Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp [en binnen het kader van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht (ing. decr. 15 maart 2019, art. 3, I: 1 september 2019)]

Datum 07/05/2004

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
  2. HOOFDSTUK II TOEPASSINGSGEBIED
  3. HOOFDSTUK III BEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE
  4. HOOFDSTUK IV BELANG VAN DE MINDERJARIGE
  5. HOOFDSTUK V RECHTEN VAN DE MINDERJARIGE
    1. AFDELING 1 ALGEMENE BEPALING
    2. AFDELING 2 HET RECHT OP JEUGDHULP
    3. AFDELING 3 RECHT OP INSTEMMING MET EN VRIJE KEUZE VAN DE BUITENGERECHTELIJKE JEUGDHULP
    4. AFDELING 4 RECHT OP INFORMATIE EN DUIDELIJKE COMMUNICATIE
    5. AFDELING 4/1 RECHT OP ONDERWIJS, TIJDSBESTEDING, VRIJE TIJD, FYSIEKE ACTIVITEIT EN ARBEID IN DE RESIDENTIËLE JEUGDHULPVERLENING, EEN GEMEENSCHAPSINSTELLING OF HET VLAAMS DETENTIECENTRUM
    6. AFDELING 5 RECHT OP RESPECT VOOR HET PRIVÉ- EN FAMILIELEVEN
    7. AFDELING 6 RECHT OP INSPRAAK EN PARTICIPATIE
    8. AFDELING 7 RECHT OP DOSSIER
    9. AFDELING 8 RECHT OP BIJSTAND
    10. AFDELING 9 RECHT OP GEZONDHEIDSZORG
    11. AFDELING 10 RECHT OP EEN VRIJ BESTEEDBAAR BEDRAG
    12. AFDELING 11 RECHT OP EEN MENSWAARDIGE BEHANDELING
      1. Onderafdeling 1. Algemeen
      2. Onderafdeling 2. Preventie- en reactiebeleid in semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en een gemeenschapsinstelling
      3. Onderafdeling 3. Preventie van afzondering en fixatie in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en in een gemeenschapsinstelling
    13. AFDELING 12 KLACHTRECHT
    14. AFDELING 13 OPLEIDING, VORMING, INFORMEREN EN SENSIBILISEREN VAN HULPVERLENING, BEGELEIDING EN MINDERJARIGEN EN OUDERS
  6. HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Inhoud

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 1. (17/05/2024- ...)

Bevoegdheid

Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Artikel 2. (17/05/2024- ...)

Definities

In dit decreet wordt verstaan onder:
1° afzondering: het verblijf van een persoon in een individuele afzonderingskamer die daarvoor speciaal is ingericht of het verblijf van een persoon in een ander lokaal voor één persoon dat de persoon niet zelfstandig kan verlaten;
2° afzonderingskamer: een specifieke, veilig ingerichte, hoog beveiligde ruimte, die de persoon niet zelfstandig kan verlaten;
3° algemene verordening gegevensbescherming: de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
4° buitengerechtelijke jeugdhulp: jeugdhulp die wordt verstrekt zonder interventie van een rechterlijke beslissing;
5°  Commissie van toezicht: de Commissie van toezicht voor jeugdinstellingen, die werd opgericht op basis van artikel 16 van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren;
6°     context: het sociale netwerk rond de minderjarige en rond de ouders van die minderjarige en, in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken van die minderjarige, dat afhankelijk van de hulpvraag van die personen van betekenis is. Het sociale netwerk omvat ook steunfiguren;
7° decreet Integrale Jeugdhulp: het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
8° dossier: alle gegevens die op een systematische wijze met betrekking tot een minderjarige worden verzameld en bijgehouden;
9° fixatie: elke handeling of elk gebruik van materiaal of medicatie die de bewegingsvrijheid van personen beperkt, verhindert of belemmert, waarbij de personen niet zelfstandig hun bewegingsvrijheid kunnen herwinnen;
10° gegevens over gezondheid: de gegevens over gezondheid, vermeld in artikel 4, 15), van de algemene verordening gegevensbescherming;
11° gemeenschapsinstelling: een gemeenschapsinstelling als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;
12° gerechtelijke jeugdhulp: jeugdhulp die wordt opgelegd bij een rechterlijke beslissing;
13° jeugdhulp: het geheel van de jeugdhulpverlening, alsook de indicatiestelling en de jeugdhulpregie die worden verricht door en voor de toegangspoort, en de opdrachten die worden uitgevoerd door de gemandateerde voorzieningen, vermeld in artikel 2, §1, 17°, van het decreet Integrale Jeugdhulp;
14° jeugdhulpaanbieder: een persoon of een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als vermeld in artikel 3 van het decreet Integrale Jeugdhulp en een voorziening als vermeld in artikel 2, 6°, a) en d), van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren;
15° jeugdhulpverlener: een persoon die of een team dat binnen een jeugdhulpvoorziening belast is met het verstrekken van jeugdhulpverlening;
16° jeugdhulpverlening: de hulp- en zorgverlening die zich richt tot minderjarigen of tot minderjarigen en hun ouders, hun opvoedingsverantwoordelijken en/ of personen uit hun leefomgeving als vermeld in artikel 2, §1, 30°, van het decreet Integrale Jeugdhulp;
17° jeugdhulpvoorziening: een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als vermeld in artikel 3 van het decreet Integrale Jeugdhulp en een voorziening als vermeld in artikel 2, 6°, a) en d), van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris en houdende oprichting van een Commissie van toezicht met betrekking tot voorzieningen voor vrijheidsbenemende opvang van kinderen en jongeren;
18° minderjarige: elke natuurlijke persoon jonger dan 18 jaar;
19° niet-begeleide minderjarige vreemdeling: elke minderjarige, die valt onder de toepassing van titel XIII, hoofdstuk 6, van de programmawet (I) van 24 december 2002;
20° ondersteuningscentrum Jeugdzorg: een orgaan als vermeld in artikel 33 van het decreet Integrale Jeugdhulp;
21° opvoedingsverantwoordelijken: de natuurlijke personen, andere dan de ouders, die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid;
22° ouders: de personen die titularis zijn van het ouderlijk gezag of, bij ontstentenis van deze personen, de wettelijke vertegenwoordiger;
23° residentiële jeugdhulpverlening: jeugdhulpverlening met een verblijfscomponent waar een minderjarige aan toevertrouwd wordt;
24° sanctie: de maatregel die genomen wordt binnen de semiresidentiële jeugdhulpverlening, residentiële jeugdhulpverlening of de gemeenschapsinstelling ten aanzien van de minderjarige naar aanleiding van regel- en normoverschrijdend gedrag, als de situatie gede-escaleerd is. Met deze maatregel wordt niet de sanctie bedoeld die kan worden opgelegd door de jeugdrechtbank, vermeld in artikel 2, 19°, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;
25° sector: een bevoegdheidsdomein dat geregeld wordt door regelgeving als vermeld in artikel 3, §1, van het decreet Integrale Jeugdhulp, of toepasselijk verklaard krachtens artikel 3, §2, van dat decreet;
26° semiresidentiële jeugdhulpverlening: collectieve dagondersteuning zonder overnachting;
27° sociale dienst: de Sociale Dienst Jeugdrechtbank, vermeld in artikel 56 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
28° toegangspoort: een orgaan als vermeld in artikel 17 van het decreet Integrale Jeugdhulp;
29° Vlaams detentiecentrum: een instelling of afdeling van de gemeenschapsinstelling, bevoegd voor de uitvoering van de voorlopige hechtenis of de gevangenisstraf ten aanzien van uit handen gegeven jongeren tot de maximale leeftijd van 23 jaar op basis van artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 tot inrichting van de gemeenschapsinstellingen en tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet betreffende het jeugd- delinquentierecht;
30° voorziening met mandaat tot geslotenheid: het Vlaams detentiecentrum, een gemeenschapsinstelling of een voorziening die erkend is op basis van artikel 15 of 27/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp die onder toezicht staat van de Commissie van toezicht;
31° vrijheidsbeperkende maatregelen: alle maatregelen die een beperking van de keuzevrijheid of de bewegingsvrijheid of contact met de buitenwereld van de minderjarige inhouden. Deze maatregelen kunnen worden toegepast door een voorziening en verschillen van de maatregelen die kunnen worden opgelegd door de jeugdrechtbank zoals omschreven in artikel 48 of 49 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp en de maatregelen, sancties of reacties zoals omschreven in artikel 2 van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht.

HOOFDSTUK II TOEPASSINGSGEBIED (... - ...)

Artikel 3. (17/05/2024- ...)

Toepassingsgebied

§1. Onverminderd de wetgeving betreffende de rechten van de patiënt en behoudens afwijkingen waarin dit decreet voorziet, regelt dit decreet de rechten van minderjarigen in alle contacten met de jeugdhulp, de diensten die op grond van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht door de gemeenschap worden georganiseerd of beantwoorden aan de door de gemeenschap gestelde voorwaarden, de gemeenschapsinstelling, het Vlaams detentiecentrum en de sociale dienst.

Artikel 8 tot en met 10 zijn niet van toepassing wanneer dit decreet toegepast wordt binnen het kader van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht. Artikel 12/8, 14/1, 14/2, 15/2, 15/3 en 28 tot en met 28/6 zijn niet van toepassing op het Vlaams detentiecentrum. Voor het omgaan met persoonlijke bezittingen, bezoek, extern contact, het gebruik van fouillering en het omgaan met afzondering en fixatie wordt verwezen naar de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden.

Het is van toepassing vanaf het eerste contact, ongeacht op welke wijze en door wie dit contact geïnitieerd wordt.

Artikel 11, §2, artikel 12/1 tot en met 12/5, en artikel 12/7, 12/9, 12/10, 14, 25 en 26 zijn specifiek van toepassing in de residentiële jeugdhulpverlening, de gemeenschapsinstellingen en het Vlaams detentiecentrum. Artikel 12/8, 14/1, 14/2 en 15/2 zijn specifiek van toepassing in de residentiële jeugdhulp- verlening en de gemeenschapsinstelling. Artikel 15/3 en 28 tot en met 28/6
 
zijn specifiek van toepassing in de semiresidentiële jeugdhulpverlening, de residentiële jeugdhulpverlening en de gemeenschapsinstelling. Artikel 12/6,
§1, 2°, en artikel 18 en 19/1 zijn specifiek van toepassing in de semiresidentiele jeugdhulpverlening, de residentiële jeugdhulpverlening, de gemeenschaps- instelling en het Vlaams detentiecentrum.

§1/1. De rechten, vermeld in dit decreet, zijn ook van toepassing op meerderjarigen ten aanzien van wie jeugdhulpverlening wordt georganiseerd en meerderjarigen die in aanraking komen met de diensten die op grond van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht door de gemeenschap worden georganiseerd of beantwoorden aan de door de gemeenschap gestelde voorwaarden, of die in het Vlaams detentiecentrum verblijven, en, voor zover zij niet onder bewind staan, met uitzondering van de rechten, vermeld in artikel 4, artikel 11, §3, artikel 22, §2, tweede lid, 3°, en §5, artikel 24, §2, en artikel 28, §2, 3°, van dit decreet.

§2. Dit decreet doet geen afbreuk aan wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, die aan minderjarigen ruimere rechten toekennen, met behoud van de toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en de uitzonderingen die met toepassing van deze laatste regelgeving in dit decreet voorzien zijn.

§2/1. Dit decreet doet geen afbreuk aan de rechten en verantwoordelijkheden van de ouders of van de pleegzorgers, vermeld in titel IX van het oud Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK III BEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

Artikel 4. (17/05/2024- ...)

Bekwaamheid van de minderjarige

§1. Onverminderd de rechten van de ouders, oefent de minderjarige de rechten, opgesomd in dit decreet, zelfstandig uit.

§2. In afwijking van paragraaf 1, oefenen de minderjarigen de rechten, vermeld in artikel 8, 13 en 22, zelfstandig uit op voorwaarde dat de minderjarigen tot een redelijke beoordeling van hun belangen in staat zijn, rekening houdend met de leeftijd, de ontwikkeling en de maturiteit van de minderjarigen. De minderjarigen van 12 jaar of ouder worden vermoed in staat te zijn tot een redelijke beoordeling van hun belangen.

HOOFDSTUK IV BELANG VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

Artikel 5. (17/05/2024- ...)

Belang van de minderjarige

Het belang van de minderjarige vormt de belangrijkste overweging en vereist dat de minderjarige gepaste bescherming en zorg krijgt.

Bij het vaststellen en het toepassen van het belang van de minderjarige wordt rekening gehouden met de mening van de minderjarige na dialoog als vermeld in artikel 16.

Bij het vaststellen en toepassen van het belang van de minderjarige wordt ook ten minste rekening gehouden met de identiteit van de minderjarige, diens fysieke en emotionele noden, het belang van het netwerk voor de minderjarige, de veiligheid en gezondheid van de minderjarige, de individuele kwetsbaarheid van de minderjarige en de ontwikkelingskansen voor de minderjarige.
 
Bij de vaststelling van het belang van de minderjarige is ook respect vereist voor de mening en voor de verantwoordelijkheden van de ouders, indien zij nog het ouderlijk gezag, vermeld in artikel 372 van het oud Burgerlijk Wetboek, uitoefenen over de minderjarige, of, in voorkomend geval, andere wettelijke vertegenwoordigers.

HOOFDSTUK V RECHTEN VAN DE MINDERJARIGE (... - ...)

AFDELING 1 ALGEMENE BEPALING (... - ...)

Artikel 6. (17/05/2024- ...)

Algemene bepaling

De rechten die in dit decreet zijn opgesomd, gelden zonder onderscheid voor alle minderjarigen.

AFDELING 2 HET RECHT OP JEUGDHULP (... - ...)

Artikel 7. (17/05/2024- ...)

Recht op jeugdhulp

Binnen het beschikbare jeugdhulpaanbod heeft de minderjarige recht op jeugdhulp op maat als vermeld in artikel 6 van het decreet Integrale Jeugdhulp. De jeugdhulp en het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3,
§1, omvatten ook afsluiting en nazorg. In de jeugdhulp en het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, heeft de minderjarige het recht om zo gewoon mogelijk op te groeien.

AFDELING 3 RECHT OP INSTEMMING MET EN VRIJE KEUZE VAN DE BUITENGERECHTELIJKE JEUGDHULP (... - ...)

Artikel 8. (17/05/2024- ...)

Recht op vrije keuze voor buitengerechtelijke jeugdhulp

De minderjarige heeft het recht om geïnformeerd vrij in te stemmen met de buitengerechtelijke jeugdhulp of die hulp te weigeren.

Artikel 9. (17/05/2024- ...)

Recht op vrije keuze van jeugdhulpaanbieder

Als buitengerechtelijke jeugdhulp die past bij de jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte van de minderjarige, door meerdere jeugdhulpaanbieders kan worden verstrekt, heeft de minderjarige het recht om de jeugdhulpaanbieder vrij te kiezen en om die keuze nadien te wijzigen, behoudens beperkingen die bij of krachtens wet of decreet zijn opgelegd.

Artikel 10. (17/05/2024- ...)

Recht om de interventie van een jeugdhulpverlener te weigeren

§ 1. Bij buitengerechtelijke jeugdhulp heeft de minderjarige te allen tijde het recht de interventie van een bepaalde jeugdhulpverlener te weigeren, voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpvoorziening dat toelaten. De weigering mag de jeugdhulpverlening van de jeugdhulpvoorziening aan de minderjarige niet in het gedrang brengen.

Op verzoek van de minderjarige wordt de weigering, bedoeld in het vorige lid, schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het dossier van de minderjarige. De minderjarige heeft het recht om een schriftelijke motivering van de voormelde weigering aan diens dossier te laten toevoegen.

§ 2. De bepalingen van § 1 zijn van overeenkomstige toepassing op de toegangspoort en het ondersteuningscentrum jeugdzorg.

AFDELING 4 RECHT OP INFORMATIE EN DUIDELIJKE COMMUNICATIE (... - ...)

Artikel 11. (17/05/2024- ...)

Recht op informatie

§1. De minderjarige heeft recht op duidelijke, toereikende, begrijpelijke en ondersteunende informatie op maat over diens begeleidingstraject, over de jeugdhulp en over alle zaken die daarmee verband houden en in voorkomend geval over het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, met inbegrip van de rechten van minderjarigen geregeld in dit decreet.
 
§2. Bij de opstart van en tijdens het verblijf in de residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum heeft de minderjarige recht op een open dialoog waarin besproken wordt waarom de minderjarige in de jeugdhulpvoorziening of in pleegzorg verblijft, op welke wijze het leven er georganiseerd wordt, welke regels en afspraken er zijn en op welke wijze daarmee wordt omgegaan.

Conform paragraaf 1 krijgen de minderjarigen bij de opstart van het verblijf informatie over hun rechten, en in het bijzonder over:
1°    het recht om met hun vertrouwenspersoon en in voorkomend geval hun advocaat te communiceren;
2°    de rol van het personeel of de pleegzorgers;
3°    de klachtmechanismes.

In een gemeenschapsinstelling en het Vlaams detentiecentrum betreft de informatie, vermeld in dit artikel, ook het recht om hoger beroep aan te tekenen tegen de plaatsingsbeslissing.

Als persoonsgegevens verwerkt worden met cameratoezicht of andere methoden van toezicht die een belangrijke inbreuk op de privacy inhouden, wordt de minderjarige voorafgaand en in duidelijke en eenvoudige taal geïnformeerd over de modaliteiten van het voormelde toezicht, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze afdeling, afdeling 5 en indien van toepassing, de wetgeving over de regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s. De minderjarige wordt minstens geïnformeerd over de duurtijd van de verwerking en het recht op toegang tot, inzage in en aanpassing van de opnames.

Jeugdhulpvoorzieningen die vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen, nemen de mogelijke vrijheidsbeperkende afspraken door, met in het bijzonder de afspraken over afzondering en fixatie, vermeld in artikel 28/1 tot en met 28/6.

Na de dialoog, vermeld in het eerste lid, ontvangt de minderjarige documentatie waarin de informatie, vermeld in dit artikel, toegankelijk wordt beschreven en op regelmatige tijdstippen in de loop van het traject van de minderjarige wordt herhaald.

Een voorziening met mandaat tot geslotenheid geeft de minderjarige bij opname de informatie die door de Commissie van Toezicht ter beschikking wordt gesteld.

§3. In het belang van de minderjarige, vermeld in artikel 5, kan worden beslist om de minderjarige niet te informeren over bepaalde zaken met betrekking tot de minderjarige of de context van de minderjarige. Een dergelijke beslissing wordt gemotiveerd en in het dossier van de minderjarige opgenomen. De vertrouwenspersoon, vermeld in artikel 24, heeft het recht om over de voormelde zaken geconsulteerd en geïnformeerd te worden.

Artikel 12. (17/05/2024- ...)

Recht op begrijpelijke en ondersteunde communicatie

De communicatie met de minderjarige verloopt in een begrijpelijke en als dat nodig is een ondersteunde taal, die is afgestemd op de leeftijd, maturiteit en ontwikkeling van de minderjarige. De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze het voormelde recht wordt nageleefd ten aanzien van anderstalige minderjarigen.

AFDELING 4/1 RECHT OP ONDERWIJS, TIJDSBESTEDING, VRIJE TIJD, FYSIEKE ACTIVITEIT EN ARBEID IN DE RESIDENTIËLE JEUGDHULPVERLENING, EEN GEMEENSCHAPSINSTELLING OF HET VLAAMS DETENTIECENTRUM (17/05/2024 - ...)

Artikel 12/1. (17/05/2024- ...)

Recht op onderwijs in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

§1. De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft recht op kwalitatief onderwijs dat zo veel als mogelijk aangepast is aan diens behoeften en vaardigheden.

Zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden en mogelijkheden van de ouders, en in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken, ondersteunt de jeugdhulpvoorziening de minderjarige waar nodig in het voormelde schoolse traject, bij voorkeur in een erkende school buiten de jeugdhulpvoorziening.

§2. Als onderwijs in een school buiten de jeugdhulpvoorziening in het kader van het mandaat tot geslotenheid en ingevolge een beslissing van de jeugdrechter niet mogelijk is, wordt het onderwijs voor de minderjarige in de jeugdhulpvoorziening georganiseerd door een erkende onderwijsinstelling. Het onderwijs dat in de periode van het verblijf wordt geboden, sluit zo veel als mogelijk aan op de onderwijs- loopbaan van de minderjarige.

§3. De jeugdhulpvoorziening informeert de minderjarige over de mogelijkheden tot het behalen van een diploma of getuigschrift.

Artikel 12/2. (17/05/2024- ...)

Recht op tijdsbesteding in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

Zonder afbreuk te doen aan het recht op onderwijs heeft de minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, recht op tijdsbesteding op maat van de minderjarige. Bij verblijf in een jeugdhulpvoorziening wordt de voormelde tijdsbesteding door de jeugdhulpvoorziening, door een andere organisatie of door de minderjarige georganiseerd.

Artikel 12/3. (17/05/2024- ...)

Recht op vrije tijd in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft dagelijks recht op vrije tijd. De voormelde vrije tijd kan georganiseerde en in elk geval ongeorganiseerde vrije tijd zijn. De minderjarige kan tijdens de voormelde vrije tijd individueel of collectief, een intellectuele, culturele, sociale, artistieke of fysieke activiteit uitoefenen, binnen of, met uitzondering van de minderjarige die verblijft in het Vlaams detentiecentrum, buiten de jeugdhulpvoorziening, passend binnen het begeleidingstraject van de minderjarige, desgevallend afgestemd met de jeugdrechter overeenkomstig artikel 27, §3, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht. De minderjarige heeft voor de voormelde vrije tijd ook toegang tot de eigen kamer.

Artikel 12/4. (17/05/2024- ...)

Recht op fysieke activiteit in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft recht op dagelijkse fysieke activiteit en op tijdsbesteding in de buitenlucht.

Artikel 12/5. (17/05/2024- ...)

Recht op arbeid in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeen- schapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft recht op arbeid en op de vrije keuze van arbeid met behoud van de toepassing van de bepalingen van de Arbeidswet van 16 maart 1971 en als de opdracht en de organisatie van de jeugd- hulpaanbieder dat toelaten.

De tewerkstelling, vermeld in het eerste lid, gebeurt bij voorkeur in de samenleving, op maat van de minderjarige en passend binnen het begeleidingstraject van de minderjarige. Als een voorziening toch zelf tewerkstelling voorziet, gebeurt de tewerkstelling met gelijkaardige organisatie en methoden als in de samenleving. Onderwijs en beroepsopleiding hebben voorrang op het recht op arbeid. Zolang de minderjarige onderworpen is aan de leerplicht, kan die alleen arbeid verrichten buiten de schooluren en buiten de werkdagen en werkuren van de beroepsopleiding.

AFDELING 5 RECHT OP RESPECT VOOR HET PRIVÉ- EN FAMILIELEVEN (17/05/2024 - ...)

Artikel 12/6. (17/05/2024- ...)

Recht op respect voor de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens

De minderjarige heeft recht op respect voor diens persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van al de volgende aspecten:
1° een respectvolle omgang met diens politieke, filosofische, ideologische of reli gieuze overtuiging, identiteit, genderidentiteit en seksuele geaardheid;
2° het recht op overleg over de verblijfsomstandigheden bij semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening of bij verblijf in een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum.”.

De minderjarige heeft recht op de bescherming van diens persoonsgegevens, met behoud van de toepassing van de bepalingen van afdeling 7.

Artikel 12/7. (17/05/2024- 06/05/2034)

Recht op verblijf in een gepaste, individuele kamer in de residentiele jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De kamer waar de minderjarige in verblijft, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1°    ze is proper;
2°    ze is in goede staat;
3°    er is een mogelijkheid tot verluchting en rechtstreeks daglicht;
4°    ze is aangepast aan de noden van de minderjarige.

De minderjarige kan de kamer, vermeld in het eerste lid, naar eigen wensen inrichten, rekening houdend met het huishoudelijk reglement van de jeugdhulpvoorziening. De Vlaamse Regering kan verduidelijkende en aanvullende voorwaarden bepalen waaraan een kamer moet voldoen.

Artikel 12/8. (17/05/2024- ...)

Recht op persoonlijke bezittingen in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling

§1. De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling verblijft, beschikt over en zorgt voor diens persoonlijke bezittingen. De minderjarige kan die bezittingen bewaren in de eigen kamer of in een persoonlijke opbergruimte.

De jeugdhulpaanbieder kan voorwerpen die het samenwonen en de veiligheid van de minderjarige in het gedrang kunnen brengen, verbieden en indien nodig in bewaring nemen.
 
De jeugdhulpvoorziening omschrijft in het huishoudelijk reglement op welke soort voorwerpen het tweede lid van toepassing is en op welke wijze daar in dialoog mee wordt omgegaan, en ze informeert de minderjarige daarover.

§2. De jeugdhulpvoorziening zorgt ervoor dat de minderjarige een archief krijgt met spullen en documenten die de minderjarige persoonlijk toebehoren, opdat de minderjarige het verblijf in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling kan reconstrueren.

Artikel 12/9. (17/05/2024- ...)

Recht op eigen kleding in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, draagt de eigen kleding en schoenen. De jeugdhulpvoorziening waakt er mee over dat die kleding en schoenen aangepast zijn aan de sociale- en weersomstandigheden en biedt in voorkomend geval tijdelijk geschikte kleding en schoenen aan. Het huishoudelijk reglement kan bepalen dat voor specifieke activiteiten specifieke, eventueel door de voorziening ter beschikking gestelde, kleding en schoenen, moeten worden gedragen of dat er bepaalde beperkingen gelden op het dragen van sommige kledingstukken in specifieke situaties.

Artikel 12/10. (17/05/2024- ...)

Recht op hygiëne in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die verblijft in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum, heeft het recht om de eigen persoonlijke hygiëne te onderhouden, in veilige en hygiënische omstandigheden.

Artikel 13. (17/05/2024- ...)

Recht om niet van ouders gescheiden te worden

Een minderjarige kan niet tegen diens wil van de ouders worden gescheiden, tenzij een rechterlijke beslissing dat beveelt.

Artikel 14. (17/05/2024- ...)

Recht op contact met familie in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

Als een residentiële maatregel in de jeugdhulpverlening of een residentiële maatregel na een rechterlijke beslissing in het kader van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht de minderjarige scheidt van een ouder of opvoedingsverantwoordelijke, van een broer of zus, of van een halfbroer of halfzus, heeft de minderjarige recht op informatie over die persoon en ook recht op regelmatig, persoonlijk en rechtstreeks contact met die persoon, tenzij dat in strijd is met een rechterlijke beslissing. In het belang van de minderjarige, vermeld in artikel 5, kan de jeugdhulpaanbieder in afwachting van een rechterlijke beslissing het persoonlijk en rechtstreeks contact tijdelijk opschorten. De voormelde tijdelijke opschorting wordt gemotiveerd in het dossier van de minderjarige.
 
Gevoelige informatie over een ouder, opvoedingsverantwoordelijke, broer of zus, of halfbroer of halfzus wordt op een zodanige manier verstrekt dat het welzijn van de minderjarige zo min mogelijk wordt geschaad.

Artikel 14/1. (17/05/2024- ...)

Recht op bezoek in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling

§1. Met behoud van de toepassing van artikel 14 heeft de minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling verblijft recht op regelmatig bezoek van personen naar keuze vanaf het moment van aankomst.

Bij verblijf in een residentiële jeugdhulpvoorziening bepaalt de jeugdhulpvoor ziening de bezoekregeling in het huishoudelijk reglement. De jeugdhulpvoorziening levert gepaste inspanningen om dat bezoek mogelijk te maken en zorgt ervoor dat het bezoek plaatsvindt in een huiselijke sfeer. De organisatie van het bezoek wordt afgestemd met het traject van de minderjarige.

§2. Het recht op bezoek kan alleen worden beperkt door:
1°    een rechterlijke beslissing, gemotiveerd in het belang van de minderjarige;
2°    een beslissing van de jeugdhulpvoorziening als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a)    de gepaste inspanningen, vermeld in paragraaf 1, maken het recht op bezoek niet mogelijk;
b)    de beperking betreft alleen het bezoek van specifieke personen;
c)    de beslissing wordt genomen in afwachting van een rechterlijke beslissing, na een individuele beoordeling;
d)    de beslissing wordt genomen met het oog op de veiligheid van de minderjarige;
3° een beslissing van een gemeenschapsinstelling die in afwijking van het eerste lid, 2°, c), het bezoek met specifieke personen kunnen beperken, na een individuele beoordeling en met het oog op het handhaven van de orde of de veiligheid, zonder daarbij een rechterlijke beslissing af te wachten.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, kan, behoudens een noodsituatie, de beslissing niet ingaan, in voorkomend geval, tegen een rechterlijke beslissing. De noodzaak van de beslissing tot tijdelijke opschorting wordt bespro ken met de minderjarige, gekaderd in het begeleidingstraject van de minderjarige en gemotiveerd in het dossier van de minderjarige. De beperking is maximaal veertien dagen geldig. De voormelde periode kan maar één keer worden verlengd met dezelfde termijn. De beperking wordt ter kennis gebracht van de jeugdrechter en in het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, aan de jeugdrechter voorgelegd die ook kan beslissen om de beperking te verlengen tot na de termijn van 28 dagen.

§3. De organisatie van het bezoek kan worden beperkt door:
1°    een rechterlijke beslissing, gemotiveerd in het belang van de minderjarige;
2°    een beslissing van de jeugdhulpvoorziening, op voorwaarde dat de aard van de beperking wordt bepaald in het huishoudelijk reglement en alleen met het oog op het handhaven van de orde of de veiligheid.

In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt de noodzaak van de beperking besproken met de minderjarige, gekaderd in het begeleidingstraject van de minderjarige en gemotiveerd in het dossier van de minderjarige. De beperking is maximaal veertien dagen geldig. De voormelde periode kan maar één keer worden verlengd met dezelfde termijn. In voorkomend geval wordt de jeugdrechter op de hoogte gebracht van de beperking.
 
§4. Het recht op bezoek, en de wijze van de organisatie ervan, van de volgende personen of instanties kan nooit beperkt worden binnen de bezoekuren die de jeugdhulpvoorziening heeft bepaald en met behoud van de toepassing van de re- gelgeving die geldt voor de volgende personen of instanties:
1°    de advocaat van de minderjarige;
2°    de bevoegde klachteninstantie;
3°    de betrokken jeugdmagistraten;
4°    de consulaire en diplomatieke ambtenaren van het land van herkomst van de minderjarige;
5°    de maandcommissaris;
6°    de kinderrechtencommissaris;
7°    de Zorginspectie;
8°    de consulent.

§5. Als toezicht op het bezoek noodzakelijk is voor de ordehandhaving en veiligheid, gebeurt dit met maximaal respect voor de privacy van de minderjarige en het bezoek. Dit toezicht wordt bij voorkeur uitsluitend visueel uitgeoefend.

Alleen als er geïndividualiseerde aanwijzingen zijn dat een andere vorm van toezicht in het belang van de orde of veiligheid noodzakelijk is, kan van het eer ste lid afgeweken worden. De minderjarige en de personen die op bezoek komen, worden vooraf geïnformeerd over de modaliteiten van het toezicht, de noodzaak daarvoor en de geïndividualiseerde afwijkingen van het visueel toezicht.

Bij het bezoek van personen die ten aanzien van de minderjarige door het beroepsgeheim gebonden zijn, kan er alleen visueel toezicht worden uitgeoefend.

Artikel 14/2. (17/05/2024- ...)

Recht op extern contact op andere manieren in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling

§1. Met behoud van de toepassing van artikel 14 heeft de minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling verblijft, het recht om met iedereen naar keuze regelmatig te communiceren, volgens de bepalingen die opgenomen zijn in het huishoudelijk reglement. Bij aankomst in een voorziening met mandaat tot geslotenheid heeft de minderjarige het recht om minimaal de ouders, de opvoedingsverantwoordelijke en een persoon naar keuze te contacteren.

De minderjarige heeft recht op toegang tot en gebruik van het internet, volgens de praktische bepalingen in het huishoudelijk reglement en rekening houdend met het begeleidingstraject van de minderjarige.

De rechten uit dit artikel kunnen beperkt worden door een rechterlijke beslissing over de communicatie van de minderjarige met specifieke personen.

Een voorziening kan de minderjarige alleen verbieden om te communiceren met een persoon naar keuze als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a)    de beperking betreft alleen het contact met specifieke personen;
b)    de beslissing wordt genomen in afwachting van een rechterlijke beslissing, op basis van een individuele beoordeling dat die communicatie een bedreiging inhoudt voor de veiligheid van de minderjarige;
c)    de beslissing is noodzakelijk om de veiligheid van de minderjarige te vrijwaren.

In afwijking van het vierde lid, b), kan een gemeenschapsinstelling het contact met specifieke personen beperken, na een individuele beoordeling en met het oog op het handhaven van de orde of de veiligheid, zonder daarbij een rechterlijke beslissing af te wachten.

De beperking, vermeld in het vierde lid, wordt besproken met de minderjarige, gekaderd in het begeleidingstraject van de minderjarige en gemotiveerd in het dossier van de minderjarige. De beperking is maximaal veertien dagen geldig. De voormelde periode kan maar één keer worden verlengd met dezelfde termijn. De beperking wordt ter kennis gebracht van de jeugdrechter en in het geval, vermeld in het vierde lid, aan de jeugdrechter voorgelegd die ook kan beslissen de beperking te verlengen tot na de termijn van 28 dagen.

§2. In de residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling heeft de minderjarige het recht om onbeperkt brieven te schrijven en post te ontvangen, behalve als er een rechterlijke beslissing is ten aanzien van de communicatie van de minderjarige met specifieke personen.

§3. Het huishoudelijk reglement van een jeugdhulpvoorziening kan bepalen aan welke controle schriftelijke communicatie, met inbegrip van briefwisseling en andere post, kan worden onderworpen met het oog op de veiligheid zonder dat de inhoud van de schriftelijke communicatie kan worden gelezen.

§4. De jeugdhulpvoorziening faciliteert de communicatie met de personen en instanties, vermeld in artikel 14/1, §4, en biedt daarvoor ruime contactmogelijkheden.

Artikel 15. (17/05/2024- ...)

Recht op ondersteuning bij het zoeken naar informatie over bepaalde personen

De minderjarige en in het bijzonder de niet-begeleide minderjarige vreemdeling heeft recht op ondersteuning bij het zoeken naar informatie over de situatie van familieleden of andere personen die belangrijk zijn voor de minderjarige.

Artikel 15/1. (17/05/2024- ...)

Recht op hulpverlening en begeleiding dicht bij de verblijfplaats

De jeugdhulpverlening en het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, van de minderjarige wordt bij voorkeur uitgevoerd zo dicht mogelijk bij de verblijfplaats van de minderjarige of de verblijfplaats van de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken van de minderjarige.

In het belang van de minderjarige kan van het eerste lid afgeweken worden.

Artikel 15/2. (17/05/2024- ...)

Recht om deel te nemen aan de ruimere samenleving bij verblijf in de residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling verblijft, heeft het recht om deel te nemen aan de ruimere samenleving. De jeugdhulpvoorziening biedt de minderjarige volop kansen om de jeugdhulpvoorziening, met of zonder begeleiding, te verlaten. Het verlaten van de jeugdhulpvoorziening gebeurt op maat van de minderjarige en overeenkomstig de afspraken die daarover worden gemaakt in dialoog met de minderjarige en de context van die minderjarige, en in voorkomend geval de jeugdrechter. Bij de toepassing van dit recht mag geen afbreuk gedaan worden aan de beslissingen van de jeugdrechter.

Artikel 15/3. (17/05/2024- ...)

Fouillering en doorzoeken van de kamer in de semiresident ele jeugdhulpverlening, de residentiële jeugdhulpverlening of een gemeenschapsinstelling

§1. In de semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening of in een gemeenschapsinstelling is elke vorm van fouillering van kledij of persoonlijke zaken van de minderjarige of het doorzoeken van de kamer van de minderjarige verboden, behalve in de gevallen, vermeld in paragraaf 2 en 3.

Conform artikel 19/1 organiseert de jeugdhulpvoorziening een ontwikkelingsgericht leefklimaat in de voorziening, ook op het vlak van fysieke veiligheid. Als de jeugdhulpvoorziening vermoedens heeft dat de minderjarige bepaalde voorwerpen of substanties bezit die de veiligheid van de minderjarige of anderen in het gedrang brengen, gaat de jeugdhulpvoorziening daarover in dialoog met de minderjarige.

§2. Als de dialoog met de minderjarige niet tot een gepaste oplossing leidt en alleen als er geïndividualiseerde vermoedens zijn dat de minderjarige voorwerpen of substanties in bezit heeft die de eigen veiligheid of de veiligheid van anderen ernstig in gevaar kunnen brengen, kunnen in een voorziening met mandaat tot geslotenheid de kledij van de minderjarige of persoonlijke zaken gefouilleerd worden.

De minderjarige wordt onmiddellijk voorafgaand aan de fouillering geïnformeerd over de fouillering.

Het moment en de omstandigheden van de fouillering, de geïndividualiseerde vermoedens die de basis vormen voor het fouilleren en het resultaat ervan, worden vermeld in het dossier van de minderjarige. De minderjarige kan de voormelde vermelding nalezen en becommentariëren. De naam van diegene die de fouillering heeft uitgevoerd wordt tevens geregistreerd.

§3. Als de dialoog met de minderjarige niet tot een gepaste oplossing leidt en alleen als er geïndividualiseerde vermoedens zijn dat de minderjarige voorwerpen of substanties bezit die de eigen veiligheid of de veiligheid van anderen ernstig in gevaar kunnen brengen, kan in een voorziening met mandaat tot geslotenheid de kamer van de minderjarige doorzocht worden.

De minderjarige wordt onmiddellijk voorafgaand aan de doorzoeking geïnformeerd over de doorzoeking van de kamer en over de motivatie daarvoor. Er wordt maximaal naar gestreefd dat de minderjarige aanwezig is bij de doorzoeking.

Het doorzoeken van de kamer gebeurt minimaal in aanwezigheid van een tweede persoon. Het moment van en de omstandigheden bij het doorzoeken, de geïndividualiseerde vermoedens die de basis vormen voor het doorzoeken en het resultaat ervan, worden vermeld in het dossier van de minderjarige en worden gecommuniceerd met de minderjarige. De minderjarige kan de voormelde ver- melding nalezen en becommentariëren. De naam van diegene die de doorzoeking heeft uitgevoerd wordt tevens geregistreerd.

§4. Als er naar aanleiding van de fouillering, vermeld in paragraaf 2, of bij het doorzoeken van de kamer, vermeld in paragraaf 3, voorwerpen of substanties in het bezit van de minderjarige worden gevonden waarvan het bezit strafbaar is of die de veiligheid van de minderjarige of anderen ernstig in gevaar brengen, kunnen die voorwerpen of substanties in beslag genomen worden en, tegen afgifte van een ontvangstbewijs, ten behoeve van de minderjarige worden bewaard, hetzij met diens toestemming vernietigd worden, hetzij, met behoud van de toepassing van de regelgeving inzake beroepsgeheim, ter beschikking gehouden worden van de bevoegde overheden, met het oog op voorkoming of vaststelling van strafbare feiten. Bij de inbeslagname wordt erover gewaakt dat het bijhouden of vernietigen niet in strijd is met een andersluidende wettelijke verplichting.

§5. Het huishoudelijk reglement van de jeugdhulpvoorziening bepaalt de manier waarop de fouillering en de doorzoeking van de kamer plaatsvindt, met inbegrip van de personen die bevoegd zijn de fouillering uit te voeren.

AFDELING 6 RECHT OP INSPRAAK EN PARTICIPATIE (... - ...)

Artikel 16. (17/05/2024- ...)

Recht op participatie

Met behoud van de procedureregels voor het verlenen van gerechtelijke jeugdhulp, heeft de minderjarige recht op participatie bij de totstandkoming en de uitvoering van de jeugdhulp die en van het aanbod in het kader van het jeugddelinquentie- recht, vermeld in artikel 3, §1, dat aan de minderjarige wordt verleend.

De minderjarige heeft het recht de regie van diens traject mee in handen te houden en heeft het recht om diens mening vrij te uiten in elke aangelegenheid of procedure over de jeugdhulp die en het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, dat de minderjarige betreft. Als de minderjarige niet in staat is om diens mening te uiten, worden passende maatregelen genomen om de mening van de minderjarige te achterhalen. Aan de mening van de minderjarige wordt in de mate van het mogelijke passend gevolg gegeven, in overeenstemming met de leeftijd en de maturiteit van de minderjarige. Als aan de mening van de minderjarige geen passend gevolg wordt gegeven, wordt dat afdoende gemotiveerd. De voormelde motivering wordt aan het dossier toegevoegd.

Artikel 17. (17/05/2024- ...)

Recht op periodieke evaluatie

Onverminderd de procedureregels voor het verlenen van gerechtelijke jeugdhulp, heeft de minderjarige recht op een periodieke evaluatie van de jeugdhulpverlening die de minderjarige krijgt en van het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, dat de minderjarige krijgt, in functie van het zicht krijgen op het bereiken van de vooropgestelde hulpverlenings- en begeleidingsdoelen, in verhouding tot de duur van die hulpverlening of de begeleiding. De minderjarige heeft recht op participatie bij die evaluatie.

Artikel 18. (17/05/2024- ...)

Recht op participatie in semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening of verblijf in een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige aan wie de voorziening semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening aanbiedt, en de minderjarige die verblijft in een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum, heeft het recht om met medebewoners te vergaderen over aspecten van jeugdhulpverlening of de begeleiding.

Artikel 19. (17/05/2024- ...)

Participatieregeling

De jeugdhulpvoorzieningen beschikken over een regeling met betrekking tot de inspraak van de minderjarige. Die inspraakregeling voldoet ten minste aan de volgende eisen:
1° er is een inspraakprocedure en/of een inspraakorgaan dat systematisch samenkomt en waar in een dialoog onderwerpen over het samenleven of het individuele begeleidingstraject besproken worden;
2° als dat mogelijk is en in elk geval bij semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening en in een gemeenschapsinstelling en het Vlaams detentiecentrum, gebeurt de inspraak ook collectief;
3° elke minderjarige aan wie de jeugdhulpvoorziening jeugdhulpverlening of begeleiding aanbiedt of elke minderjarige die gebruik maakt van het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, kan participeren aan de inspraak;
4° de jeugdhulpvoorziening en het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, bieden hun medewerking om de systematische inspraak vanuit evenwaardigheid en gedeelde verantwoordelijkheid te realiseren.


 

Artikel 19/1. (17/05/2024- ...)

Recht op een ontwikkelingsgericht leefklimaat in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De jeugdhulpvoorziening die semiresidentiële of residentiële jeugdhulpverlening of begeleiding aanbiedt aan de minderjarige, organiseert in de voorziening een ontwikkelingsgericht leefklimaat.

Een ontwikkelingsgericht leefklimaat omvat de kwaliteit van de fysieke en sociale omgeving, waarin wordt voorzien in voldoende en noodzakelijke voorwaarden voor fysieke en mentale gezondheid, welzijn, contact, veiligheid en persoonlijke groei van minderjarigen. In een ontwikkelingsgericht leefklimaat worden minderjarigen behandeld met respect voor hun integriteit en menselijke waardigheid, de kinder- en mensenrechten en hun persoonlijke autonomie. Een ontwikkelingsgericht leefklimaat is in voorkomend geval gericht op herstel en in elk geval op succesvolle participatie in de maatschappij. De relatie tussen de minderjarige, de begeleider en de ruimere omgeving is daarin essentieel.

Het ontwikkelingsgericht leefklimaat wordt georganiseerd in dialoog en in gedeelde verantwoordelijkheid met de minderjarige.

AFDELING 7 RECHT OP DOSSIER (17/05/2024 - ...)

Artikel 20. (17/05/2024- ...)

Recht op een dossier

De minderjarige heeft recht op een dossier dat zorgvuldig wordt bijgehouden en veilig wordt bewaard.

Het opstellen, het bewaren en het gebruik van het dossier zijn onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens, aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving van de sectoren en aan de supplementaire of specifieke verplichtingen, bepaald in deze Afdeling. Als deze verplichtingen onderling tegenstrijdig zijn, hebben de verplichtingen die voor de minderjarige het gunstigst zijn, voorrang, met behoud van de toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en de uitzonderingen die daar in voorkomend geval op bepaald zijn.

Artikel 20/1. (17/05/2024- ...)

Recht op informatie over het dossier

Conform artikel 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming en met behoud van artikel 11, §3, heeft de minderjarige recht op informatie over de gegevens die de minderjarige betreffen en die over de minderjarige worden bijgehouden en met wie die gegevens kunnen en effectief gedeeld worden. De jeugdhulpvoorziening beschikt over een procedure waarin is uitgewerkt op welke wijze de informatiedeling verloopt.

Artikel 21. (17/05/2024- ...)

Recht op een aparte rubriek betreffende de gezondheid

In het dossier worden de gegevens over de gezondheid apart bijgehouden. De verwerking van en de toegang tot die gegevens is onderworpen aan de relevante bepalingen uit de algemene verordening gegevensbescherming en de regelgeving betreffende de rechten van de patiënt.

Artikel 22. (17/05/2024- ...)

Recht op toegang tot bepaalde gegevens en toelichting daarbij

§ 1. Dit artikel is van toepassing op de dossiergegevens die geen gegevens over de gezondheid uitmaken.

§ 2. De minderjarige heeft recht op toegang tot de gegevens de minderjarige betreffen.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming, gelden de rechten en de verplichtingen, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de algemene verordening gegevensbescherming, niet voor de volgende gegevens :
1° de gegevens die werden verstrekt door derden zonder dat zij daartoe verplicht werden en die zij als vertrouwelijk hebben bestempeld, tenzij zij zich akkoord verklaren met de toegang;
2° de stukken die werden opgesteld ten behoeve van de gerechtelijke overheden;
3° de gegevens waarover de minderjarige, met toepassing van artikel 11, §3, van dit decreet niet werd geïnformeerd. De persoon, bedoeld in artikel 24, heeft wel recht op toegang tot deze gegevens.

De minderjarige heeft recht op toelichting bij de gegevens waartoe die toegang heeft.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de voormelde verordening wordt, in afwijking van artikel 12, lid 3, van de voormelde verordening, uiterlijk binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek gevolg verleend aan het recht op toegang en toelichting.

Met behoud van de toepassing van het vierde lid wordt voor gegevens die bij de toegangspoort en de gemandateerde voorzieningen worden bewaard, het recht op toegang uiterlijk verleend op het ogenblik waarop de toegangspoort of de gemandateerde voorziening een beslissing neemt. Voor gegevens die bij de sociale dienst worden bewaard, wordt het recht op toegang uiterlijk verleend op het ogenblik van de eerste beschikking van de jeugdrechter of het eerste vonnis van de jeugdrechtbank.

§ 3. De toegang tot de gegevens wordt verstrekt door inzage.

Als bepaalde gegevens ook een derde betreffen en volledige inzage in de gegevens door de minderjarige afbreuk zou doen aan het recht van de derde op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van die derde, wordt de toegang tot deze gegevens verstrekt via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage.

§ 4. Voor de toepassing van § 2 worden de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem ten opzichte van elkaar als derden beschouwd.

Onverminderd de toepassing van § 2, worden, voor de toepassing van § 3, tweede lid, de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem ten opzichte van de minderjarige niet als derden beschouwd, voorzover het gaat om contextuele gegevens.

Contextuele gegevens zijn gegevens die tegelijk de minderjarige en één of meer andere personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem, betreffen.

Voor de toepassing van deze paragraaf bestaat het cliëntsysteem uit de volgende personen:
1° de minderjarige;
2° de ouders;
3° de opvoedingsverantwoordelijken;
4° de personen die met de minderjarige samenwonen op het ogenblik van de uitoefening van het recht op toegang.

§ 5. Deze paragraaf is van toepassing als de minderjarige, met toepassing van artikel 4, § 2, het recht op toegang niet zelfstandig kan uitoefenen.

Het recht op toegang wordt uitgeoefend door de ouders.

Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming, gelden de rechten en de verplichtingen, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de algemene verordening gegevensbescherming - waaronder het toegangsrecht - voor de ouders die in het kader van deze paragraaf optreden niet voor de volgende gegevens :
1° de contextuele gegevens die het kind en een andere persoon dan de ouder zelf betreffen;
2° de gegevens, vermeld in artikel 23 van dit decreet.

Ingeval er tegenstrijdige belangen zijn met de ouders of als die het toegangsrecht niet uitoefenen, kan het toegangsrecht van de minderjarige worden uitgeoefend door de persoon, bedoeld in artikel 24.

§6. De documenten die de minderjarige aanreikt, worden toegevoegd aan het dossier op verzoek van de minderjarige.
 
De minderjarige heeft het recht om diens versie te geven van de feiten die vermeld zijn in diens dossier.

§ 7. De minderjarige heeft recht op een afschrift van de gegevens van diens dossier waartoe die toegang heeft door inzage. Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de algemene verordening gegevensbescherming heeft de minderjarige voor de gegevens waartoe die toegang heeft op een andere wijze dan door inzage, alleen recht op een rapport.

Ieder afschrift en ieder rapport is persoonlijk en vertrouwelijk, en mag enkel worden aangewend voor doeleinden van jeugdhulp. De dossierhouder die een afschrift of rapport bezorgt, wijst de minderjarige hierop en voegt een toelichting in die zin bij het afschrift of rapport.

De Vlaamse regering kan de modaliteiten bepalen waaronder een afschrift of rapport wordt afgeleverd.

Artikel 23. (17/05/2024- ...)

Recht op verzet tot toegang tot gegevens

De minderjarige kan zich uitdrukkelijk en gemotiveerd verzetten tegen de toegang van een persoon van het cliëntsysteem, vermeld in artikel 22, §4, tot gegevens die de minderjarige aanwijst en die niet uitsluitend betrekking hebben op informatie over de persoon van het cliëntsysteem die toegang verzoekt.

AFDELING 8 RECHT OP BIJSTAND (... - ...)

Artikel 24. (17/05/2024- ...)

Recht op bijstand door een vertrouwenspersoon

§ 1. De minderjarige heeft het recht om zich in alle contacten en in de uitoefening van de rechten, vermeld in dit decreet, te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon die aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° meerderjarig zijn;
2° niet rechtstreeks betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening of het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, georganiseerd ten behoeve van de minderjarige;
3° op ondubbelzinnige wijze door de minderjarige aangewezen zijn;
4° beschikken over een uittreksel uit het strafregister dat een model 2 omvat.

De persoon die de minderjarige bijstaat, legitimeert zich bij elk optreden in die hoedanigheid. De voormelde persoon vrijwaart de belangen van de minderjarige. De minderjarige heeft het recht om zo veel als mogelijk in overleg met de vertrouwenspersoon het mandaat en de opdrachten van de vertrouwenspersoon nader in te vullen. De minderjarige wijst zelf een vertrouwenspersoon aan, die niet de ouder noch de wettelijk vertegenwoordiger is.

§ 2. Als de minderjarige niet in staat is om zelf een persoon als vermeld in paragraaf 1 aan te wijzen en als de minderjarige en diens ouders of wettelijk vertegenwoordiger tegenstrijdige belangen hebben, kan de jeugdhulpvoorzie ning of de toegangspoort een vertrouwenspersoon aanwijzen voor die minderjarige die beantwoordt aan de bepalingen van § 1, eerste lid, 1° en 2°. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de aanwijzing van die persoon. Het tweede lid van § 1 is op die persoon van toepassing.

Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing als de minderjarige en diens opvoedingsverantwoordelijke tegenstrijdige belangen hebben en niemand het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent.

AFDELING 9 RECHT OP GEZONDHEIDSZORG (17/05/2024 - ...)

Artikel 25. (17/05/2024- ...)

Recht op gezondheidszorg in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum

De minderjarige die in de residentiële jeugdhulpverlening, een gemeenschapsinstelling of het Vlaams detentiecentrum verblijft, heeft recht op fysieke en geestelijke gezondheidszorg die gelijkwaardig is met de gezondheidszorg in de samenleving, en heeft recht op adequate medicatie.

AFDELING 10 RECHT OP EEN VRIJ BESTEEDBAAR BEDRAG (... - ...)

Artikel 26. (01/01/2014- datum onbepaald)

De minderjarige aan wie residentiële jeugdhulpverlening wordt geboden, met uitzondering van pleegzorg als bedoeld in artikel 2, 11°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, heeft, ten laste van de Vlaamse Overheid, recht op een vrij besteedbaar bedrag. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag, de nadere regels voor de toekenning ervan en de wijze waarop het wordt vereffend.

AFDELING 11 RECHT OP EEN MENSWAARDIGE BEHANDELING (... - ...)

Onderafdeling 1. Algemeen (17/05/2024 - ...)

Artikel 27. (17/05/2024- ...)

Recht op een menswaardige behandeling

Geen enkele minderjarige wordt onderworpen aan een onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Elk optreden, en in het bijzonder het optreden, vermeld in deze afdeling, gebeurt met eerbied voor de waardigheid van de minderjarige.

Onderafdeling 2. Preventie- en reactiebeleid in semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en een gemeenschapsinstelling (17/05/2024 - ...)

Artikel 28. (17/05/2024- ...)

Preventie- en reactiebeleid in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en in een gemeenschapsinstelling

§1. Elke jeugdhulpvoorziening evalueert regelmatig, en zo veel mogelijk in samenspraak met de minderjarigen, de leefregels en afspraken in de voorziening op hun nut en noodzaak. Elke jeugdhulpvoorziening beschikt over een uitgewerkt preventie- en reactiebeleid dat beschrijft op welke wijze de jeugdhulpvoorziening omgaat met het niet respecteren van leefregels en afspraken of het stellen van normoverschrijdend gedrag en dat past binnen een ontwikkelingsgericht leefklimaat conform artikel 19/1. Conform artikel 11, §2, informeert de jeugdhulpvoorziening de minderjarige over de voormelde leefregels en afspraken en over het voormelde reactiebeleid.
 
Het reactiebeleid, vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende principes:
1° er wordt prioritair ingezet op dialoog, bemiddeling of herstel;
2° elk optreden is leeftijdsadequaat, en houdt rekening met de ontwikkeling en de persoonlijkheid van de minderjarige;
3° elk optreden houdt rekening met de omstandigheden, met inbegrip van het traject van minderjarige, en gebeurt zo veel mogelijk in dialoog met de minderjarige;
4° elk optreden is proportioneel met het gestelde gedrag, waarbij gekozen wordt voor het minst ingrijpende;
5°   elk optreden wordt beoordeeld op zijn billijkheid;
6° elk optreden bevordert de ontwikkeling van de minderjarige en heeft geen traumatische uitwerking.

§2. Als het reactiebeleid, vermeld in paragraaf 1, sancties bevat, voldoen die sancties aan al de volgende principes:
1°    een sanctie kan alleen individueel worden opgelegd;
2°    een sanctie die impact heeft op het individuele begeleidingstraject van de minderjarige kan alleen na een multidisciplinair overleg opgelegd worden;
3°    de ouders, en in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken van de minderjarige worden ingelicht over de sanctie.

§3. In het huishoudelijk reglement worden al de volgende elementen nader bepaald:
1° de soorten sancties die kunnen worden opgelegd, door wie en op welke wijze een sanctie beëindigd wordt;
2° de procedure die wordt gevolgd bij het opleggen van een sanctie, met inbegrip van de manier waarop de minderjarige betrokken of gehoord wordt en het herstel.

De sancties die worden opgelegd ten aanzien van een minderjarige worden geregistreerd in het dossier van de minderjarige. In het dossier worden al de vol- gende elementen genoteerd:
1° de datum en het uur waarop de sanctie begint en eindigt;
2° de aanleiding voor de sanctie.

De registratie van sancties wordt meegenomen in een regelmatige evaluatie van het preventie- en reactiebeleid van de jeugdhulpvoorziening.

Als sanctie zijn lichamelijke straffen, geestelijk geweld, onthouding van maaltijden, collectieve sancties, inhouden van zakgeld, afzondering, fixatie en, behoudens andersluidende rechterlijke beslissing, onthouding en beperking van bezoekrecht en overplaatsing naar een andere voorziening of andere leefgroep verboden.

§4. Nadat het optreden of de sanctie uitgevoerd is, volgt er een nabespreking met de minderjarige.

Onderafdeling 3. Preventie van afzondering en fixatie in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en in een gemeenschapsinstelling (17/05/2024 - ...)

Artikel 28/1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(07/05/2027- ...)

Preventie van afzondering en fixatie in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en in een gemeenschapsinstelling

§1. Het gebruik van afzondering en fixatie door de jeugdhulpvoorziening wordt zo veel als mogelijk vermeden.

Afzondering of fixatie als sanctie is verboden.

Afzondering of fixatie als collectieve maatregel is verboden, de toepassing van afzondering of fixatie gebeurt enkel op basis van een individuele inschatting. In afwijking en om redenen van veiligheid kan afzondering ’s nachts en in alarmsituaties in een gemeenschapsinstelling als collectieve maatregel gebruikt worden.

§2. Elke jeugdhulpvoorziening ontwikkelt een beleid over de preventie van vrijheidsbeperkende maatregelen en de afbouw ervan, en in voorkomend geval, over het gebruik van afzondering en fixatie in het bijzonder en betrekt de minderjarigen en de ouders, en in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken bij de ontwikkeling van dat beleid. Conform artikel 11, §2, wordt de minderjarige geïnformeerd over het voormelde beleid.

Artikel 28/2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(07/05/2027- ...)

Voorwaarden voor afzondering en fixatie om de veiligheid te herstellen bij acuut en ernstig gevaar voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of andere personen, in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en een gemeenschapsinstelling

Afzondering of fixatie om de veiligheid te herstellen bij acuut en ernstig gevaar voor de minderjarige of anderen, al dan niet met instemming van de minderjarige of de ouders, is verboden tenzij onder de volgende voorwaarden:
1° de maatregel wordt ingezet als laatste redmiddel als preventieve interventies en alternatieven niet of niet langer volstaan;
2° de maatregel duurt zo kort mogelijk en stopt als het gevaar niet langer ernstig en acuut is;
3° de toepassing van afzondering of fixatie gebeurt alleen op maat van en zo veel mogelijk afgestemd met de minderjarige, de ouders en, in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken en de situatie, conform de afspraken daar- over die op voorhand in het dossier zijn bepaald conform artikel 28/4;
4° tijdens het toepassen van de maatregel wordt blijvend gezocht naar minder ingrijpende alternatieven en de maatregel wordt uitgevoerd conform de afspraken daarover die op voorhand in het dossier zijn bepaald conform artikel 28/4;
5° mechanische fixatie bij minderjarigen, jonger dan 12 jaar, is verboden;
6° het gelijktijdig toepassen van afzondering samen met fixatie wordt zo veel als mogelijk vermeden;
7° passende maatregelen worden genomen om de minderjarige van de nodige medische zorg te verzekeren als de medische bijstand bij of na de afzondering of fixatie vereist is;
8° de jeugdhulpverlener of de begeleider heeft tijdens de maatregel regelmatig contact met de minderjarige met de focus op het welbevinden van de minderjarige; 
9° de minderjarige heeft tijdens de maatregel de mogelijkheid om heen en weer te communiceren met een nabije jeugdhulpverlener of begeleider van de jeugdhulpvoorziening.

In het eerste lid, 5°, wordt verstaan onder mechanische fixatie: fixatie door het gebruik van mechanische hulpmiddelen die bevestigd zijn aan of in de directe omgeving van de persoon. Die mechanische hulpmiddelen kunnen niet zelfstandig door de persoon verwijderd worden. Hulpmiddelen voor het ondersteunen of corrigeren van de fysieke houding van de persoon die bevestigd zijn aan of in de directe omgeving van de persoon, en die niet zelfstandig door de persoon verwijderd kunnen worden, worden niet beschouwd als mechanische fixatie, tenzij die hulpmiddelen buiten hun oorspronkelijke doelstelling gebruikt worden.

Artikel 28/3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(07/05/2027- ...)

Voorwaarden voor afzondering en fixatie om de veiligheid te behouden bij potentieel gevaar, ter preventie van acuut en ernstig gevaar of voor afzondering en fixatie ter bevordering van ontwikkelings- of ontplooiingskansen van de minderjarige of anderen, in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en een gemeenschapsinstelling

Afzondering of fixatie om de veiligheid te behouden bij potentieel gevaar, ter preventie van acuut en ernstig gevaar voor de minderjarige of anderen; of afzondering of fixatie ter bevordering van ontwikkelings- of ontplooiingskansen van minderjarige of anderen is verboden, tenzij onder de volgende voorwaarden:
1° de minderjarige, vermeld in artikel 4, §2, stemt in met de voormelde vorm van afzondering of fixatie, of als de minderjarige niet tot een redelijke beoordeling van diens belangen in staat is, stemmen de ouders in met de voormelde vorm van afzondering of fixatie;
2° de maatregel wordt ingezet als laatste redmiddel na uitputting van alle andere mogelijke opties;
3° de toepassing van afzondering of fixatie gebeurt alleen op maat van en zo veel mogelijk afgestemd met de minderjarige, de ouders en, in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken en de situatie;
4° tijdens het toepassen van de maatregel wordt blijvend gezocht naar minder ingrijpende alternatieven en de maatregel wordt uitgevoerd conform de af- spraken daarover die op voorhand zijn bepaald in het dossier conform artikel 28/4;
5° passende maatregelen worden genomen om de minderjarige van de nodige medische zorg te verzekeren als de medische bijstand bij of na de afzondering of fixatie vereist is;
6° de jeugdhulpverlener of begeleider heeft tijdens de maatregel regelmatig contact met de minderjarige;
7° de minderjarige heeft tijdens de maatregel altijd de mogelijkheid om heen en weer te communiceren met een nabije jeugdhulpverlener of begeleider van de jeugdhulpvoorziening.

Artikel 28/4.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(07/05/2027- ...)

Recht op individuele preventie van en afspraken over afzondering en fixatie in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en een gemeenschapsinstelling

In het dossier van de minderjarige wordt, na dialoog met de minderjarige, de ouders, en in voorkomend geval de opvoedingsverantwoordelijken, aangegeven welke preventieve interventies en alternatieven voor afzondering of fixatie ingezet worden, met inbegrip van de voor- en afkeuren van de minderjarige als afzondering en fixatie overwogen wordt, en de manier waarop de ouders en, in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken, geïnformeerd worden. Met behoud van de toepassing van artikel 28/6 motiveert de jeugdhulpvoorziening het gebruik van de maatregel in het dossier. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden waarop de verslaggeving en de registratie moet gebeuren verder regelen.

Na elke afzondering of fixatie volgt een nabespreking met de minderjarige en overeenkomstig de afspraken gemaakt in het dossier, met de ouders, en in voorkomend geval, de opvoedingsverantwoordelijken en de aanwezige medebewoners. De voormelde nabespreking gebeurt in verhouding tot de maatregelen.
 

Artikel 28/5.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(07/05/2027- 06/05/2034)

Plaats van afzondering in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en in een gemeenschapsinstelling

§1. Bij de afzondering, vermeld in artikel 28/2, wordt alleen een afzonderingskamer gebruikt. De voormelde afzonderingskamer voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1° de afzonderingskamer is specifiek ontworpen voor het gebruik van afzondering en wordt alleen daarvoor gebruikt;
2°    de afzonderingskamer biedt een veilige en rustgevende omgeving;
3°    er is fysieke nabijheid op maat van de minderjarige mogelijk;
4°    alleen bevoegd personeel kan de afzonderingskamer inkijken en betreden;
5°    de minderjarige kan rechtstreeks contact nemen met een jeugdhulpverlener of begeleider. Er wordt ook in de mogelijkheid voorzien dat de minderjarige met de jeugdhulpverlener of begeleider heen en weer kan communiceren.

De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor de afzonderingskamer, vermeld in het eerste lid, aanvullen of verder verfijnen.

§2. Bij de afzondering, vermeld in artikel 28/3, wordt de afzonderingskamer, vermeld in paragraaf 1, gebruikt.

Afzondering kan alleen in de eigen kamer plaatsvinden als dat is opgenomen in het dossier conform artikel 28/4. De keuze van de kamer waarin wordt afgezonderd wordt gemaakt op maat van de minderjarige. De jeugdhulpverlener of begeeider oordeelt of de mate van agressie of escalatie afzondering in de eigen kamer toelaat. Als dat niet het geval is, gebeurt de afzondering onder de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en artikel 28/2.

§3. In de uitzonderlijke gevallen waarin de collectieve afzondering wordt gebruikt conform artikel 28/1, §1, derde lid, gebeurt de afzondering op de eigen kamer van de minderjarige.

Artikel 28/6.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(07/05/2027- ...)

Recht op registratie van afzondering en fixatie in de semiresidentiële en residentiële jeugdhulpverlening en een gemeenschapsinstelling

§1. In het dossier van de minderjarige worden de volgende elementen opgenomen naar aanleiding van een uitgevoerde afzondering of fixatie als vermeld in artikel 28/2:
1° het type maatregel;
2° de omstandigheden, de aanleiding of reden en uitgeprobeerde alternatieven;
3° het tijdstip van begin en einde;
4° afwijkingen ten opzichte van afgesproken maatregelen in het dossier van de minderjarige;
5° de eventuele verwondingen bij de minderjarige of de jeugdhulpverleners of begeleiders;
6° de eventuele opmerkingen van de minderjarige en in voorkomend geval de vertegenwoordiger van de minderjarige over het verloop van de maatregel;
7° de tijdstippen van en observaties tijdens het toezicht en de momenten van communicatie met de minderjarige;
8° de nabespreking.

De naam van de verantwoordelijke die de maatregel heeft opgestart of bevestigd wordt tevens geregistreerd.

§2. De jeugdhulpvoorzieningen verwerken de gegevens, vermeld in paragraaf 1 en artikel 28/4, met het oog op het beleid, vermeld in artikel 28/1, §2, en om de kwaliteit van zorg voor de minderjarige te verhogen.

De jeugdhulpvoorzieningen kunnen de gegevens, vermeld in paragraaf 1 en in artikel 28/4, onderling uitwisselen in het kader van intervisie met als doelstelling het verminderen van het gebruik van afzondering of fixatie. Bij elke uitwisseling wordt bekeken welke gegevens nodig zijn voor de voormelde doelstelling conform artikel 5, lid 1, c), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De Vlaamse Regering kan de gegevens, vermeld in paragraaf 1 en in artikel 28/4, verwerken om het beleid over de preventie van vrijheidsbeperkende maatregelen en voor de afbouw ervan, en in voorkomend geval, over het gebruik van afzondering en fixatie in het bijzonder, te evalueren. De Vlaamse Regering kan bepalen op welke wijze en wanneer de voormelde gegevens worden bezorgd.

§3. De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden bewaard tot zolang het dossier wordt bewaard.

AFDELING 12 KLACHTRECHT (... - ...)

Artikel 29. (17/05/2024- ...)

Klachtrecht

De minderjarige heeft het recht om bij een jeugdhulpvoorziening, de diensten die op grond van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht door de gemeenschap worden georganiseerd of beantwoorden aan de door de gemeenschap gestelde voorwaarde, de toegangspoort of het ondersteuningscentrum Jeugdzorg klachten te formuleren over:
1°   de inhoud van de begeleiding en de wijze waarop ze wordt aangeboden;
2° de leefomstandigheden binnen residentiële of semiresidentiële jeugdhulpverlening of binnen het verblijf in een gemeenschapsinstelling of het Vlaams Detentiecentrum;
3°   de niet-naleving van de rechten, opgesomd in dit decreet.

De klachtenbehandeling verloopt volgens de bepalingen die terzake van toepassing zijn op de jeugdhulpvoorziening, het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, de toegangspoort of het ondersteuningscentrum Jeugdzorg.

AFDELING 13 OPLEIDING, VORMING, INFORMEREN EN SENSIBILISEREN VAN HULPVERLENING, BEGELEIDING EN MINDERJARIGEN EN OUDERS (17/05/2024 - ...)

Artikel 29/1. (17/05/2024- ...)

Recht op kwalitatieve en deskundige jeugdhulpverlening of begeleiding

De minderjarige heeft recht op een zo kwalitatief en deskundig mogelijke jeugdhulpverlening of begeleiding. De jeugdhulpvoorziening en het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, waakt erover dat de minderjarige wordt begeleid door een adequaat opgeleide en multidisciplinair en divers samengestelde personeelsequipe.

Elk beroepsmatig optreden wordt uitgevoerd door personen die een speciale en aangehouden vorming hebben genoten over de jeugdhulp, en de rechten van kinderen en jongeren, met inbegrip van een vorming over dit decreet.

Artikel 29/2. (17/05/2024- ...)

Vorming en sensibilisering over de rechten

De Vlaamse Regering neemt de nodige initiatieven voor de vorming van het personeel van de jeugdhulpaanbieders, de toegangspoort, het ondersteuningscentrum Jeugdzorg en de diensten die op grond van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht door de gemeenschap worden georganiseerd of beantwoorden aan de door de gemeenschap gestelde voorwaarden en voor het informeren en sensibiliseren van minderjarigen, ouders, opvoedingsverantwoordelijken.

HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN (... - ...)

Artikel 30. (17/05/2024- ...)

...

Artikel 31. (17/05/2024- ...)

Overeenstemming van sectorale regelgeving

Na de inwerkingtreding van dit artikel doet de Vlaamse Regering het nodige om de sectorale regelgeving, die met betrekking tot de jeugdhulpaanbieders, het aanbod in het kader van het jeugddelinquentierecht, vermeld in artikel 3, §1, en de sociale dienst in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet.

Artikel 32. (17/05/2024- ...)

...

Artikel 32/1. (17/05/2024- ...)

Evaluatie van de Vlaamse Regering

Om de drie jaar dient de Vlaamse Regering bij het Vlaams Parlement een rapport in over de evaluatie van dit decreet, met inbegrip van een evaluatie vanuit gebruikersperspectief.

Artikel 33. (17/05/2024- ...)

Inwerkingtreding

Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum en uiterlijk op 1 juli 2006, met uitzondering van artikelen 31 en 32 die in werking treden op 1 juli 2004.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 27/07/2024