, waaronder de steun, vermeld in artikel 3, werd verleend, worden niet nageleefd;
2° de steun, vermeld in artikel 3, wordt niet aangewend voor de doeleinden, waarvoor zij werd verleend;
3° de controle, vermeld in artikel 25, wordt verhinderd;
4° de begunstigde beschikt niet over de vereiste bewijsstukken, die correct en volledig zijn;
5° de begunstigde bezorgt de bevoegde entiteit de vereiste bewijsstukken of de informatie, niet of niet binnen de bepaalde termijn;
6° de begunstigde heeft valse informatie verstrekt om de steun, vermeld in artikel 3, te ontvangen;
7° het bedrag in de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19, is minstens 10% hoger dan het bedrag dat na een onderzoek naar de subsidiabiliteit van de uitgaven in de voormelde betalingsaanvraag subsidiabel bevonden is.
§3. De administratieve sancties, vermeld in paragraaf 1, kunnen een van de volgende vormen aannemen:
1° een vermindering van het steunbedrag van de steun- of betalingsaanvraag waarop de niet-naleving van toepassing is, dan wel op volgende aanvragen;
2° de uitsluiting van het recht om aan de steunmaatregel, vermeld in dit besluit, of aan andere steunmaatregelen deel te nemen of om ze te verkrijgen.
§4. Als de begunstigde geen recht heeft op de steun, vermeld in artikel 3, en de voormelde steun al is uitbetaald, vordert de bevoegde entiteit de steun die al is uitbetaald, volledig of gedeeltelijk terug.
De ingevorderde bedragen worden binnen maximaal zestig dagen betaald. De betalingstermijn wordt opgenomen in de invorderingsbrief.
De rente over de ingevorderde bedragen, vermeld in het tweede lid, wordt berekend voor de periode tussen de datum waarop de betalingstermijn in de invorderingsbrief, vermeld in het tweede lid, verstrijkt, en de datum van de terugbetaling.
Om de rente, vermeld in het derde lid, te berekenen, wordt de wettelijke rentevoet, vermeld in artikel 2 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest, toegepast.
§5. De administratieve sancties, vermeld in paragraaf 1, zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en staan in verhouding tot de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving, overeenkomstig artikel 59 van verordening (EU) 2021/2116, binnen de volgende grenzen:
1° de sanctie, vermeld in paragraaf 3, 1°, is niet hoger dan 100% van het bedrag in de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19 van dit besluit;
2° de uitsluiting, vermeld in paragraaf 3, 2°, geldt ten hoogste voor een periode van twee opeenvolgende jaren, namelijk het jaar van de vaststelling en het jaar erna;
3° in het geval, vermeld in paragraaf 2, 7°, is het bedrag van de sanctie gelijk aan het verschil tussen het bedrag in de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19 van dit besluit, en het bedrag dat na een onderzoek naar de subsidiabiliteit van de uitgaven in de voormelde betalingsaanvraag subsidiabel bevonden is, maar gaat de administratieve sanctie niet verder dan de volledige intrekking van de steun.
Artikel 30. ( 21/04/2023 - ... )
De bevoegde entiteit onderzoekt de betalingsaanvraag, vermeld in artikel 19, die ze van de begunstigde heeft ontvangen en ze bepaalt de subsidiabele bedragen.
Artikel 31. ( 21/04/2023 - ... )
De bevoegde entiteit kan, boven op de administratieve sancties, vermeld in artikel 29 van dit besluit, administratieve sancties opleggen conform artikel 56 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid.
Artikel 32. ( 21/04/2023 - ... )
§1. De bevoegde entiteit behandelt bezwaren tegen beslissingen die rechtsgevolgen tot stand brengen ter uitvoering van dit besluit, de uitvoeringsbesluiten ervan, verordening (EU) 2021/2115 en verordening (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan.
§2. Het bezwaar, vermeld in paragraaf 1, wordt binnen dertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing ingediend bij de bevoegde entiteit met een bezwaarschrift. De bevoegde entiteit beslist over het bezwaar. Het bezwaarschrift voldoet aan al de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden:
1° het wordt op schriftelijke wijze ingediend;
2° het vermeldt de naam en de woonplaats van de indiener van het bezwaar. Als woonplaatskeuze wordt gedaan bij een raadsman, wordt dat in het bezwaarschrift aangegeven;
3° het is ondertekend door de indiener van het bezwaar of zijn raadsman. Een schriftelijke machtiging wordt bijgevoegd, tenzij de raadsman ingeschreven is als advocaat of advocaat-stagiair;
4° het vermeldt het voorwerp van het bezwaar, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten.
§3. Als het bezwaar, vermeld in paragraaf 1, niet voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 2, wordt het bezwaar onontvankelijk verklaard.
§4. De bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger wordt binnen honderdtwintig dagen op de hoogte gebracht van de beslissing van de bevoegde entiteit over het bezwaar. De voormelde termijn wordt gerekend vanaf de dag na de dag waarop de termijn voor de indiening van het bezwaar verstreken is. Tegen de voormelde beslissing staat geen nieuwe bezwaarmogelijkheid open.
De termijn, vermeld in het eerste lid, kan één keer verlengd worden met een nieuwe termijn van honderdtwintig dagen die begint op de dag nadat de eerste termijn, vermeld in het eerste lid, is verstreken. De bevoegde entiteit brengt de bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger op de hoogte van de voormelde verlenging voor de eerste termijn van honderdtwintig dagen is verstreken, en vermeldt de reden of de redenen van de verlenging.
Als de bevoegde entiteit bij de bezwaarindiener of via derden informatie of bewijzen opvraagt, wordt de termijn van honderdtwintig dagen, vermeld in het eerste lid, geschorst tot op de datum dat de informatie of het bewijs ontvangen is. De bevoegde entiteit meldt de schorsing, die het gevolg is van het inwinnen van informatie of het opvragen van bewijzen bij derden, aan de bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger en vermeldt de reden van de schorsing. Om het bezwaar te behandelen, kan rekening gehouden worden met informatie die van derden verkregen is.
Artikel 33. ( 21/04/2023 - ... )
De bevoegde entiteit is verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
De persoonsgegevens van de volgende categorieën betrokkenen kunnen verwerkt worden:
1° de begunstigden;
2° de personen die de begunstigden kunnen vertegenwoordigen op het e-loket van de bevoegde entiteit.
Voor de uitvoering van dit besluit kunnen de volgende categorieën van persoonsgegevens verwerkt worden:
1° de identificatiegegevens;
2° de financiële gegevens.
De verwerking van de gegevens, vermeld in het derde lid, is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang als vermeld in artikel 6, lid 1, e), van de voormelde verordening.
Het doel voor de gegevensverwerking is het verlenen van subsidies en alle activiteiten die daarmee verband houden.
Artikel 34. ( 21/04/2023 - ... )
Kosten waarvoor met toepassing van andere regelingen van de Vlaamse overheid of andere overheden subsidies worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor de toekenning van de steun, vermeld in artikel 3, als dat ertoe leidt dat die kosten worden gesubsidieerd.
Bijkomende subsidiëring door de Vlaamse overheid of andere overheden om de investeringen, vermeld in artikel 3, te realiseren, is uitgesloten.
Artikel 35. ( 21/04/2023 - ... )
De steun, vermeld in artikel 3 van dit besluit, wordt verleend onder de voorwaarden die gelden voor de steun voor investeringen, vermeld in artikel 73 en 74 van verordening (EU) 2021/2115.
Artikel 36. ( 21/04/2023 - ... )
De uitwisseling van berichten ter uitvoering van dit besluit gebeurt op elektronische wijze. Tenzij in dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan al een bepaalde elektronisch procedure bepaald is, kiest de bevoegde entiteit de te volgen elektronische procedure en maakt die bekend. De bevoegde entiteit kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.
Artikel II.23 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 is van toepassing voor het tijdstip van verzending en ontvangst van berichten die op elektronische wijze worden uitgewisseld.
Als voor bepaalde berichten bepaald is dat ze voor een bepaalde datum meegedeeld of ingediend moeten worden bij de bevoegde entiteit, zijn de berichten die elektronisch uitgewisseld worden, op die datum ontvangen door de bevoegde entiteit. Berichten die op papier uitgewisseld worden, worden op die datum verzonden aan de bevoegde entiteit. De datum van de poststempel geldt daarbij als tijdstip waarop een bericht verzonden is.
Voor elektronische verzendingen die uitgaan van de bevoegde entiteit, geldt de dag na de dag van de verzending als startpunt van de termijnen die worden opgelegd in het kader van procedures ter uitvoering van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid kunnen terugvorderingen ook op papier verstuurd worden door de bevoegde entiteit. In dat geval geldt de dag na de dag van de verzending als startpunt van de bezwaartermijn, vermeld in artikel 32.
In afwijking van het eerste lid mogen de bezwaren, vermeld in artikel 32, ook op papier ingediend worden.
Artikel 37. ( 21/04/2023 - ... )
De oproep, vermeld in artikel 10, wordt voor advies aan de Inspectie van Financiën voorgelegd.
Als de Inspectie van Financiën een gunstig advies verleent over de oproep, worden de toekenningsbesluiten, vermeld in artikel 16, niet meer voor advies aan de Inspectie van Financiën voorgelegd, tenzij de Inspectie van Financiën anders adviseert in het advies over de oproep in kwestie.
Artikel 38. ( 21/04/2023 - ... )
Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2015 betreffende steun voor innovaties in de landbouw, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2018, wordt opgeheven.
Artikel 39. ( 21/04/2023 - ... )
Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2015 betreffende steun voor innovaties in de landbouw, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op aanvragen die conform het voormelde besluit van 24 april 2015 zijn ingediend voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 40. ( 21/04/2023 - ... )
Dit besluit treedt in werking op de dag van de goedkeuring ervan door de Vlaamse Regering.
Artikel 41. ( 21/04/2023 - ... )
De Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 14/12/2024