Versie geldig op 02/04/2026
Artikel 1. ( 07/09/2024 - ... )
Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Artikel 2. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 29 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 29. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 3. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 6 van de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging, vervangen bij het decreet van 21 december 2007, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 6. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 4. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 20 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, vervangen bij het decreet van 26 april 2019, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 20. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 5. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 47 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 47. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 6. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 9 van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, vervangen bij het decreet van 21 december 2007, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 9. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 7. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11 van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 21 december 2007, wordt opgeheven.
Artikel 8. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 15 van de wet van 10 januari 1977 houdende regeling van de schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en het pompen van grondwater, gewijzigd bij decreet van 21 december 2007, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 15. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 9. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, vervangen bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 11. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 10. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 12 van hetzelfde decreet, hersteld bij het decreet van 1 maart 2013 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt opgeheven.
Artikel 11. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 8bis van de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen, ingevoegd bij het decreet van 23 december 2010, wordt opgeheven.
Artikel 12. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 9 van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 23 december 2010, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 9. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 13. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 107bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 107bis. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 14. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 24 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstech-nische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, hersteld bij het decreet van 23 december 2021, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
“De opbrengsten die worden verkregen met de toepassing van hoofdstuk 11 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en hoofdstuk V van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed, en die conform artikel 73 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 worden toebedeeld aan de Vlaamse overheid, komen toe aan het Fonds Handhaving Onroerend Erfgoed.”.
Artikel 15. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 25, §2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 mei 2016 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2021, wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
“3° de subsidies en premies die worden teruggevorderd conform artikel 95 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, hoofdstuk 10 en 11 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en hoofdstuk V van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed.”.
Artikel 16. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 37 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 37. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 17. ( 01/04/2026 - ... )
In het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt het opschrift van titel XVI vervangen door wat volgt:
“Titel XVI. Milieuhandhaving”.
Artikel 18. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt het opschrift van hoofdstuk I vervangen door wat volgt:
“Hoofdstuk I. Algemene bepalingen en definities”.
Artikel 19. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 16.1.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bestaande tekst, die paragraaf 1 zal vormen, worden het tweede en derde lid opgeheven;
2° in paragraaf 1, 6°, wordt de zinsnede “, met uitsluiting van hoofdstuk IV, afdeling IV, en hoofdstuk VI, van deze titel voor wat de overtredingen van het hoofdstuk IIIbis en de uitvoeringbesluiten betreft” opgeheven;
3° in paragraaf 1, 12°, wordt de zinsnede “, met uitsluiting van hoofdstuk IV, afdeling IV, en hoofdstuk VI, van deze titel voor wat de overtredingen van hoofdstuk IVbis en de uitvoeringsbesluiten betreft” opgeheven;
4° in paragraaf 1 wordt punt 13° opgeheven;
5° er wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt:
“§2. Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is, met inbegrip van hoofdstuk 10, afdeling 2, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11 en 12, van toepassing op deze titel en de regelgeving, vermeld in paragraaf 1.”.
Artikel 20. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 16.1.2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018, worden punt 1° tot en met 6° opgeheven.
Artikel 21. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 16.1.3 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 22 november 2013 en gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 16.1.3. §1. De volgende personen zijn een herstelinstantie als vermeld in artikel 2, 15°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023:
1° de personeelsleden van de departementen en de agentschappen, vermeld in artikel I.3, 2°, a) tot en met d), van het Bestuursdecreet van 7 decem-ber 2018, die de Vlaamse Regering of haar gemachtigde daarvoor aan-wijst;
2° de gemeentelijke personeelsleden die het college van burgemeester en schepenen daarvoor aanwijst, zelfs al zijn ze personeelslid van een andere gemeente;
3° de personeelsleden van een intergemeentelijk samenwerkingsverband die het intergemeentelijk samenwerkingsverband daarvoor aanwijst;
4° de burgemeester of zijn plaatsvervanger.
De Vlaamse Regering kan opleidings- en ervaringsvereisten en andere voorwaarden bepalen waaraan categorieën van herstelinstanties moeten voldoen, en hun bevoegdheden inhoudelijk, geografisch of temporeel beperken.
§2. De Vlaamse Regering of haar gemachtigde duidt de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die optreden als beboetingsinstantie als vermeld in artikel 2, 3°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.”.
Artikel 22. ( 01/04/2026 - ... )
In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt een artikel 16.1.4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 16.1.4. Naast de doeleinden, vermeld in artikel 63, §1, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, kunnen beveiligingsmaat-regelen ook worden opgelegd voor het beheersen van een aanzienlijk risico voor mens of milieu, ongeacht of er een misdrijf, inbreuk of een normschen-ding bestaat of dreigt voor te komen.
Toezichthouders die gemachtigd zijn om wapens te dragen bij de uitvoe-ring van hun ambtsverrichtingen, beschikken over de bevoegdheden, vermeld in artikel 28 en 37bis van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, als het veiligstellen van hun fysieke integriteit of de uitvoering van hun opdrach-ten als officier van gerechtelijke politie dat vereist.”.
Artikel 23. ( 01/04/2026 - ... )
In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt een artikel 16.1.5 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 16.1.5. De opbrengsten die worden verkregen met de toepassing van deze titel, en die conform artikel 73 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 worden toebedeeld aan de Vlaamse overheid, komen toe aan het Minafonds.
In afwijking van het eerste lid komen de bedragen die worden ingevorderd tot terugbetaling van de kosten die gemaakt zijn voor de uitvoering van maatregelen door de toezichthouders en herstelinstanties van de OVAM in het kader van het toezicht op de toepassing van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en op de toepassing van artikel 12 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstof-fen, toe aan de OVAM.”.
Artikel 24. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt hoofdstuk II, dat bestaat uit artikel 16.2.1 tot en met 16.2.5, opgeheven.
Artikel 25. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 16.3.1 tot en met 16.3.27, opgeheven.
Artikel 26. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI, hoofdstuk IV, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018, worden afdeling I, die bestaat uit artikel 16.4.1 tot en met 16.4.4, en afdeling II, die bestaat uit artikel 16.4.5 tot en met 16.4.18quater, opgeheven.
Artikel 27. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 16.4.19 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2016, worden paragraaf 2 en 3 opgeheven.
Artikel 28. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI, hoofdstuk IV, afdeling III, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2016, wordt onderafdeling III, die bestaat uit artikel 16.4.23, opgeheven.
Artikel 29. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI, hoofdstuk IV, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018, wordt afdeling IV, die bestaat uit artikel 16.4.25 tot en met 16.4.44, opgeheven.
Artikel 30. ( 27/06/2024 - ... )
In artikel 16.5.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
Ҥ1. Artikel 73 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is van toepassing op de opbrengsten, verkregen uit de toepassing van titel XVI.
De opbrengsten, vermeld in het eerste lid, die conform artikel 73 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 worden toebedeeld aan de Vlaamse overheid, komen toe aan het Minafonds.
In afwijking van het tweede lid komen de bedragen die worden ingevor-derd tot terugbetaling van de kosten die gemaakt zijn voor de uitvoering van maatregelen door de toezichthouders en herstelinstanties van de OVAM in het kader van het toezicht op de toepassing van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 en op de toepassing van artikel 12 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstof-fen, toe aan de OVAM.”.
Artikel 31. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt hoofdstuk V, dat bestaat uit artikel 16.5.1 tot en met 16.5.4, opgeheven.
Artikel 32. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt hoofdstuk Vbis, dat bestaat uit artikel 16.5.5 tot en met 16.5.12, opgeheven.
Artikel 33. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt het opschrift van hoofdstuk VI vervangen door wat volgt:
“Hoofdstuk VI. Misdrijven en inbreuken”.
Artikel 34. ( 01/04/2026 - ... )
In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt vóór artikel 16.6.1 een opschrift ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Afdeling I. Misdrijven”.
Artikel 35. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 16.6.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 24 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
“1° de gedragingen die als een inbreuk als vermeld in afdeling II, zijn gedefinieerd;”;
2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
“6° het niet-voldoen aan de administratieve vormvereisten die bij een melding in acht genomen moeten worden, uitgezonderd het nalaten van een voorafgaande melding van de activiteit in kwestie.”;
3° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
Ҥ2. De volgende personen worden bestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van 100 euro tot 100.000 euro of met een van die straffen:
1° personen die opzettelijk niet vervallen en niet opgeheven bestuurlijke maatregelen, gerechtelijke herstelmaatregelen of veiligheidsmaatregelen die regelmatig zijn opgelegd conform deze titel vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 19, 5°, van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, niet uitvoeren, niet betalen of negeren;
2° personen die een bevel als vermeld in artikel 61, §6, van het Mestdecreet van 22 december 2006, niet uitvoeren of negeren.”.
Artikel 36. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 16.6.5 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 16.6.5. De misdrijven, vermeld in deze afdeling, die bestuurlijk worden vervolgd, worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete van 50 euro tot 2.000.000 euro.”.
Artikel 37. ( 01/04/2026 - ... )
In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt vóór artikel 16.6.6 het volgende opschrift ingevoegd:
“Afdeling II. Inbreuken”.
Artikel 38. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 16.6.6 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009 en gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 16.6.6. §1. De Vlaamse Regering bepaalt de lijst van inbreuken voor de Vlaamse regelgeving waarop deze titel van toepassing is. De voormelde lijst bevat een omschrijving van de juridische basis en van de concrete wettelijke verplichting.
De inbreuken, vermeld in het eerste lid, kunnen alleen gedragingen zijn die in strijd zijn met een milieuvoorschrift en die aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° de gedraging betreft geen emissies als vermeld in artikel 16.6.2;
2° de gedraging betreft niet het achterlaten, beheren of overbrengen van afvalstoffen als vermeld in artikel 16.6.3;
3° de gedraging veroorzaakt geen gezondheidsschade of de dood;
4° de gedraging houdt geen schending in van de verplichting om te beschikken over een milieuvergunning, een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, of een erkenning;
5° de gedraging houdt geen schending in van de verplichting om een veiligheidsrapport of een milieueffectrapport op te maken.
§2. De inbreuken, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, worden gesanctioneerd met een bestuurlijke geldboete van 50 euro tot 400.000 euro.”.
Artikel 39. ( 01/04/2026 - ... )
In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel 16.6.7 en 16.6.8, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009;
2° artikel 16.6.9, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009 en vervangen bij het decreet van 22 november 2013;
3° artikel 16.6.10, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009 en gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018.
Artikel 40. ( 01/04/2026 - ... )
In titel XVI van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 januari 2024, wordt hoofdstuk VII, dat bestaat uit artikel 16.7.1 tot en met 16.7.9, opgeheven.
Artikel 41. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 57ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, ingevoegd bij het decreet van 26 april 2019, wordt opgeheven.
Artikel 42. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 58 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 58. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 43. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 13 van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed, opgeheven door het decreet van 9 mei 2014, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
“Art. 13. §1. Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is, met inbegrip van hoofdstuk 10, afdeling 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, 11 en 12, van toepassing op deze titel.
In aanvulling van artikel 71, §2, derde lid, van het kaderdecreet Vlaamse handhaving van 14 juli 2023 is de uitvoering van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen vrijgesteld van de vergunningen, toelatingen of machtigingen die zijn ingesteld door dit decreet of de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.
§2. De uitvoering van handelingen conform de maatregelen die zijn besloten in een herstelschikking, kan nooit leiden tot het verval van het recht om voor de voormelde handelingen een premie aan te vragen volgens de normaal geldende regels.”.
Artikel 44. ( 01/04/2026 - ... )
n artikel 13/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:
Ҥ2. De misdrijven, vermeld in paragraaf 1, die bestuurlijk worden vervolgd, worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete van 6 euro tot 50.000 euro.
De bestuurlijke geldboete, vermeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten.”.
Artikel 45. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 13/2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 13/2. Het niet-naleven van de kennisgevings- en meldingsplichten, vermeld in artikel 4, §3, artikel 5, §2 en §3, en artikel 8, §1 en §4, van dit decreet, kan worden gesanctioneerd met een exclusieve bestuurlijke geldboete van 6 euro tot 10.000 euro.
De bestuurlijke geldboete, vermeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten.”.
Artikel 46. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 13/3 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 13/3. Voor de handhaving van dit decreet beschikken de inspecteurs Onroerend Erfgoed, vermeld in artikel 2.1, 29°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, over de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie – hulpofficier van de procureur des Konings, toezichthouder en herstelinstantie als vermeld in het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023. In hun hoedanigheid van toezichthouder beschikken ze over de bevoegdheid, vermeld in artikel 23 van het voormelde decreet.
De Vlaamse Regering of haar gemachtigde duidt de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die optreden als beboetingsinstantie als vermeld in artikel 2, 3°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.
De personeelsleden van het agentschap die voor de datum van inwerkingtreding van artikel 90 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, bevoegd waren voor het geven van raadgevingen, verkrijgen van rechtswege de hoedanigheid van toezichthouder, niet zijnde agent van gerechtelijke politie, zolang zij voldoen aan de voorwaarden van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 om in die functie te worden aangesteld en voor de lopende duurtijd van hun aanstelling tot aan de opheffing ervan.”.
Artikel 47. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 29 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de oppervlaktedelfstof-fen, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 29. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 48. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 162, §8, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, gewijzigd bij het decreet van 28 maart 2014, wordt de zinsnede “16.4.16, tweede lid, van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid” vervangen door de zinsnede “71 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023”.
Artikel 49. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 172 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 172. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 50. ( 01/04/2026 - ... )
In titel V van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2007 en 23 december 2010, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 173, opgeheven.
Artikel 51. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 61 van het Mestdecreet van 22 december 2006, hersteld bij het decreet van 12 juni 2015 en gewijzigd bij het decreet van 24 mei 2019, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
“§1. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepa-lingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtin-gen die op grond daarvan worden opgelegd.”;
2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
“§2. In afwijking van paragraaf 1, maar met behoud van hoofdstuk 2, afdeling 1 en 2, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, worden de inbreuken, vermeld in artikel 63, vastgesteld en gesanc-tioneerd conform dit decreet.”;
3° in paragraaf 3 wordt de zinsnede “in uitvoering van artikel 16.3.9, §2, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepa-lingen inzake milieubeleid” opgeheven;
4° in paragraaf 6, tweede lid, wordt de zinsnede “de artikelen 16.4.5 tot en met 16.4.17 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepa-lingen inzake milieubeleid” vervangen door de zinsnede “het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023”.
Artikel 52. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 64 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 64. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 53. ( 27/06/2024 - ... )
In artikel 1.6.1, §2, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, ingevoegd bij het decreet van 16 december 2022, wordt de zinsnede “alle ontvangsten die voortvloeien uit de toepassing van titel VI” vervangen door de zinsnede “de opbrengsten die conform artikel 73 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 worden toebedeeld aan de Vlaamse overheid”.
Artikel 54. ( 01/04/2026 - ... )
In titel I, hoofdstuk IV, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 4 april 2014 en 25 april 2014, wordt het opschrift van afdeling 4 vervangen door wat volgt:
“Afdeling 4. De herstelinstanties en beboetingsinstanties”.
Artikel 55. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 1.4.9 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 1.4.9. §1. De gewestelijke en gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur en de burgemeester of zijn plaatsvervanger zijn herstelinstanties als vermeld in artikel 2, 15°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.
De Vlaamse Regering of haar gemachtigde wijst de gewestelijke steden-bouwkundige inspecteurs aan onder de personeelsleden van de departementen en de agentschappen, vermeld in artikel I.3, 2°, a) tot en met d), van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
De volgende personen kunnen aangewezen worden als gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur:
1° de personeelsleden van de gemeente die voor de misdrijven en de inbreuken, vermeld in titel VI, belast zijn met de uitvoering van de hand-having voor het grondgebied van hun gemeente of verschillende gemeen-ten, die het college van burgemeester en schepenen daarvoor aanwijst;
2° de personeelsleden van een intergemeentelijk samenwerkingsverband die voor de misdrijven en de inbreuken, vermeld in titel VI, belast zijn met de uitvoering van de handhaving voor het grondgebied van een of meer gemeenten, die het intergemeentelijk samenwerkingsverband daarvoor aanwijst.
De Vlaamse Regering kan opleidings- en ervaringsvereisten en andere voorwaarden bepalen waaraan categorieën van herstelinstanties moeten voldoen, en hun bevoegdheden inhoudelijk, geografisch of temporeel beperken.
§2. De Vlaamse Regering of haar gemachtigde duidt de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die optreden als beboetingsinstantie als vermeld in artikel 2, 3°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.”.
Artikel 56. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 5.1.2, §1, tweede lid, 9°, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 18 december 2015, wordt tussen de zinsnede “gegeven wordt,” en de woorden “iedere gerechtelijke uitspraak” de zinsnede “iedere dagvaarding of gedinginleidende akte,” ingevoegd.
Artikel 57. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 5.2.1, §1, eerste lid, 3°, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede “maatregel als vermeld in titel VI, hoofdstuk III en IV” vervangen door de zinsnede “beveiligingsmaatregel of publieke herstelmaatregel als vermeld in artikel 2, 10° en 23°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023”.
Artikel 58. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 5.2.5, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 8 december 2017, wordt de zinsnede “maatregelen, vermeld in titel VI, hoofdstuk III en IV” vervangen door de zinsnede “beveiligingsmaatregelen of publieke herstelmaatregelen, vermeld in artikel 2, 10° en 23°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023”.
Artikel 59. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 5.2.6, eerste lid, 3°, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede “maatregel als vermeld in titel VI, hoofdstuk III en IV” vervangen door de zinsnede “beveiligingsmaatregel of publieke herstelmaatregel als vermeld in artikel 2, 10° en 23°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023”.
Artikel 60. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022, wordt het opschrift van hoofdstuk I vervangen door wat volgt:
“Hoofdstuk I. Algemene bepalingen en definities”.
Artikel 61. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI, hoofdstuk I, van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2021, wordt het opschrift “Afdeling 1. Definities” opgeheven.
Artikel 62. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 6.1.1 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2021, wordt opgeheven.
Artikel 63. ( 01/04/2026 - ... )
Aan artikel 6.1.2 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is, met inbegrip van hoofdstuk 10, afdeling 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12, van toepassing op de handhaving van alle misdrijven en inbreuken, vermeld in deze titel.”.
Artikel 64. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI, hoofdstuk I, van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2021, wordt afdeling 2, die bestaat uit artikel 6.1.3, opgeheven.
Artikel 65. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen door wat volgt:
“Hoofdstuk II. Misdrijven en inbreuken”.
Artikel 66. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI, hoofdstuk II, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014, 8 juni 2018, 26 april 2019 en 16 december 2022, wordt het opschrift “Afdeling 1. Stedenbouwkundige misdrijven en stedenbouwkundige inbreuken” opgeheven.
Artikel 67. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 6.2.1 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, inleidende zin, worden de woorden “handelingen en omissies worden stedenbouwkundige” en de zinsnede “genoemd, en” opgeheven;
2° in het eerste lid wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
“3° het verder uitvoeren van handelingen in strijd met een niet-vervallen en niet-opgeheven bevel tot staken dat regelmatig is gegeven conform deze titel vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 63 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023;”;
3° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“De misdrijven, vermeld in het eerste lid, die bestuurlijk worden vervolgd, worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete van 50 euro tot 2.000.000 euro.”.
Artikel 68. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 6.2.2 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014 en gewijzigd bij de decreten van 8 juni 2018 en 26 april 2019, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° de inleidende zin vervangen door wat volgt:
“De volgende inbreuken worden gesanctioneerd met een exclusieve be-stuurlijke geldboete van 50 euro tot 400.000 euro:”;
2° in punt 3° wordt tussen de zinsnede “artikel 4.2.2” en de zinsnede “en 4.2.5, eerste lid, 3°” de zinsnede “, 4.2.4, eerste lid,” ingevoegd;
3° aan punt 3° wordt de zinsnede “, hetzij het verder uitvoeren van die handelingen in geval van verval, schorsing of vernietiging van de mel-dingsakte, en ook het niet naleven van de voorwaarden die in de meldings-akte zijn opgelegd conform artikel 113, §1, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, bij de uitvoering van die handelingen, hetzij het niet-melden van het beëindigen van de zorgsi-tuatie, vermeld in artikel 4.1.1, 18°, b)” toegevoegd.
Artikel 69. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI, hoofdstuk II, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014, 8 juni 2018, 26 april 2019 en 16 december 2022, worden afdeling 2, die bestaat uit artikel 6.2.3 tot en met 6.2.5/1, afdeling 3, die bestaat uit artikel 6.2.6 tot en met 6.2.13, en afdeling 4, die bestaat uit artikel 6.2.14, opgeheven.
Artikel 70. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022, wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen door wat volgt:
“Hoofdstuk III. Bijzondere bepalingen”.
Artikel 71. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI, hoofdstuk III, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt het opschrift “Afdeling 1. Rechterlijke herstelmaatre-gelen” opgeheven.
Artikel 72. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 6.3.1 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 6.3.1. De Vlaamse Regering zal een adviesplicht of andere formele voorwaarden verbinden aan:
1° het inleiden van een publieke herstelvordering bij het parket;
2° het aanhangig maken van een publieke herstelvordering bij de rechter;
3° het opstarten van een ambtshalve uitvoering van publieke herstelmaatre-gelen.
In het eerste lid, 3°, wordt onder opstarten van een ambtshalve uitvoering een van de volgende acties verstaan:
1° een gunningsprocedure tot aanwijzing van een particulier die het vonnis of het arrest zal uitvoeren, aanvatten;
2° een particulier binnen een raamovereenkomst schriftelijk of mondeling belasten om het vonnis of arrest uit te voeren;
3° de nodige instructies aan een ambtenaar of een dienst geven om het vonnis of arrest uit te voeren.
In dat geval regelt de Vlaamse Regering de adviesprocedure en de samen-stelling en werking van het adviesorgaan, en bepaalt de rechtsgevolgen van het advies.”.
Artikel 73. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 6.3.2 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 6.3.2. De rechtbank kan de titel van eigendomsverkrijging of van huur vernietigen op vordering van de kopers of de huurders van een goed dat het voorwerp uitmaakt of kan uitmaken van gerechtelijke of bestuurlijke herstelmaatregelen, onverminderd het recht van de kopers of huurders om schadevergoeding te eisen.
De vordering tot vernietiging, vermeld in het eerste lid, kan niet meer worden ingeroepen als de schending van de informatieplicht over de publiciteit en de onderhandse overeenkomst is rechtgezet bij de authentieke akteverle-ning en de informatiegerechtigde in de voormelde akte afziet van de vordering tot nietigverklaring op basis van een schending van de informatieplicht.”.
Artikel 74. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 6.3.3 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 6.3.3. Bestuurlijke herstelmaatregelen opleggen is niet mogelijk als de herstelplicht van de overtreder is ontstaan voor 1 maart 2018.”.
Artikel 75. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 6.3.4 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 6.3.4. Vanaf de datum van afgifte van het attest van uitvoering, vermeld in artikel 72 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, kunnen ten aanzien van het voorwerp van de uitgevoerde herstelmaatregelen onderhoudswerken als vermeld in artikel 4.1.1, 9°, van deze codex, worden uitgevoerd en stabiliteitswerken als vermeld in artikel 4.1.1, 11°, van deze codex, worden vergund.”.
Artikel 76. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 6.3.5 en 6.3.6 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, worden opgeheven.
Artikel 77. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI, hoofdstuk III, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt afdeling 2, die bestaat uit artikel 6.3.7 tot en met 6.3.17, opgeheven.
Artikel 78. ( 27/06/2024 - ... )
Artikel 6.5.1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014 en gewijzigd bij de decreten van 26 april 2019 en 16 december 2022, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 6.5.1. Artikel 73 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is van toepassing op de opbrengsten, verkregen uit de toepassing van titel VI.”.
Artikel 79. ( 01/04/2026 - ... )
In titel VI van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022, worden hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikel 6.4.1 tot en met 6.4.22, hoofdstuk V, dat bestaat uit artikel 6.5.1, en hoofdstuk VI, dat bestaat uit artikel 6.6.1 tot en met 6.6.4, opgeheven.
Artikel 80. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 7.7.2 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt tussen de zinsnede “artikel 6.3.3, § 3,” en de woorden “pas te lopen” de zinsnede “zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 63 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023,” ingevoegd;
2° in het vierde lid wordt tussen de zinsnede “artikel 6.3.3, § 3,” en de woorden “te lopen” de zinsnede “zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 63 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023,” ingevoegd.
Artikel 81. ( 01/04/2026 - ... )
In dezelfde codex worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel 7.7.3, vervangen bij het decreet van 26 februari 2021;
2° artikel 7.7.4, vervangen bij het decreet van 25 april 2014.
Artikel 82. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 7.7.6, eerste lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, wordt tussen de zinsnede “artikel 6.2.6” en de woorden “wordt de” de zinsnede “, zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 63 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023,” ingevoegd.
Artikel 83. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 7.7.7 en 7.7.8 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, worden opgeheven.
Artikel 84. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 7.7.9 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt tussen de zinsnede “artikel 6.2.5/1, § 1, eerste lid, 1°,” en de woorden “tot aan” de zinsnede “, zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 63 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023,” ingevoegd;
2° in het tweede lid wordt tussen de zinsnede “artikel 6.2.5/1, § 1, eerste lid, 2°,” en de woorden “tot aan” de zinsnede “zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 63 van het decreet van 26 april 2024 tot wijzi-ging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderde-creet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023,” ingevoegd;
3° in het derde lid wordt tussen de zinsnede “artikel 6.2.5/1, § 1, eerste lid, 3° en 4°,” en de woorden “tot aan” de zinsnede “zoals van kracht vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 63 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023,” ingevoegd.
Artikel 85. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 7.7.10 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2017, wordt opgeheven.
Artikel 86. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 68 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 68. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.
In afwijking van het eerste lid wordt de controle op en de bestuurlijke handhaving van de naleving van de verplichtingen inzake de milieuheffingen uitgevoerd volgens de regels, vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 2.
In afwijking van het eerste lid wordt de overtreding van de verplichting tot aangifte en betaling van milieuheffingen, vermeld in artikel 50, en de verplichting om de administratieve geldboete te betalen, vermeld in artikel 58, uitsluitend bestraft op de wijze, vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 2.”.
Artikel 87. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 69 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 februari 2014, wordt opgeheven.
Artikel 88. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11 van het decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 11. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 89. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 2.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2016, 13 juli 2018 en 10 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 19°, 27°/1 en 35° worden opgeheven;
2° punt 29° wordt vervangen door wat volgt:
“29° inspecteur Onroerend Erfgoed: de personeelsleden, vermeld in artikel 11.1.2;”.
Artikel 90. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 10.4.2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2018, wordt opgeheven.
Artikel 91. ( 01/04/2026 - ... )
In hoofdstuk 11 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2022, wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen door wat volgt:
“Afdeling 1. Algemene bepalingen”.
Artikel 92. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11.1.1 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2022, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 11.1.1. §1. Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is, met inbegrip van hoofdstuk 10, afdeling 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, 11 en 12, van toepassing op dit hoofdstuk.
In aanvulling van artikel 71, §2, derde lid, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is de uitvoering van publieke herstel- en beveiligingsmaatregelen vrijgesteld van de vergunningen, toelatingen of machtigingen die zijn ingesteld door dit decreet of de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.
§2. De uitvoering van handelingen conform de maatregelen die zijn besloten in een herstelschikking, kan nooit leiden tot het verval van het recht om voor de voormelde handelingen een premie aan te vragen volgens de normaal geldende regels.”.
Artikel 93. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11.1.2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2022, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 11.1.2. §1. Voor de handhaving van dit decreet beschikken de inspecteurs Onroerend Erfgoed over de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie – hulpofficier van de procureur des Konings, toezichthouder en herstelinstantie als vermeld in het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023. In hun hoedanigheid van toezichthouder beschikken ze over de bevoegdheid, vermeld in artikel 23 van het voormelde decreet.
De Vlaamse Regering of haar gemachtigde wijst de inspecteurs Onroerend Erfgoed aan.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaraan de inspecteurs Onroerend Erfgoed moeten voldoen.
Contractuele personeelsleden kunnen alleen inspecteur Onroerend Erfgoed zijn als ze zijn beëdigd. Het personeelslid legt de eed af conform de wettelijke of decretale bepalingen die op hem van toepassing zijn, of, bij ontstentenis daarvan, in handen van zijn lijnmanager of diens gemachtigde conform artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.
§2. De burgemeester van een erkende onroerenderfgoedgemeente of zijn plaatsvervanger is een herstelinstantie als vermeld in artikel 2, 15°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.
§3. De Vlaamse Regering of haar gemachtigde duidt de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die optreden als beboetingsinstantie als vermeld in artikel 2, 3°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.”.
Artikel 94. ( 01/04/2026 - ... )
In hoofdstuk 11 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2022, wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt:
“Afdeling 2. Misdrijven, inbreuken en normschendingen”.
Artikel 95. ( 01/04/2026 - ... )
In hoofdstuk 11, afdeling 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2016, 15 juli 2016, 13 juli 2018 en 10 juni 2022, wordt onderafdeling 1, die bestaat uit artikel 11.2.1, opgeheven.
Artikel 96. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 11.2.2, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2016, 13 juli 2018 en 10 juni 2022, wordt punt 9° vervangen door wat volgt:
“9° handelingen voortzetten in strijd met een niet-vervallen en niet-opgeheven stakingsbevel dat regelmatig is gegeven conform deze titel vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 92 van het decreet van 26 april 2024 tot wijzi-ging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderde-creet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023;”.
Artikel 97. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11.2.3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 11.2.3. Als de misdrijven, vermeld in artikel 11.2.2, bestuurlijk worden vervolgd, worden ze gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete van 6 euro tot 50.000 euro, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten.”.
Artikel 98. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 11.2.4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2016, 15 juli 2016, 13 juli 2018 en 10 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede “maximaal 10.000 euro” vervangen door “6 euro tot 10.000 euro”;
2° in paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt de zinsnede “, 6.4.9, 11.4.5, § 2, tweede en derde lid, en artikel 11.5.9, § 2” vervangen door de zinsnede “en 6.4.9 van dit decreet, en de informatieplicht, vermeld in artikel 85, §4, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, met betrek-king tot publieke herstelmaatregelen die conform dit decreet zijn opge-legd;”;
3° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
“De exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrech-telijke geldboeten.”;
4° paragraaf 2 en 3 worden opgeheven.
Artikel 99. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11.2.5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2016 en 10 juni 2022, wordt opgeheven.
Artikel 100. ( 01/04/2026 - ... )
In hoofdstuk 11, afdeling 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2016, 15 juli 2016, 13 juli 2018 en 10 juni 2022, wordt het opschrift van onderafdeling 4 vervangen door wat volgt:
“Onderafdeling 4. Normschendingen Onroerend Erfgoed”.
Artikel 101. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11.2.6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 mei 2016 en 10 juni 2022, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 11.2.6. De miskenning van de zorgplicht, vermeld in artikel 6.5.2, is een normschending.”.
Artikel 102. ( 01/04/2026 - ... )
In hoofdstuk 11 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2022, worden afdeling 3, die bestaat uit artikel 11.3.1 tot en met 11.3.4/1, afdeling 4, die bestaat uit artikel 11.4.1 tot en met 11.4.5, afdeling 5, die bestaat uit artikel 11.5.1 tot en met 11.5.18, afdeling 6, die bestaat uit artikel 11.6.1 tot en met 11.6.5, en afdeling 7, die bestaat uit artikel 11.7.1 en 11.7.2, opgeheven.
Artikel 103. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 12.3.17 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 12.3.17. De personen die vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 90 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 zijn aangesteld als inspecteurs Onroerend Erfgoed, behouden deze hoedanigheid zolang ze voldoen aan de voorwaarden om in die functie te worden aangesteld, en dit voor de lopende duurtijd van hun aanstelling tot aan de opheffing ervan.
De personeelsleden van het agentschap die voor de datum van inwerking-treding van artikel 90 van het decreet van 26 april 2024 tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, bevoegd waren voor het geven van raadgevingen, verkrijgen van rechtswege de hoedanigheid van toezichthouder, niet zijnde agent van gerechtelijke politie, zolang zij voldoen aan de voorwaarden van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 om in die functie te worden aangesteld en voor de lopende duurtijd van hun aanstelling tot aan de opheffing ervan.”.
Artikel 104. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 9 van het Wildedierenziektedecreet van 28 maart 2014 wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 9. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 105. ( 07/09/2024 - ... )
Aan artikel 2, 1°, a), van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zinsnede “en waaraan tevens bevoegdheden toegekend worden bij artikel 42, 46, 55, 68, 74 en 96 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 en de decreten die het voormelde decreet van toepassing verklaren, overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van het voormelde decreet” toegevoegd.
Artikel 106. ( 07/09/2024 - ... )
In hoofdstuk 3, afdeling 5, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 december 2016 en gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 21 mei 2021, wordt een artikel 31/0 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 31/0. De volgende personen kunnen tussenkomen in een hangende procedure bij het Handhavingscollege die een bestuurlijke herstelbeslissing als vermeld in artikel 2, 5°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, een bestuurlijke beveiligingsbeslissing als vermeld in artikel 2, 4°, van het voormelde decreet of een herstelschikking als vermeld in artikel 2, 16°, van het voormelde decreet, als voorwerp heeft:
1° de overtreder ten aanzien van wie de herstelbeslissing is genomen, in geval van een beroep dat conform artikel 74 van het voormelde decreet is ingesteld tegen een herstelbeslissing;
2° de personen ten aanzien van wie de bestuurlijke beveiligingsbeslissing is genomen, in geval van een beroep dat conform artikel 74 van het voormel-de decreet is ingesteld tegen een bestuurlijke beveiligingsbeslissing;
3° de bevoegde overheid die in eerste aanleg heeft beslist over de betrokken beslissing;
4° de personen die de herstelschikking hebben vastgesteld, in geval van een beroep dat conform artikel 74 van het voormelde decreet is ingesteld tegen een herstelschikking;
5° derden die om de handhaving hebben verzocht overeenkomstig artikel 96 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 of die belang hebben bij de beslissing over de bestuurlijke herstel- of beveiligingsbeslis-sing of herstelschikking in kwestie.
De Vlaamse Regering bepaalt de vervaltermijnen voor de tussenkomsten, vermeld in het eerste lid, die niet korter mogen zijn dan twintig dagen.”.
Artikel 107. ( 07/09/2024 - ... )
In artikel 31/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 december 2016 en gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 21 mei 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
“Het rolrecht dat verschuldigd is per verzoekende partij bij de indiening van een verzoekschrift tot schorsing, ingediend conform artikel 40, §1 of §2, bedraagt 50 euro.
Het rolrecht dat verschuldigd is per tussenkomende partij, bedraagt 50 euro per vordering waarin ze tussenkomt, ongeacht of de tussenkomst geldt voor een vordering tot vernietiging of voor een vordering tot schor-sing, ingediend conform artikel 40, §1 of §2.”;
2° in paragraaf 2, eerste lid, worden tussen het woord “partij” en het woord “die” de woorden “of tussenkomende partij” ingevoegd;
3° in paragraaf 2 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
“De tussenkomende partij richt daarvoor een verzoek aan het Handhavingscollege, gelijktijdig met haar tussenkomst in een vordering.”;
4° in de bestaande paragraaf 2, derde lid, die paragraaf 2, vierde lid, wordt, worden tussen het woord “verzoekende” en het woord “partij” de woorden “of tussenkomende” ingevoegd;
5° in de bestaande paragraaf 2, vierde lid, die paragraaf 2, vijfde lid, wordt, wordt het woord “derde” vervangen door het woord “vierde”;
6° in de bestaande paragraaf 2, vijfde lid, die paragraaf 2, zesde lid, wordt, wordt het woord “vierde” vervangen door het woord “vijfde”;
7° in de bestaande paragraaf 2, vijfde lid, die paragraaf 2, zesde lid, wordt, worden tussen het woord “verzoekende” en het woord “partij” de woorden “of tussenkomende” ingevoegd;
8° aan paragraaf 3 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Collectieve tussenkomsten geven aanleiding tot het betalen van zoveel malen het recht als er tussenkomende partijen zijn.”;
9° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
“§4. Als het rolrecht niet is gestort bij de indiening van het verzoekschrift of bij de tussenkomst, nodigt de griffier de verzoekende of tussenkomende partij met een beveiligde zending uit om het rolrecht alsnog te betalen. De griffier vermeldt daarbij duidelijk de sanctie, vermeld in het tweede lid. In dit geval wordt het rolrecht gestort binnen acht dagen na de dag van de betekening van de voormelde beveiligde zending. In geval van een vordering tot schorsing die is ingesteld conform artikel 40, §2, wordt het rolrecht gestort binnen drie dagen na de dag van de betekening van de voormelde beveiligde zending.
Als het bedrag van het rolrecht niet op tijd is gestort door de verzoekende of tussenkomende partij, is het beroep of de tussenkomst van die partij onontvankelijk. Als de verzoekende partij in een vordering tot schorsing die ingesteld is conform artikel 40, §2, het rolrecht niet tijdig heeft gestort, worden de schorsing en de voorlopige maatregelen die zouden zijn bevolen, conform artikel 40, §2, en artikel 41 opgeheven conform de procedure, vermeld in artikel 40, §13. Als de tussenkomende partij in een vordering tot schorsing die is ingesteld conform artikel 40, §2, het rolrecht niet tijdig heeft gestort, kan ze geen voortzetting van de rechtspleging vragen.”;
10° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt:
Ҥ5. Het Handhavingscollege kan, op verzoek van een partij, een rechtsplegingsvergoeding toekennen die een forfaitaire tegemoetkoming is in de kosten en honoraria van de advocaat van de partij die in het gelijk wordt gesteld.
De Vlaamse Regering bepaalt de basisbedragen en de minimum- en maximumbedragen van de rechtsplegingsvergoeding, vermeld in het eerste lid.
Het Handhavingscollege kan, op gemotiveerde wijze, de rechtsplegingsvergoeding, vermeld in het eerste lid, verlagen of verhogen, zonder echter de door de Vlaamse Regering bepaalde minimum- en maximumbedragen te overschrijden. In deze beoordeling houdt het Handhavingscolle-ge rekening met:
1° de financiële draagkracht van de in het ongelijk gestelde partij, om het bedrag van de vergoeding te verlagen;
2° de complexiteit van de zaak;
3° de kennelijk onredelijke aard van de situatie.
Als de in het ongelijk gestelde partij juridische tweedelijnsbijstand geniet, wordt de rechtsplegingsvergoeding, vermeld in het eerste lid, vastgelegd op het minimumbedrag bepaald door de Vlaamse Regering conform het tweede lid, behalve in geval van een kennelijk onredelijke situatie. In dat geval omkleedt het Handhavingscollege zijn beslissing tot vermindering of verhoging met bijzondere redenen.
Als meer partijen de rechtsplegingsvergoeding, vermeld in het eerste lid, ten laste van een of meer in het ongelijk gestelde partijen genieten, is het bedrag ervan maximaal het dubbele van de maximale rechtsplegingsvergoeding waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen, aanspraak kan maken. Het Handhavingscollege verdeelt de rechtsplegingsvergoeding in dat geval tussen de partijen.
De tussenkomende partijen kunnen niet worden gehouden tot de beta-ling van de rechtsplegingsvergoeding en kunnen die vergoeding niet genieten.”.
Artikel 108. ( 07/09/2024 - ... )
In artikel 33, zesde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 december 2016, worden tussen het woord “rolrecht” en de zinsnede “, vermeld” de woorden “en de rechtsplegingsvergoeding” ingevoegd.
Artikel 109. ( 07/09/2024 - ... )
In artikel 34 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015 en gewijzigd bij de decreten van 8 december 2017 en 23 november 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 8 wordt de zinsnede “artikel 2, 1°, b)” telkens vervangen door de zinsnede “artikel 2, 1°, a) en b)”;
2° in paragraaf 9 wordt de zinsnede “artikel 2, 1°, b)” vervangen door de zinsnede “artikel 2, 1°, a) en b)”.
Artikel 110. ( 07/09/2024 - ... )
Aan hoofdstuk 4, afdeling 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 november 2023, wordt een artikel 39/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 39/1. Een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), kan ambtshalve een geldboete opleggen wegens kennelijk onrechtmatig beroep.
De geldboete, vermeld in het eerste lid, bedraagt minimaal 125 euro en maximaal 2500 euro. De Vlaamse Regering kan de voormelde bedragen wijzigen ingevolge de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De opbrengst van de geldboete, vermeld in het eerste lid, wordt gestort op de rekening van het fonds voor de dienst van de Bestuursrechtscolleges.
De Vlaamse Regering stelt de regels vast om de geldboete, vermeld in het eerste lid, op te leggen en te innen.”.
Artikel 111. ( 07/09/2024 - ... )
Artikel 40 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Artikel 112. ( 07/09/2024 - ... )
Artikel 41 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Artikel 113. ( 07/09/2024 - ... )
In hoofdstuk 4, afdeling 2, van hetzelfde decreet wordt een artikel 40 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 40. §1. Met behoud van de toepassing van artikel 14, kan een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), op elk ogenblik de schorsing bevelen van de bestreden beslissing op voorwaarde dat wordt aangetoond dat:
1° de zaak hoogdringend is zodat de behandeling ervan onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot vernietiging;
2° en minstens één ernstig middel wordt aangevoerd dat de vernietiging van de bestreden beslissing op het eerste gezicht verantwoordt.
§2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1, kan een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), op elk ogenblik de schorsing bevelen wegens uiterst dringende noodzakelijkheid op voorwaarde dat wordt aangetoond dat:
1° de zaak uiterst dringend noodzakelijk is zodat de behandeling ervan onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot schor-sing als vermeld in paragraaf 1;
2° en minstens één ernstig middel wordt aangevoerd dat de vernietiging van de bestreden beslissing op het eerste gezicht verantwoordt.
In voorkomend geval kan deze schorsing, op verzoek, bij wijze van voorlo-pige maatregel worden bevolen zonder dat de partijen of sommige van hen zijn gehoord. In dat geval worden in het arrest dat de voorlopige schorsing beveelt, de partijen binnen drie dagen opgeroepen om te verschijnen voor de kamer die uitspraak doet over de bevestiging van de schorsing.
§3. Het verzoekschrift, ingediend conform dit artikel, omschrijft de redenen op grond waarvan de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing wordt verzocht.
§4. Met behoud van de toepassing van de procedure, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, wordt het schorsingsarrest, uitgesproken conform dit artikel, gewezen nadat de partijen zijn gehoord of behoorlijk opgeroepen.
Als de verzoekende partij noch verschijnt, noch vertegenwoordigd is op de zitting, wordt de vordering tot schorsing verworpen.
§5. Bij een vordering tot schorsing ingediend conform dit artikel, houdt een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), op verzoek van de verwerende of de tussenkomende partij rekening met de waarschijnlijke gevolgen van de schorsing van de tenuitvoerlegging voor alle belangen die kunnen worden geschonden en met het algemeen belang. Het Vlaams bestuursrechtscollege kan besluiten de schorsing niet te bevelen als de nadelige gevolgen ervan op een klaarblijkelijk onevenredige wijze zwaarder wegen dan de voordelen.
§6. Als een vordering tot schorsing, ingediend conform dit artikel, wordt verworpen wegens het gebrek aan hoogdringendheid of uiterst dringende noodzakelijkheid kan een nieuwe vordering alleen worden ingediend als die steunt op nieuwe elementen die de hoogdringendheid of uiterst dringende noodzakelijkheid ervan rechtvaardigen. Een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), kan bovendien een termijn bepalen waarin geen enkele nieuwe vordering tot schorsing kan worden ingediend als het enige nieuw ingeroepen element bestaat uit het verloop van tijd.
§7. Als een vordering tot schorsing, ingediend conform dit artikel, en een vordering tot vernietiging aanhangig worden gemaakt bij een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), en als de verzoeker, in de loop van de schorsingsprocedure, afstand doet van het door hem ingediende beroep of als de bestreden beslissing wordt ingetrokken, zodat er geen uitspraak meer hoeft te worden gedaan, kan het Vlaams bestuurs-rechtscollege in een en hetzelfde arrest uitspraak doen over de vordering tot schorsing en over de vordering tot vernietiging.
§8. De schorsing bevolen met toepassing van dit artikel wordt onmiddellijk opgeheven, met toepassing van de procedure, vermeld in paragraaf 13, als blijkt dat binnen de beroepstermijn bepaald in de decreten, vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), geen verzoekschrift tot vernietiging is ingediend.
§9. Een verzoekschrift tot schorsing dat met toepassing van de procedure, vermeld in dit artikel, wordt ingesteld buiten de beroepstermijn bepaald in de decreten, vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), kan geen middelen bevatten die niet zijn geformuleerd in het verzoekschrift tot vernietiging.
§10. Een vordering tot schorsing, ingediend conform dit artikel, stuit de vervaltermijnen voor de indiening van de nota's in het kader van de vordering tot vernietiging vanaf de datum van de ontvangst van het verzoekschrift door een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), tot de dag na de betekening van het ingediende verzoek tot voortzetting van de rechtspleging. De griffier brengt de partijen daarvan onmiddellijk op de hoogte.
§11. De Vlaamse Regering bepaalt de vervaltermijnen waarbinnen de partijen het administratieve dossier en hun nota's indienen. Die vervaltermijnen mogen niet korter zijn dan vijftien dagen bij vorderingen die ingesteld zijn conform de procedure, vermeld in paragraaf 1.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de behandeling van de vordering tot schorsing ingediend conform dit artikel.
§12. Het arrest dat de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing beveelt, conform dit artikel, kan op verzoek van een partij een dwangsom opleggen aan een andere partij ten voordele van de partij die om de oplegging van de dwangsom heeft verzocht. In dat geval is artikel 38, §2 tot en met §4, van overeenkomstige toepassing.
§13. Een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), kan de arresten waarbij de schorsing is bevolen, conform dit artikel, op verzoek van de partijen of op eigen initiatief opheffen.
De opheffing is alleen mogelijk als nieuwe feiten, hetzij in rechte, hetzij in feite, zich voordoen of als de omstandigheden zodanig veranderd zijn dat de schorsing niet langer gerechtvaardigd is.
De partijen worden uitgenodigd om te verschijnen op een zitting waarop de vordering tot opheffing wordt behandeld.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de toepassing van de procedureregeling voor de opheffing van arresten, met inbegrip van het bepalen van termijnen en de organisatie van de zittingen, vermeld in dit artikel.”.
Artikel 114. ( 07/09/2024 - ... )
In hoofdstuk 4, afdeling 2, van hetzelfde decreet wordt een artikel 41 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 41. Als bij een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), conform artikel 40 een vordering tot schorsing of schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid aanhangig wordt gemaakt, kan het Vlaams bestuursrechtscollege, op verzoek, bij voorraad en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 40, §1, §2 en §5, alle nodige maatregelen bevelen om de belangen van de partijen of van de personen die belang hebben bij de oplossing van de zaak veilig te stellen, met uitzondering van de maatregelen die betrekking hebben op de burgerlijke rechten.
Indien het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, a), van oordeel is dat er redenen zijn om, conform artikel 40, over te gaan tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van een bestuurlijke beveiligingsbeslissing als bedoeld in artikel 68 van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023, kan het, ambtshalve of op verzoek, beslissen om de beveiligingsbeslis-sing tijdelijk aan te passen.
Deze maatregelen worden, nadat de partijen gehoord zijn of behoorlijk zijn opgeroepen, bij een gemotiveerd arrest bevolen.
Als de verzoekende partij noch verschijnt, noch vertegenwoordigd is op de zitting, wordt de vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen verworpen.
Wanneer een vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen wordt verworpen wegens het gebrek aan hoogdringendheid of uiterst dringende noodzakelijkheid kan een nieuwe vordering slechts worden ingediend indien die steunt op nieuwe elementen die de hoogdringendheid of uiterst dringende noodzakelijkheid van deze vordering rechtvaardigen. Een Vlaams bestuurs-rechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), kan bovendien een termijn bepalen waarin geen enkele nieuwe vordering tot het bevelen van voorlopige maatregelen kan worden ingediend indien het enige nieuw ingeroepen element bestaat uit het verloop van tijd.
In geval van uiterst dringende noodzakelijkheid kunnen voorlopige maatregelen worden bevolen, zonder dat de partijen of sommige van hen worden gehoord. In dat geval worden in het arrest dat de voorlopige maatregelen beveelt, de partijen binnen drie dagen opgeroepen om te verschijnen voor de kamer die uitspraak doet over de handhaving van de maatregelen die niet zouden zijn uitgevoerd.
De maatregelen die bevolen zijn met toepassing van dit artikel worden onmiddellijk opgeheven, met toepassing van de procedure, vermeld in artikel 40, §13, als blijkt dat binnen de beroepstermijn bepaald in de decreten, vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), geen verzoekschrift tot vernietiging is ingediend.
Artikel 40, §12 en §13, zijn van overeenkomstige toepassing op de krachtens dit artikel uitgesproken arresten.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure met betrekking tot de in dit artikel bedoelde maatregelen.”.
Artikel 115. ( 07/09/2024 - ... )
Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Artikel 116. ( 07/09/2024 - ... )
Artikel 44 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 44. Na een gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing kan het Handhavingscollege zelf een beslissing nemen zowel over het bedrag van de boete en, in voorkomend geval, over de voordeelontneming en de uitsluiting van steun, als over de publieke herstelmaatregelen en de bestuurlijke beveiligingsbeslissingen. Het Handhavingscollege kan bepalen dat zijn uitspraak daarover de vernietigde beslissing vervangt.”.
Artikel 117. ( 01/04/2026 - ... )
In het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, het laatst gewijzigd bij het decreet van 11 februari 2022, wordt het opschrift van hoofdstuk 5 vervangen door wat volgt:
“Hoofdstuk 5. Handhaving”.
Artikel 118. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 10. Het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 is, met inbegrip van hoofdstuk 10, afdeling 8 en 10, van toepassing op dit hoofdstuk.”.
Artikel 119. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 11. De tussenpersonen delen voor de toeristische logiezen in het Vlaamse Gewest waarvoor ze bemiddelen of promotie maken, op schriftelijk verzoek, de gegevens van de exploitant en de adresgegevens van de toeristische logiezen mee aan bevoegde toezichthouders.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen worden opgevraagd in de volgende gevallen:
1° in het kader van een steekproef om na te gaan of de toeristische logiezen waarvoor de tussenpersoon bemiddelt of promotie maakt, aangemeld zijn bij Toerisme Vlaanderen. Bij een steekproef worden maximaal de gegevens opgevraagd van alle exploitanten en toeristische logiezen in eenzelfde stad of gemeente. Er kunnen meerdere steekproeven gebeuren bij dezelfde tussenpersoon;
2° bij twijfel of een toeristisch logies waarvoor de tussenpersoon bemiddelt of promotie maakt, voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en de uitvoeringsbesluiten ervan;
3° in het kader van een klacht over een toeristisch logies.”.
Artikel 120. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 12 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 februari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
“§2. Als binnen vijf jaar vanaf de datum van het verslag van vaststelling een nieuwe inbreuk wordt vastgesteld, worden de bedragen, vermeld in paragraaf 1, verdubbeld.”;
2° paragraaf 3 tot en met 9 worden opgeheven.
Artikel 121. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 13. De Vlaamse Regering of haar gemachtigde wijst de personeelsleden van Toerisme Vlaanderen aan die optreden als een herstelinstantie als vermeld in artikel 2, 15°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.
De Vlaamse Regering of haar gemachtigde duidt de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die optreden als beboetingsinstantie als vermeld in artikel 2, 3°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.”.
Artikel 122. ( 01/04/2026 - ... )
In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2017 en 11 februari 2022;
2° artikel 14/1, ingevoegd bij het decreet van 8 juni 2018, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, en bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020.
Artikel 123. ( 01/04/2026 - ... )
In hoofdstuk 6 van het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2020, wordt het opschrift “Afdeling 1. Toezichthouders” opgeheven.
Artikel 124. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 december 2018, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, bekrachtigd bij het decreet van 3 juli 2020 en het decreet van 7 juli 2023, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 15. Het kaderdecreet Vlaamse handhaving van 14 juli 2023 is, met inbegrip van hoofdstuk 10, afdeling 6, 7, 9 en 10, van toepassing op dit hoofdstuk.”.
Artikel 125. ( 01/04/2026 - ... )
In hoofdstuk 6 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2023, wordt het opschrift “Afdeling 2. Raadgeving en aanmaning” opgeheven.
Artikel 126. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 16. De vergunningsplicht, vermeld in artikel 11, niet naleven of handelen in strijd met een omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten is een inbreuk die gesanctioneerd wordt met een bestuurlijke geldboete van minimaal 1200 euro en maximaal 80.000 euro.”.
Artikel 127. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 17. §1. De volgende personen zijn een herstelinstantie als vermeld in artikel 2, 15°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023:
1° de personeelsleden van de bevoegde administratie die de Vlaamse Regering of haar gemachtigde daarvoor aanwijst;
2° de gemeentelijke personeelsleden die het college van burgemeester en schepenen daarvoor aanwijst, zelfs al zijn ze personeelslid van een andere gemeente;
3° de personeelsleden van een intergemeentelijk samenwerkingsverband die het intergemeentelijk samenwerkingsverband daarvoor aanwijst;
4° de burgemeester of zijn plaatsvervanger.
De Vlaamse Regering kan opleidings- en ervaringsvereisten en andere voorwaarden bepalen waaraan categorieën van herstelinstanties moeten voldoen, en hun bevoegdheden inhoudelijk, geografisch of temporeel beperken.
§2. De Vlaamse Regering of haar gemachtigde duidt de personeelsleden van de Vlaamse overheid aan die optreden als beboetingsinstantie als vermeld in artikel 2, 3°, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023.”.
Artikel 128. ( 01/04/2026 - ... )
In hoofdstuk 6 van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2023, worden afdeling 3, die bestaat uit artikel 18 tot en met 21, en afdeling 4, die bestaat uit artikel 22 tot en met 26, opgeheven.
Artikel 129. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 2.1.2, 27°, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, wordt de zinsnede “vermeld in artikel 12, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid” vervangen door “aangeduid door de Vlaamse Regering of haar gemachtigde”.
Artikel 130. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 4.1.1, 15°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede “vermeld in artikel 12, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid” vervangen door “aangeduid door de Vlaamse Regering of haar gemachtigde”.
Artikel 131. ( 01/04/2026 - ... )
Artikel 5.1.1 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 5.1.1. Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van artikel 1.3.1.1, 1.3.2.2 tot en met 1.3.3.3.1, 1.7.3.3 en 1.7.5.4 van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten bij deze artikelen, met inbegrip van de verplichtingen die op grond van deze artikelen of hun uitvoeringsbesluiten worden opgelegd.”.
Artikel 132. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 5.4.1.1 van hetzelfde decreet wordt punt 2 vervangen door wat volgt:
“2° de overtredingen van hoofdstuk II van titel IV en de uitvoeringsbesluiten ervan worden bestraft conform artikel 5.4.2.1 tot en met 5.4.2.2.”.
Artikel 133. ( 01/04/2026 - ... )
In artikel 5 van het decreet van 21 december 2018 houdende de luchtkwaliteit in het binnenmilieu van voertuigen wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
“Titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid is van toepassing op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de verplichtingen die op grond daarvan worden opgelegd.”.
Artikel 134. ( 27/06/2024 - ... )
In artikel 6, §1, van het Kaderdecreet Vlaamse Handhaving van 14 juli 2023 wordt de zinsnede “79, §2” vervangen door de zinsnede “78, §2”.
Artikel 135. ( 27/06/2024 - ... )
In artikel 8, §2, 5°, van hetzelfde decreet worden de woorden “van het operationeel kader” opgeheven.
Artikel 136. ( 27/06/2024 - ... )
In artikel 81, vierde lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden “de herstelinstanties” en de zinsnede “, de beboetinginstanties”, de zinsnede “en de adviesinstanties die hen bijstaan, de beroepsinstanties voor bestuurlijke herstelbeslissingen of handhavingsverzoeken” ingevoegd.
Artikel 137. ( 27/06/2024 - ... )
In artikel 96, zesde lid, van hetzelfde decreet wordt het woord “beslissing” en het woord “beslissingen” telkens vervangen door de woorden “administratieve eindbeslissing”.
Artikel 138. ( 07/09/2024 - ... )
Artikel 15 van het decreet van 23 november 2023 tot wijziging van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges wordt opgeheven.
Artikel 139. ( 01/04/2026 - ... )
Dit decreet treedt in werking op 1 april 2026, onverminderd de mogelijkheid voor de Vlaamse Regering om voor iedere bepaling een datum van inwerkingtreding te bepalen die voorafgaat aan de vermelde datum.
In afwijking van het eerste lid treden artikel 30, 53, 78 en 134 tot en met 137 in werking op de tiende dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 02/04/2026