( ... - ... )
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, artikel 195, eerste lid, 2° en 4°.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 21 06 2021.
- De eerste afdeling van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap, heeft protocol 2021/8 gesloten op 20 oktober 2021.
- De Raad van State heeft advies 70.697/3 gegeven op 28 december 2021, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. ( 14/04/2022 - ... )
In artikel 135 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 november 2012 en 10 september 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "met dien verstande dat de eindejaarstoelage nooit meer mag bedragen dan een twaalfde van het jaarsalaris," opgeheven;
2° in het tweede lid, 2°, wordt het getal "2,5" vervangen door het getal "3,6";
3° het derde en vierde lid worden opgeheven.
Artikel 2. ( 14/04/2022 - ... )
In artikel 209 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 september 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt in de tabel de rij
3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid, of van de samenwonende of huwelijkspartner: | 4 werkdagen |
3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden: | 10 werkdagen |
3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden: | 10 werkdagen |
4° huwelijk van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner: | 2 werkdagen |
3° /1 overlijden van de vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder, schoonzoon of schoondochter van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner: | 4 werkdagen |
3° /2 overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van het personeelslid in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden: | 4 werkdagen |
3° /3 overlijden van een pleegkind in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden: | 1 werkdag |
Artikel 3. ( 14/04/2022 - ... )
De bijlage III bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Artikel 4. ( 14/04/2022 - ... )
In artikel 98 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 november 2012 en 10 september 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "met dien verstande dat de eindejaarstoelage nooit meer mag bedragen dan een twaalfde van het jaarsalaris," opgeheven;
2° in het tweede lid, 2°, wordt het getal "2,5" vervangen door het getal "3,6";
3° het vierde en vijfde lid worden vervangen door wat volgt:
"Als een personeelslid, werkzaam in een erkende, en eventueel vergunde of gesubsidieerde, Vlaamse dienst van een revalidatieziekenhuis, initiatief voor beschut wonen, woonzorgcentrum (ROB/RVT), centrum voor dagverzorging, centrum voor kortverblijf, geïntegreerde dienst thuisverzorging of revalidatiecentrum, recht heeft op een attractiviteitspremie, wordt die voor de toepassing van het tweede lid, 1°, in mindering gebracht van het forfaitaire gedeelte, vermeld in het tweede lid, 1°. ".
Artikel 5. ( 14/04/2022 - ... )
De bijlage 2 bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Artikel 6. ( 14/04/2022 - ... )
De Vlaamse minister, bevoegd voor het binnenlands bestuur en het stedenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.