Besluit van de Vlaamse Regering over investeringssubsidies voor de revalidatieovereenkomsten

Datum 30/06/2023

Inhoudstafel

  1. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
  2. Hoofdstuk 2. Bouwtechnische en bouwfysische normen
  3. Hoofdstuk 3. Subsidiabele oppervlakte
  4. Hoofdstuk 4. Investeringssubsidie
    1. Afdeling 1. Algemene bepalingen
    2. Afdeling 2. Investeringssubsidie voor nieuwbouw
    3. Afdeling 3. Investeringssubsidie voor uitbreiding
    4. Afdeling 4. Investeringssubsidie voor verbouwingswerken
    5. Afdeling 5. Investeringssubsidie voor aankoop
    6. Afdeling 6. Investeringssubsidie voor omgeving en sportinfrastructuur
  5. Hoofdstuk 5. Toezichtregeling
  6. Hoofdstuk 6. Slotbepaling

Inhoud

(... - ...)

Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, §1, en artikel 10, gewijzigd bij de decreten van 16 maart 1999 en 12 februari 2010;
- het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, artikel 75, §2.

Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 26 april 2023.
- De Raad van State heeft advies 73.550/3 gegeven op 1 juni 2023, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Motivering
Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief:
- Voor een aantal revalidatieovereenkomsten die opgenomen zijn in het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, bestaat er nog geen passende regeling voor de investeringssubsidies.

Juridisch kader
Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving:
- het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;
- het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.

Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (13/10/2023- ...)

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° beschermd gebouw: een gebouw dat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
  a) het is ingeschreven in de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest conform artikel 207 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;
  b) het is een beschermd monument als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
  c) het maakt deel uit van een beschermd cultuurhistorisch landschap of van een beschermd stads- of dorpsgezicht als vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
  d) het is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, vermeld in het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
2° ROCE: de return on capital employed, zijnde de gewogen gemiddelde kapitaalkost = (aandeel financiële schulden in totale financiering) x intrestkost + (aandeel eigen vermogen in totale financiering) x kost eigen vermogen, waarbij totale financiering = financiële schulden + eigen vermogen;
3° Toegankelijk Vlaanderen: het agentschap, vermeld in het decreet van 28 maart 2014 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Toegankelijk Vlaanderen in de vorm van een private stichting;
4° verblijfsruimte: de kamer van een zorggebruiker, een gemeenschappelijke zit- en eetruimte of een activiteiten- en therapieruimte;
5° zorggebruiker: de patiënt of cliënt, namelijk de natuurlijke persoon aan wie zorg wordt verstrekt.

Artikel 2. (13/10/2023- ...)

In dit artikel wordt verstaan onder het decreet van 6 juli 2018: het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging.

Dit besluit is van toepassing op de revalidatievoorzieningen, vermeld in artikel 2, 16°, van het decreet van 6 juli 2018, waarvan het erkenningsnummer begint met het nummer 7.72, 7.73 of 7.74.0.

In afwijking van het tweede lid is dit besluit niet van toepassing op:
1° de ziekenhuizen, vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
2° de revalidatieziekenhuizen, vermeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 6 juli 2018.

Artikel 3. (13/10/2023- ...)

Tenzij het anders is bepaald, verleent het Fonds in de eerste twintig jaar na de ingebruikname geen subsidiebelofte aan projecten of delen van projecten die reeds gesubsidieerd werden door het Fonds of zijn rechtsvoorgangers, ongeacht de sector van de persoonsgebonden aangelegenheden waarin de subsidie is verkregen.

In afwijking van het eerste lid kan er binnen de periode van twintig jaar, vermeld in het eerste lid, wel een subsidiebelofte worden verkregen als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
1° een verbouwing wordt noodzakelijk door gewijzigde regelgeving of gewijzigde veiligheidsvoorschriften;
2° de subsidie is uitsluitend verleend om brandveiligheidswerkzaamheden uit te voeren;
3° de subsidies zijn volledig teruggestort of hoeven niet te worden teruggestort, omdat daarvoor vooraf uitdrukkelijk toestemming is verleend conform artikel 41, §2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.

Hoofdstuk 2. Bouwtechnische en bouwfysische normen (... - ...)

Artikel 4. (13/10/2023- ...)

De infrastructuur van een revalidatievoorziening komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als ze voldoet aan de volgende algemene bouwtechnische en bouwfysische normen:
1° de regelgeving over de brandveiligheid;
2° de regelgeving over de toegankelijkheid van publieke gebouwen;
3° de regelgeving over de eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen;
4° het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties;
5° de regelgeving over de stedenbouw en de ruimtelijke ordening;
6° de regelgeving over milieu;
7° als dat van toepassing is, de regelgeving over de integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren;
8° de ligging en het concept van het gebouw zijn aangepast aan de behoeften en de mogelijkheden van de doelgroep;
9° de inrichting en uitrusting van het gebouw en de omgeving houden rekening met de leeftijd en de specifieke behoeften van de doelgroep. 
10° het gebouw is zo geconcipieerd dat er voldoende zicht is op wie het gebouw binnenkomt en verlaat;
11° het gebouw is vlot bereikbaar met het openbaar vervoer;
12° er is voldoende parkeergelegenheid die rekening houdt met de behoeften van de gebruikers. Er is de mogelijkheid om personen dicht bij de ingang af te zetten of op te halen als dat noodzakelijk is;
13° de infrastructuur laat toe dat de veiligheid gewaarborgd is;

Op verzoek van de aanvrager kan het Fonds aan die aanvrager een afwijking toestaan van de norm, vermeld in het eerste lid, 11°.

Artikel 5. (13/10/2023- ...)

De infrastructuur van een revalidatievoorziening komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de specifieke ruimtes van de infrastructuur voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° er zijn voldoende medewerkerslokalen. Elke voorziening beschikt minimaal over een lokaal waar medewerkers met elkaar kunnen overleggen;
2° er zijn voldoende sanitaire installaties voor zorggebruikers, bezoekers en personeel;
3° er is een verzorgingsruimte of -zone in het sanitair;
4° er zijn voldoende lokalen die akoestisch gescheiden zijn voor individuele gesprekken met zorggebruikers of andere betrokkenen;
5° revalidatievoorzieningen waar medische handelingen uitgevoerd worden, hebben daarvoor een afzonderlijke ruimte met aandacht voor de privacy; 
6° er is voldoende bergruimte;
7° revalidatievoorzieningen die met medicatie werken, kunnen die medicatie opslaan in een aparte afsluitbare ruimte.

Artikel 6. (13/10/2023- ...)

De infrastructuur van een revalidatievoorziening komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als ze voldoet aan de volgende voorwaarden voor de circulatie:
1° gebouwen met twee of meer bouwlagen beschikken minstens over een lift die alle verdiepingen met ruimtes die voor de gebruikers toegankelijk zijn, bedient. Als minstens een op de vijf slaapkamers integraal toegankelijk is en van elk typelokaal er minstens een integraal toegankelijk is, volstaat een liftschacht die toelaat zonder ingrijpende werken een lift te plaatsen die alle verdiepingen met ruimtes die voor de gebruikers toegankelijk zijn, bedient. De integrale toegankelijkheid wordt gegarandeerd door bij het ontwerp en de uitvoering ervan rekening te houden met het advies van Toegankelijk Vlaanderen;
2° in ruimtes die voor de gebruikers toegankelijk zijn, worden niveauverschillen, zoals treden, trappen en andere hindernissen, zo veel mogelijk vermeden;
3° het gebouw is zo geconcipieerd dat een vlotte en veilige circulatie mogelijk is;
4° de deuropeningen zijn voldoende breed en hoog.

Artikel 7. (13/10/2023- ...)

De infrastructuur van een revalidatievoorziening komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als ze voldoet aan de volgende normen voor het gebruikscomfort:
1° aan de trappen zijn leuningen aangebracht;
2° in alle lokalen zijn de verwarming, ventilatie en verlichting aangepast aan de bestemming van het lokaal;
3° ruimtes voor gebruikers worden zo veel mogelijk met daglicht verlicht. In de verblijfsruimtes waar in een raam moet worden voorzien, bedraagt het raamoppervlak ten minste een zesde van de nettovloeroppervlakte;
4° in alle verblijfsruimtes waar in een raam voorzien moet worden, begint het glasoppervlak van het raam op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak. Er is zittend altijd een ongehinderd zicht naar buiten mogelijk;
5° de gebruiker kan de inkijk van buitenaf beperken;
6° in de verblijfsruimtes is de temperatuur onder normale meteorologische omstandigheden nooit hoger dan 27°C;
7° waar nodig is er aangepaste zonnewering aangebracht. Zonnewering wordt als aangepast beschouwd als die het zicht op de buitenwereld zo weinig mogelijk hindert, oververhitting van de zorggebruikers vermijdt en verblinding van zorggebruikers door direct zonlicht vermijdt;
8° de minimale verdiepingshoogte is 2,50 meter. De voormelde hoogte wordt gemeten van de vloer tot het afgewerkte plafond;
9° de signalisatie is aangepast aan de doelgroep.

Op verzoek van de aanvrager kan het Fonds aan die aanvrager een afwijking toestaan van de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 4°, voor beschermde gebouwen of constructieve belemmeringen in bestaande gebouwen.

Artikel 8. (13/10/2023- ...)

De infrastructuur van een revalidatievoorziening voor residentiële zorgverlening komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de verblijfsruimtes en het individuele sanitair voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° de totale nettovloeroppervlakte bedraagt minimaal 30 m² per zorggebruiker. De voormelde oppervlakte omvat de kamer, de individuele sanitaire cel, de gemeenschappelijke zit- en eetruimtes en de gemeenschappelijke sanitaire ruimtes voor zorggebruikers;
2° alle kamers zijn eenpersoonskamers;
3° een eenpersoonskamer heeft een nettovloeroppervlakte van ten minste 16 m², sanitair niet inbegrepen. Bij beschermde gebouwen waarvan de bestaande structuur grotere kamers niet toelaat, bedraagt de nettovloeroppervlakte minstens 12m². Voor minderjarige zorggebruikers is de nettovloeroppervlakte minstens 12 m², sanitair niet inbegrepen;
4° minstens 20% van de eenpersoonskamers beschikt over een aparte, ingerichte sanitaire cel, met minstens een toilet of een douche. Alle kamers hebben minstens een wastafel met warm en koud stromend water en bijbehorende opbergruimte; 
5° minstens 20% van alle kamers is integraal toegankelijk, inclusief het individuele sanitair. De integrale toegankelijkheid wordt gegarandeerd door bij het ontwerp en de uitvoering ervan rekening te houden met het advies van Toegankelijk Vlaanderen;
6° de kamer is altijd afsluitbaar en als dat vereist is voor de doelgroep, draaien de kamerdeuren naar buiten open;
7° het sanitair in de kamers kan worden beveiligd als dat noodzakelijk is;
8° de inrichting van de kamer laat de nodige flexibiliteit toe om het meubilair te plaatsen, zolang de zorg- en dienstverlening en de veiligheid niet in het gedrang komen;
9° de verblijfsruimtes vormen een aaneensluitend geheel of zijn via binnenruimtes bereikbaar;
10° als de revalidatievoorziening een werking heeft voor de opvang van ouders en kinderen, beschikt elk gezin over een eigen aparte leefruimte.

Als de aard van de therapie meerpersoonskamers vraagt en er nooit meer dan vier personen op een kamer verblijven, kan het Fonds op verzoek van de aanvrager aan die aanvrager een afwijking toestaan van de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°. In dat geval bedraagt de nettovloeroppervlakte minstens 8 m² per zorggebruiker.

Op verzoek van de aanvrager kan het Fonds aan die aanvrager een afwijking toestaan van de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, 4° en 5°, in bestaande gebouwen.

Artikel 9. (13/10/2023- ...)

De infrastructuur van een revalidatievoorziening voor residentiële zorgverlening komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als het gemeenschappelijke sanitair voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° het sanitair is aangepast aan de behoeften van de doelgroep;
2° er is minstens één rolstoeltoegankelijk toilet; 
3° eventuele badruimtes zijn oordeelkundig gesitueerd in de buurt van de kamers. De badruimtes sluiten niet aan op de keuken;
4° in de nabijheid van de kamers en van de gemeenschappelijke zit- en eetruimtes is voldoende sanitair. Het sanitair is voldoende als het aan al de volgende voorwaarden voldoet:
  a) er is één bad of douche per vijf zorggebruikers als er geen individuele douches zijn;
  b) er is één gemeenschappelijke badkamer, aangepast aan de behoeftes van een rolstoelgebruiker, met bad en toilet;
  c) er is één toilet met wastafel per vijf zorggebruikers als er geen individuele toiletten met wastafel zijn en één toilet met wastafel per tien zorggebruikers als er individuele toiletten met wastafel zijn;
  d) er is één aangepast toilet met wastafel bij elke zit- en eetruimte;
  e) er zijn voldoende sanitaire installaties voor bezoekers en personeel.

Artikel 10. (13/10/2023- ...)

De infrastructuur van een revalidatievoorziening voor residentiële zorgverlening komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als de gemeenschappelijke ruimtes aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° er is een aparte gemeenschappelijke zit- en eetruimte die voldoende ruim is zodat alle zorggebruikers de ruimte gelijktijdig kunnen gebruiken;
2° de netto-oppervlakte van de gemeenschappelijke zit- en eetruimtes in de woongroep bedraagt minimaal 4 m² per zorggebruiker.

Artikel 11. (13/10/2023- ...)

De infrastructuur van een revalidatievoorziening voor ambulante zorgverlening komt in aanmerking voor een investeringssubsidie als ze voldoet aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen:
1° er zijn voldoende therapie- en multifunctionele ruimtes;
2° een wachtruimte heeft een nettovloeroppervlakte van minstens 10 m²;
3° een administratieve ruimte en een ontvangstruimte hebben een nettovloeroppervlakte van 20 m²;
4° een multifunctionele ruimte heeft een nettovloeroppervlakte van minstens 25 m² en is opdeelbaar naar gelang van de behoeften van de voorziening;
5° er zijn voldoende gespreksruimtes voor de therapeutische behandeling van zorggebruikers. Een gespreksruimte heeft een nettovloeroppervlakte van minstens 12 m²;
6° er zijn voldoende activiteiten- en therapielokalen. Activiteiten- en therapielokalen hebben een nettovloeroppervlakte van minstens 16 m²;
7° het sanitair is aangepast aan de behoeften van het personeel en de doelgroep;
8° de revalidatievoorziening beschikt over minstens één rolstoeltoegankelijk toilet.

Hoofdstuk 3. Subsidiabele oppervlakte (... - ...)

Artikel 12. (13/10/2023- ...)

De maximale subsidiabele oppervlakte bedraagt:
1° voor een revalidatievoorziening voor ambulante zorgverlening of semiresidentiële zorgverlening: 250 m² per locatie, vermeerderd met 50 m² per tegelijk aanwezige fysieke persoon boven vijf personen. Het aantal tegelijk aanwezige fysieke personen wordt berekend door het aantal voltijdsequivalenten dat de functioneel bevoegde entiteit aanvaardt, te vermenigvuldigen met 1,64;
2° voor een revalidatievoorziening voor residentiële zorgverlening: 90 m² per zorggebruiker. Het aantal zorggebruikers is het maximumaantal zorggebruikers dat op dezelfde dag in een revalidatievoorziening verblijft, zoals bepaald in de revalidatieovereenkomst. Het voormelde aantal wordt vermeerderd met 30 m² per zorggebruiker op een revalidatieafdeling ouder-kind, zoals aanvaard door de functioneel bevoegde entiteit.

Als een revalidatievoorziening een deelwerking voor ambulante zorgverlening heeft en een voor residentiële opvang en de revalidatieovereenkomst een duidelijke opsplitsing van het aantal zorggebruikers en het aantal personeelsleden toelaat, wordt de maximale subsidiabele oppervlakte berekend per deelwerking.

Als een revalidatievoorziening een deelwerking voor ambulante zorgverlening heeft en een voor residentiële opvang, maar de revalidatieovereenkomst geen duidelijke opsplitsing van het aantal zorggebruikers of het aantal personeelsleden toelaat, wordt de maximale subsidiabele oppervlakte berekend op basis van de dominante deelwerking van de revalidatievoorziening die de functioneel bevoegde entiteit heeft aanvaard.

In dit artikel wordt verstaan onder functioneel bevoegde entiteit: het departement of het agentschap binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin dat is aangewezen om het beleid over de actor in de zorg of de zorggebruiker, als die het voorwerp van het toezicht uitmaakt, uit te voeren.

Hoofdstuk 4. Investeringssubsidie (... - ...)

Afdeling 1. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 13. (13/10/2023- ...)

De basisbedragen, vermeld in dit hoofdstuk, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.

De aanpassing, vermeld in het eerste lid, wordt doorgevoerd op basis van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20, waarbij:
1° s: het officiële loon in de bouwnijverheid voor categorie 2A, dat van kracht is op 1 januari van het jaar in kwestie;
2° S: 19,885;
3° i: de Index I 2021, zoals berekend door de Federale Overheidsdienst Economie op 1 december voorafgaand aan het jaar in kwestie, na vermenigvuldiging met de coëfficiënt 87,02;
4° I: 3627.

Artikel 14. (13/10/2023- ...)

De basisbedragen, vermeld in dit hoofdstuk, worden vermeerderd met:
1° een subsidie voor de btw tegen het geldende tarief;
2° een subsidie voor de algemene onkosten tegen 10%. 

De totale investeringssubsidie wordt op de volgende wijze berekend: basisbedrag + geldende btw op het basisbedrag + algemene onkosten tegen 10% van het basisbedrag + geldende btw op de algemene onkosten.

De investeringssubsidie bedraagt maximaal 60% van de goedgekeurde raming en is beperkt tot de aanvaarde behoeften.

Afdeling 2. Investeringssubsidie voor nieuwbouw (... - ...)

Artikel 15. (13/10/2023- ...)

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw van een revalidatievoorziening, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt 550 euro per m². 

Artikel 16. (13/10/2023- ...)

Voor een nieuwbouw kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de volgende projectfasen:
1° ruwbouw: de gevelsluiting, de bovenbouw, de onderbouw en de dakwerken;
2° technische uitrusting;
3° afwerking;
4° uitrusting en meubilering.

Een subsidiebelofte voor alleen de projectfase uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, 4°, is niet mogelijk. 

De subsidiebelofte die wordt aangevraagd nadat de projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, 1°, is aangevat, kan geen betrekking hebben op de voormelde projectfase ruwbouw. In het voormelde geval wordt de investeringssubsidie voor een nieuwbouw als vermeld in het eerste lid, verdeeld op de volgende wijze:
1° ruwbouw: 35%;
2° technische uitrusting: 30%;
3° afwerking: 25%;
4° uitrusting en meubilering: 10%.

Afdeling 3. Investeringssubsidie voor uitbreiding (... - ...)

Artikel 17. (13/10/2023- ...)

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding van een revalidatievoorziening bedraagt 500 euro per m².

De investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding bedraagt maximaal 60% van de goedgekeurde raming en is beperkt tot de aanvaarde behoeften.

De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding en de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding, vermeld in het eerste en tweede lid, kan niet hoger zijn dan de investeringssubsidie, vermeld in artikel 15.

Artikel 18. (13/10/2023- ...)

§1. Voor een uitbreiding van een voorziening kan een subsidiebelofte worden toegekend voor de volgende projectfasen:
1° ruwbouw: de gevelsluiting, de bovenbouw, de onderbouw en de dakwerken;
2° technische uitrusting;
3° afwerking;
4° uitrusting en meubilering.

Een subsidiebelofte voor alleen de projectfase uitrusting en meubilering, vermeld in het eerste lid, 4°, is niet mogelijk.

De subsidiebelofte die wordt aangevraagd nadat de projectfase ruwbouw, vermeld in het eerste lid, 1°, is aangevat, kan geen betrekking hebben op de voormelde projectfase ruwbouw. In het voormelde geval wordt de investeringssubsidie voor een uitbreiding van een voorziening als vermeld in het eerste lid, verdeeld op de volgende wijze:
1° technische uitrusting: 30%;
2° afwerking: 25%;
3° uitrusting en meubilering: 10%.

Afdeling 4. Investeringssubsidie voor verbouwingswerken (... - ...)

Artikel 19. (13/10/2023- ...)

§1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwingswerken is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming.

Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken mag ten hoogste 75% bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 17.

In afwijking van het tweede lid kan het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken ten hoogste gelijk zijn aan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding van de voorziening in kwestie, vermeld in artikel 17, als het gaat om een ingrijpende duurzame verbouwing waardoor de realisatie gelijkwaardig wordt aan een nieuwbouw. De voormelde verbouwing voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° het project is een renovatie waarbij de technische installaties om een specifiek binnenklimaat te realiseren, volledig worden vervangen en minstens 75% van de bestaande en nieuwe scheidingsconstructies die het beschermde volume omhullen en die grenzen aan de buitenomgeving, wordt geïsoleerd, behalve bij beschermde gebouwen waar een dergelijke renovatie niet haalbaar is;
2° het project voldoet aan de minimumeisen en de voorwaarden voor comfort en gebruik van energie, water en materialen die de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen bepaalt;
3° het gebouw heeft een functionaliteit die gelijkwaardig is aan een nieuwbouw.

§2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij verbouwing is vastgesteld op 60% van de goedgekeurde raming, tot maximaal 50 euro per m². 

Afdeling 5. Investeringssubsidie voor aankoop (... - ...)

Artikel 20. (13/10/2023- ...)

Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop met of zonder verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75% van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 15. 

Als het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de aankoop, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of in een van de centrumsteden, vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, bedraagt het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop met of zonder verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, maximaal 100% van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 15 van dit besluit.

Voor de aankoop kan ten hoogste 60% van de som van de venale waarde van het gebouw die de Vlaamse Belastingdienst, vermeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst, heeft geschat, en de notariskosten en registratierechten of btw die aan de aankoop zijn verbonden en die zijn bewezen, in aanmerking komen voor de investeringssubsidie, vermeld in het eerste lid.

Afdeling 6. Investeringssubsidie voor omgeving en sportinfrastructuur (... - ...)

Artikel 21. (13/10/2023- ...)

De volgende onroerende investeringen komen, binnen de aanvaarde behoeften, in aanmerking voor subsidiëring boven op de basisbedragen, vermeld in afdeling 2 tot en met 5:
1° de inrichting van de omgeving;
2° de sportinfrastructuur.

Het basisbedrag voor de investeringen, vermeld in het eerste lid, bedraagt 55 euro per m².

De maximale subsidiabele kostprijs voor de investeringen, vermeld in het eerste lid, bedraagt 60% van de goedgekeurde raming.

Hoofdstuk 5. Toezichtregeling (... - ...)

Artikel 22. (13/10/2023- ...)

De bevoegde personeelsleden van de Vlaamse administratie, bevoegd voor het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, oefenen toezicht uit op de naleving van dit besluit.

Artikel 23. (13/10/2023- ...)

§1. Minstens om de drie jaar en aansluitend op het verlopen van de minimumperiode, vermeld in artikel 12 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, controleren het Fonds of de personen, belast met het toezicht, de boekhouding van de aanvrager. In de boekhouding van de aanvrager worden de inkomsten en kosten die verband houden met het project, transparant afgezonderd.

Als, rekening houdend met een redelijke winst, het totaal van de inkomsten, vermeld in het eerste lid, hoger is dan de kosten, vermeld in het eerste lid, en dan een passend aandeel in de gemeenschappelijke kosten van de aanvrager, vordert het Fonds het verschil terug.

§2. Een voorziening wordt geacht op het project een redelijke winst als vermeld in paragraaf 1, te boeken als de ROCE op het project niet hoger is dan de toelaatbare ROCE voor het project. 

De toelaatbare ROCE voor het project, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks bepaald op basis van de toelaatbare ROCE voor eigen vermogen en voor vreemd vermogen, die gewogen wordt volgens de verhoudingen van eigen en vreemd vermogen voor het project.

Het Fonds bepaalt jaarlijks bij het begin van het jaar de toelaatbare ROCE voor eigen vermogen en voor vreemd vermogen.

Artikel 24. (13/10/2023- ...)

Met toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof worden de investeringssubsidies volledig of gedeeltelijk teruggevorderd als dat nodig blijkt uit de controle, vermeld in artikel 23 van dit besluit.

Artikel 25. (13/10/2023- ...)

Als na de controle, vermeld in artikel 23, blijkt dat de ROCE op het project hoger is dan de toelaatbare ROCE, kan de Vlaamse Regering de revalidatieovereenkomst eenzijdig aanpassen om in de toekomst terugvordering te vermijden.

Artikel 26. (13/10/2023- ...)

De aanvrager houdt de documenten, inclusief de boekhouding, die verband houden met de verplichtingen, vermeld in dit besluit, ter beschikking van het Fonds. De aanvrager bezorgt die documenten aan het Fonds op verzoek van het Fonds.

Hoofdstuk 6. Slotbepaling (... - ...)

Artikel 27. (13/10/2023- ...)

De Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 28/04/2024