Gecoördineerde Wet Nieuwe Gemeentewet

Datum 24/06/1988

Inhoudstafel

  1. TITEL I Het Gemeentebestuur
    1. HOOFDSTUK I Samenstelling van het gemeentebestuur
      1. Afdeling 1 Algemene bepalingen
      2. Afdeling 2 De gemeenteraadsleden
      3. Afdeling 3 De burgemeester
      4. Afdeling 4 De schepenen
      5. Afdeling 5 Wedde en ambtskledij van de burgemeesters en schepenen
      6. Afdeling 6 Ontslag als raadslid of schepen
      7. Afdeling 7 De secretaris en de ontvanger
        1. Onderafdeling 1 Algemene bepalingen
        2. Onderafdeling 2 De secretaris
          1. A. Benoeming
          2. B. Plichten - Verbodsbepalingen
          3. C. Bezoldigingsregeling
          4. D [Sanctie op het verbod handel te drijven (verv. W. 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)]
          5. E. De adjunct-secretaris
          6. F. [De waarnemende secretaris (verv. W 17 oktober 1990, art. 7, I: 24 december 2012)]
        3. Onderafdeling 3 De ontvanger
          1. A. Algemene bepaling
          2. B. Benoeming
          3. C. Zekerheid
          4. D. Bezoldigingsregeling
          5. E. [Verbodsbepalingen (verv. W. 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)]
      8. Afdeling 8 Onverenigbaarheden
      9. Afdeling 9 Eed
      10. Afdeling 10 Schorsing en afzetting van burgemeesters en schepenen
    2. HOOFDSTUK II Vergaderingen, beraadslagingen, besluiten van de gemeenteraden
      1. Afdeling 1 Algemene bepaling
      2. Afdeling 2 Vergaderingen
      3. Afdeling 3 Verbod om zitting te nemen
      4. Afdeling 4 Openbaarheid van de vergaderingen
      5. Afdeling 5 Het houden van de vergaderingen
      6. Afdeling 6 Stemmingen
      7. Afdeling 7 Openbaarheid van de besluiten
    3. HOOFDSTUK III Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van het college van burgemeester en schepenen
    4. HOOFDSTUK IV Bepalingen toepasselijk op de akten van de gemeenteoverheden
      1. Afdeling 1 Opmaken van de akten
      2. Afdeling 2 Bekendmaking van de akten
      3. Afdeling 3 Algemene bepalingen
  2. TITEL II Bevoegdheden
    1. HOOFDSTUK I Bevoegdheden van de gemeenteraad
    2. HOOFDSTUK II Bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen
    3. HOOFDSTUK III Bevoegdheden van de burgemeester
    4. [HOOFDSTUK IV Bevoegdheden van de gmeenten in 't algemeen (ing. W. 27 mei 1989, art. 2, I: 1 juni 1989)]
    5. HOOFDSTUK [V] De ontvanger
      1. Afdeling 1 Bepalingen die voor alle ontvangers gelden
      2. Afdeling 2 bepalingen betreffende de gewestelijke ontvanger
  3. TITEL III Het personeel
    1. HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
    2. HOOFDSTUK II Administratief statuut en bezoldigingsregeling
    3. HOOFDSTUK III Benoeming
    4. HOOFDSTUK IV [Tucht van het onderwijzend personeel (verv. W. 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)]
    5. [HOOFDSTUK IVbis Verbodsbepalingen (ing. W. 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)]
    6. HOOFDSTUK V Het personeel van de burgerlijke stand
    7. HOOFDSTUK VI Pensioenen
  4. TITEL IV [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
    1. HOOFDSTUK I [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
    2. HOOFDSTUK II [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
      1. Afdeling 1 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
      2. Afdeling 2 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
      3. Afdeling 3 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
        1. Onderafdeling 1 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
        2. Onderafdeling 2 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
    3. HOOFDSTUK III [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
      1. Afdeling 1 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
      2. Afdeling 2 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
      3. Afdeling 3 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
      4. Afdeling 4 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
    4. HOOFDSTUK IV [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]
  5. TITEL V Goederen en inkomsten van de gemeente
    1. HOOFDSTUK I Schenkingen en legaten aan de gemeente
    2. HOOFDSTUK II Contracten
    3. [HOOFDSTUK III. Publiek-private samenwerking in het Vlaamse Gewest (ing. Decr. 18 juli 2003, art. 15, I: 29 september 2003)]
  6. TITEL VI Begroting en rekeningen
    1. HOOFDSTUK I Gemeenschappelijke bepalingen
    2. HOOFDSTUK II Begrotingsevenwicht
    3. HOOFDSTUK III Lasten en uitgaven van de gemeente
    4. HOOFDSTUK IV Ontvangsten van de gemeente
    5. HOOFDSTUK V [De gemeentebedrijven en de autonome gemeentebedrijven. (verv. W 25 maart 1995, art. 1, I: 18 april 1995)]
  7. TITEL VII Toezicht
    1. HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
    2. HOOFDSTUK II [Bepalingen betreffende het toezicht op sommige handelingen van de gemeenteoverheden van Komen-Waasten en Voeren (verv. KB 30 mei 1989, art. 55, §1, I: 1 juni 1989)]
  8. TITEL VIII Rechtsgedingen
  9. TITEL IX Bepaling van de gemeentegrenzen
  10. TITEL X Gemeentewegen
  11. TITEL XI Naam
  12. TITEL XII De openbare instellingen
  13. [TITEL XIII Bijzondere bepalingen betreffende de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (ing. W 16 juni 1989, art. 1, I: 17 juni 1989)]
  14. [TITEL XIV De tuchtregeling (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
    1. [HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
    2. [HOOFDSTUK II DE STRAFBARE FEITEN (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
    3. [HOOFDSTUK III DE TUCHTSTRAFFEN (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
    4. [HOOFDSTUK IV DE BEVOEGDE OVERHEID (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
      1. [Afdeling 1 Algemene bepalingen (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
      2. [Afdeling 2 Bepalingen betreffende de politie (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
        1. [Onderafdeling 1 De stedelijke politie (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
        2. [Onderafdeling 2 De landelijke politie (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
      3. [Afdeling 3 Bepaling betreffende de gewestelijke ontvanger (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
    5. [HOOFDSTUK V DE PROCEDURE (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
    6. [HOOFDSTUK VI DE DOORHALING VAN DE TUCHTSTRAF (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
    7. [HOOFDSTUK VII DE PREVENTIEVE SCHORSING (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
    8. [HOOFDSTUK VIII DE VERJARING VAN DE TUCHTVORDERING (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]
  15. [TITEL XV. - Over de gemeentelijke volksraadpleging (ing. W 10 april 1995, art. 1, I: 1 mei 1995)]
  16. [TITEL XVbis. De burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering van de gemeenten (ing. W 4 mei 1999, art. 4, I: 7 augustus 1999)]
  17. [TITEL XVI. De binnengemeentelijke territoriale organen als bedoeld in artikel 41 van de Grondwet (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)]
    1. [HOOFDSTUK I. Het bestuur van het district (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)]
    2. [HOOFDSTUK II. Vergaderingen, beraadslagingen, besluiten van de districtsraden. (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)]
    3. [HOOFDSTUK III. Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van het bureau (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)]
    4. [HOOFDSTUK IV. Bepalingen toepasselijk op de akten van de districtoverheden (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)]
    5. [HOOFDSTUK V. Bevoegdheden (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)]

Inhoud

TITEL I Het Gemeentebestuur (... - ...)

HOOFDSTUK I Samenstelling van het gemeentebestuur (... - ...)

Afdeling 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 1. (01/01/2007- ...)

[(opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 1°, I:1 januari 2007)]

Artikel 2. (05/09/2006- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 2°, I: 5 september 2006)]


Artikel 3. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 3°, I: 1 januari 2007)]


Artikel 4. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 4°, I: 1 januari 2007)]


Artikel 5. (01/01/2007- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 5°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor wat betreft de vaststelling van de bevolkingscijfers en de bekendmaking ervan]

[De rangschikking van de gemeenten overeenkomstig de artikelen 8 en 16 wordt bij elke volledige vernieuwing van de gemeenteraden door de Koning in overeenstemming gebracht met het bevolkingscijfer. Het in aanmerking te nemen inwonertal is het aantal personen dat ingeschreven is in het Rijksregister van de natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar vóór dat van de volledige vernieuwing van de gemeenteraden hun hoofdverblijfplaats in de desbetreffende gemeente hadden.

Het bevolkingscijfer dat vastgesteld is overeenkomstig het eerste lid, is eveneens van toepassing op dezelfde datum, op de rangschikkingen bedoeld in de artikelen 28 tot 30 evenals, voor zover zij verwijzen naar een klasse van gemeenten die gebaseerd is op het bevolkingscijfer, in de artikelen 19, § 1, 24, § 1, 33, 42, 52, 65, § 1, 67, 74, 78, 146, § 1, 171, 235, § 2, en 265, § 2.

De minister van Binnenlandse Zaken maakt de bevolkingscijfers van de gemeenten van het Rijk, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, ten laatste op 1 mei van het jaar waarin de volledige vernieuwing van de gemeenteraden plaatsvindt bekend in het Belgisch Staatsblad. (verv. W 14 mei 2000, art. 2, I: 10 juni 2000)]

Artikel 6. (10/06/2000- ...)

[(opgeh. W 14 mei 2000, art. 3, I: 10 juni 2000)]

Afdeling 2 De gemeenteraadsleden (... - ...)

Artikel 7. (05/09/2006- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 6°, I: 5 september 2006)]


Artikel 8. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 7°, I: 1 januari 2007)]


Artikel 9. (05/09/2006- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 8°, I: 5 september 2006)]


Artikel 10. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 9°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 11. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 10°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 12. (01/01/2007- ...)

§ 1. [(opgeh. Gemeentedecreet, art. 302, I:1 januari 2007)]

§ 1bis. [(opgeh. Gemeentedecreet, art. 302, I:1 januari 2007)]


[§ 2.
Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], worden de beslissingen over de in § 1 genoemde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de bestendige deputatie van de provincieraad.


§ 3.
Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren worden de beslissingen over de in § 1 genoemde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur, die zijn bevoegdheden overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269 uitoefent. (verv. KB 30 mei 1989, art. 1, I: 1 juni 1989)]


Artikel 12bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 12°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 3 De burgemeester (... - ...)

Artikel 13. (05/09/2006- ...)

De burgemeester wordt door de Koning benoemd uit de [Belgische (ing. W 27 januari 1999, art. 3, I: 9 februari 1999)] verkozenen voor de gemeenteraad. Deze laatsten kunnen daartoe kandidaten voordragen. Hiertoe dient een gedagtekende akte van voordracht te worden neergelegd in de handen van de gouverneur van de provincie. Om ontvankelijk te zijn, moet zij ondertekend zijn ten minste door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat-burgemeester. Ingeval de lijst waarop de kandidaat-burgemeester voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de naleving van wat voorafgaat, de handtekening van één onder hen. Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen voor dezelfde benoeming; de Koning kan evenwel te allen tijde om een nieuwe voordracht verzoeken.

Op overeenkomstig advies van de bestendige deputatie van de provincieraad kan de burgemeester buiten de [Belgische (ing. W 27 januari 1999, art. 3, I: 9 februari 1999)] verkozenen voor de raad benoemd worden uit de [Belgische (ing. W 27 januari 1999, art. 3, I: 9 februari 1999)] gemeenteraadskiezers die volle vijfentwintig jaar oud zijn.

[Wat de gemeenten Komen-Waasten en Voeren betreft wordt het in het vorige lid bedoelde advies verstrekt door de provinciegouverneur, op eensluidend advies van het in artikel 131bis van de
provinciewet bedoelde college van provinciegouverneurs. (ing. KB 30 mei 1989, art. 2, I: 1 juni 1989)]

De burgemeester die buiten de raad is benoemd, is in alle gevallen stemgerechtigd in het college van burgemeester en schepenen. Hij is van rechtswege voorzitter van de raad en heeft daarin een raadgevende stem.

[noot: het eerste, tweede en vierde lid, werden opgeheven bij art. 302, 13°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 5 september 2006, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat]

Artikel 13bis. (14/10/2012- ...)

[§ 1. In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt de voordrachtsakte van de burgemeester bevestigd door een stemming van de gemeenteraad en aan de Vlaamse Regering bezorgd. Vanaf die stemming is de kandidaat-burgemeester aangewezen-burgemeester, draagt hij de titel van " aangewezen-burgemeester " en oefent hij alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd. Hij wordt evenwel niet als schepen vervangen, indien hij als schepen werd verkozen.
  
§ 2. Zodra de Vlaamse Regering deze voordrachtsakte die werd bevestigd door een stemming van de gemeenteraad ontvangt, beschikt zij over een termijn van zestig dagen om over te gaan tot de benoeming van de aangewezen-burgemeester of tot de mededeling van een beslissing tot weigering van de benoeming overeenkomstig § 4.
  
§ 3. Indien de Vlaamse Regering de aangewezen-burgemeester benoemt of indien zij geen beslissing meedeelt binnen de haar toegewezen termijn, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd en wordt hij als schepen vervangen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 15, § 2, indien hij als schepen werd verkozen.
  
§ 4. Indien de Vlaamse Regering de definitieve benoeming van de betrokkene weigert, deelt zij deze beslissing tot weigering mee aan de aangewezen-burgemeester, aan de gouverneur en de adjunct-gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, aan de gemeentesecretaris van de betrokken gemeente en aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De mededeling aan de aangewezen-burgemeester vermeldt eveneens waar het administratief dossier kan worden geraadpleegd.
  
§ 5. De aangewezen-burgemeester beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling bedoeld in § 4 om een memorie in te dienen bij de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  
De algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak spreekt zich uit binnen de negentig dagen na de indiening van deze memorie.
  
De inschrijving op de algemene rol van de Raad van State vindt plaats op het ogenblik dat de memorie wordt ingediend.
  
De memorie wordt gedagtekend en bevat :
1° het opschrift " memorie met betrekking tot een beslissing over de definitieve benoeming van een burgemeester van een randgemeente ";
2° de naam en de woonplaats van de aangewezen-burgemeester en de gekozen woonplaats;
3° een uiteenzetting van de feiten en de middelen.
  
De memorie wordt niet op de rol ingeschreven indien :
1° ze niet is ondertekend of niet vergezeld gaat van vier door de ondertekenaar voor eensluidend verklaarde afschriften;
2° er geen inventaris is bijgevoegd van de stukken, die alle overeenkomstig die inventaris genummerd moeten zijn.
  
In geval van toepassing van het vijfde lid, richt de hoofdgriffier aan de aangewezen-burgemeester een brief waarin meegedeeld wordt waarom de memorie niet is ingeschreven op de rol en waarbij de aangewezen-burgemeester verzocht wordt binnen vijftien dagen zijn memorie te regulariseren.
  
De aangewezen-burgemeester die zijn memorie regulariseert binnen de vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek bedoeld in het zesde lid, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending ervan.
  
Een memorie die niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend.
  
Op hetzelfde ogenblik waarop hij zijn memorie indient, stuurt de aangewezen-burgemeester een kopie daarvan ter informatie aan de Vlaamse Regering. Deze verzending stelt de termijnen niet in werking die de Vlaamse Regering in acht moet nemen.
  
De hoofdgriffier zendt onverwijld een afschrift van de memorie aan de Vlaamse Regering, aan de auditeur-generaal en aan de adjunct-auditeur-generaal over.
  
De Vlaamse Regering zendt hem binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de memorie door de hoofdgriffier het volledige administratief dossier over, waarbij zij een nota met opmerkingen kan voegen.
  
Eén van de exemplaren van de nota wordt door de hoofdgriffier gezonden aan de aangewezen-burgemeester en aan de leden van het auditoraat bedoeld in artikel 93, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
  
Een te laat ingediende nota met opmerkingen wordt uit de debatten geweerd.
  
De leden van het auditoraat maken binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier een verslag op overeenkomstig artikel 93, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. In voorkomend geval verzoeken zij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die zij aangeven.
  
De eerste voorzitter of de voorzitter bepaalt na kennisneming van het verslag, bij beschikking de dag van de terechtzitting waarop de zaak wordt behandeld door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
  
De hoofdgriffier geeft onverwijld kennis van de beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald aan :
1° de leden van het auditoraat bedoeld in artikel 93, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
2° de Vlaamse Regering;
3° de aangewezen-burgemeester.
  
Het verslag wordt bij de oproeping gevoegd. De partijen en hun advocaat kunnen gedurende de in de beschikking van de eerste voorzitter of de voorzitter bepaalde tijd ter griffie inzage nemen van het dossier.
  
De artikelen 93, § 5, eerste lid, 95, §§ 2 tot 4, en 97, derde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, zijn van toepassing op de procedure die wordt ingesteld door dit artikel. De artikelen 21, zesde lid, 21bis en 30, § 3, van dezelfde gecoördineerde wetten zijn niet van toepassing.
  
§ 6. Indien de aangewezen-burgemeester geen memorie indient binnen de termijn van dertig dagen bedoeld in § 5, eerste lid, of indien de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de beslissing tot weigering bevestigt, wordt deze definitief. De gemeenteraad beschikt over dertig dagen vanaf de datum waarop de beslissing tot weigering definitief is geworden om door een stemming een nieuwe voordrachtsakte te bevestigen.
  
§ 7. Indien de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de beslissing van weigering tot benoeming tenietdoet, leidt haar arrest tot de definitieve benoeming van de aangewezen-burgemeester en tot zijn vervanging als schepen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 15, § 2, indien hij als schepen werd verkozen.
  
§ 8. Voor alles wat niet geregeld is bij dit artikel zijn de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 en het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van toepassing. (ing. W 9 augustus 1988, art. 10/1, I: 14 oktober 2012)]

Artikel 14. (01/01/2007- ...)

Bij ontstentenis of verhindering van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door de eerstgekozen schepen [van Belgische nationaliteit (ing. W 27 januari 1999, art. 4, I: 9 februari 1999)], tenzij de burgemeester zijn bevoegdheid aan een andere schepen [van Belgische nationaliteit (ing. W 27 januari 1999, art. 4, I: 9 februari 1999)] heeft opgedragen. 

[noot: het eerste lid, werd opgeheven bij art. 302, 14°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat]

[Wanneer, in de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en in de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, bij de installatie van de gemeenteraad na een algehele vernieuwing geen burgemeester is benoemd, wijst de gemeenteraad een schepen of een gemeenteraadslid [van Belgische nationaliteit (ing. W 27 januari 1999, art. 4, I: 9 februari 1999)aan om, in afwachting van die benoeming, het ambt van burgemeester waar te te nemen (ing. KB 30 mei 1989, art. 3, I: 1 juni 1989)]

Artikel 14bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 15°, I: 1 januari 2007)]


Afdeling 4 De schepenen (... - ...)

Artikel 15. (08/10/2006- ...)

[§ 1. (ing. KB 30 mei 1989, art. 4)] De schepenen worden door de raad uit zijn midden verkozen. De verkozenen voor de raad kunnen daartoe kandidaten voordragen. Hiervoor dient per schepenmandaat een gedagtekende akte van voordracht te worden neergelegd in handen van de voorzitter van de raad, uiterlijk drie dagen vóór de vergadering waar de verkiezing van één of meer schepenen op de dagorde van de raad staat. Om ontvankelijk te zijn, moeten de akten van voordracht ondertekend zijn ten minste door een meerderheid van hen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat. Ingeval de lijst waarop de kandidaat-schepen voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de naleving van wat voorafgaat, de handtekening van één onder hen. Behoudens in geval van overlijden van, of afstand van het mandaat van gemeenteraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht ondertekenen voor hetzelfde
schepenmandaat. Wanneer de schriftelijk voorgedragen kandidaturen niet volstaan om het schepencollege volledig samen te stellen, kunnen ter zitting kandidaten mondeling worden voorgedragen.

De verkiezing geschiedt bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid, door zoveel afzonderlijke stemmingen als er schepenen te kiezen zijn; de rang van de schepenen wordt bepaald door de volgorde van de stemmingen.

Wanneer voor een te begeven schepenmandaat slechts één kandidaat werd voorgedragen, geschiedt de stemming in één ronde; in elk ander geval en indien na twee stemmingen geen
kandidaat de meerderheid heeft verkregen, geschiedt de herstemming over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald; staken de stemmen bij de herstemming, dan is de oudste in jaren verkozen. De verkiezing van de schepenen heeft plaats in de installatievergadering die volgt op de vernieuwing van de raad. In elk geval moet de verkiezing geschieden binnen drie maanden na het openvallen van de plaats.

[noot: Paragraaf 1 werd opgeheven bij art. 302, 16°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 5 september 2006, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat]

[§ 2. In afwijking van § 1 worden de schepenen van de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de
gemeenten Komen-Waasten en Voeren rechtstreeks gekozen door de vergadering van de gemeenteraadskiezers op de hierna volgende wijzen:

De quotiënten verkregen met toepassing van artikel 56 van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 4 augustus 1932, worden in de volgorde van hun belangrijkheid gerangschikt totdat er voor alle lijsten samen zoveel quotiënten worden bereikt als er schepenen te kiezen zijn.

De verdeling over de lijsten geschiedt door aan iedere lijst zoveel schepenmandaten toe te kennen als haar stemcijfer quotiëntenheeft opgelever, geljik aan of hoger dan het laatst gerangschikte quotiënt.

Indien een lijst meer schepenmandaten verkrijgt dan zij kandidaten telt, worden de niet toegekend mandaten gevoegd bij die welke aan de overige lijsten toekomen; de verdeling over deze lijsten geschiedt door voortzetting van de in het eerste lid van artikel 56 van de gemeentekieswet omschreven bewerking, zodat voor ieder nieuw quotiënt een mandaat wordt toegekend aan de lijst waartoe het behoort.

Het mandaat van schepen wordt toegewezen aan de tot raadslid gekozen kandidaat in de volgorde van hun verkiezing.

De rang van de schepenen wordt bepaald door de volgorde van de toewijzing van het mandaat.

De regels betreffende de ontslagneming als raadslid zijn mede van toepassing op de ontslagneming als schepen.

Wanneer een vacature ontstaat, wordt het mandaat van schepen toegewezen aan een raadslid van dezelfde lijst als die van de te vervangen schepen overeenkomstig de bepalingen vastgesteld in het vijfde lid. (ing. KB 30 mei 1989, art. 4, I: 1 juni 1989)]

[In de gevallen van verhindering bedoeld in artikel 18 wordt de verhinderde schepen gedurende de periode van verhindering vervangen door een raadslid aangewezen overeenkomstig het achtste lid (ing. W. 21 maart 1991, art. 3 I: 19 april 1991)]

Artikel 16. (05/09/2006- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij artikel 302, 17°, van het gemeentedecreet van 15 juli 2005, met ingang van 5 september 2006, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat en behoudens voor de gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren]

Er zijn 2 schepenen in de gemeenten van minder dan 1 000 inwoners;
3 schepenen in die van 1 000 tot 4 999 inwoners;
4 schepenen in die van 5 000 tot 9 999 inwoners;
5 schepenen in die van 10 000 tot 19 999 inwoners;
6 schepenen in die van 20 000 tot 29 999 inwoners;
7 schepenen in die van 30 000 tot 49 999 inwoners;
8 schepenen in die van 50 000 tot 99 999 inwoners;
9 schepenen in die van 100 000 tot 199 999 inwoners;
10 schepenen in die van 200 000 inwoners en daarboven.


Artikel 17. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 18°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 18. (01/01/2007- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 19°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat]

[Als verhinderd wordt beschouwd de schepen die het ambt van Minister, Staatssecretaris, lid van een Executieve of gewestelijk Staatssecretaris uitoefent, voor de periode waarin dat ambt wordt uitgeoefend.

De schepen die verhinderd is wegens de vervulling van zijn actieve militaire diensttijd of van zijn burgerdienst als gewetensbezwaarde, wordt, op zijn schriftelijk verzoek gericht aan het college van burgemeester en schepenen, gedurende die periode vervangen.

De schepen die een ouderschapsverlof wenst te nemen wegens de geboorte of de adoptie van een kind, wordt op zijn schriftelijk verzoek, gericht aan het college van burgemeester en schepenen, vervangen voor de periode zoals bepaald in artikel 11. (verv. W. 21 maart 1991, art. 5, I: 19 april 1991)]

[De schepen die de krachtens artikel 14bis als verhinderd beschouwde burgemeester vervangt, wordt, op verzoek van het college van burgemeester en schepenen, vervangen voor de periode dat die schepen de burgemeester vervangt. (ing. W 29 juni 1992, enig artikel, I: 31 juli 1992)]

[De verhinderde schepen bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, (verv. W 29 juni 1992, enig artikel, I: 31 juli 1992)] [wordt, in afwijking van artikel 17, vervangen door een raadslid aangewezen door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 15, § 1, onverminderd artikel 15, § 2, negende lid, en artikel 279, derde lid. (verv. W. 21 maart 1991, art. 5, I: 19 april 1991)]


Afdeling 5 Wedde en ambtskledij van de burgemeesters en schepenen (... - ...)

Artikel 19. (01/01/2007- ...)

§1- §3. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 20°, I: 1 januari 2007)]

[§ 4. Indien de burgemeesters en schepenen niet zijn onderworpen aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ingevolge hun activiteit als werknemer of aan het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen ingevolge hun activiteit als zelfstandigen, en indien ze zonder de toepassing van de huidige bepaling enkel prestaties inzake geneeskundige verzorging zouden genieten mits betaling van bijkomende persoonlijke bijdragen, worden ze door de gemeente onderworpen aan de regelingen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen en de gezinsbijslag bedoeld bij artikel 5, a), b), e) en f), van voornoemde wet van 27 juni 1969. (verv. W 12 augustus 2000, art. 118, I: 8 oktober 2000)]

[Worden eveneens onderworpen aan de bovenvermelde stelsels, de burgemeesters en schepenen onderworpen aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of aan het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, indien ze zonder de toepassing van de huidige bepaling enkel prestaties inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging zouden genieten mits betaling van bijkomende persoonlijke bijdragen.  (ing. Programmawet 24 december 2002, art. 109, I: 1 januari 2001)]

[De werknemers- en werkgeversbijdragen bedoeld bij artikel 38, § 2, 2°, 3°, 4° en § 3, 2°, 3° en 4°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en bij artikel 18 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van hoofdstuk 1, afdeling 1, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen berekend op het bedrag van hun volledige wedde worden aangegeven en betaald aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. (verv. W 23 maart 2001, art 10, I: 1 januari 2001)

[Indien de burgemeesters en de schepenen alsmede de gewezen burgemeesters en schepenen na de beëindiging van hun politiek mandaat enkel prestaties krachtens de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging [kunnen genieten (verv. W 23 maart 2001, art 10, I: 1 januari 2001)] dan met toepassing van het artikel 32, 15° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, neemt de gemeente waar ze laatst dit mandaat hebben uitgeoefend de krachtens die bepaling verschuldigde persoonlijke bijdragen ten laste. (verv. W 12 augustus 2000, art. 118, I: 1 januari 2000)]

[De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de uitvoeringsmodaliteiten van deze bepaling. (verv. W 12 augustus 2000, art. 118, I: 8 oktober 2000)]

Artikel 20. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 21°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 20bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 22°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 21. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 23°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 6 Ontslag als raadslid of schepen (... - ...)

Artikel 22. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 24°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 7 De secretaris en de ontvanger (... - ...)

Onderafdeling 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 23. (01/01/2013- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 25°, I: 1 januari 2013)]

Artikel 24. (01/07/2009- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 26°, I: 1 juli 2009)]

[§ 2. Binnen de bij artikel 265, § 2, tweede lid bepaalde termijn kan de Koning, voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, en kan de Gewestexecutieve, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] voor de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], elke benoeming die strijdig is met het in § 1 bedoelde voorschrift, vernietigen.

§ 3. Indien de gemeenteraad de plaats niet op de voorgeschreven wijze begeeft, binnen zestig dagen na het toezenden van het in § 1 vermelde voorschrift of na de kennisgeving van de niet-goedkeuring of van de vernietiging van een met een dergelijk voorschrift strijdige benoeming, kan door de Koning, in de gemeenten van het Duitse taalgebied, en door de Gewestexecutieve, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] in de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], in de vacature worden voorzien.

§ 4.
[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 26°, I: 1 januari 2007)]

Onderafdeling 2 De secretaris (... - ...)

A. Benoeming (... - ...)

Artikel 25. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 27°, I: 1 januari 2007)]

B. Plichten - Verbodsbepalingen (... - ...)

Artikel 26. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 28°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 26bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 29°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 27. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 30°, I: 1 januari 2007)]

C. Bezoldigingsregeling (... - ...)

Artikel 28. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 31°, I: 1 januari 2007)]

§ 2. [Voor de gemeente Voeren worden de bepalingen van de rechtspositieregeling van het personeel betreffende de vaststelling van de salarisschaal van de gemeentesecretaris onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. (verv. Gemeentedecreet, art. 299, I:1 januari 2007)]

[§ 3. Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de provinciegouverneur de in § 2 vermelde bevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269. (verv. KB 30 mei 1989, art. 6, I: 1 juni 1989)]

 

 

Artikel 29. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 32°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 30. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 33°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 31. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 34°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 32. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 35°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 33. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 36°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 34. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 37°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 35. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 38°, I: 1 januari 2007)]

D [Sanctie op het verbod handel te drijven (verv. W. 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 36. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 37. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 38. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 39°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 39. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 40. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 40°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 41. (08/04/2023- ...)

...

E. De adjunct-secretaris (... - ...)

Artikel 42. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 41°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 43. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 42°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 44. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 43°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 45. (24/12/1990- ...)

[... (opgeh. W 17 oktober 1990, art. 6, I: 24 december 2012)]

Artikel 46. (24/12/1990- ...)

[... (opgeh. W 17 oktober 1990, art. 6, I: 24 december 2012)]

Artikel 47. (01/01/2007- ...)

§ 1.  [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 44°, I: 1 januari 2007)]

§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, worden de beslissingen over de in § 1 bedoelde aangelegenheid onderworpen aan dezelfde goedkeuringen als die met betrekking tot de secretaris. (verv. KB 30 mei 1989, art. 13, I: 1 juni 1989)]

[Voor de gemeente Voeren word § 2 vervangen als volgt:
2. Voor de gemeente Voeren worden de bepalingen van de rechtspositieregeling van het personeel betreffende de vaststelling van de salarisschaal van de adjunct-gemeentesecretaris onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. (verv. Gemeentedecreet, art. 299, I:1 januari 2007)]

Artikel 48. (24/12/1990- ...)

[... (opgeh. W 17 oktober 1990, art. 6, I: 24 december 2012)]

Artikel 49. (24/12/1990- ...)

[... (opgeh. W 17 oktober 1990, art. 6, I: 24 december 2012)]

F. [De waarnemende secretaris (verv. W 17 oktober 1990, art. 7, I: 24 december 2012)] (... - ...)

Artikel 50. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 45°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 51. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 46°, I: 1 januari 2007)]

Onderafdeling 3 De ontvanger (... - ...)

A. Algemene bepaling (... - ...)

Artikel 52. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 47°, I: 1 januari 2007)]

B. Benoeming (... - ...)

Artikel 53. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 48°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 54. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 49°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 54bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 50°, I: 1 januari 2007)]

C. Zekerheid (... - ...)

Artikel 55. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 51°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 56. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 52°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 57. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 53°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 58. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 54°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 59. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 55°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 60. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 56°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 61. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 57°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 62. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 58°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 63. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 59°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 64. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 60°, I: 1 januari 2007)]

D. Bezoldigingsregeling (... - ...)

Artikel 65. (01/01/2007- ...)

 § 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 61°, I: 1 januari 2007)]

[§ 2. Voor de gemeente Voeren worden de bepalingen van de rechtspositieregeling van het personeel betreffende de vaststelling van de salarisschaal van de financieel beheerder onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. (verv. Gemeentedecreet, art. 299, I:1 januari 2007)]

[§ 3. Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de gouverneur de in § 2 bedoelde bevoegdheden uit, overeenkomstig de artikelen 267 tot en  met 269. (verv. KB 30 mei 1989, art. 14, I: 1 juni 1989)]


Artikel 66. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 62°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 67. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 63°, I: 1 januari 2007)]

E. [Verbodsbepalingen (verv. W. 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 68. (01/01/2007- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§ 1.  [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 64°, I: 1 januari 2007)]

§ 2.  [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 64°, I: 1 januari 2007)]

§ 3. Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren is artikel 41 van toepassing op de plaatselijke ontvanger. (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)].


 

Artikel 69. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 70. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 65°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 8 Onverenigbaarheden (... - ...)

Artikel 71. (05/09/2006- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 66°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 5 september 2006, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat]

Van een gemeenteraad kunnen geen deel uitmaken en tot burgemeester kunnen niet worden benoemd:
[1° de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant;
2° de leden van de bestendige deputatie van de provincieraad en de leden van het college ingesteld bij (verv. W 16 juli 1993, art. 290, I: 30 juli 1993)] [artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen (verv. W 11 juli 1994, art. 12, I: 29 juli 1994)];
3° de provinciegriffiers;
4° de arrondissementscommissarissen [(geschr. W 27 december 2000, art. 2, I: 1 januari 2001)];
5° de militairen in actieve dienst, behalve de wederopgeroepen reserveofficieren en de dienstplichtigen;
[degenen die personeelslid zijn van of een toelage of wedde ontvangen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden. (verv. W 11 juli 1994, art. 2, I: 30 december 1994)]
[de politieambtenaren en de ambtenaren van de openbare macht; (verv. W 19 april 1999, art. 18, I: 1 januari 2001)]
8° de beambten van het bosbeheer, wanneer hun bevoegdheid zich uitstrekt tot beboste eigendommen die aan het bosbeheer onderworpen zijn en die toebehoren aan de gemeenten waarin zij hun ambt wensen uit te oefenen.
[9° elke persoon die een ambt of mandaat uitoefent dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester in een lokale basisoverheid van een andere Lid-Staat van de Europese Unie. De Koning stelt een enuntiatieve lijst op van ambten of mandaten die als gelijkwaardig worden beschouwd; (ing. W 27 januari 1999, art. 8, I: 9 februari 1999)]

[De bepalingen van het eerste lid, 1° tot 8°, zijn eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere Lid-Staat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen. (ing. W 27 januari 1999, art. 8, I: 9 februari 1999)]

Artikel 72. (01/01/2007- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 67°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat]

Burgemeester of schepen kunnen niet zijn:

1° de leden van de hoven, burgerlijke rechtbanken en vredegerechten;
2° de leden van het parket, de griffiers en de adjunct-griffiers bij de hoven, burgerlijke rechtbanken of rechtbanken van koophandel, en de griffiers van de vredegerechten;
3° de bedienaren van de erediensten;
4° de agenten en beambten der fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk- of ambtsgebied behoren, behoudens door de Koning toegestane afwijking;
5° de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

[Wat het mandaat van schepen betreft, zijn de bepalingen van het eerste lid eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere Lid-Staat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen. (ing. W 27 januari 1999, art. 9, I: 8 oktober 2006)]

Artikel 72bis. (01/06/1989- ...)

§1. In de gemeenten bedoeld in de artikelen 7 en 8, 3° tot 10°, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, moet elk gemeenteraadslid, elke schepen, de
burgemeester en eenieder die het ambt van burgemeester of schepen waarneemt, voor het uitoefenen van zijn ambt, van de taal van het taalgebied waarin de gemeente gelegen is , de kennis hebben die nodig is om het bedoeld mandaat uit te oefenen.

§2. Door het feit van hun verkiezing of benoeming bestaat het vermoeden dat de in § 1 bedoelde mandatarissen de in die paragraaf bedoelde taalkennis bezitten.

Dat vermoeden is onweerlegbaar ten aanzien van elke voor het uitgeoefende mandaat rechtstreeks door de bevolking gekozen mandataris en ten aanzien van de burgemeester die tussen 1 januari 1983 en 1 januari 1989 gedurende minstens drie jaar ononderbroken een mandaat van burgemeester heeft uitgeoefend.

Ten aanzien van andere mandatarissen kan dat vermoeden worden weerlegd op verzoek van een gemeenteraadslid. Daartoe moet de verzoeker het bewijs leveren van ernstige aanwijzingen die dat vermoeden kunnen weerleggen en afgeleid uit een rechterlijke beslissing, de bekentenis van de mandataris of de uitoefening van zijn ambt als individuele bestuursoverheid.

§ 3. Het in paragraaf 2 bedoelde verzoek wordt bij verzoekschrift ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de dag van de eedaflegging als burgemeester of als niet rechtstreeks gekozen schepen, of van het voor het eerst waarnemen van de functie van burgemeester of schepen, overeenkomstig artikel 14, 17 of
18.

§ 4. De Raad van State doet uitspraak, met voorrang boven alle andere zaken.

Een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit regelt de rechtspleging voor de Raad van State.

§ 5. Indien de Raad van State ten aanzien van een burgemeester beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, wordt de benoeming vernietigd. Tot de algehele vernieuwing van de raad, kan de betrokkene niet opnieuw tot burgemeester worden benoemd, noch het ambt ervan waarnemen met toepassing van artikel 14.

Indien de Raad van State ten aanzien van degene die het ambt van burgemeester waarneemt met toepassing van artikel 107 van de gemeentewet beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, wordt deze laatste geacht het ambt van burgemeester nooit te hebben uitgeoefend.style="mso-spacerun: yes">  In dat geval wordt het ambt van burgemeester vanaf de dag van de kennisgeving van het arrest waargenomen door een andere schepen of door een ander gemeenteraadslid met toepassing van artikel 14.

Indien de Raad van State ten aanzien van een niet-rechtstreeks gekozen schepen beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, wordt zijn verkiezing vernietigd. Tot de algehele vernieuwing van de raad, kan de betrokkene niet opnieuw tot schepen worden gekozen, noch het ambt ervan waarnemen in toepassing van artikel 17 of 18.

Indien de Raad van State ten aanzien van degene die het ambt van niet rechtstreeks gekozen schepen waarneemt met toepassing van artikel 17 of 18 beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, wordt deze laatste geacht het ambt van schepen niet te hebben uitgeoefend.style="mso-spacerun: yes">  In dat geval wordt het ambt van schepen vanaf de dag van de kennisgeving van het arrest waargenomen door een ander gemeenteraadslid met toepassing van artikel 17 of 18.

§ 6. De miskenning van de bepalingen van § 5 door diegenen ten aanzien van wie het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is een grove nalatigheid in de zin van de artikelen 82 en 83. (ing. KB 30 mei 1989, art. 16, I: 1 juni 1989)

Artikel 73. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 68°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 74. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 69°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 75. (01/01/2007- ...)

De tot gemeenteraadslid gekozen kandidaat die een met het lidmaatschap van de raad onverenigbaar ambt vervult, die aan een onderneming deelneemt of een beroep of ambacht uitoefent waarvoor hij een wedde of een toelage van de gemeente ontvangt, wordt niet tot beëdiging toegelaten zolang de oorzaak van de onverenigbaarheid bestaat.

De gekozen kandidaat die binnen één maand na een tot hem gericht verzoek van het college van burgemeester en schepenen niet afziet van het onverenigbaar ambt of van de door de gemeente verleende wedde of toelagen, wordt geacht het hem toegekende mandaat niet te aanvaarden.

Artikel 76. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 71°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 77. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 72°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 78. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 73°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 79. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 74°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 9 Eed (... - ...)

Artikel 80. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 75°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 81. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 76°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 10 Schorsing en afzetting van burgemeesters en schepenen (... - ...)

Artikel 82. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 77°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 83. (01/01/2019- ...)

Als de beslissing inzake schorsing of afzetting van een schepen overeenkomstig artikel 156 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur een schepen van de gemeente Voeren betreft, neemt de Vlaamse Regering haar beslissing op eensluidend advies van het in artikel 131bis van de Provinciewet bedoelde college van provinciegouverneurs. 

 

HOOFDSTUK II Vergaderingen, beraadslagingen, besluiten van de gemeenteraden (... - ...)

Afdeling 1 Algemene bepaling (... - ...)

Artikel 84. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 79°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 2 Vergaderingen (... - ...)

Artikel 85. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 80°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 86. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 81°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 87. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 82°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 87bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 83°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 88. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 84°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 89. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 85°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 90. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 86°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 91. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 87°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 3 Verbod om zitting te nemen (... - ...)

Artikel 92. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 88°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 4 Openbaarheid van de vergaderingen (... - ...)

Artikel 93. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 89°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 94. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 90°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 95. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 91°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 96. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 92°, I: 1 januari 2014)]

Afdeling 5 Het houden van de vergaderingen (... - ...)

Artikel 97. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 93°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 98. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 94°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 6 Stemmingen (... - ...)

Artikel 99. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 95°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 100. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 96°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 101. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 97°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 7 Openbaarheid van de besluiten (... - ...)

Artikel 102. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 98°, I: 1 januari 2007)]

HOOFDSTUK III Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van het college van burgemeester en schepenen (... - ...)

Artikel 103. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 99°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 104. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 100°, I: 1 januari 2007)]

[De vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen zijn niet openbaar.  Alleen de beslissingen worden opgenomen in de notulen en in het register van de beraadslagingen bedoeld in artikel 108 : alleen de beslissingen kunnen rechtsgevolgen hebben. (ing. KB 30 mei 1989, art. 20, I: 1 juni 1989)]

Artikel 105. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 101°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 106. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 102°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 107. (01/01/2019- ...)

[In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en in de gemeenten Komen-Waasten en Voeren beslist, in afwijking van artikel 106, het college van burgemeester en schepenen bij consensus.

Bij gebrek aan consensus wordt de zaak door de burgemeester ter beslissing aan de gemeenteraad voorgelegd. De burgemeester kan daartoe, in afwijking van artikel 86, zo nodig de gemeenteraad bijeenroepen. (ing. KB 30 mei 1989, art. 21, I: 1 juni 1989)]

[Voor de gemeenten, genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en voor de gemeente Voeren geldt de volgende versie van artikel 107:
"In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en in de gemeenten Komen-Waasten en Voeren beslist, in afwijking van artikel 53 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het college van burgemeester en schepenen bij consensus.

Bij gebrek aan consensus wordt de zaak door de burgemeester ter beslissing aan de gemeenteraad voorgelegd. De burgemeester kan daartoe, in afwijking van artikel 19 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, zo nodig de gemeenteraad bijeenroepen".

HOOFDSTUK IV Bepalingen toepasselijk op de akten van de gemeenteoverheden (... - ...)

Afdeling 1 Opmaken van de akten (... - ...)

Artikel 108. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 103°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 108bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 104°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 109. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 105°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 110. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 106°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 111. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 107°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 2 Bekendmaking van de akten (... - ...)

Artikel 112. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 108°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 113. (07/05/1991- ...)

[... (opgeh. W. 8 april 1991, art. 2, I: 7 mei 1991)]

 

 

Artikel 114. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 109°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 115. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 110°, I: 1 januari 2007)]

Afdeling 3 Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 116. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 111°, I: 1 januari 2007)]

TITEL II Bevoegdheden (... - ...)

HOOFDSTUK I Bevoegdheden van de gemeenteraad (... - ...)

Artikel 117. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 112°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 118. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 113°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 119. (10/02/2007- ...)

De gemeenteraad maakt de gemeentelijke reglementen van inwendig bestuur en de gemeentelijke politieverordeningen[, met uitzondering van de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer bedoeld in artikel 130bis (ing. W 12 januari 2006, art. 2, I: 10 februari 2007)].

[Deze reglementen en verordeningen mogen niet in strijd zijn met de wetten, de decreten, de ordonnanties, de reglementen en de besluiten van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Gemeenschapscommissies, de provincieraad en de bestendige deputatie van de provincieraad. (verv. KB 30 mei 1989, art. 23, I: 1 juni 1989)]

De raad zendt hiervan achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad.

[(opgeh. W. 13 mei 1999, art. 2, I: 20 juni 1999)]

Een afschrift van die reglementen en politieverordeningen wordt dadelijk toegezonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en aan die van de politierechtbank, waar zij in een daartoe bestemd register worden ingeschreven.

Van die reglementen en verordeningen wordt melding gemaakt in het Bestuursmemoriaal van de provincie.

[(opgeh. W. 13 mei 1999, art. 2, I: 20 juni 1999)]

Artikel 119bis. (01/01/2014- ...)

[De gemeenteraad kan gemeentelijke administratieve straffen en sancties opleggen overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.  (verv. W. 24 juni 2013, art. 46, I: 1 januari 2014)]

Artikel 119ter. (17/02/2024- ...)

[§ 1. Op grond van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 6, § 3, van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, en onverminderd artikel 135, § 2, kan de gemeenteraad, mits motivering en voorafgaande risicoanalyse, een gemeentelijke politieverordening uitvaardigen met het oog op het tegengaan van ondermijnende criminaliteit.

De gemeentelijke politieverordening bedoeld in het eerste lid bepaalt de economische sectoren en activiteiten waarvoor en het geografische gebied waarin de gemeente een integriteitsonderzoek zal voeren. Indien het geografische toepassingsgebied van de gemeentelijke politieverordening voor een bepaalde economische sector of activiteit slechts een deel van het grondgebied betreft, dient de gemeente daaromtrent een advies van het ARIEC te verkrijgen, dat bindend is. De zonale veiligheidsraad, bedoeld in artikel 35 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de betrokken zone wordt geïnformeerd van de analyse van het ARIEC betreffende de geografische beperking.

Indien de gemeente een gemeentelijke politieverordening uitvaardigde, is deze verplicht een integriteitsonderzoek te voeren met betrekking tot de vestiging of uitbating van alle publiek toegankelijke inrichtingen die behoren tot de economische sectoren en/of activiteiten en gelegen zijn in de geografische gebieden, zoals bepaald in de gemeentelijke politieverordening.

De gemeentelijke politieverordening bepaalt per economische sector of activiteit binnen welke redelijke termijn de gemeente de integriteitsonderzoeken naar die gekozen economische sectoren of activiteiten zal opstarten en/of beëindigen.

§ 2. Het integriteitsonderzoek heeft betrekking op de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen.

Het integriteitsonderzoek voldoet cumulatief aan de volgende voorwaarden:
1° het is niet discriminatoir;
2° het is duidelijk, ondubbelzinnig en objectief;
3° het wordt op transparante wijze uitgevoerd.

Het integriteitsonderzoek wordt opgestart en uitgevoerd na besluit van de burgemeester, en onder zijn gezag en verantwoordelijkheid.

De gemeente is de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens.

§ 3. De burgemeester wijst de personeelsleden van de gemeente aan die zijn belast met het integriteitsonderzoek. Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen zijn deze personeelsleden voor de handelingen die ze stellen in het kader van het integriteitsonderzoek gebonden door het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.

Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen, zijn het college van burgemeester en schepenen en het gemeentecollege voor wat betreft de resultaten van het integriteitsonderzoek gebonden door het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.

§ 4. Het integriteitsonderzoek wordt gevoerd binnen een termijn van vijftig werkdagen, die aanvangt op de eerste werkdag volgend op het besluit van de burgemeester bedoeld in paragraaf 2, derde lid. De termijn kan eenmaal worden verlengd met dertig werkdagen.

§ 5. Het integriteitsonderzoek heeft enkel betrekking op de personen die in rechte of in feite zijn of zullen zijn belast met de uitbating van de publiek toegankelijke inrichtingen die behoren tot de economische sectoren en/of activiteiten zoals bepaald in de gemeentelijke politieverordening bedoeld in paragraaf 1.

De personen bedoeld in het eerste lid kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.

Het integriteitsonderzoek kan, mits motivering, door de gemeente worden uitgebreid tot de volgende personen die één of meerdere strafbare feiten, bedoeld in paragraaf 10, hebben gepleegd of ten aanzien van wie gegronde vermoedens bestaan dat zij één of meerdere strafbare feiten, bedoeld in paragraaf 10, hebben gepleegd of zullen plegen:
1° natuurlijke personen of rechtspersonen aan wie de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, leiding geeft of heeft gegeven;
2° natuurlijke personen of rechtspersonen die in rechte of in feite een dominante positie innemen tegenover de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating;
3° natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating;
4° elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die in rechte betrokken is bij de vestiging of uitbating.

De uitbreiding bedoeld in het derde lid steunt op werkelijk bestaande, concrete, verifieerbare feiten of omstandigheden die relevant zijn en met de vereiste zorgvuldigheid worden vastgesteld.

In geval van gewijzigde feitelijke omstandigheden betreffende de personen bedoeld in deze paragraaf, kan tot een nieuw integriteitsonderzoek worden beslist dat in voorkomend geval kan leiden tot de weigering, schorsing of opheffing van de desbetreffende vestigings- of uitbatingsvergunning bedoeld in paragraaf 8 dan wel de sluiting van de inrichting bedoeld in paragraaf 9.

§ 6. Het integriteitsonderzoek houdt in dat de gemeente:
1° in elk geval een consultatie verricht van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen;
2° een advies kan vragen aan en ontvangen van de lokale politie;
3° een consultatie kan verrichten van alle eigen relevante gemeentelijke gegevensbanken en diensten;
4° een consultatie kan verrichten van het strafregister overeenkomstig de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van strafvordering;
5° een consultatie kan verrichten van alle publiek toegankelijke gegevensbanken, met inbegrip van de publiek gemaakte gegevens op sociale media;
6° het ARIEC bedoeld in artikel 32 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen kan consulteren;
7° de gerechtelijke overheden kan consulteren.

Het ARIEC kan in het geval bedoeld in het eerste lid, 6°, middels een bestuurlijk verslag relevante politionele en gerechtelijke gegevens bezorgen aan de gemeente.

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 458ter van het Strafwetboek een casusoverleg organiseren met het oog op het tegengaan van de misdrijven gepleegd in het kader van een criminele organisatie. De procureur des Konings kan deel uitmaken van het casusoverleg. De overige deelnemers worden bepaald door de burgemeester, afhankelijk van de concrete noodzaak.

Deelnemers aan het casusoverleg kunnen overeenkomstig artikel 458ter van het Strafwetboek slechts informatie delen voor zover die informatie relevant en proportioneel is in functie van de finaliteit van het casusoverleg.

§ 7. Indien de informatie uit de in paragraaf 6 bedoelde consultaties uitwijst dat verder onderzoek noodzakelijk is, kan een advies worden gevraagd aan de DIOB, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen. Het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege kan de vestigings- of uitbatingsvergunning in ieder geval slechts weigeren, schorsen of opheffen of de inrichting sluiten na het verkrijgen van een advies van de DIOB bedoeld in artikel 23 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen.

§ 8. Indien de vestiging of uitbating door de gemeenteraad is onderworpen aan een vestigings- of uitbatingsvergunning, kan het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, op voorstel van de burgemeester, zich baseren op de resultaten van het integriteitsonderzoek om die vestigings- of uitbatingsvergunning met betrekking tot de publiek toegankelijke inrichting te weigeren, te schorsen voor maximum zes maanden of op te heffen. De beslissing tot weigering, schorsing of opheffing wordt met redenen omkleed.

In geval van schorsing bepaalt het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege de voorwaarden om de schorsing ongedaan te maken.

De betrokkene wordt bij aangetekende zending of tegen ontvangstmelding in kennis gesteld van de met redenen omklede beslissing van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege. Het advies van de DIOB bedoeld in artikel 23 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen wordt als bijlage bij de beslissing gevoegd.

De gemeente bezorgt de met redenen omklede beslissing zo spoedig mogelijk aan de DIOB overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen alsook aan de gerechtelijke overheden.

§ 9. Indien de vestiging of uitbating door de gemeenteraad niet is onderworpen aan een vestigings- of uitbatingsvergunning, kan het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, op voorstel van de burgemeester, zich baseren op de resultaten van het integriteitsonderzoek om de publiek toegankelijke inrichting te sluiten. De beslissing tot sluiting wordt met redenen omkleed.

De betrokkene wordt bij aangetekende zending of tegen ontvangstmelding in kennis gesteld van de met redenen omklede beslissing van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege. Het advies van de DIOB bedoeld in artikel 23 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen wordt als bijlage bij de beslissing gevoegd.

De gemeente bezorgt de met redenen omklede beslissing zo spoedig mogelijk aan de DIOB overeenkomstig artikel 10 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen alsook aan de gerechtelijke overheden.

§ 10. Het weigeren, schorsen of opheffen van een vestigings- of uitbatingsvergunning of het sluiten van een inrichting overeenkomstig de paragrafen 8 en 9, op basis van het integriteitsonderzoek, is slechts mogelijk indien blijkt dat:
1° er een aanwijsbaar ernstig risico, gebaseerd op feiten of omstandigheden, bestaat dat de inrichting zal worden uitgebaat om voordelen, al dan niet financieel van aard, uit eerder gepleegde strafbare feiten te benutten, en/of;
2° er een aanwijsbaar ernstig risico, gebaseerd op feiten of omstandigheden, bestaat dat de inrichting zal worden uitgebaat om strafbare feiten te plegen, en/of;
3° er ernstige aanwijzingen zijn dat er strafbare feiten zijn gepleegd om de inrichting uit te baten.

Het aanwijsbaar ernstig risico of de ernstige aanwijzing steunt op werkelijk bestaande, concrete, verifieerbare feiten of omstandigheden die relevant zijn en met de vereiste zorgvuldigheid worden vastgesteld.

Bij de beoordeling omtrent het bestaan van een aanwijsbaar ernstig risico of ernstige aanwijzing wordt rekening gehouden met de ernst van de feiten, de mate waarin de strafbare feiten in relatie staan tot de betrokken economische sector of activiteit en de grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen.

Om de mate te bepalen waarin de strafbare feiten in relatie staan tot de betrokken economische sector of activiteit, wordt rekening gehouden met de vraag of de volgende personen één of meerdere strafbare feiten hebben gepleegd, of bepaalde gegronde vermoedens bestaan dat de volgende personen één of meerdere strafbare feiten hebben gepleegd of zullen plegen:
1° de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, of;
2° de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, leiding geeft of heeft gegeven, of;
3° de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die in rechte of in feite een dominante positie inneemt tegenover de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, of;
4° de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan de persoon die in rechte of in feite is of zal zijn belast met de uitbating, of;
5° elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die in rechte betrokken is bij de vestiging of uitbating.

Onder "strafbare feiten" wordt voor de toepassing van deze titel de deelneming aan één van de volgende gepleegde misdrijven begrepen:
1° terrorisme, zoals bedoeld in artikel 137 van het Strafwetboek, of de financiering van terrorisme, zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
2° witwassen van geld, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
3° heling, zoals bedoeld in artikel 505 van het Straf- wetboek;
4° georganiseerde criminaliteit, met name het geheel van misdrijven gepleegd door een criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek;
5° illegale drughandel, zoals bedoeld in de artikelen 2, 2bis, 2quater, eerste lid, 4°, en 3 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen;
6° illegale handel in wapens, goederen en koopwaren met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of submunitie, zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie;
7° mensensmokkel, zoals bedoeld in artikel 77bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
8° mensenhandel, zoals bedoeld in de artikelen 433quinquies tot en met 433octies van het Strafwetboek;
9° exploitatie van ontucht of prostitutie van een minderjarige, zoals bedoeld in de artikelen 417/33 en 417/34 van het Strafwetboek;
10° illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen, zoals bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 10 van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of produktie-stimulerende werking;
11° illegale handel in menselijke organen of weefsels, zoals bedoeld in boek II, titel VIII, hoofdstuk IIIter/1, van het Strafwetboek;
12° fiscale fraude, zoals bedoeld in de artikelen 449 en 450 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, artikel 73 en 73bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het witwassen van sommen afkomstig van deze fiscale fraude zoals bedoeld in artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, van het Strafwetboek, na herhaling van de inbreuk, en ernstige fiscale fraude, zoals bedoeld in artikel 449, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikel 73, tweede lid van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;
13° sociale fraude, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, van het Sociaal Strafwetboek, na herhaling van de inbreuk, en ernstige sociale fraude, zoals bedoeld in de artikelen 230 tot 235 van het Sociaal Strafwetboek;
14° verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen, zoals bedoeld in de artikelen 240, 241, 242, 243 en 245 van het Strafwetboek, en corruptie, zoals bedoeld in de artikelen 246, 247, 248 en 249 van het Strafwetboek;
15° milieucriminaliteit, met name opzettelijk gepleegde inbreuken op de reglementering met als gevolg aanzienlijke en ernstige schade voor het biotoop en/of voor de fauna en/of flora en/of voor één of meerdere personen of waarbij dit gevolg zich dreigt voor te doen;
16° namaking van muntstukken of bankbiljetten, namaking of vervalsing van zegels, stempels en merken en valsheid in geschriften, in informatica en in telegrammen, zoals bedoeld in boek 2, titel III, hoofdstukken I, II, III en IV, van het Strafwetboek;
17° namaak van goederen, zoals bedoeld in de artikelen XI.60, XI.155 en XV.100 en XV.103 van het Wetboek van economisch recht;
18° diefstal, zoals bedoeld in boek 2, titel IX, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 1bis, van het Strafwetboek;
19° afpersing, zoals bedoeld in artikel 470 van het Strafwetboek;
20° informaticabedrog, zoals bedoeld in artikel 504quater van het Strafwetboek;
21° voedsel- en geneesmiddelencriminaliteit, met name opzettelijk gepleegde inbreuken op de reglementering met als gevolg dat de gezondheid van mensen en/of van dieren op ernstige wijze bedreigd of aangetast wordt;
22° vermenging van levensmiddelen, zoals bedoeld in de artikelen 454 tot 457 van het Strafwetboek;
23° misdrijven die verband houden met insolventie, zoals bedoeld in de artikelen 489 tot 490quater van het Strafwetboek;
24° misbruik van vertrouwen, oplichting en bedriegerij, zoals bedoeld in de artikelen 491 tot 504 van het Strafwetboek;
25° inbreuken op het beroepsverbod voor gefailleerden, zoals bedoeld in koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechtelijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, en artikel XX.234 van het Wetboek van economisch recht;
26° misbruik van andermans kwetsbare toestand door de verkoop, verhuur of terbeschikkingstelling van goederen met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren, zoals bedoeld in artikel 433decies van het Strafwetboek;
27° aantasting van de seksuele integriteit, zoals bedoeld in artikel 417/7 van het Strafwetboek;
28° verkrachting, zoals bedoeld in de artikelen 417/11 tot 417/22 van het Strafwetboek;
29° benaderen van minderjarigen voor seksuele doeleinden, zoals bedoeld in artikel 417/24 van het Strafwetboek;
30° seksuele uitbuiting van minderjarigen met het oog op prostitutie, het vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen, pooierschap en verzwaard misbruik van prostitutie, zoals bedoeld in de artikelen 417/25 tot 417/38, 417/44 en 417/45, 433quater/1 en 433quater/4 van het Strafwetboek;
31° misdaden met betrekking tot het nemen van gijzelaars, zoals bedoeld in artikel 347bis van het Strafwetboek;
32° bedreigingen met een aanslag op personen of op eigendommen en valse inlichtingen betreffende ernstige aanslagen, zoals bedoeld in de artikelen 327 tot 330 van het Strafwetboek;
33° bedreigingen met kernmateriaal, met biologische wapens of chemische wapens, zoals bedoeld in artikel 331bis van het Strafwetboek.

Voor de toepassing van deze titel wordt onder "deelneming" verstaan: deelneming zoals bedoeld in hoofdstuk VII van het Strafwetboek.

§ 11. De beslissing van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege bedoeld in de paragrafen 8 en 9 krijgt pas uitvoering na het verstrijken van een termijn van 15 kalenderdagen die ingaat op de dag na de datum van kennisgeving aan de betrokkene overeenkomstig § 8, derde lid, en § 9, tweede lid.

Wanneer een vordering tot schorsing volgens de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt ingediend bij de verhaalinstantie binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, krijgt de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege geen uitvoering voordat de verhaalinstantie uitspraak heeft gedaan over de vordering tot schorsing.

De indiener van de vordering verwittigt het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege van de vordering binnen de in het eerste lid bedoelde termijn.

De beslissing mag worden uitgevoerd, ofwel na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn, wanneer binnen de bedoelde termijn geen vordering tot schorsing volgens de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid is ingediend, ofwel wanneer de verhaalinstantie uitspraak heeft gedaan over de vordering tot schorsing.

Het verbod om de beslissing uit te voeren strekt enkel tot voordeel van de indiener van een vordering tot schorsing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn.

§ 12. Onverminderd de beroepsmogelijkheden van de uitbater trekt het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege haar beslissing tot weigering, schorsing of opheffing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of tot sluiting van de inrichting op basis van het integriteitsonderzoek in, wanneer nieuwe elementen worden aangebracht waaruit blijkt dat de feiten waarop de beslissing is gebaseerd niet vaststaan of niet meer geldig of relevant zijn.

§ 13. Het weigeren, schorsen of opheffen van een vestigings- of uitbatingsvergunning of het sluiten van een inrichting naar aanleiding van het integriteitsonderzoek kan slechts plaatsvinden nadat de betrokkene of diens raadspersoon werd gehoord en ter gelegenheid hiervan diens verweermiddelen schriftelijk of mondeling heeft kunnen doen gelden. Dit geldt niet wanneer de betrokkene, na te zijn uitgenodigd bij aangetekende zending of tegen ontvangstmelding, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren heeft gebracht voor diens afwezigheid of verhindering.

§ 14. De persoon die een nieuwe uitbating wenst op te starten binnen een door de gemeentelijke politieverordening bepaalde economische sector of activiteit kan vrijwillig om een integriteitsonderzoek verzoeken.

§ 15. Twee of meer gemeenten kunnen ter uitoefening van hun bevoegdheden bedoeld in dit artikel een samenwerkingsovereenkomst sluiten. De gemeenten kunnen beslissen over de onderlinge verdeling van de verschillende relevante kosten.

§ 16. Met betrekking tot de toepassing van dit artikel sluit het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege een protocolakkoord met de bevoegde procureur des Konings. Het protocolakkoord, dat identiek kan zijn voor meerdere of alle gemeenten van het betrokken gerechtelijk arrondissement, wordt door de gemeenteraad bekrachtigd en bij de in paragraaf 1 bedoelde politieverordening gevoegd.

In elk geval mag de toepassing van het bestuurlijke mechanisme, zoals voorzien door de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, geen afbreuk doen aan de strafrechtelijke vervolgingen met betrekking tot de strafbare feiten bedoeld in paragraaf 10, vijfde lid, en evenmin aan de beginselen en waarborgen die daarmee gepaard gaan.

§ 17. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de minimale nadere regels van de risicoanalyse en de nadere regels aangaande de procedure van het integriteitsonderzoek bepalen (ing. W. 15 januari 2024, art. 35, I: 17 februari 2024)].

Artikel 119quater. (17/02/2024- ...)

[§ 1. In het kader van het integriteitsonderzoek dat wordt gevoerd overeenkomstig artikel 119ter kunnen enkel gegevens van de personen bedoeld in artikel 119ter, § 5, worden verwerkt middels:
1° een consultatie van het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken overeenkomstig artikel 11 van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen;
2° een advies van de lokale politie;
3° een consultatie van de eigen gemeentelijke gegevensbanken en diensten, voor zover de gemeente deze gegevens mag verwerken;
4° een consultatie van het strafregister overeenkomstig de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van strafvordering;
5° een consultatie van publiek toegankelijke gegevensbanken, met inbegrip van de publiek gemaakte gegevens op sociale media;
6° een consultatie van het ARIEC;
7° een consultatie van de gerechtelijke overheden;
8° het door de DIOB aan de gemeente meegedeelde advies overeenkomstig artikel 119ter, § 7.

De mededeling, de aanwending en de verwerking van deze gegevens geschieden overeenkomstig de wetgeving die op de betrokken dienst van toepassing is.

Alleen de gegevens die zijn verzameld in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvang van het integriteitsonderzoek kunnen worden verwerkt.

§ 2. De verwerking van de persoonsgegevens bedoeld in paragraaf 1 is beperkt tot de volgende categorieën:
1° de identiteitsgegevens van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van het integriteitsonderzoek: de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer;
2° de identiteitsgegevens van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het voorwerp uitmaakt van het integriteitsonderzoek, vertegenwoordigt: de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer;
3° het nummer van een identificatiedocument, uitgereikt door een overheid;
4° financiële, administratieve en gerechtelijke gegevens voor zover deze afkomstig zijn van de instanties en gegevensbanken bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, voor zover deze noodzakelijk zijn om een beeld te scheppen van de betrokkene in het licht van de economische activiteit die deze wil vestigen of uitbaten en voor zover deze betrekking hebben op de voorwaarden zoals bepaald in artikel 119ter, § 10.

De persoonsgegevens die afkomstig zijn van de instanties en gegevensbanken bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, kunnen enkel betrekking hebben op de strafbare feiten bedoeld in artikel 119ter, § 10, vijfde lid.

De Koning kan de categorieën van persoonsgegevens die worden verwerkt verder verduidelijken.

§ 3. Elke gemeente houdt de lijst bij van de natuurlijke personen of rechtspersonen van wie de gegevens werden verwerkt in het kader van het integriteitsonderzoek, evenals van de geraadpleegde gegevensbanken. De gemeente houdt deze lijst ter beschikking van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

§ 4. De categorieën van persoonsgegevens waartoe de gemeente toegang heeft op basis van de paragrafen 1 en 2 kunnen onder meer persoonsgegevens betreffen waarnaar wordt verwezen in artikel 10 van Verordening (EU) 2016/679. Deze gegevens kunnen uitsluitend worden verwerkt wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de opdrachten zoals bedoeld in paragraaf 1.

Bij de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in de paragrafen 1 en 2, zijn de volgende technische en organisatorische maatregelen inzake de bescherming van persoonsgegevens van toepassing om te verzekeren dat de toegang tot de gegevens en de verwerkingsmogelijkheden worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet van 15 januari 2024 betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen:
1° de categorieën van personen die toegang hebben tot de persoonsgegevens worden door de verwerkingsverantwoordelijke of, in voorkomend geval, door de verwerker aangewezen, met een beschrijving van hun functie bij de verwerking van de betrokken persoonsgegevens;
2° de lijst van categorieën van personen die zijn aangewezen om de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde persoonsgegevens te verwerken, wordt door de verwerkingsverantwoordelijke of, in voorkomend geval, de verwerker ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit;
3° de aangewezen personen zijn door een wettelijke of reglementaire verplichting, of een gelijkwaardige contractuele bepaling, verplicht om het vertrouwelijke karakter van de bedoelde persoonsgegevens in acht te nemen;
4° voor zover mogelijk wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de categorieën van persoonsgegevens bedoeld in de paragrafen 2 en 4, eerste lid;
5° de gepaste technische of organisatorische maatregelen worden genomen om de persoonsgegevens te beschermen tegen toevallige of niet-toegestane vernietiging, tegen toevallig verlies en tegen wijziging of elke andere niet-toegestane verwerking van die persoonsgegevens;
6° de gemeente geeft in specifieke richtlijnen betreffende de bescherming van de persoonsgegevens aan welke acties moeten worden ondernomen om de verwerking van deze categorieën van persoonsgegevens te beschermen, actualiseren en verwijderen;
7° er wordt ten minste voor de volgende verwerkingen een logbestand aangelegd door de gemeente: verzameling, wijziging, raadpleging, bekendmaking met inbegrip van de doorgiften, de combinatie en de wissing.

Bij een verzoek tot mededeling van persoonsgegevens kan de gemeente aan de diensten en overheden bedoeld in paragraaf 1 een minimum aan identificatiegegevens meedelen, om de ontvangst van de verzochte gegevens mogelijk te maken. Deze identificatiegegevens zijn in ieder geval beperkt tot de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres, het Rijksregisternummer of het bisnummer alsook het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer van de natuurlijke persoon en/of rechtspersoon van de betrokkene.

De logbestanden bedoeld in het tweede lid, 7°, worden gebruikt om de volgende aspecten te achterhalen:
1° de reden, de datum en het tijdstip van deze verwerkingen;
2° de categorieën van personen die de persoonsgegevens hebben geraadpleegd en het Rijksregisternummer of het bisnummer van de persoon die deze gegevens heeft geraadpleegd;
3° de systemen die deze persoonsgegevens hebben meegedeeld;
4° de categorieën van ontvangers van de persoonsgegevens en, indien mogelijk, de identiteit van de ontvangers van de gegevens.

De bewaartermijn van de logbestanden bedoeld in het tweede lid, 7°, bedraagt tien jaar.

De Koning kan in bijkomende gepaste technische en organisatorische maatregelen voorzien (ing. W. 15 januari 2024, art. 36, I: 17 februari 2024)].

Artikel 119quinquies. (17/02/2024- ...)

[§ 1. Elke gemeente houdt een bestand bij van de natuurlijke personen of rechtspersonen die, op basis van de gemeentelijke politieverordening, het voorwerp uitmaken of hebben uitgemaakt van een integriteitsonderzoek bedoeld in artikel 119ter.

De gemeente is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot dit bestand.

Dit bestand is bedoeld om het beheer van de integriteitsonderzoeken te verzekeren.

§ 2. Dit bestand bevat de volgende persoonsgegevens en informatie:
1° de naam, de voornaam, de geboortedatum, het adres en het Rijksregisternummer of het bisnummer van de natuurlijke personen die het voorwerp uitmaken of hebben uitgemaakt van een integriteitsonderzoek;
2° de naam, de zetel en het ondernemingsnummer, alsook het vestigingsnummer van de rechtspersonen die het voorwerp uitmaken of hebben uitgemaakt van een integriteitsonderzoek;
3° de gegevens waarop de beslissing bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9, is gebaseerd;
4° de met redenen omklede beslissing bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9;
5° het voorstel van de burgemeester bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9.

De technische en organisatorische maatregelen bedoeld in artikel 119quater, § 4, tweede lid, zijn van toepassing op alle persoonsgegevens die worden verwerkt in het bestand bedoeld in paragraaf 1.

De bewaartermijn van de gegevens van de gemeentelijke bestanden van de integriteitsonderzoeken bedraagt vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het integriteitsonderzoek werd afgesloten. Eens deze termijn is verstreken, worden zij vernietigd.

In afwijking van het derde lid worden de gegevens bedoeld in het eerste lid, 3°, onmiddellijk vernietigd nadat alle beroepsmiddelen zijn uitgeput of de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

In afwijking van het derde lid worden de gegevens bedoeld in het eerste lid, 3°, onmiddellijk vernietigd indien het integriteitsonderzoek niet leidde tot een weigering, opheffing of schorsing van de vestigings- of uitbatingsvergunning of tot een sluiting van de inrichting.

§ 3. De verwerking van gerechtelijke gegevens in het integriteitsonderzoek of het bestand bedoeld in paragraaf 1 mag geen afbreuk doen aan een lopend opsporings- of gerechtelijk onderzoek.

§ 4. Alleen de burgemeester en de personeelsleden belast met de verwerking van gegevens in het kader van het integriteitsonderzoek hebben, louter met als doel de bepalingen van artikel 119ter uit te voeren, toegang tot de in paragraaf 2 bedoelde informatie en persoonsgegevens, die worden verwerkt door hun eigen gemeente, onverminderd de rechten toegekend door hoofdstuk 3 van Verordening (EU) 2016/679 en titel II, hoofdstuk 3, van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, en rekening houdend met de beperkingen bedoeld in artikel 119sexies (ing. W. 15 januari 2024, art. 37, I: 17 februari 2024)].

Artikel 119sexies. (17/02/2024- ...)

[§ 1. Wanneer de gemeente gegevens verwerkt van personen die het voorwerp uitmaken van een integriteitsonderzoek, kunnen de rechten van deze personen onderhevig zijn aan beperkingen, voor zover en voor zolang het goede verloop van het integriteits-, opsporings- of gerechtelijk onderzoek zou worden geschaad, indien deze rechten zouden worden uitgeoefend. De beperkingen gelden enkel gedurende de periode waarin de persoon het voorwerp uitmaakt van een integriteitsonderzoek uitgevoerd door de gemeente met toepassing van artikel 119ter alsook gedurende de periode waarin de gegevens worden verwerkt om een beslissing bedoeld in artikel 119ter, §§ 8 en 9, te kunnen nemen, en uiterlijk tot op het moment van een definitieve beslissing van de gemeente.

§ 2. Onverminderd andersluidende bepalingen in specifieke wetten kan het recht op inzage en wissing van de persoonsgegevens door de gemeente worden beperkt indien dat noodzakelijk is om te voldoen aan de bescherming zoals voorzien in paragraaf 1, zonder dat dit evenwel de rechten van de betrokkene disproportioneel mag beperken.

De beperking heeft evenwel niet tot gevolg dat diensten die reeds over deze gegevens beschikken ook de toegang tot deze gegevens dienen te beperken. De gemeente kan evenwel, indien zij dat noodzakelijk acht, beperkingen opleggen met betrekking tot de toegang tot de oorspronkelijke documenten gedurende de looptijd van de onderzoeken bedoeld in paragraaf 1, zonder dat dit evenwel de rechten van betrokkene disproportioneel mag beperken.

§ 3. Alle categorieën van persoonsgegevens bedoeld in artikel 119quater kunnen het voorwerp uitmaken van de beperkingen voorzien in dit artikel.

§ 4. De functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld en in elk geval binnen één maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking voorzien in dit artikel, evenals over de redenen van deze weigering of beperking, behoudens in de gevallen waar bijzondere wetgeving het niet toelaat dat de betrokkene op de hoogte wordt gebracht.

Naargelang de complexiteit van de verzoeken en het aantal verzoeken kan deze termijn, indien nodig, worden verlengd met één maand. Binnen één maand na ontvangst van het verzoek, informeert de functionaris voor gegevensbescherming de persoon over deze verlenging en de reden daarvoor.

De functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene op de hoogte van de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit en om een beroep in rechte in te stellen, behoudens in de gevallen waarbij bijzondere wetgeving niet toelaat dat de betrokkene op de hoogte wordt gebracht. De functionaris voor gegevensbescherming vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop diens beslissing berust. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de bevoegde toezichthoudende autoriteit (ing. W. 15 januari 2024, art. 38, I: 17 februari 2024)].

Artikel 120. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 114°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 120bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 115°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 121. (08/01/2024- ...)

Door de gemeenteraden kunnen verordeningen tot aanvulling van de wet van 21 augustus 1948 tot afschaffing van de officiële reglementering van de prostitutie worden vastgesteld, indien zij tot doel hebben de openbare zedelijkheid en de openbare rust te verzekeren.

[... (opgeh. W. 11 december 2023, art. 25, I: 8 januari 2024)]

Artikel 122. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 116°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 123. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 117°, I: 1 januari 2007)]

HOOFDSTUK II Bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen (... - ...)

Artikel 124. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 118°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 125. (31/03/2019- ...)

[... (opgeh. Wet 18 juni 2018, art. 117, I: 31 maart 2019)]

Artikel 126. (01/01/2024- ...)

De burgemeester en de ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen ieder wat hem betreft, beambten van het gemeentebestuur machtigen tot:
1° het afgeven van uittreksels uit of afschriften van andere akten dan die van de burgerlijke stand;
2° het afgeven van uittreksels uit de bevolkingsregisters en van getuigschriften die geheel of ten delen aan de hand van die registers zijn opgemaakt;
3° het legaliseren van handtekeningen;
4° het voor eensluidend verklaren van afschriften van stukken.

Die bevoegdheid geldt voor de stukken bestemd om in België of in het buitenland te dienen, met uitzondering van diegene die moeten gelegaliseerd worden door de Minister van Buitenlandse Betrekkingen of door de ambtenaar die hij daartoe machtigt.

Boven de handtekening van de beambten van het gemeentebestuur, aan wie de machtiging bedoeld bij dit artikel [... (opgeh. W. 13 september 2023, art. 79, I: 1 januari 2024)] is verleend, moet van die machtiging melding worden gemaakt.

De ambtenaar van de burgerlijke stand kan eveneens beambten van het gemeentebestuur machtigen tot het ontvangen van betekeningen, kennisgevingen en terhandstellingen van beslissingen inzake de staat van personen.

Artikel 127. (31/03/2019- ...)

[... (opgeh. Wet 18 juni 2018, art. 117, I: 31 maart 2019)]

Artikel 128. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 119°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 129. (27/07/1991- ...)

Het college van burgemeester en schepenen draagt zorg voor het voorkomen en verhelpen van hinderlijke voorvallen waartoe in vrijheid gelaten zinnelozen en razenden aanleiding zouden kunnen geven.

[... (opgeh. KB 25 januari 1991, art. 1, I: 27 juli 1991)]

Artikel 130. (01/06/1989- ...)

De politie over de vertoningen behoort aan het college van burgemeester en schepenen; het kan in buitengewone omstandigheden elke vertoning verbieden ten einde de openbare rust te handhaven.

Dit college voert de verordeningen van de gemeenteraad uit voor alles wat de vertoningen betreft. De raad waakt tegen het geven van vertoningen die strijdig zijn met de openbare orde.

Artikel 130bis. (10/02/2007- ...)

[Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer. (ing. W 12 januari 2006, art. 3, I: 10 februari 2007)]

Artikel 131. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 120°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 132. (31/03/2019- ...)

[... (opgeh. Wet 18 juni 2018, art. 117, I: 31 maart 2019)]

Artikel 133. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 122°, I: 1 januari 2007)]

[Hij is in het bijzonder belast met de uitvoering van de politiewetten, de politiedecreten, de politieordonnanties, de politieverordeningen en de politiebesluiten. Hij kan echter onder zijn verantwoordelijkheid zijn bevoegdheid geheel of ten dele overdragen aan een van de schepenen. (verv. KB 30 mei 1989, art. 26, I: 1 juni 1989)]

[... (opgeh. W. 15 juli 1992, art. 12, I: 1 januari 1993)] 

[Onverminderd de bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken, van de gouverneur en van de bevoegde gemeentelijke instellingen, is de burgemeester de verantwoordelijke overheid inzake de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente. (ing. W 3 april 1997, art. 2, I: 16 juni 1997)]

Artikel 133bis. (01/01/2015- ...)

[Zonder op enige wijze afbreuk te kunnen doen aan de aan de burgemeester toegekende bevoegdheden, heeft de gemeenteraad het recht geïnformeerd te worden door de burgemeester over de wijze waarop deze de bevoegdheden uitoefent die hem zijn verleend krachtens artikel (ing. W. 15 juli 1992, art. 1, I: 1 januari 1993)] [artikel 133, tweede en derde lid, en de artikelen 42, 43 en 45 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. (verv. W 7 december 1998, art. 202, I: 1 april 2001)] [In de ééngemeentezone wordt dit recht uitgebreid tot de bevoegdheden die de burgemeester zon verleend krachtens artikel 45 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. (ing. W 7 december 1998, art. 202, I: 1 april 2001)]

[
Zonder op enige wijze afbreuk te kunnen doen aan de aan de burgemeester toegekende bevoegdheden, heeft de gemeenteraad het recht geïnformeerd te worden door de burgemeester over de wijze waarop deze de bevoegdheden uitoefent die hem zijn verleend krachtens de artikelen 107, 153 en 181 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. (ing. W 15 mei 2007, art. 193, I: 1 januari 2015)]

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 202, I: 1 april 2001)]

Artikel 133ter. (17/02/2024- ...)

[§ 1. De burgemeester kan een inrichting bestuurlijk laten verzegelen wanneer de burgemeester zelf, het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege de inrichting sluit of heeft gesloten.

§ 2. De burgemeester kan een bestuurlijke dwangsom opleggen, wanneer de burgemeester zelf, het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege een maatregel van bestuurlijke politie oplegt of heeft opgelegd.

De burgemeester kan de dwangsom hetzij op een enkel bedrag, hetzij op een bedrag bepaald per tijdseenheid of per overtreding vaststellen. In de laatste twee gevallen kan de burgemeester eveneens een bedrag bepalen waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.

De burgemeester kan een termijn bepalen waarbinnen de dwangsom niet wordt verbeurd.

Deze dwangsom komt de gemeente toe.

De dwangsom kan niet worden ingevorderd indien de betrokkene wegens omstandigheden van overmacht de maatregel van bestuurlijke politie niet kan uitvoeren. De betrokkene of diens raadspersoon kan deze omstandigheden schriftelijk of mondeling motiveren.

De dwangsom verjaart door het verstrijken van een termijn van één jaar na de dag waarop zij is verbeurd (ing. W. 15 januari 2024, art. 39, I: 17 februari 2024)].

HOOFDSTUK III Bevoegdheden van de burgemeester (... - ...)

Artikel 134. (25/10/2002- ...)

§ 1. In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige stoornis van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, waarbij het geringste uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren voor de inwoners, kan de burgemeester politieverordeningen maken, onder verplichting om daarvan onverwijld aan de gemeenteraad kennis te geven [... (opgeh. KB 30 mei 1989, art. 27, I: 1 juni 1989)], met opgave van de redenen waarom hij heeft gemeend zich niet tot de raad te moeten wenden. [... (opgeh. KB 30 mei 1989, art. 27, I: 1 juni 1989)] Die verordeningen vervallen dadelijk, indien zij door de raad in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] geeft de burgemeester de provinciegouverneur onmiddellijk kennis van de in § 1 bedoelde verordeningen, met opgave van de redenen waarom hij heeft gemeend zich niet tot de raad te moeten wenden.  

De gouverneur kan de uitvoering ervan schorsen (verv. KB 30 mei 1989, art. 28, I: 1 juni 1989)]


Artikel 134bis. (30/12/1993- ...)

[Op gemotiveerd verzoek van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn beschikt de burgemeester, vanaf de aanmaning van de eigenar, over het recht om elk gebouw, dat sedert meer dan zes maanden verlaten is, op te eisen ten einde het ter beschikking te stellen van dakloze personen. Het opeisingsrecht kan slechts uitgeoefend worden binnen een termijn van 6 maand te rekenen vanaf de dag waarop de burgemeester de eigenaar op de hoogte heeft gesteld, en mits een billijke vergoeding.

De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de grenzen, de voorwaarden en de modaliteiten, volgens dewelke het opeisingsrecht kan uitgeoefend worden. Dit besluit bepaalt ook de procedure, de gebruiksduur, de modaliteiten inzake het op de hoogte stellen van de eigenaar en de mogelijkheden van laatstgenoemde tot verzet tegen de opeising, alsook de berekeningswijzen inzake de vergoedingen. (ing. W. 12 januari 1993, art. 27, I: datum waarop het koninklijk besluit houdende uitvoering van de bepalingen van artikel 134bis van de nieuwe gemeentewet zal bekendgemaakt zijn in het Belgisch Staatsblad )]

Artikel 134ter. (17/02/2024- ...)

[Behoudens wanneer de bevoegdheid om  (ing. W. 13 mei 1999, art. 5, I: 20 juni 1999)][... (opgeh. W. 15 januari 2024, art. 40, I: 17 februari 2024)] [een voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning uit te spreken door een bijzondere regelgeving is toevertrouwd aan een andere overheid, kan de burgemeester wanneer elke verdere vertraging een ernstig nadeel zou kunnen berokkenen, die maatregelen nemen wanneer de voorwaarden van de uitbating van de instelling of van de vergunning niet worden nageleefd en nadat de overtreder de mogelijkheid werd geboden zijn verweermiddelen naar voren te brengen  (ing. W. 13 mei 1999, art. 5, I: 20 juni 1999)].

[Die maatregelen houden onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege worden bevestigd (verv. W. 15 januari 2024, art. 40, I: 17 februari 2024)].

[Zowel de sluiting als de schorsing kunnen een termijn van drie maanden niet overschrijden. Na verloop van deze termijn wordt de beslissing van de burgemeester van rechtswege geheven (ing. W. 13 mei 1999, art. 5, I: 20 juni 1999)].

Artikel 134quater. (20/06/1999- ...)

[Indien de openbare orde rond een voor het publiek toegankelijke inrichting wordt verstoord door gedragingen in die inrichting, kan de burgemeester besluiten deze te sluiten, voor de duur die hij bepaalt.

Die maatregelen zullen onmiddellijk ophouden uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen worden bevestigd.

De sluiting mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. De beslissing van de burgemeester wordt opgeheven bij het verstrijken van die termijn. (ing. W. 13 mei 1999, art. 6, I: 20 juni 1999)]

Artikel 134quinquies. (17/02/2024- ...)

[Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat in een inrichting feiten plaatsvinden van mensenhandel als bedoeld in artikel 433quinquies van het Strafwetboek of feiten van mensensmokkel als bedoeld in artikel 77bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, kan de burgemeester, na voorafgaand overleg met de gerechtelijke instanties, en na de middelen van verdediging van de verantwoordelijke te hebben gehoord, besluiten deze inrichting te sluiten voor de duur die hij bepaalt (ing. W. 1 juli 2011, art. 2, I: 7 januari 2013)].

[... (opgeh. W. 15 januari 2024, art. 41, I: 17 februari 2024)]

[De maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege wordt bevestigd.

De sluitingsmaatregel heeft een maximale duur van zes maanden, tweemaal hernieuwbaar. De beslissing tot hernieuwing van de maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of van het gemeentecollege wordt bevestigd (verv. W. 15 januari 2024, art. 41, I: 17 februari 2024)].

Artikel 134sexies (17/02/2024- ...)

[§ 1. De burgemeester kan, in geval van verstoring van de openbare orde veroorzaakt door individuele of collectieve gedragingen, of in geval van herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen en die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen, beslissen over te gaan tot een tijdelijk plaatsverbod van een maand, tweemaal hernieuwbaar, jegens de dader of de daders van deze gedragingen.

§ 2. Onder « tijdelijk plaatsverbod » wordt verstaan het verbod binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan. Worden beschouwd als plaats die toegankelijk is voor het publiek elke plaats die gelegen is in de gemeente die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstelling van de overtreder.

§ 3. De in § 1 bedoelde beslissing moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° met redenen omkleed zijn op basis van de hinder die verband houdt met de openbare orde (ing. W. 24 juni 2013, art. 47, I: 1 januari 2014)];
[2° worden bevestigd door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege tijdens de eerstvolgende vergadering (verv. W. 15 januari 2024, art. 42, I: 17 februari 2024)];
[3° zijn genomen na de dader of de daders van die gedragingen of hun raadspersoon te hebben gehoord en die ter gelegenheid hiervan zijn of hun verweermiddelen schriftelijk of mondeling hebben kunnen doen gelden. Dit geldt niet wanneer de dader of de raadspersoon, na te zijn uitgenodigd bij aangetekende zending of tegen ontvangstmelding, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren heeft gebracht voor diens afwezigheid of verhindering (ing. W. 15 januari 2024, art. 42, I: 17 februari 2024)].

[§ 4. De beslissing kan worden genomen, ofwel na een door de burgemeester betekende schriftelijke verwittiging die de dader of de daders van die gedragingen op de hoogte brengt van het feit dat een nieuwe inbreuk op een identieke plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen aanleiding zal kunnen geven tot een plaatsverbod, ofwel, met het oog op de ordehandhaving, zonder verwittiging (ing. W. 24 juni 2013, art. 47, I: 1 januari 2014)]. [De gemeenten zenden onverwijld de informatie betreffende een opgelegd plaatsverbod over aan de politiediensten (ing. W. 11 december 2023, art. 26, I: 8 januari 2024)].

[§ 5. In geval van niet-naleving van het tijdelijk plaatsverbod, kan de dader of kunnen de daders van die gedragingen gestraft worden met een administratieve geldboete zoals voorzien door de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.  (ing. W. 24 juni 2013, art. 47, I: 1 januari 2014)][De overtreding van een plaatsverbod kan enkel vastgesteld worden door een politieambtenaar of een agent van politie (ing. W. 11 december 2023, art. 26, I: 8 januari 2024)].

Artikel 134septies. (17/02/2024- ...)

[Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat in een inrichting feiten plaatsvinden die een terroristisch misdrijf inhouden als bedoeld in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek, kan de burgemeester, na voorafgaand overleg met de gerechtelijke instanties en na de middelen van verdediging van de verantwoordelijke te hebben gehoord, beslissen deze inrichting te sluiten voor de duur die hij bepaalt (ing. W. 13 mei 2017, art. 2, I: 26 juni 2017)].

[... (opgeh. W. 15 januari 2024, art. 43, I: 17 februari 2024)]

[De maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege wordt bevestigd.

De sluitingsmaatregel heeft een maximale duur van zes maanden, tweemaal hernieuwbaar. De beslissing tot hernieuwing van de maatregel houdt onmiddellijk op uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen of van het gemeentecollege wordt bevestigd (verv. W. 15 januari 2024, art. 43, I: 17 februari 2024)].

[HOOFDSTUK IV Bevoegdheden van de gmeenten in 't algemeen (ing. W. 27 mei 1989, art. 2, I: 1 juni 1989)] (... - ...)

Artikel 135. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 123°, I: 1 januari 2007)]

[§2. De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen.

Meer bepaald, en voor zover de aangelegenheid niet buiten de bevoegdheid van de gemeenten is gehouden, worden de volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd :
1° alles wat verband houdt met een veilig en vlot verkeer op openbare wegen, straten, kaden en pleinen, hetgeen omvat de reiniging, de verlichting, de opruiming van hindernissen, het slopen of herstellen van bouwvallige gebouwen, het verbod om aan ramen of andere delen van gebouwen enig voorwerp te plaatsen dat door zijn val schade kan berokkenen, of om wat dan ook te werpen dat voorbijgangers verwondingen of schade kan toebrengen of dat schadelijke uitwasemingen kan veroorzaken; voor zover de politie over het wegverkeer betrekking heeft op blijvende of periodieke toestanden, valt zij niet onder de toepassing van dit artikel;
2° het tegengaan van inbreuken op de openbare rust, zoals vechtpartijen en twisten met volksoploop op straat, tumult verwekt in plaatsen van openbare vergadering, nachtgerucht en nachtelijke samenscholingen die de rust van de inwoners verstoren;
3° het handhaven van de orde op plaatsen waar veel mensen samenkomen, zoals op jaarmarkten en markten, bij openbare vermakelijkheden en plechtigheden, vertoningen en spelen, in drankgelegenheden, kerken en andere openbare plaatsen;
4° het toezicht op een juiste toemeting bij het slijten van waren (waarvoor meeteenheden of meetwerktuigen gebruikt worden) en op de hygiëne van openbaar te koop gestelde eetwaren;
5° het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden;
6° het verhelpen van hinderlijke voorvallen waartoe rondzwervende kwaadaardige of woeste dieren aanleiding kunnen geven. (verv. W. 27 mei 1989, art. 2, I: 1 juni 1989)]
[7° het nemen van de nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, voor het tegengaan van alle vormen van openbare overlast. (ing. W. 13 mei 1999, art. 7, I: 20 juni 1999)]

HOOFDSTUK [V] De ontvanger (... - ...)

Afdeling 1 Bepalingen die voor alle ontvangers gelden (... - ...)

Artikel 136. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 124°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 136bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 125°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 137. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 126°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 138. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 127°, I: 1 januari 2014)]

Artikel 138bis. (01/01/2013- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 128°, I: 1 januari 2013)]

Artikel 139. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 129°, I: 1 januari 2014)]

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 129°, I: 1 juli 2009)]

Afdeling 2 bepalingen betreffende de gewestelijke ontvanger (... - ...)

Artikel 140. (01/01/2009- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 130°, I: 1 januari 2009)]

De verschotten, uitsluitend voor rekening van een bepaalde gemeente gedaan, komen evenwel ten laste van deze gemeente.


Artikel 141. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 131°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 142. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 132°, I: 1 januari 2007)]

TITEL III Het personeel (... - ...)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 143. (01/01/2015- ...)

[noot: het eerste lid van dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

[De hoofdstukken II tot IV en hoofdstuk VI van deze titel zijn toepasselijk op het personeel bedoeld in artikel 17 van de Grondwet, in zover de wetten, de decreten, de verordeningen en de besluiten op
het onderwijs hiervan niet afwijken. (verv. W. 21 maart 1991, art. 1, I: 1 juni 1989)]

[(opgeh. W 15 mei 2007, art. 194, I: 1 januari 2015)]

Artikel 144. (01/01/2015- ...)

[De beslissingen te nemen door de Koning krachtens artikel 29, worden vastgesteld na raadpleging van de vertegenwoordigers van de meest representatieve organisaties van het gemeentepersoneel. (verv. W 15 mei 2007, art. 195, I: 1 januari 2015)]

De modaliteiten van die raadpleging worden door de Koning geregeld.

De raadpleging bedoeld in het eerste en in het tweede lid wordt vervangen door de formaliteiten inzake onderhandeling en overleg voorgeschreven door de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel voor de personeelsleden op wie deze wet toepasselijk is verklaard.

Artikel 144bis. (12/07/2002- ...)

[In afwijking van artikel 31 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, kunnen gemeentebesturen, ter behartiging van gemeentelijke belangen, werknemers die met hen met een arbeidsovereenkomst zijn verbonden ter beschikking stellen van een O.C.M.W., een sociale huisvestingsmaatschappij of een vereniging zonder winstoogmerk.
  

Om de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid te genieten moet het bestuursorgaan van de sociale huisvestingsmaatschappij of van de vereniging zonder winstoogmerk ten minste één lid tellen dat door de gemeenteraad is aangewezen.
  

De terbeschikkingstelling van werknemers ten behoeve van gebruikers, toegelaten bij het eerste lid, is onderworpen aan volgende voorwaarden :
1° de terbeschikkingstelling moet een beperkte tijd hebben en betrekking hebben op een opdracht die rechtstreeks verband houdt met een gemeentelijk belang;
2° de arbeidsvoorwaarden en het loon, met inbegrip van de vergoedingen en voordelen, van de terbeschikkinggestelde werknemer mogen niet lager liggen dan deze die hij zou genieten mocht hij bij zijn werkgever zijn tewerkgesteld; gedurende de periode waarin de werknemer ter beschikking van de gebruiker wordt gesteld is de gebruiker verantwoordelijk voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid, die gelden op de plaats van het werk zoals bedoeld bij artikel 19 van voornoemde wet van 24 juli 1987;
3° de voorwaarden en de duur van de terbeschikkingstelling evenals de aard van de opdracht moeten worden vastgesteld in een geschrift, goedgekeurd door de gemeenteraad en ondertekend door de werkgever, de gebruiker en de werknemer nog voor het begin van de terbeschikkingstelling;
4° de terbeschikkingstelling van werknemers ten behoeve van een gebruiker, toegelaten bij het eerste lid, is maar mogelijk voorzover de gebruiker-zelf de werknemer had kunnen aanwerven onder de voorwaarden waaronder hij is aangeworven door het gemeentebestuur. (ing. W 12 juni 2002, art. 2, I: 12 juli 2002)]

HOOFDSTUK II Administratief statuut en bezoldigingsregeling (... - ...)

Artikel 145. (01/01/2007- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

De gemeenteraad bepaalt [(geschr. W 16 juli 1993, art. 293, I: 30 juli 1993)] :
1° de personeelsformatie en de voorwaarden inzake werving en bevordering van het gemeentepersoneel;
2° de bezoldigingsregeling en de weddeschalen van het gemeentepersoneel, met uitzondering van de personeelsleden wier bezoldigingsregeling wordt vastgesteld door deze wet of door de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

[Bij om het even welke vaste benoeming van de leden van het gemeentepersoneel kan hij eisen dat de betrokkenen hun woonplaats en hun werkelijke verblijfplaats op het grondgebied van de gemeente hebben en behouden. De gemeenteraad motiveert zijn beslissing. (ing. KB 30 maart 1989, art. 28, I: 1 juni 1989)]


Artikel 146. (01/01/2007- ...)

[noot: Paragraaf 1 van dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

[§ 1. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], worden de beslissingen betreffende de vaststelling van de personeelsformaties en de beslissingen tot vaststelling van de voorwaarden inzake werving en bevordering onderworpen aan de goedkeuring :
1° van de Koning, als het gaat om een gemeente van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] wanneer de gemeente [(geschr. W 14 mei 2000, art. 9, I: 10 juni 2000)] meer dan 20 000 inwoners telt, of als ze met toepassing van artikel 29 is ingedeeld bij een klasse van gemeenten met meer dan 20 000 inwoners; de Koning [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] kan die bevoegdheid aan de provinciegouverneur overdragen voor de klassen van gemeenten die hij bepaalt; hij kan elk door de gouverneur krachtens die bevoegdheidsoverdracht genomen besluit hervormen binnen zestig dagen te rekenen van de datum waarop bij een ter post aangetekend schrijven dat besluit ter kennis van de gemeente is gebracht; hij kan die termijn met ten hoogste zestig dagen verlengen;
2° van de provinciegouverneur voor de gemeenten die niet in 1° worden bedoeld.

De beslissingen waarvoor goedkeuring vereist is zijn van rechtswege uitvoerbaar indien de toezichthoudende overheid daaraan geen goedkeuring heeft onthouden binnen negentig dagen na hun ontvangst. Die termijn kan, bij een met redenen omkleed besluit, met ten hoogste negentig dagen worden verlengd.

§ 2. Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren worden de beslissingen betreffende de vaststelling van de personeelsformaties en de beslissingen tot vaststelling van de voorwaarden inzake werving en bevordering onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur, die zijn bevoegdheden uitoefent overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269.

§ 3. Elk besluit houdende niet-goedkeuring moet met redenen zijn omkleed.

De besluiten van de gouverneur worden bij uittreksel in het Bestuursmemoriaal bekendgemaakt en binnen dertig dagen bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis van de
gemeente gebracht. (verv. KB 30 maart 1989, art. 29, I: 1 juni 1989)]

Artikel 147. (01/01/2007- ...)

[noot: Paragraaf 1 van dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

§ 1. De bezoldigingsregeling en de weddeschalen worden onder meer vastgesteld naargelang van de belangrijkheid der ambtsopdrachten, de graad van verantwoordelijkheid en de vereiste algemene- en vakbekwaamheid en rekening houdend met de plaats welke de personeelsleden in de hiërarchie van de gemeenteadministratie bekleden.

[... (opgeh. KB 30 mei 1989, art. 30, I: 1 juni 1989)]

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] worden de beslissingen omtrent de in § 1 bedoelde aangelegenheden onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur.

Elk besluit houdende niet-goedkeuring moet met redenen zijn omkleed. (verv. KB 30 mei 1989, art. 30, I: 1 juni 1989)]


Artikel 148. (01/01/2002- ...)

Het gemeentepersoneel geniet onder dezelfde voorwaarden als het personeel der ministeries, volgende toelagen: [(geschr. W 8 mei 2002, art. 2, I: 1 januari 2002)kinderbijslagen, [(geschr. W 8 mei 2002, art. 2, I: 1 januari 2002)] en gezinsvakantiegeld. [(geschr. W 16 juli 1993, art. 294, I: 30 juli 1993)]

[Het gemeentepersoneel ontvangt een haard- en standplaatstoelage onder dezelfde voorwaarden als het personeel van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Het gemeentepersoneel ontvangt vakantiegeld onder de voorwaarden die door de Vlaamse regering worden bepaald. (ing. W 8 mei 2002, art. 2, I: 1 januari 2002)]

HOOFDSTUK III Benoeming (... - ...)

Artikel 149. (01/01/2007- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

De gemeenteraad benoemt de personeelsleden wier benoeming niet bij de wet wordt geregeld. Hij kan die bevoegdheid aan het college van burgemeester en schepenen opdragen, behalve voor:

1° de doctoren in de genees-, heel- en verloskunde en de doctoren in de veeartsenijkunde die hij met bijzondere opdrachten in het belang van de gemeente belast;

2° de leden van het onderwijzend personeel.

HOOFDSTUK IV [Tucht van het onderwijzend personeel (verv. W. 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 150. (01/01/2007- ...)

[noot: Paragraaf 1 van dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

§ 1. De afzetting of de schorsing van [leden van het personeel bedoeld in artikel 17 van de Grondwet (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] wier benoeming aan de gemeenteraad is opgedragen, behoort aan deze laatste.

[... (opgeh. KB 30 mei 1989, art. 31, I: 1 juni 1989)] 

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied en de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van
de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 :

1° worden de beslissingen tot schorsing voor drie maanden of meer of afzetting onderworpen aan de goedkeuring van de bestendige deputatie van de provincieraad; zij worden bij voorraad ten uitvoer gelegd;

2° mag de bestendige deputatie van de provincieraad, wanneer de titularis van een bediening bezwaar inbrengt tegen een besluit van de gemeenteraad tot opheffing van die bediening of tot vermindering van de eraan verbonden wedde, aan die beslissing alleen haar goedkeuring onthouden voor zover de genomen maatregelen klaarblijkelijk strekken tot een bedekte
afzetting.


De gemeenteraad en het benadeeld personeelslid kunnen binnen (verv. KB 30 mei 1989, art. 31,
I: 1 juni 1989)
] [veertien dagen (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] [na de kennisgeving die hun ervan wordt gedaan, tegen de beslissing van de bestendige deputatie beroep instellen bij de Koning, als het gaat om een gemeente van het Duitse taalgebied, en bij de Gewestexecutieve, als het gaat om één van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.


§ 3. Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de provinciegouverneur die in § 2, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde
bevoegdheden van toezicht uit, overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269.


De gemeenteraad en het benadeelde personeelslid kunnen bij de Koning een beroep instellen tegen de beslissing van de gouverneur, binnen (verv. KB 30 mei 1989, art. 31, I: 1 juni 1989)] [veertien dagen (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] [na de kennisgeving die hun ervan wordt gedaan. (verv. KB 30 mei 1989, art. 31,
I: 1 juni 1989)
] 

Artikel 151. (01/01/2007- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

Het college van burgemeester en schepenen kan [de leden van het personeel bedoeld in artikel 17 van de Grondwet (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)], schorsen voor een termijn van ten hoogste zes weken.

Artikel 152. (01/01/2007- ...)

[noot: dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

[Elke krachtens de artikelen 150 en 151 uitgesproken schorsing (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] heeft, zolang zij duurt, verlies van wedde ten gevolge, tenzij de overheid die ze oplegt, anders beslist. 

De overheid waaraan deze wet het recht tot schorsing of afzetting van [de leden van het personeel bedoeld in artikel 17 van de Grondwet (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] toekent, kan hun de straf van waarschuwing of van berisping opleggen.

Voordat enige tuchtmaatregel – waarschuwing, berisping, schorsing of afzetting – op [een lid van het personeel bedoeld in artikel 17 van de Grondwet (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] kan worden toegepast, wordt deze gehoord; van zijn verklaringen wordt
proces-verbaal opgemaakt.


[HOOFDSTUK IVbis Verbodsbepalingen (ing. W. 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 153. (01/01/2015- ...)

[noot: paragraaf 1 van dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 133°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor het personeel van de politie en de brandweer]

§ 1. De gemeenteraad kan de klerken, beambten [(geschr. W 15 mei 2007, art. 196, I: 1 januari 2015)] verbieden, zelf of door een tussenpersoon, enige handel te drijven of enige bediening te vervullen waarvan de uitoefening zou worden geacht onverenigbaar te zijn met hun ambt.

[In geval van overtreding van dit verbod, kan het betrokken personeelslid een tuchtstraf opgelegd worden. (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)]

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

[... (opgeh. KB 30 mei 1989, art. 32, I: 1 juni 1989)] 

Ingeval de raad verzuimt op te treden, wordt de straf ambtshalve opgelegd door de toezichthoudende overheid.

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] worden de beslissingen waardoor de gemeenteraad de in § 1 bedoelde straffen uitspreekt, onderworpen aan de goedkeuring van de bestendige deputatie van de provincieraad.

De betrokkenen kan binnen (verv. KB 30 mei 1989, art. 32, I: 1 juni 1989)][veertien dagen (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] [na de kennisgeving die hem ervan wordt gedaan, tegen de beslissing van de bestendige deputatie beroep instellen bij de Koning, als het gaat om een gemeente van het Duitse taalgebied, en bij de Gewestexecutieve, als het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)].

 

§ 3. Wanneer de gemeenteraad de in § 1 bedoelde straffen niet oplegt, worden ze voor diezelfde gemeenten ambtshalve opgelegd door de provinciegouverneur, op eensluidend advies van de bestendige
deputatie van de provincieraad, na twee opeenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen.

 

Bij ontstentenis van een eensluidend advies van de bestendige deputatie, kan de gouverneur beroep instellen bij de Koning, als het om een gemeente van het Duitse taalgebied gaat, en bij de Gewestexecutieve, als het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)].

 

De klerken, beambten (verv. KB 30 mei 1989, art. 32, I: 1 juni 1989)] [(geschr. W 15 mei 2007, art. 196, I: 1 januari 2015)] [kunnen binnen (verv. KB 30 mei 1989, art. 32, I: 1 juni 1989)][veertien dagen (verv. W 24 mei 1991, art. 2, I: 1 september 1991)] [na de hun gedane kennisgeving tegen de beslissing van de gouverneur welke hen uit hun ambt ontzet, beroep instellen bij de Koning, als het gaat om een gemeente van het Duitse taalgebied, en bij de Gewestexecutieve, als het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten  (verv. KB 30 mei 1989, art. 32, I: 1 juni 1989)] [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)].

HOOFDSTUK V Het personeel van de burgerlijke stand (... - ...)

Artikel 154. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 135°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 155. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 132°, I: 1 januari 2007)]

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied [… (geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], worden de beslissingen over de in § 1 bedoelde aangelegenheden, onderworpen aan de goedkeuring van de bestendige deputatie van de provincieraad.

De gemeenteraad, de ambtenaar van de burgerlijke stand en de beambten kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving die hun daarvan gedaan is, tegen de beslissing van de bestendige deputatie beroep instellen bij de Koning, als het gaat om een gemeente van het Duitse taalgebied [… (geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)].

§ 3. Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren  worden de beslissingen over de in § 1 bedoelde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur, die zijn bevoegdheid uitoefent overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269.

De gemeenteraad, de ambtenaar van de burgerlijke stand en de beambten, kunnen bij de Gewestexecutieve in beroep gaan tegen de beslissing van de gouverneur, en zulks binnen vijftien dagen na de kennisgeving die hun daarvan is gedaan. (verv. KB 30 mei 1989, art. 33, I: 1 juni 1989)]
 

 

HOOFDSTUK VI Pensioenen (... - ...)

Artikel 156. (01/01/2003- datum onbepaald)

De gemeenten zijn gehouden aan de leden van hun personeel die vast benoemd zijn, en aan hun rechthebbenden, een pensioen te verzekeren berekend volgens de regelen die op de ambtenaren en beambten van het hoofdbestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken alsmede op hun rechthebbenden worden toegepast.

[Het pensioen wordt berekend op basis van de referentiewedde bepaald in artikel 8, § 1, tweede lid, van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen.
  
Worden in aanmerking genomen ten belope van 1/50 per jaar dienst van deze referentiewedde, de diensten die betrokkene gepresteerd heeft :
1° als lid van het gemeentelijk politiekorps in de hoedanigheid van politieambtenaar bevoegd voor de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke of bestuurlijke politie of als hulpagent van politie;
2° als lid van het operationeel korps van een brandweer dat rechtstreeks deelneemt aan de brandbestrijding. (verv. W 3 februari 2003, art. 59, I: 1 januari 2003)]

[Voor de leden van de politie die, overeenkomstig artikel 238 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met verlof voorafgaand aan de pensionering zijn gegaan, wordt de verhoging van het pensioen waarin het derde lid voorziet, slechts toegestaan voor het gedeelte van het pensioen dat overeenstemt met de periode die voorafgaat aan het verlof voorafgaand aan de pensionering. (ing. W 7 december 1998, art. 205, I: 1 april 2001)]


Artikel 157. (13/09/1988- ...)

De nieuwe gemeenten tot stand gekomen ingevolge samenvoeging of aanhechting krachtens het koninklijk besluit van 17 september 1975 houdende samenvoeging van gemeenten en wijziging van hun grenzen, bekrachtigd door de wet van 30 december 1975, zijn ertoe gehouden aan hun personeelsleden die in vast verband aangeworven en benoemd worden vanaf de datum van de installatie van de nieuwe gemeenteraad en aan hun rechtverkrijgenden een pensioen te verlenen vastgesteld en berekend overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, met uitsluiting van welke gemeentelijke pensioenreglementering ook.

Artikel 157bis. (01/01/2013- ...)

[De bepalingen van de artikelen 156 en 157 zijn eveneens van toepassing op de personeelsleden in de hoedanigheid van stagiair en hun rechthebbenden voor wat betreft de stageperioden die gelegen zijn na 31 december 2012. (ing. W. 5 mei 2014, art. 23, I: 1 januari 2013)]

Artikel 158. (16/02/2014- ...)

...

Artikel 159. (13/09/1988- ...)

Wegens ziekte of gebrekkigheid, worden de gemeenteambtenaren onder dezelfde voorwaarden op pensioen gesteld als de ambtenaren van het hoofdbestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt.

Artikel 160. (13/09/1988- ...)

In geval van vaste benoeming, worden de civiele diensten als tijdelijk beambte bewezen, aan de gemeenten, aan de instellingen die er van afhangen, aan de verenigingen van gemeenten, alsmede de diensten bewezen door de brigadecommissarissen en de gewestelijke ontvangers, in aanmerking genomen om de rechten op het pensioen van de belanghebbenden en van hun rechthebbenden vast te stellen.

Artikel 161. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 161bis. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 161ter. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 161quater. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 162. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 163. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 164. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 165. (01/01/2012- ...)

[… (opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 166. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 167. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 168. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

Artikel 169. (01/01/2012- ...)

[(opgeh. W 24 oktober 2011, art. 54, I: 1 januari 2012)]

TITEL IV [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

HOOFDSTUK I [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 170. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 171. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 171bis. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

HOOFDSTUK II [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Afdeling 1 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 172. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 172bis. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 173. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 174. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 175. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 176. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 177. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 178. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 179. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 180. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 181. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 182. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 183. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Afdeling 2 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 184. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Afdeling 3 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Onderafdeling 1 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 185. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 186. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Onderafdeling 2 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 187. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 188. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

HOOFDSTUK III [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Afdeling 1 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 189. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Afdeling 2 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 190. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 191. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 192. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 193. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 194. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 195. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 196. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 197. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 198. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 199. (01/09/1999- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

 

Artikel 200. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Afdeling 3 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 201. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 202. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 203. (01/04/2001- ...)

[… (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 204. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 205. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 206. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 207. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 208. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 209. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 210. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 211. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 212. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 213. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 214. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 215. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Afdeling 4 [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 216. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 217. (01/04/2001- ...)

[… (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 218. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 219. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

Artikel 220. (01/09/1991- ...)

[... (opgeh. W 24 mei 1991, art. 3, I: 1 september 1991)]

HOOFDSTUK IV [... (opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)] (... - ...)

Artikel 221. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 222. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 223. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 223bis. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 224. (01/01/1993- ...)

[... (opgeh. W 5 augustus 1992, art. 61, I: 1 januari 1993)]

Artikel 225. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 226. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 226bis. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 227. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 227bis. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 228. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 229. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

Artikel 230. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 7 december 1998, art. 207, I: 1 april 2001)]

TITEL V Goederen en inkomsten van de gemeente (... - ...)

HOOFDSTUK I Schenkingen en legaten aan de gemeente (... - ...)

Artikel 231. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 137°, I: 1 januari 2007)]

§ 2. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 137°, I: 1 januari 2007)]

§ 3. Wanneer de waarde [2 500 EUR (verv. KB 20 juli 2000, art. 6, I: 1 januari 2002)] niet te boven gaat, worden de besluiten van de gemeenteraad over de in § 2 bedoelde aangelegenheden onderworpen aan:
1° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 137°, I: 1 januari 2007)]
2° de goedkeuring van de provinciegouverneur, die zijn bevoegdheden uitoefent overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269, voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 137°, I: 1 januari 2007)]

HOOFDSTUK II Contracten (... - ...)

Artikel 232. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 138°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 233. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 139°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 234. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 140°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 235. (25/10/2002- ...)

[§ 1. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, worden de in artikel 234, eerste lid, bedoelde besluiten van de gemeenteraad en de besluiten van het college van burgemeester en schepenen bedoeld in artikel 234, tweede lid, onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur.

Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de provinciegouverneur de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269.

§ 2. De in § 1 bedoelde goedkeuring is niet vereist wanneer de totale waarden van de opdracht niet hoger is dan:
[50 000 EUR (verv. KB 20 juli 2000, art. 6, I: 1 januari 2002)], als de gemeente minder dan 5 000 inwoners telt [(geschr. W 14 mei 2000, art. 11, I: 10 juni 2000)];
[150 000 EUR (verv. KB 20 juli 2000, art. 6, I: 1 januari 2002)], als de gemeente 5 000 of meer inwoners telt [(geschr. W 14 mei 2000, art. 11, I: 10 juni 2000)].

De Koning kan de in 1° en 2° genoemde bedragen wijzigen.

§ 3. Onverminderd de toepassing van de artikelen 268 en 269 wordt de goedkeuring als verworven beschouwd bij ontstentenis van betekening van een andersluidende beslissing binnen negentig dagen nadat het besluit bij het provinciebestuur is ontvangen. (verv.  KB 30 mei 1989, art. 40, I: 1 juni 1989)]

Artikel 236. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 141°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 237. (01/06/1989- ...)

[Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, evenals de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, worden de besluiten van het college van burgemeester en schepenen houdende gunning van een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, aan de provinciegouverneur meegedeeld; zij zijn slechts uitvoerbaar vanaf de dag waarop zij niet meer vatbaar zijn voor schorsing of vernietiging met toepassing van de artikelen 264 en 265.

Het in het eerste lid bepaalde is evenwel niet van toepassing op:
1° de opdrachten bedoeld in artikel 17, § 2, 6° van de wet van 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;
2° ingeval de beslissingen en besluiten bedoeld in artikel 234, eerste en tweede lid, over de wijze waarop de opdracht wordt gegund, niet aan goedkeuring onderworpen zijn overeenkomstig artikel 235 (verv. KB 30 mei 1989, art. 41, I: 1 juni 1989)]

[HOOFDSTUK III. Publiek-private samenwerking in het Vlaamse Gewest (ing. Decr. 18 juli 2003, art. 15, I: 29 september 2003)] (... - ...)

Artikel 237bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 141°, I: 1 januari 2007)]

TITEL VI Begroting en rekeningen (... - ...)

HOOFDSTUK I Gemeenschappelijke bepalingen (... - ...)

Artikel 238. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 142°, I: 1 januari 2014)]

Artikel 239. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 153°, I: 1 januari 2014)]

Artikel 240. (01/01/2014- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 144°, I: 1 januari 2013)]

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 144°, I: 1 januari 2014)]

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] evenals de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, worden de rekeningen binnen de maand nadat zij door de gemeenteraad werden aangenomen aan de in artikel 244, § 3, vermelde toezichthoudende overheid voorgelegd.  (ing. W. 27 mei 1989, art. 5, §2, I: 1 juni 1989)]


Artikel 241. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 145°, I: 1 januari 2007)]

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] evenals de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, wordt de begroting binnen de maand nadat zij door de gemeenteraad werd aangenomen (verv. W. 27 mei 1989, art. 6, I: 1 juni 1989)] [aan de in artikel 244, § 1, vermelde toezichthoudende overheid (verv. KB 30 mei 1989, art. 43, I: 1 juni 1989)] [voorgelegd. face=Calibri>(verv. W. 27 mei 1989, art. 6, I: 1 juni 1989)]

Artikel 242. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 146°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 242bis. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 147°, I: 1 januari 2014)]

Artikel 243. (01/01/2002- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Onverminderd de toepassing van het koninklijk besluit van 14 augustus 1933, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 87 van 30 november 1939, bevestigd bij de wet van 16 juni 1947, zijn het advies van de gemeenteraad en van de bestendige deputatie van de provincieraad en de goedkeuring van de Koning vereist voor de besluiten van de openbare instellingen die in de gemeente bestaan en rechtspersoonlijkheid bezitten over de akten van schenking en de legaten aan die instellingen, wanneer de waarde [2 500 EUR (verv. KB 20 juli 2000, art. 6, I: 1 januari 2002)] te boven gaat.

De goedkeuring van de bestendige deputatie is echter voldoende wanneer de waarde van de schenkingen of legaten dat bedrag niet te boven gaat. In dat geval wordt, indien er verzet is geweest, de goedkeuring binnen acht dagen na haar dagtekening langs administratieve weg aan de indiener van het bezwaar betekend.

Elk bezwaar tegen de goedkeuring moet worden ingebracht uiterlijk dertig dagen na die betekening.

Bij gehele of gedeeltelijke weigering van goedkeuring moet het bezwaar ingebracht worden binnen dertig dagen na de dag waarop de weigering aan het gemeentebestuur meegedeeld is.

Bij inbrenging van bezwaren beslist altijd de Koning over de aanneming, de verwerping of de vermindering van de schenking of van het legaat.

De giften bij akte onder de levenden worden altijd voorlopig aangenomen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 juli 1931.


Artikel 244. (25/10/2002- ...)

[§ 1. Door de zorg van het college van burgemeester en schepenen worden aan de goedkeuring van de bestendige deputatie van de provincieraad, voor de gemeenten van het Duitse taalgebied [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], en aan de goedkeuring van de provinciegouverneur voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren onderworpen de besluiten van de gemeenteraad over de volgende zaken:

1° de begrotingen van de uitgaven der gemeente en van de middelen om die te bestrijden;

2° de jaarlijkse rekening van ontvangsten en uitgaven der gemeente.


Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de provinciegouverneur de in het eerste lid genoemde bevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 267 tot 269.


Het gemeentebestuur is ertoe verplicht, bij het voorleggen van de begrotingen en de rekeningen aan de goedkeuring, te bevestigen dat de bepalingen van artikel 242 werden nageleefd.


Het in artikel 96 bedoelde verslag wordt bij de begrotingen en de rekeningen gevoegd.


De vaststelling van de begrotingen en de rekeningen door de bestendige deputatie of de gouverneur, naargelang van het geval, is definitief, behalve bij beroep krachtens § 2.


§ 2.
Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied kan de gouverneur en, bij weigering van goedkeuring de gemeente, bij de Koning in beroep gaan tegen de beslissingen van de bestendige
deputatie.


[(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)]

Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren kan de gemeente bij de Gewestexecutieve in beroep gaan tegen de beslissing tot weigering van goedkeuring door de gouverneur.


§ 3. Het in § 2 bedoelde beroep wordt binnen tien dagen ingesteld; deze termijn vangt aan voor de gouverneur de dag waarop de beslissing valt die het voorwerp is van het beroep en voor de gemeente de dag waarop zij haar ter kennis wordt gebracht.


Het beroep wordt aan de bestendige deputatie of aan de gouverneur, naargelang van het geval, betekend uiterlijk de dag nadat het is ingesteld.


De hogere overheid kan, zowel ter plaatse als per brief, alle inlichtingen en gegevens doen inwinnen die dienstig zijn voor het onderzoek van het beroep.


Het beroep schorst de tenuitvoerlegging gedurende dertig dagen te rekenen van de in het tweede lid bedoelde betekening; evenwel kan deze termijn zo nodig met dertig dagen worden verlengd bij een met redenen omkleed besluit.


De definitieve vastlegging van de begrotingen en de rekeningen, voor deze termijn verstreken is, behoort aan de Koning of de Gewestexecutieve, naargelang van het geval.


Indien binnen deze termijn geen uitspraak is gedaan, is de beslissing van de bestendige deputatie of van de gouverneur, naargelang van het geval, uitvoerbaar. (verv.style="mso-spacerun: yes">  KB 30 mei 1989, art. 44, I: 1 juni 1989)]


Artikel 245. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 149°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 246. (25/10/2002- ...)

[Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], evenals de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], wanneer het gemeentebestuur ten gevolge van onvoorziene omstandigheden een uitgave noodzakelijk acht, waarvoor geen krediet op de begroting voorkomt, richt het te dien einde een bijzondere aanvraag aan de bestendige deputatie van de provincieraad. (verv. W. 27 mei 1989, art. 8, I: 1 juni 1989)]


Artikel 247. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 150°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 248. (01/01/2014- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 151°, I: 1 januari 2007)]

§ 2. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 151°, I: 1 januari 2014)]

[§ 3.Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] evenals de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] kan de bestendige deputatie van de provincieraad daarenboven het overschrijden van artikelen van de uitgaven der begroting en andere overschrijvingen dan die bedoeld in § 2
toelaten.

Over de krachtens § 2 overgeschreven kredieten mag worden beschikt zonder de toelating van de bestendige deputatie. (ing. W. 27 mei 1989, art. 10, §4, I: 1 juni 1989)]


Artikel 249. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 152°, I: 1 januari 2007)]

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren worden het in § 1, eerste lid, bedoelde besluit van de gemeenteraad en de in § 1, tweede lid, bedoelde beslissing van het college van burgemeester en schepenen zonder verwijl voor goedkeuring meegedeeld aan de bestendige deputatie van de provincieraad, als het gaat om één van de gemeenten van het Duitse taalgebied, of om één van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en aan de provinciegouverneur, als het gaat om de gemeente Komen-Waasten of de gemeente Voeren.


§ 3. Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de provinciegouverneur de in § 2 bedoelde bevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269. (verv. KB 30 mei 1989, art. 45, I: 1 juni 1989)]


Artikel 250. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 153°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 251. (25/10/2002- ...)

[Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], beraadslaagt de bestendige deputatie van de provincieraad, bij weigering van of vertraging in het betaalbaar stellen van het bedrag der uitgaven die de wet aan de gemeenten oplegt, daarover, de gemeenteraad gehoord, en beveelt zonodig onmiddellijke betaling.


Die beslissing geldt als bevelschrift tot betaling; de gemeenteontvanger is verplicht, onder zijn persoonlijke verantwoordelijkheid, het bedrag te betalen.

Indien hij weigert, kan tegen hem opgetreden worden door middel van een dwangbevel (verv.  KB 30 mei 1989, art. 46, I: 1 juni 1989)] [overeenkomstig artikel 136, tweede lid (verv. W 17 oktober 1990, art. 31, I: 24 december 1990)].

HOOFDSTUK II Begrotingsevenwicht (... - ...)

Artikel 252. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 154°, I: 1 januari 2014)]

Artikel 253. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 155°, I: 1 januari 2014)]

Artikel 254. (25/10/2002- ...)

[Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, kan de overheid belast met het administratieve toezicht inzake begroting, indien de gemeente geen sluitende begroting zoals bedoeld in artikel 252 voorlegt, elke noodzakelijke maatregel nemen om de uitgaven te verminderen en de ontvangsten te verhogen. (verv.  KB 30 mei 1989, art. 47, I: 1 juni 1989)]


HOOFDSTUK III Lasten en uitgaven van de gemeente (... - ...)

Artikel 255. (01/01/2015- ...)

De gemeenteraad is verplicht elk jaar op de begroting van uitgaven te brengen alle uitgaven die door de wetten aan de gemeente zijn opgelegd, en inzonderheid de volgende:
1° het aankopen en onderhouden van de registers van de burgerlijke stand;
2° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
3° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
4° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
5° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
6° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
7° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
8° [... (opgeh. Wet 25 april 2014, art. 148, I: 1 januari 2014)]
9° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
10° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
11° de uitgaven betreffende de plaatselijke veiligheids- en gezondheidspolitie;
12° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
13° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
14° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
15° de pensioenen ten laste van de gemeente;
16° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
17° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
18° [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 156°, I: 1 januari 2014)]
[19° de uitgaven die door of krachtens de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ten laste van de gemeente worden gelegd. (ing. W 15 mei 2007, art. 198, I: 1 januari 2015)]

Artikel 256. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 157°, I: 1 januari 2007)]

[§ 2. Beroep staat open tegen de beslissing van de bestendige deputatie, bedoeld in § 1, eerste lid,
1° voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, bij de Koning;

2° voor [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] bij de Gewestexecutieve. (ing.  KB 30 mei 1989, art. 48, I: 1 juni 1989)]


Artikel 257. (25/10/2002- ...)

[Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], trekt de bestendige deputatie van de provincieraad, wanneer de gemeenteraad verplichte uitgaven die krachtens de wet ten laste van de gemeente komen, geheel of gedeeltelijk weigert op de begroting te brengen, het vereiste bedrag ambtshalve daarop uit, de gemeenteraad gehoord.


Indien hij zich benadeeld acht, kan de gemeenteraad beroep instellen bij de Koning, als het gaat om één van de gemeenten van het Duitse taalgebied en bij de Gewestexecutieve, als het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten (verv.  KB 30 mei 1989, art. 49, I: 1 juni 1989)] [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)].


Artikel 258. (01/01/2014- ...)

[noot: Paragraaf 1 van dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 158°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2014, met uitzondering voor de gemeente Voeren]

[§ 1. Indien de op de begroting gebrachte ontvangsten niet toereikend zijn tot betaling van een gemeenteschuld die erkend en opeisbaar is of die voortvloeit uit een beslissing in laatste aanleg gewezen door het gewone of het administratieve gerecht, stelt de gemeenteraad middelen voor om daarin te voorzien.


§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, voorziet de bestendige deputatie van de provincieraad erin als de gemeenteraad in gebreke blijft, en zulks na twee opeenvolgende uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen.


Daartoe gelast ze een bepaald aantal opcentiemen te heffen op de in de gemeente betaalde directe belastingen, onder goedkeuring van de Koning, als het gaat om één van de gemeenten van het Duitse taalgebied en van de Gewestexecutieve, als het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten of de gemeente Voeren.


§ 3. Voor de in § 2 bedoelde gemeenten beslist de Koning, als het gaat om één van de gemeenten van het Duitse taalgebied, en de Gewestexecutieve, als het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten of de gemeente Voeren, wanneer:

1° de gemeenteraad de uitgaven op de begroting gebracht heeft en de bestendige deputatie, als het gaat om één van de gemeenten van het Duitse taalgebied [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], of de provinciegouverneur die zijn bevoegdheden uitoefent overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269, als het gaat om de gemeente Komen-Waasten of de gemeente Voeren, ze verworpen of verminderd heeft;

2° wanneer de bestendige deputatie, in overeenstemming met de gemeenteraad, geen of slechts een ontoereikend krediet uittrekt.


De Koning of de Gewestexecutieve, naargelang van het geval, bepaalt desgevallend het aantal te heffen opcentiemen. (verv.  KB 30 mei 1989, art. 50, I: 1 juni 1989)]


HOOFDSTUK IV Ontvangsten van de gemeente (... - ...)

Artikel 259. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 159°, I: 1 januari 2014)]

Artikel 260. (01/01/2014- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 160°, I: 1 januari 2014)]

HOOFDSTUK V [De gemeentebedrijven en de autonome gemeentebedrijven. (verv. W 25 maart 1995, art. 1, I: 18 april 1995)] (... - ...)

Artikel 261. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 161°, I: 1 januari 2007)]

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] evenals de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], worden de inrichtingen en diensten bedoeld in § 1 door de Koning aangewezen indien het gaat om een van de gemeenten van het Duitse taalgebied, en door de Gewestexecutieve indien het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten (verv.  KB 30 mei 1989, art. 51, I: 1 juni 1989)] [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)]


Artikel 262. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 162°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 263. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 163°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 263bis. (06/04/2008- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 164°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]
[Noot 2: Dit artikel werd opgeheven bij art. 5, decreet 1 februari 2008, met ingang van 6 april 2008, voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

...

Artikel 263ter. (06/04/2008- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 164°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]
[Noot 2: Dit artikel werd opgeheven bij art. 5, decreet 1 februari 2008, met ingang van 6 april 2008, voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

...

Artikel 263quater. (01/01/2014- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 164°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2014, behoudens voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

[Noot 2: Dit artikel werd opgeheven bij art. 5, decreet 1 februari 2008, met ingang van 6 april 2008, voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

...

Artikel 263quinquies. (06/04/2008- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 164°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

[Noot 2: Dit artikel werd opgeheven bij art. 5, decreet 1 februari 2008, met ingang van 6 april 2008, voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

...

Artikel 263sexies. (06/04/2008- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 164°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

[Noot 2: Dit artikel werd opgeheven bij art. 5, decreet 1 februari 2008, met ingang van 6 april 2008, voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

...

Artikel 263septies. (06/04/2008- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 164°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

[Noot 2: Dit artikel werd opgeheven bij art. 5, decreet 1 februari 2008, met ingang van 6 april 2008, voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

...

Artikel 263octies. (06/04/2008- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 164°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

[Noot 2: Dit artikel werd opgeheven bij art. 5, decreet 1 februari 2008, met ingang van 6 april 2008, voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

...

Artikel 263novies. (01/01/2014- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 164°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2014, behoudens voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

[Noot 2: Dit artikel werd opgeheven bij art. 5, decreet 1 februari 2008, met ingang van 6 april 2008, voor de havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens]

...

Artikel 263decies. (13/04/2014- ...)

De bepalingen van Hoofdstuk VI van Titel III van de wet zijn van toepassing op de autonome gemeentebedrijven en op de autonome gemeentelijke havenbedrijven in de zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens .

TITEL VII Toezicht (... - ...)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 264. (25/10/2002- ...)

[Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, kan de provinciegouverneur, bij een met redenen omkleed besluit, de uitvoering schorsen van de beslissing waarbij een gemeenteoverheid[, de politieraad of het politiecollege (ing. W 7 december 1998, art. 209, I: 1 april 2001)haar bevoegdheid te buiten gaat, de wet schendt of het algemeen belang schaadt.

 

Het schorsingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat het besluit op het provinciaal gouvernement is ingekomen; van het schorsingsbesluit wordt dadelijk kennis gegeven aan de gemeenteoverheid, [, de politieraad of het politiecollege (ing. W 7 december 1998, art. 209, I: 1 april 2001)] die er onverwijld kennis van neemt en het geschorste besluit kan rechtvaardigen.

 

De overheid wier besluit regelmatig wordt geschorst, kan het intrekken.

 

Na het verstrijken van de termijn, bepaald in artikel 265, § 2, tweede lid, is de schorsing opgeheven. (verv.  KB 30 mei 1989, art. 52, I: 1 juni 1989)]

Artikel 265. (01/01/2007- ...)

[Noot: Paragraaf 1 van dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 165°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, met uitzondering voor de gemeente Voeren]

[§ 1. Na het verstrijken van de vernietigingstermijn kunnen de beslissingen van de gemeenteoverheid (verv.  KB 30 mei 1989, art. 53, I: 1 juni 1989)][, de politieraad of het politiecollege (ing. W 7 december 1998, art. 209, I: 1 april 2001)behoudens beroep bij de Raad van State, alleen door de wetgevende macht worden vernietigd.


§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, kan de beslissing waarbij de gemeenteoverheid (verv.  KB 30 mei 1989, art. 53, I: 1 juni 1989)][, de politieraad of het politiecollege (ing. W 7 december 1998, art. 209, I: 1 april 2001)de wet schendt of het algemeen belang schaadt, worden vernietigd bij een met redenen omkleed besluit van:

1° de Koning, als het gaat om één van de gemeenten van het Duitse taalgebied die volgens de jongste algemene telling meer dan 20 000 inwoners telt;
[(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)]
3° de Koning en de provinciegouverneur, als het gaat om één van de gemeenten van het Duitse taalgebied, die volgens de jongste algemene telling 20 000 of minder inwoners telt;
[(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)]
5° de provinciegouverneur, overeenkomstig § 3, als het gaat om de gemeente Komen-Waasten of de gemeente Voeren.

 

Het vernietigingsbesluit moet worden genomen binnen veertig dagen nadat het besluit op het provinciaal gouvernement is ingekomen, of in voorkomend geval, binnen veertig dagen nadat het door de bestendige deputatie van de provincieraad goedgekeurd is of nadat de akte waaruit blijkt dat de gemeenteoverheid (verv.  KB 30 mei 1989, art. 53, I: 1 juni 1989)][, de politieraad of het politiecollege (ing. W 7 december 1998, art. 209, I: 1 april 2001)] kennis heeft genomen van de schorsing, op het provinciaal gouvernement is ingekomen.


Het door de gouverneur genomen vernietigingsbesluit wordt ter kennis gebracht van de betrokkenen en bij uittreksel bekendgemaakt in het Bestuursmemoriaal.


De Koning, voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, en de Gewestexecutieve, voor [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten en Voeren, kunnen het vernietigingsbesluit van de gouverneur onverminderd de onmiddellijke toepassing ervan teniet doen binnen een maand, te rekenen van de dag waarop bij een ter post aangetekend schrijven een afschrift ter kennisgeving aan de gemeente (verv.  KB 30 mei 1989, art. 53, I: 1 juni 1989)][, aan de politieraad of aan het politiecollege (ing. W 19 april 1999, art. 20, I: 1 januari 2001)] is gezonden.

§ 3. Met uitzondering van de vernietigingsbesluiten genomen uitsluitend wegens schending van de taalwetgeving, worden de vernietigingsbesluiten van een beslissing van een gemeenteoverheid (verv.  KB 30 mei 1989, art. 53, I: 1 juni 1989)][, de politieraad of het politiecollege (ing. W 7 december 1998, art. 209, I: 1 januari 2001)] van Komen-Waasten of Voeren genomen door de gouverneur op een eensluidend advies van het in artikel 131bis van de provinciewet bedoelde college van provinciegouverneurs.

Elke beslissing tot voorstel van vernietiging wordt dadelijk betekend aan de gemeenteoverheid [, de politieraad of het politiecollege (ing. W 7 december 1998, art. 209, I: 1 april 2001)].


Wanneer over het voorstel tot vernietiging een negatief advies wordt uitgebracht, kan de gouverneur eventueel een tweede en laatste met andere redenen omkleed voorstel doen. De provinciegouverneur kan niet meer vernietigen ingeval het college van provinciegouverneurs over dit tweede voorstel een nieuw negatief advies uitbrengt. Hij kan ofwel zich onthouden, ofwel aan de gemeente (verv.  KB 30 mei 1989, art. 53, I: 1 juni 1989)][, aan de politieraad of aan het politiecollege (ing. W 19 april 1999, art. 20, I: 1 april 2001)] [meedelen dat hij van de vernietiging afziet, waardoor de schorsing van rechtswege wordt opgeheven. (verv.  KB 30 mei 1989, art. 53, I: 1 juni 1989)]

Artikel 266. (25/10/2002- ...)

[De provinciegouverneur of de bestendige deputatie van de provincieraad, voor de gemeenten van het Duitse taalgebied [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], de provinciegouverneur, op eensluidend advies van het in artikel 131bis van de provinciewet bedoelde college van provinciegouverneurs, voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, kan, na twee opeenvolgende uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, een of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op de persoonlijke kosten van de gemeentelijke overheidspersonen[, de politieraad of het politiecollege (ing. W 19 april 1999, art. 21, I: 1 januari 2001)] die verzuimd hebben aan de waarschuwingen gevolg te geven, ten einde gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen of de maatregelen ten uitvoer te brengen die zijn voorgeschreven bij de wetten, decreten, verordeningen en besluiten van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen en de provinciale instellingen.


De invordering van de kosten ten laste van de gemeenteoverheden [, de politieraad of het politiecollege (ing. W 7 december 1998, art. 209, I: 1 april 2001)] geschiedt, zoals inzake directe belastingen, door de rijksontvanger, nadat de bestendige deputatie of de gouverneur het bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard.

 

In alle gevallen staat beroep open bij de Koning, als het gaat om één van de gemeenten van het Duitse taalgebied, en bij de Gewestexecutieve, als het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten of de gemeente Voeren. (verv.  KB 30 mei 1989, art. 54, I: 1 juni 1989)]


HOOFDSTUK II [Bepalingen betreffende het toezicht op sommige handelingen van de gemeenteoverheden van Komen-Waasten en Voeren (verv. KB 30 mei 1989, art. 55, §1, I: 1 juni 1989)] (... - ...)

Artikel 267. (01/06/1989- ...)

[In de gevallen bedoeld in de artikelen 12, § 3, 28, § 3, 39, § 2, 41, 65, § 3, 68, §3, 146, § 2, 150, § 3, 155, § 3, 231, § 3, 2°, 235, § 1, tweede lid, 244, § 1, tweede lid, 249, § 3, 258, § 3, eerste lid, 2°, kan de provinciegouverneur slechts de goedkeuring weigeren op eensluidend en met redenen omkleed advies van het in artikel 131bis van de provinciewet bedoelde college van provinciegouverneurs, behalve wanneer zij geweigerd wordt wegens schending van de taalwetgeving (verv. KB 30 mei 1989, art. 55, I: 1 juni 1989)].

Artikel 268. (01/06/1989- ...)

[Niettegenstaande elke andersluidende bepaling, zijn de beslissingen onderworpen aan de goedkeuring krachtens de in artikel 267 bedoelde bepalingen van rechtswege uitvoerbaar, als de gouverneur binnen negentig dagen niet heeft voorgesteld de goedkeuring te weigeren. (verv. KB 30 mei 1989, art. 55, §3, I: 1 juni 1989)]

Artikel 269. (01/06/1989- ...)

[Als over het voorstel tot weigering van de goedkeuring een negatief advies wordt uitgebracht, kan de gouverneur een tweede en laatste met andere redenen omkleed voorstel doen binnen dertig dagen na de ontvangst van het negatief advies.

Bij ontstentenis van een tweede voorstel, is de handeling van rechtswege goedgekeurd bij het verstrijken van de de voormelde termijn van dertig dagen als over het tweede voorstel opnieuw een negatief advies wordt uitgebracht, is de gouverneur gehouden zijn goedkeuring te verlenen; bij ontstentenis van deze goedkeuring binnen de voormelde termijn van dertig dagen, is de handeling van rechtswege goedgekeurd. (verv. KB 30 mei 1989, art. 55, §4, I: 1 juni 1989)]

TITEL VIII Rechtsgedingen (... - ...)

Artikel 270. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 166°, I: 1 januari 2007)]

[In de meergemeentezones, oefent het politiecollege ten aanzien van de politiezone de bevoegdheden uit die krachtens het eerste lid aan het college van burgemeester en schepenen zijn toegekend. De in het tweede lid bepaalde machtiging wordt door de politieraad gegeven. (ing. W 7 december 1998, art. 210, I: 1 april 2001)]

Artikel 271. (01/01/2007- ...)

§ 1.  [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 167°, I: 1 januari 2007)]

[§ 2. Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] evenals de gemeenten Komen-Waasten [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)], is de bevoegdheid bedoeld in § 1 afhankelijk van de machtiging van de bestendige deputatie van de provincieraad die oordeelt of de zekerheid toereikend is.

In geval van weigering staat beroep open bij de Koning, indien het gaat om een van de gemeenten van het Duitse taalgebied, en bij de Gewestexecutieve indien het gaat om [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)] de gemeente Komen-Waasten (verv.  KB 30 mei 1989, art. 56, I: 1 juni 1989)] [(geschr. Decr. 15 juli 2002, art. 22, I: 25 oktober 2002)].

Artikel 271bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 168°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 271ter. (01/01/2007- ...)

 

TITEL IX Bepaling van de gemeentegrenzen (... - ...)

Artikel 272. (01/01/2007- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 170°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor de gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren]

Wanneer een gedeelte van een gemeente als afzonderlijke gemeente wordt opgericht, gelast een koninklijk besluit dat de kiezers uit het afgescheiden gedeelte dadelijk worden bijeengeroepen; het regelt
alles wat de eerste verkiezing betreft en bepaalt de datum van de eerste vernieuwing in overeenstemming met de gewone vernieuwingen voorgeschreven door de gemeentekieswet.

De gemeenteraden regelen in onderlinge overeenstemming de verdeling van de gemeentegoederen over de inwoners van de gescheiden grondgebieden op de grondslag van het aantal haardsteden, d.i. het
aantal gezinshoofden die hun woonplaats hebben binnen ieder grondgebied. Zij regelen eveneens alles wat de schulden en het archief aangaat.

Bij onenigheid tussen de gemeenteraden wordt het geschil door de Raad van State beslecht.

Indien er geschillen ontstaan omtrent de rechten die voortvloeien uit titels of bezit, worden de gemeenten naar de rechtbanken verwezen.


Artikel 273. (01/01/2007- ...)

[Noot: Dit artikel werd opgeheven bij art. 302, 171°, Gemeentedecreet 15 juli 2005, met ingang van 1 januari 2007, behoudens voor de gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren]

Wanneer een gemeente of een gedeelte van een gemeente met een andere gemeente verenigd wordt verklaard, wordt, wat de gemeenschappelijke belangen betreft, gehandeld volgens de bepalingen van artikel 272. Heeft de toevoeging van die gemeente of van dat gedeelte van een gemeente ten gevolge dat het aantal raadsleden moet worden vermeerderd in de gemeente waarmee zij wordt verenigd, dan wordt gehandeld zoals in hetzelfde artikel is bepaald.


TITEL X Gemeentewegen (... - ...)

Artikel 274. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 172°, I: 1 januari 2007)]

TITEL XI Naam (... - ...)

Artikel 275. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 173°, I: 1 januari 2007)]

TITEL XII De openbare instellingen (... - ...)

Artikel 276. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 174°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 277. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 175°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 278. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 176°, I: 1 januari 2007)]

[TITEL XIII Bijzondere bepalingen betreffende de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (ing. W 16 juni 1989, art. 1, I: 17 juni 1989)] (... - ...)

Artikel 279 (08/10/2006- ...)

[In de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest waar één of meer schepenen van de Nederlandse en één of meer schepenen van de Franse taalaanhorigheid verkozen zijn, kan de gemeenteraad beslissen het aantal schepenen, zoals vastgesteld bij artikel 16, te vermeerderen met één eenheid.

Wanneer het aantal in functie zijnde schepenen overeenkomt met het aantal vastgesteld bij artikel 16 en indien geen enkele van deze schepenen ofwel van de Nederlandse ofwel van de Franse taalaanhorigheid is, kan de gemeenteraad beslissen over te gaan tot de verkiezing van een bijkomende schepen, van wie de taalaanhorigheid Nederlands is in het eerste geval, of Frans in het tweede. (ing. W 16 juni 1989, art. 1, I: 17 juni 1989)]

[Indien in een gemeente waar een bijkomende schepen verkozen is in toepassing van het eerste of het tweede lid, een schepen zich in één der gevallen van verhindering bevindt bedoeld in artikel 18, en
wanneer door deze verhindering alle overige schepenen ofwel van de Nederlandse ofwel van de Franse taalaanhorigheid zijn, kan de verhinderde schepen gedurende de periode van verhindering enkel vervangen worden door een raadslid [van Belgische nationaliteit (ing. W 27 januari 1999, art. 10, I: 9 februari 1999 tot 7 oktober 2006)], van wie de taalaanhorigheid Frans is in het eerste geval, en Nederlands in het tweede geval; dit raadslid wordt aangewezen door de gemeenteraad. (ing. W. 21 maart 1991, art. 7, I: 19 april 1991)]

Artikel 280. (17/06/1989- ...)

[Wanneer in dezelfde gemeenten de gemeenteraad geen enkel lid van de Nederlandse of geen enkel van het Franse taalaanhorigheid telt, kan het eerstgerangschikte lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat behoort tot de niet in de gemeenteraad vertegenwoordigde taalgroep, of, in voorkomend geval, het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat van rechtswege aangewezen is met toepassing van artikel 6, § 4, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alle akten en stukken betreffende het gemeentebestuur onderzoeken op dezelfde wijze als de raadsleden.

De rangschikking bedoeld in het eerste lid wordt opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (ing. W 16 juni 1989, art. 1, I: 17 juni 1989)]

Artikel 280bis. (01/01/1995- ...)

[De gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad oefent de bevoegdheden uit die aan de provinciegouverneur worden toegewezen door de artikelen 9, 10, 13, eerste lid, 22, 77, 80, 83, 102, 175, 191, 193, 228, 229, 289 en 290.

 

Artikel 79 is van toepassing op de personeelsleden die onder leiding staan van de gouverneur of de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. (ing. W 28 december 1994, art. 1, I: 1 januari 1995)]

[TITEL XIV De tuchtregeling (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

[HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 281. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 177°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK II DE STRAFBARE FEITEN (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 282. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 178°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK III DE TUCHTSTRAFFEN (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 283. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 179°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 284. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 180°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 285. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 181°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 286. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 182°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK IV DE BEVOEGDE OVERHEID (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

[Afdeling 1 Algemene bepalingen (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 287. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 183°, I: 1 januari 2007)]

§ 2. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 183°, I: 1 januari 2007)]


§ 3.
Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de provinciegouverneur de in § 2, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde bevoegdheden van toezicht uit, overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269.


De gemeenteraad en het benadeelde personeelslid kunnen bij de Gewestexecutieve beroep instellen tegen de beslissing van de gouverneur, binnen veertien dagen na de kennisgeving die hen ervan wordt gedaan. (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)]


Artikel 288. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 184°, I: 1 januari 2007)]

[Afdeling 2 Bepalingen betreffende de politie (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

[Onderafdeling 1 De stedelijke politie (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 289. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

Artikel 290. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

Artikel 291. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

Artikel 292. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

Artikel 293. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

[Onderafdeling 2 De landelijke politie (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 294. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

Artikel 295. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

Artikel 296. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

Artikel 297. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

[Afdeling 3 Bepaling betreffende de gewestelijke ontvanger (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 298 (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 185°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK V DE PROCEDURE (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 299. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 186°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 300. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 187°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 301. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 188°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 302. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 189°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 303. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 190°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 304. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 191°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 305. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 192°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 306. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 193°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 307. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 194°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 308. (01/04/2001- ...)

[(opgeh. W 13 mei 1999, art. 68, I: 1 april 2001)]

[HOOFDSTUK VI DE DOORHALING VAN DE TUCHTSTRAF (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 309. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 195°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK VII DE PREVENTIEVE SCHORSING (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 310. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 197°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 311. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 197°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 312. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 198°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 313. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 199°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 314. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 200°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 315. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 201°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 316. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 202°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK VIII DE VERJARING VAN DE TUCHTVORDERING (ing. W. 24 mei 1991, art. 1, I: 1 september 1991)] (... - ...)

Artikel 317. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 203°, I: 1 januari 2007)]

[TITEL XV. - Over de gemeentelijke volksraadpleging (ing. W 10 april 1995, art. 1, I: 1 mei 1995)] (... - ...)

Artikel 318. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 204°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 319. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 205°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 320. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 206°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 321. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 207°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 322. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 208°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 323. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 209°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 324. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 210°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 325. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 211°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 326. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 212°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 327. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 213°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 328. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 214°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 329. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 215°, I: 1 januari 2007)]

[TITEL XVbis. De burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering van de gemeenten (ing. W 4 mei 1999, art. 4, I: 7 augustus 1999)] (... - ...)

Artikel 329bis. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 216°, I: 1 januari 2007)]

[TITEL XVI. De binnengemeentelijke territoriale organen als bedoeld in artikel 41 van de Grondwet (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)] (... - ...)

[HOOFDSTUK I. Het bestuur van het district (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)] (... - ...)

Artikel 330. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 331. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 332. (01/01/2007- ...)

§ 1. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

§ 2. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

§ 3. [... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

§ 4. De bepalingen van de artikelen 3, 4, 14, 14bis, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 72, 74, 80, 81 en 83 zijn voor zover zij respectievelijk de burgemeester en de schepenen betreffen ook van toepassing respectievelijk op de voorzitter en op de leden van het bureau met dien verstande dat :
1° in artikel 18, tweede tot vierde lid, het bureau in de plaats treedt van het college van burgemeester en schepenen en de wijze van vervanging ingeval van verhindering, bedoeld in het laatste lid, die is welke bepaald wordt door § 2 van dit artikel;
2° de wedde van de leden van het bureau en van de voorzitter wordt bepaald door de Koning, daarbij kan rekening gehouden worden met de omvang van de bevoegdheden die aan de districten toegewezen worden, alsook met het inwonersaantal van het district;
3° de in artikel 22 voor het ontslag van een schepen opgenomen regeling zowel geldt voor de voorzitter als voor de leden van het bureau; het ontslag wordt ingediend bij de districtsraad;
4° in artikel 80, derde lid, het lid van het schepencollege dat de installatievergadering voorzit in de plaats treedt van de burgemeester, voor wat de eedafneming van de leden van het bureau betreft, en in artikel 80, vierde lid, het lid van het schepencollege die de installatievergadering voorzit in de plaats treedt van de provinciegouverneur, voor wat de eedafneming van de voorzitter betreft;
5° de in artikel 83 voor de schorsing en de afzetting van de schepenen opgenomen bepalingen gelden zowel voor de voorzitter als voor de leden van het bureau. (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)]

Artikel 333. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK II. Vergaderingen, beraadslagingen, besluiten van de districtsraden. (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)] (... - ...)

Artikel 334. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 335. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK III. Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van het bureau (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)] (... - ...)

Artikel 336. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK IV. Bepalingen toepasselijk op de akten van de districtoverheden (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)] (... - ...)

Artikel 337. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 338. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

[HOOFDSTUK V. Bevoegdheden (ing. W 19 maart 1999, art. 2, I: 10 april 1999)] (... - ...)

Artikel 339. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 340. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 341. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 342. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 343. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 344. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 345. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 346. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 347. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 348. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 349. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 350. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]

Artikel 351. (01/01/2007- ...)

[... (opgeh. Gemeentedecreet 15 juli 2005, art. 302, 217°, I: 1 januari 2007)]


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 21/11/2024