Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid [citeeropschrift: "het Energiedecreet"]

Datum 08/05/2009

Inhoudstafel

  1. TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN
  2. TITEL II. DOELSTELLINGEN
  3. TITEL III. INSTELLINGEN
    1. HOOFDSTUK 1. De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt
      1. Afdeling I. Oprichting
      2. Afdeling II. Missie, Taken en Bevoegdheden
      3. Afdeling III. Bestuur en werking
        1. [Onderafdeling I. De organen van de VREG (ing. decr. 25 november 2016, art. 7, I: 9 februari 2017)]
        2. [Onderafdeling II. (verv. decr. 25 november 2016, art. 7, I: 9 februari 2017)] Raad van bestuur
        3. [Onderafdeling III. Algemeen directeur (verv. decr. 25 november 2016, art. 7, I: 9 februari 2017)]
      4. Afdeling IV. Huishoudelijk reglement
      5. Afdeling V. Beroepsgeheim
      6. [Afdeling V/1. Rechtspositieregeling van de personeelsleden van de VREG (ing. Decr. 8 juli 2011, art. 13, I: 26 augustus 2011)]
      7. [Afdeling V/2. Aansprakelijkheid en rechtspositieregeling (ing. decr. 25 november 2016, art. 19, I: 9 februari 2017)]
      8. [Afdeling VI. Financiële middelen en controle (verv. decr. 25 november 2016, art. 23, I: 9 februari 2017)]
      9. [Afdeling VII. Vergelijkingsinstrument (ing. decr. 2 april 2021, art. 8, I: 7 juni 2021)]
    2. HOOFDSTUK II. Het Energiefonds
  4. TITEL IV. DE ORGANISATIE VAN DE ELEKTRICITEITS- EN AARDGASMARKT IN HET VLAAMSE GEWEST
    1. HOOFDSTUK I. Het beheer van de distributienetten en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest
      1. Afdeling I. Aanwijzing van de netbeheerders
      2. Afdeling II. Werkmaatschappij
      3. Afdeling III. Activiteiten van de netbeheerders
        1. Onderafdeling I. Beheer van het Net
        2. [Onderafdeling II. Activiteiten inzake levering, productie, verschaffen van energiediensten, energieopslag en oplaadpunten voor elektrische voertuigen door de netbeheerder en zijn werkmaatschappij (verv. decr. 2 april 2021, art. 14, I: 7 juni 2021)]
        3. [Onderafdeling III. Activiteiten inzake databeheer (ing. decr. 26 april 2019, art. 10, I: 21 juni 2019)]
        4. [Onderafdeling IV. Andere activiteiten van de netbeheerders (ing. decr. 2 april 2021, art. 20, I: 7 juni 2021)]
        5. [Onderafdeling V. Andere activiteiten van de transmissienetbeheerder en van de beheerder van het vervoersnet (ing. decr. 14 juli 2023, art. 5, I: 4 september 2023)]
      4. Afdeling IV. Vertrouwelijkheid en non-discriminatieverplichtingen, opgelegd aan de netbeheerder en diens werkmaatschappij
      5. [Afdeling IV/1. Vergoedingsplichten van de netbeheerder (ing. decr. 20 december 2013, art. 3, I: 1 januari 2015)]
        1. [Onderafdeling I. Schadevergoeding bij storing (ing. decr. 20 december 2013, art. 4, I: 1 januari 2015)]
        2. [Onderafdeling II. Gemeenschappelijke bepalingen voor onderafdelingen III tot en met V (ing. decr. 20 december 2013, art. 6, I: 1 januari 2015)]
        3. [Onderafdeling III. Forfaitaire vergoeding bij laattijdige aansluiting (ing. decr. 20 decmeber 2013, art. 8, I: 1 januari 2015)]
        4. [Onderafdeling IV. Forfaitaire vergoeding bij laattijdige heraansluiting (ing. decr. 20 december 2013, art. 10, I: 1 januari 2015)]
        5. [Onderafdeling V. Forfaitaire vergoeding bij langdurige stroomonderbreking (ing. decr. 20 december 2013, art. 12, I: 1 januari 2015)]
        6. [Onderafdeling VI. Schadevergoeding bij inbreuk in verband met persoonsgegevens (ing. decr. 23 december 2022, art. 9, I: 1 april 2023)]
        7. [Onderafdeling VII. Forfaitaire vergoeding bij laattijdige plaatsing van een digitale meter (ing. decr. decr. 23 december 2022, art. 10, I: 1 april 2023)]
      6. Afdeling IV/2. Veiligheid van het aardgasdistributienet, elektriciteitsdistributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit
      7. Afdeling V. Aansluiting op een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit
      8. [Afdeling V/1. Flexibiliteit en aggregatie (ing. decr. 2 april 2021, art. 24, I: 7 juni 2021)]
        1. [Onderafdeling I. Rechten en plichten van dienstverleners van flexibiliteit en aggregatoren (ing. decr. 2 april 2021, art. 25, I: 7 juni 2021)]
        2. [Onderafdeling II. Rechten en plichten van deelnemers aan flexibiliteit en aggregatie (ing. decr. 2 april 2021, art. 28, I: 7 juni 2021)]
        3. [Onderafdeling III. De aankoop van flexibiliteitsdiensten en ondersteunende diensten door de netbeheerder (ing. decr. 2 april 2021, art. 30, I: 7 juni 2021)]
        4. [Onderafdeling IV. Flexibiliteits- en aggregatiegegevens (ing. decr. 2 april 2021, art. 35, I: 7 juni 2021)]
      9. Afdeling VI. Toegang tot een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit
      10. Afdeling VII. Investeringsplannen
      11. Afdeling VIII. Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de netbeheerder
      12. Afdeling IX. [Meters en meetgegevens (verv. Decr. 26 april 2019, art. 15, I: 21 juni 2019)]
        1. [Onderafdeling I. Plaatsing en functionaliteiten van de digitale meter (ing. Decr. 26 april 2019, art. 16, I: 21 juni 2019)]
        2. [Onderafdeling II. Verwerking van gegevens (ing. Decr. 26 april 2019, art. 19, I: 21 juni 2019)]
      13. [Afdeling X. Prerogatieven van de netbeheerders (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 6, I: 1 juli 2012)]
        1. [Onderafdeling I. Erfdienstbaarheden ten voordele van de netbeheerder (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 7, I: 1 juli 2012)]
        2. [Onderafdeling II. Onteigeningen door de netbeheerder (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 7, I: 1 juli 2012)]
        3. [Onderafdeling III. Recht op toegang van de netbeheerder tot alle installaties waarvan hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft en die zich bevinden in de inrichting van de netgebruiker (ing. decr. 14 maart 2014, art. 13, I: 7 april 2014)]
        4. [Onderafdeling IV. Gebruik van persoonlijke gegevens door de netbeheerder (ing. decr. 24 februari 2017, art. 5, I: 1 april 2017)]
      14. [Afdeling XI. Gebruik van het openbaar domein (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 8, I: 1 juli 2012)][of de gemeentewegen (verv. Decr. 18 maart 2022, art. 10, I: 9 april 2022)][door de netbeheerder (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 8, I: 1 juli 2012)]
      15. [Afdeling XII. Tarieven voor de aansluiting op en het gebruik van het distributienet (ing. decr. 27 november 2015, art. 8, I: 10 december 2015)]
        1. [Onderafdeling I. Toepassingsgebied (ing. decr. 27 november 2015, art. 9, I: 10 december 2015)]
        2. [Onderafdeling II. Algemene bepalingen (ing. decr. 27 november 2015, art. 11, I: 10 december 2015)]
        3. [Onderafdeling III. Procedure voor het opstellen van de tariefmethodologie (ing. decr. 27 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)]
        4. [Onderafdeling IV. Richtsnoeren voor het opstellen van de tariefmethodologie (ing. decr. 27 november 2015, art. 15, I: 10 december 2015)]
        5. [Onderafdeling V. Procedure voor het indienen en goedkeuren van de tariefvoorstellen (ing. decr. 27 november 2015, art. 17, I: 10 december 2015)]
        6. [Onderafdeling VI. Beroepsprocedure tegen beslissingen van de VREG met betrekking tot de tarieven (ing. decr. 27 november 2015, art. 19, I: 10 december 2015)]
      16. Afdeling XIII. Geschillenbeslechting en bemiddeling door de Vlaamse Nutsregulator
    2. HOOFDSTUK II. Technische reglementen
    3. HOOFDSTUK III. De levering van elektriciteit en aardgas
      1. Afdeling I. De leveringsvergunning
      2. Afdeling II. Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de leveranciers
      3. [Afdeling III. Noodleverancier (ing. decr. 16 november 2018, art. 17, I: 24 december 2018)]
      4. [Afdeling IV. Gebruik van persoonlijke gegevens door de leverancier (ing. decr. 23 december 2022, art. 17, I: 8 januari 2023)]
    4. [HOOFDSTUK IV. Rechten van afnemers van elektriciteit en aardgas (verv. decr. 2 april 2021, art. 44, I: 7 juni 2021)]
      1. [Afdeling I. Vrije leverancierskeuze (ing. decr. 2 april 2021, art. 45, I: 7 juni 2021)]
      2. [Afdeling II. Actieve afnemers (ing. decr. 2 april 2021, art. 47, I: 7 juni 2021)]
      3. Afdeling III. Vergelijkingsinstrument
    5. HOOFDSTUK V. [De aanleg en het beheer van directe lijnen en directe leidingen (verv. decr. 8 juli 2011, art. 30, I: 26 augustus 2011)]
    6. [HOOFDSTUK VI. De aanleg en het beheer van een gesloten distributienet (ing. decr. 8 juli 2011, art. 33, I: 26 augustus 2011)]
    7. [HOOFDSTUK VII. De aanleg en het beheer van een privédistributienet (ing. decr. 8 juli 2011, art. 35, I: 26 augustus 2011)]
    8. [HOOFDSTUK VII/1. De aanleg en het beheer van een netwerk om propaan of butaan via leidingen te distribueren en leveren (ing. Decr. 18 maart 2022, art. 16, I: 9 april 2022)]
    9. [HOOFDSTUK VIII. Energiegemeenschap van burgers en hernieuwbare-energiegemeenschap (ing. decr. 2 april 2021, art. 55, I: 7 juni 2021)]
  5. [TITEL IV/1. DE ORGANISATIE VAN DE UITBATING VAN WARMTE- EN KOUDENETTEN IN HET VLAAMSE GEWEST (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
    1. [HOOFDSTUK I. Het beheer van de warmte- en koudenetten in het Vlaamse Gewest (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      1. [Afdeling I. Activiteiten van de warmte- of koudenetbeheerders (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      2. Afdeling I/1 Veiligheid van het warmte- en koudenet
      3. [Afdeling II. Aansluiting op een warmte- of koudenet (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      4. [Afdeling III. Toegang tot een warmte- of koudenet (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      5. [Afdeling IV. Openbaredienstverplichtingen, opgelegd aan de warmte- of koudenetbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      6. [Afdeling V. Prerogatieven van de warmte- of koudenetbeheerders (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
        1. [Onderafdeling I. Erfdienstbaarheden ten voordele van de netbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
        2. [Onderafdeling II. Onteigeningen door de warmte- of koudenetbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
        3. [Onderafdeling III. Recht op toegang van de warmte- of koudenetbeheerder tot alle installaties waarvan hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft en die zich bevinden in de inrichting van de netgebruiker (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
        4. [Onderafdeling IV. Gebruik van persoonlijke gegevens door de warmte- of koudenetbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      7. [Afdeling VI. Gebruik van het openbaar domein (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)][of de gemeentewegen (ing. Decr. 18 maart 2022, art. 18, I: 9 april 2022)] [door de warmte- of koudenetbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      8. Afdeling VII. Geschillenbeslechting en bemiddeling door de Vlaamse Nutsregulator
    2. [HOOFDSTUK II. Technische voorschriften voor het beheer van warmte- of koudenetten (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      1. [Afdeling I. Technische reglementen (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      2. [Afdeling II. Verwarming en koeling of warmwatervoorziening van een gebouw door een warmte- of koudenet of door een centrale bron die verschillende gebouwen of verschillende verbruikers binnen één gebouw bedient (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
    3. [HOOFDSTUK III. De levering van thermische energie via een warmte- of koudenet (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      1. [Afdeling I. De levering van thermische energie via een warmte- of koudenet (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
      2. [Afdeling II. Openbaredienstverplichtingen, opgelegd aan de warmte- of koudeleveranciers (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)]
  6. [TITEL V. HET VOORKOMEN, DETECTEREN EN VASTSTELLEN VAN ENERGIEFRAUDE (ing. decr. 24 februari 2017, art. 8, I: 22 maart 2017)]
  7. TITEL VI. SOCIALE ENERGIEMAATREGELEN VOOR HUISHOUDELIJKE AFNEMERS
    1. [HOOFDSTUK I. Sociale energiemaatregelen voor huishoudelijke afnemers van elektriciteit of aardgas (ing. decr. 10 maart 2017, art. 18, I: 1 april 2019)]
    2. [HOOFDSTUK II. Sociale energiemaatregelen voor huishoudelijke afnemers van thermische energie (ing. decr. 10 maart 2017, art. 19, I: 1 april 2019)]
  8. TITEL VII. MILIEUVRIENDELIJKE ENERGIEPRODUCTIE EN RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK
    1. HOOFDSTUK I. Groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten
      1. Afdeling I. Toekenning van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten
      2. [Afdeling I/1. Berekening van de onrendabele toppen en de bandingfactoren (ing. Decr. 13 juli 2012, art. 6, I: 30 juli 2012)]
      3. Afdeling II. Gebruik van de groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten
      4. Afdeling III. Minimumwaarde van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten
      5. Afdeling IV. [... (opgeh. Decr. 13 juli 2012, art. 10, I: 30 juli 2012)]
      6. Afdeling V. Certificatenverplichtingen en verplichtingen tot het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen
        1. Onderafdeling I. De certificatenverplichting hernieuwbare energie
        2. Onderafdeling II. De certificatenverplichting kwalitatieve warmtekrachtkoppeling
        3. Onderafdeling III. Gemeenschappelijke bepalingen
    2. [HOOFDSTUK I/1. Garantie van oorsprong (ing. Decr. 13 juli 2012, art. 14, I: 30 juli 2012)]
    3. [HOOFDSTUK I/2. Werkzaamheden van maatschappelijk belang (ing. decr. 16 november 2018, art. 29, I: 24 december 2018)]
    4. [HOOFDSTUK II. Energiedelen, peer-to-peerhandel in hernieuwbare energie en de peer-to-peerhandel van groene stroom door één actieve afnemer aan één andere actieve afnemer (verv. decr. 2 april 2021, art. 60, I: 7 juni 2021)][, en de verkoop van groene stroom in appartementsgebouwen of multifunctionele gebouwen (verv. decr. 23 december 2022, art. 6, I: 1 april 2023)]
    5. HOOFDSTUK III. Beperking aansluitkosten productie-installaties voor elektriciteit uit warmtekrachtinstallaties
    6. HOOFDSTUK IV. Informatieverlening over de oorsprong en milieugevolgen van de geleverde [energie (verv. decr. 26 april 2019, art. 10, I: 30 mei 2019)]
    7. [HOOFDSTUK V. Openbaredienstverplichtingen ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen (verv. decr. 14 juli 2023, art. 7, I: 4 september 2023)]
    8. HOOFDSTUK VI. Verplichtingen van de brandstofleveranciers ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen
    9. HOOFDSTUK VII. Instrumenten ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen
    10. HOOFDSTUK VIII. Energiebesparing bij overheidsinstanties
      1. Afdeling I. Energie- en CO2-besparingsverplichting voor overheidsinstanties
      2. Afdeling II. Energiebesparingsverplichting voor het gebouwenpark van overheidsinstanties
    11. [HOOFDSTUK IX. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn als promotor van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen (ing. decr. 26 april 2019, art. 3, I: 26 mei 2019)]
  9. TITEL VIII. TEGEMOETKOMINGEN TER BEVORDERING VAN HET RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK, HET RATIONEEL ENERGIEBEHEER, HET GEBRUIK VAN HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN [... (geschr. Decr. 14 februari 2014, art. 36, I: 6 mei 2014)]
    1. [HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen (verv. Decr. 30 oktober 2020, art. 23, I: 5 december 2020)]
    2. HOOFDSTUK II. Steunprogramma's voor natuurlijke personen
    3. HOOFDSTUK III. Steunprogramma's voor ondernemingen
      1. Afdeling I. De onderneming als gebruiker van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën
      2. Afdeling II. De onderneming als ontwikkelaar, producent of distributeur van energiezuinige producten, technieken of systemen of van hernieuwbare energietechnologieën
      3. Afdeling III. De onderneming als promotor van rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen
    4. [HOOFDSTUK IV. Steunprogramma's voor niet-commerciële instellingen, publiekrechtelijke rechtspersonen en voor de netbeheerders en de beheerders van het transmissienet en het vervoersnet (verv. Decr. 20 december 2013, art. 23, I: 1 januari 2014)]
    5. HOOFDSTUK V. Marktintroductieprogramma
    6. [HOOFSTUK VI. Kwijtscheldingen (verv. decr. 9 juli 2021, art. 18, I: 30 augustus 2021)]
    7. HOOFDSTUK VII. Hoogte van de tegemoetkomingen
    8. [HOOFDSTUK VIII. Verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen bij tegemoetkomingen (ing. decr. 23 december 2022, art. 35, I: 8 januari 2023)]
  10. [TITEL IX. ENERGIEHUIZEN (ing. decr. 16 november 2018, art. 34, I: 24 december 2018)]
  11. TITEL X. [ERKENNING VAN ENERGIEDESKUNDIGEN, VERSLAGGEVERS EN OPLEIDINGSINSTELLINGEN EN DE CERTIFICERING VAN AANNEMERS (verv. decr. 14 maart 2014, art. 4, I: 28 maart 2014)]
  12. TITEL XI. ENERGIEPRESTATIES VAN GEBOUWEN
    1. HOOFDSTUK I. Energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen
      1. Afdeling I. De EPB-eisen
      2. [Afdeling I/1. Voorafgaandelijke handelingen (ing. decr. 18 november 2011, art. 12, I: 15 december 2011)]
      3. Afdeling II. De startverklaring
      4. Afdeling III. EPB-aangifte
      5. Afdeling IV. Energieprestatiedatabank
    2. [HOOFDSTUK I/1. Gebruik van verwarmingsinstallaties, technische installaties en technische bouwsystemen, gebouwautomatisering en -controlesystemen (ing. Decr 30 oktober 2020, art. 31, I: 5 december 2020)]
    3. HOOFDSTUK II. Energieprestatiecertificaten
    4. [HOOFDSTUK II/1. Renovatieadvies (ing. decr. 16 november 2018, art. 44, I: te bepalen door de Vlaamse Regering)]
    5. [HOOFDSTUK II/2. Minimale eisen inzake renovatie bij (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 35, I: 5 december 2020)][residentiële en niet-residentiële gebouwen of niet-residentiële gebouweenheden (verv. Decr. 18 maart 2022, art. 30, I: 9 april 2022)]
    6. [HOOFDSTUK III. Retributie (ing. decr. 18 november 2011, art. 19, I: 15 december 2011)]
  13. [TITEL XI/1. ELEKTROMOBILITEIT (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 37, I: 5 december 2020)]
  14. TITEL XII. ENERGIEBELEIDSRAPPORTERING [EN PLATVORMEN OVER ENERGIEDATA (ing. Decr. 17 december 2021, art. 14, I: 21 maart 2022)]
    1. HOOFDSTUK I. Energierapport
    2. HOOFDSTUK II. Verstrekking van gegevens aan [het VEKA (verv. decr. 4 december 2020, art. 26, I: 1 januari 2021)]
    3. [HOOFDSTUK III. Inventaris van het energiegebruik van overheidsgebouwen (ing. decr. 28 juni 2013, art. 15, I: 28 juni 2013)]
    4. [HOOFDSTUK IV. Databank voor premies en subsidies (ing. decr. 9 juli 2021, art. 3, I: 16 juli 2021)]
    5. [HOOFDSTUK V. Databank voor energiegebruik en energieproductie (verv. decr. 22 oktober 2021, art. 5, I: 1 januari 2022)]
    6. [HOOFDSTUK VI. Uniek loket voor de aanvraag, behandeling, verwerking en uitbetaling van gebouwpremies of premies voor energieopwekkingsinstallaties (ing. decr. 19 november 2021, art. 3, I: 1 juli 2022)]
    7. [HOOFDSTUK VII. Energiedataplatform (ing. Decr. 17 december 2021, art. 15, I: 21 maart 2022)]
  15. TITEL XIII. TOEZICHT EN SANCTIES
    1. HOOFDSTUK I. Toezicht
      1. Afdeling I. Algemene bepalingen
      2. Afdeling II. Toezicht door de VREG
      3. Afdeling III. Toezicht door [het VEKA (verv. decr. 4 december 2020, art. 30, I: 1 januari 2021)]
      4. Afdeling IV. Toezicht in het kader van de [heffingen vermeld in titel XIV (verv. decr. 19 december 2014, art. 99, I: 1 januari 2015)]
      5. [Afdeling V. Vaststelling door personeelsleden van de netbeheerders en de (ing. decr. 24 februari 2017, art. 22, I: 1 april 2017)][werkmaatschappij (verv. decr. 16 november 2018, art. 49, I: 24 december 2018)]
    2. HOOFDSTUK II. Strafrechtelijke sancties
    3. HOOFDSTUK III. Administratieve sancties opgelegd door de VREG
      1. Afdeling I. Algemene procedure
      2. Afdeling II. Algemene administratieve boete
      3. Afdeling III. Administratieve geldboete bij niet-naleving van de sociale openbaredienstverplichtingen [of de verplichtingen aangaande de minimale eisen inzake renovatie bij niet-residentiële gebouwen (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 42, I: 5 december 2020)]
      4. Afdeling IV. Procedure en administratieve geldboete bij niet-naleving van de bepalingen inzake groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten en groenewarmtecertificaten
      5. [Afdeling V. Administratieve geldboete bij misbruik van gegevens uit meters (ing. Decr. 26 april 2019, art. 40, I: 21 juni 2019)]
    4. HOOFDSTUK IV. Administratieve sancties opgelegd door [het VEKA (verv. decr. 4 december 2020, art. 35, I: 1 januari 2021)]
      1. Afdeling I. Administratieve sancties wegens overtreding van de maatregelen en verplichtingen inzake de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en het rationeel energiegebruik
      2. Afdeling II. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de energieprestatieregelgeving
      3. Afdeling III. Administratieve sanctie wegens overtreding of niet-naleving van de energieprestatieregelgeving bij bestaande gebouwen
      4. [Afdeling III/1. Administratieve sanctie wegens de niet-naleving van het gebruiksverbod op bepaalde verwarmingsinstallaties, technische installaties en technische bouwsystemen, en gebouwautomatisering en -controlesystemen (ing. decr. 22 oktober 2021, art. 7, I: 1 januari 2022)]
      5. Afdeling IV. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de verplichtingen betreffende energieprestatiecertificaten
      6. Afdeling V. Procedure en administratieve geldboete bij energiefraude
      7. [Afdeling VI. Administratieve sanctie wegens niet-naleving van de eisen bij elektromobiliteit (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 45, I: 5 december 2020)]
      8. [Afdeling VII. Administratieve sancties wegens overtreding van de voorwaarden waartegen de steunmaatregelen inzake energetische renovaties zijn verleend (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 47, I: 5 december 2020)]
      9. [Afdeling VIII. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de verplichtingen aangaande het rationaliseren en gebruik te maken van hernieuwbare energietechnologieën door ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen (ing. Decr. 18 maart 2022, art. 34, I: 9 april 2022)]
      10. Afdeling IX. Administratieve sancties wegens niet-naleving van de verplichtingen inzake het publiek beschikbaar stellen van gegevens door openbare besturen
      11. Afdeling X. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de verplichtingen op het vlak van energiebesparing of CO2-besparing door overheidsinstanties
    5. HOOFDSTUK V. [Administratieve sancties opgelegd door de Vlaamse Belastingdienst (verv. decr. 23 december 2016, art. 8, I: 8 januari 2017)]
    6. HOOFDSTUK VI. [... (opgeh. Decr. 17 februari 2017, art. 26, I: 30 maart 2017)]
    7. [HOOFDSTUK VII. Inkomsten die voortvloeien uit de opbrengst van de administratieve geldboetes (ing. decr. 18 november 2011, art. 27, I: 15 december 2011)]
  16. TITEL XIV. HEFFINGEN
    1. HOOFDSTUK I.Heffing op de afnamepunten van elektriciteit
    2. HOOFDSTUK II. Vestiging van de aanslag, controle, beroep ambtshalve uitvoering en verjaring [van de heffing op de afnamepunten op elektriciteit (ing. decr. 16 november 2018, art. 3, I: 1 januari 2019)]
      1. Afdeling I. Algemene bepalingen
      2. Afdeling II. Inning van de heffing op de afnamepunten van elektriciteit door de toegangshouders
    3. [HOOFDSTUK III. Heffing op de exploitatie van een directe lijn in het Vlaamse Gewest (ing. decr. 16 november 2018, art. 5, I: 1 januari 2019)]
      1. [Afdeling I. Belastbare materie en tarief van de heffing op de exploitatie van een directe lijn in het Vlaamse Gewest (ing. decr. 16 november 2018, art. 6, I: 1 januari 2019)]
      2. [Afdeling II. Inning en invordering van de heffing op de exploitatie van een directe lijn in het Vlaamse Gewest (ing. decr. 16 november 2018, art. 10, I: 1 januari 2019)]
    4. [HOOFDSTUK IV. INKOMSTEN UIT DE ENERGIEHEFFINGEN (ing. decr. 16 november 2018, art. 13, I: 1 januari 2019)]
  17. [TITEL XIV/1. EXPERIMENTREGELGEVING EN REGELLUWE ZONES VOOR ENERGIE (ing. decr. 16 november 2018, art. 54, I: 24 december 2018)]
  18. TITEL XV. SLOTBEPALINGEN
    1. HOOFDSTUK I. Wijzigingsbepalingen
    2. HOOFDSTUK II. Opheffingsbepalingen
    3. HOOFDSTUK III. Overgangs- en slotbepalingen
  19. Bijlage

Inhoud

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN (... - ...)

Artikel 1.1.1. (01/01/2011- ...)

Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Artikel 1.1.2. (18/05/2024- ...)

Dit decreet voorziet, voor wat de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest betreft, in de omzetting van :
1° de richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 oktober 2020 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen;
2° richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, zoals gewijzigd door richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018;
3° de richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EU;
4° de Richtlijn 2009/73/EG van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG;
5° artikel 12 en bijlage VII van de richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking);
6° de richtlijn 2012/27/EU van de Europese Unie van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG;
7° ...

Artikel 1.1.3. (13/06/2024- 31/12/2024)

In dit decreet wordt verstaan onder :
1° aanbieder van energiediensten: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in de inrichtingen of gebouwen van een netgebruiker energiediensten of andere maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie levert;
1/1° aangifteplichtige : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de EPB-eisen moet naleven;
2° ...
3° aansluitbare wooneenheid of gebouw : wooneenheid die of gebouw dat nog niet aangesloten is op het aardgasdistributienet, en waarbij aan één van de volgende voorwaarden is voldaan :
a) er is een lagedrukleiding aanwezig langs de openbare weg aan dezelfde kant van de weg en ter hoogte van de wooneenheid of het gebouw;
b) de wooneenheid of het gebouw is niet gelegen in een gebied dat bestemd is voor bewoning en er is een lagedrukleiding aanwezig langs de openbare weg ter hoogte van de wooneenheid of het gebouw, al of niet aan dezelfde kant van de wooneenheid of het gebouw;
c) een middendrukleiding, categorie A of B, is aanwezig langs de openbare weg ter hoogte van de wooneenheid of het gebouw en deze leiding is specifiek aangelegd voor het aansluiten van respectievelijk wooneenheden of gebouwen;
4° aansluitingsgraad : het aantal aangesloten wooneenheden en gebouwen in verhouding tot het totaal aantal wooneenheden en gebouwen in een bepaald gebied;
4° /1 aanvrager van flexibiliteit: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die flexibiliteit aanvraagt;
5° aardgas : elke gasvormige brandstof van ondergrondse oorsprong die hoofdzakelijk uit methaan bestaat, met inbegrip van vloeibaar aardgas;
6° aardgasdistributienet : geheel van onderling verbonden leidingen en de daarmee verbonden hulpmiddelen, die noodzakelijk zijn voor de distributie van aardgas aan afnemers binnen een geografisch afgebakend gebied in het Vlaamse Gewest en dat geen gesloten distributienet, privédistributienet of directe leiding betreft;
7° aardgasdistributienetbeheerder : beheerder van een aardgasdistributienet, aangewezen overeenkomstig artikel 4.1.1;
8° aardgasinvoerder : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die aardgas invoert in België;
8°/1 ACER : het agentschap, opgericht overeenkomstig verordening nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators.
8°/2 achterliggende afnemer : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of aardgas afneemt van een gesloten distributienet of een privédistributienet;
8°/3 achterliggende netgebruiker : natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of aardgas injecteert op of afneemt van een gesloten distributienet of een privédistributienet;
8° /4 actieve afnemer: een afnemer die aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit of een afnemer van thermische energie die aangesloten is op een warmte- of koudenet en die een of meer van de activiteiten, vermeld in artikel 4.4.2, uitoefent, terwijl die activiteiten niet zijn belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormen;
9° actieverplichting : een door de Vlaamse Regering aan de netbeheerders in het kader van een openbaredienstverplichting opgelegde REG-actie;
9°/1 aerothermische energie : energie die in de vorm van warmte is opgeslagen in de omgevingslucht;
9° /2 afgeleide persoonsgegevens: persoonsgegevens die afgeleid kunnen worden uit de persoonsgegevens die in het kader van dit decreet verzameld worden;
10° afnamepunt : punt waar elektriciteit of aardgas van het net wordt afgenomen en verbruikt;
10° /1 afnamepunt voor thermische energie: punt waar thermische energie van het warmte- of koudenet wordt afgenomen en verbruikt;
10°/2 afnamepunt voor waterstof: punt waar waterstof van een waterstofnet wordt afgenomen en verbruikt;
11° afnemer : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of aardgas afneemt om te voorzien in zijn eigen behoeftes;
11° /1 afnemer van thermische energie: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die thermische energie afneemt om te voorzien in zijn eigen behoeftes;
12° afsluiten : het buiten dienst stellen van de aansluiting of het ontzeggen van de toegang tot het net door de aansluiting af te koppelen van de installaties van de afnemer;
12° /0 aggregatie: een functie van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die verschillende energiehoeveelheden voor afname, consumptie, productie of injectie combineert om op een elektriciteitsmarkt aan te kopen, te verkopen of te veilen;
12° /1 aggregator: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die als dienstverrichter verschillende energiehoeveelheden van verschillende afnemers, tussenpersonen en producenten voor afname, consumptie, productie of injectie combineert om op een elektriciteitsmarkt aan te kopen, te verkopen of te veilen;
12° /2 algemene verordening gegevensbescherming: de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG ("algemene verordening gegevensbescherming" of "AVG");
13° allocatie : toewijzing van energiehoeveelheden aan de verschillende marktpartijen;
13° /0 analoge meter: meter die op een elektromechanische manier energiestromen meet en registreert;
13° /1 bandingdeler : de bandingdeler is gelijk aan :
a) 97 euro per groenestroomcertificaat voor de berekening van de bandingfactor voor de toekenning van groenestroomcertificaten;
b) 35 euro per warmte-krachtcertificaat voor de berekening van de bandingfactor voor de toekenning van warmte-krachtcertificaten;
13° /2 bandingfactor : onrendabele top gedeeld door de bandingdeler;
13° /3 beheerder van een gesloten distributienet: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die exploitant is van een gesloten distributienet;
13°/4 beheerder van het vervoersnet: de instantie die overeenkomstig de federale Gaswet als beheerder van het vervoersnet is aangewezen;
14° beschermd volume : het beschermde volume van het gebouw zoals dat gedefinieerd is in de Belgische norm of de door de Vlaamse overheid vastgelegde specificaties;
15° ...
16° bevrachter : rechtspersoon die een contract heeft afgesloten met een vervoeronderneming met betrekking tot het vervoer van aardgas tussen een of meer injectiepunten en afnamepunten op het vervoernet;
16/1° bijna-energieneutraal gebouw : een gebouw met een zeer hoge energieprestatie, waarbij de dichtbij nul liggende of zeer lage hoeveelheid energie die nog vereist is, in zeer aanzienlijke mate wordt geleverd uit hernieuwbare energiebronnen die ter plaatse of dichtbij wordt geproduceerd;
17° ...
18° ...
18°/1 biobrandstoffen: vloeibare brandstoffen voor vervoer die geproduceerd zijn uit biomassa;
18° /1/1 biogas: gas uit de anaerobe vergisting van organisch-biologische stoffen;
18°/2 biomassa : de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong;
19° BKG-installatie: een vaste technische eenheid met inrichtingen of activiteiten die in de indelingslijst, vermeld in artikel 5.2.1, § 1, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, als BKG-inrichting of activiteit zijn aangeduid, alsook andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende inrichtingen of activiteiten die technisch in verband staan met de voormelde inrichtingen of activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging;
20° brandstofleveranciers : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan afnemers aardgas, stookolie, steenkool, methaan, butaan en propaan levert;
21° ...
22° bruto binnenlands energieverbruik : het primaire energieverbruik verminderd met de geleverde energie aan de internationale lucht- en scheepvaartbunkers;
22/1° Btot: de totale bandingcoëfficiënt, dat is de verhouding tussen het aantal toegekende, voor de certificatenverplichting aanvaardbare groenestroomcertificaten in kalenderjaar n-2 en de totale brutoproductie van groene stroom in het Vlaamse Gewest in datzelfde kalenderjaar zoals te rapporteren in het kader van de richtlijn 2009/28/EG en volgens de daarin vastgelegde berekeningsmethode;
23° budgetmeter : een budgetmeter voor elektriciteit of een budgetmeter voor aardgas;
24° budgetmeter voor aardgas: aardgasmeter met hulpkrediet die toelaat te werken via een systeem van voorafbetaling in het kader van een aan de netbeheerder opgelegde openbaredienstverplichting inzake de bescherming van huishoudelijke afnemers bij wanbetaling;
25° budgetmeter voor elektriciteit: elektriciteitsmeter met begrenzer en hulpkrediet die toelaat te werken via een systeem van voorafbetaling in het kader van een aan de netbeheerder opgelegde openbaredienstverplichting inzake de bescherming van huishoudelijke afnemers bij wanbetaling;
25° /0 datacentrum: een datacentrum als vermeld in bijlage A, punt 2.6.3.1.16, van verordening (EG) nr. 1099/2008, gewijzigd bij verordening (EU) 2022/132 van de Commissie van 28 januari 2022;
25°/1 datum van indienstneming : datum waarop een productie-installatie voor het eerst in dienst werd genomen of datum waarop een warmte-krachtinstallatie ingrijpend gewijzigd werd. Voor groenestroominstallaties is dit de datum waarop de productie-installatie voor het eerst elektriciteit uit een hernieuwbare energiebron produceerde. Voor warmte-krachtinstallaties is dat de datum waarop de eerste gelijktijdige productie van elektriciteit of mechanische energie, en nuttige warmte plaatsvond, of de datum waarop de laatste ingrijpende wijziging voor het eerst gelijktijdig elektriciteit of mechanische energie, en nuttige warmte produceerde;
25° /1/1 deelnemer aan flexibiliteit: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die flexibiliteit aanbiedt aan de dienstverlener van flexibiliteit of in het kader van gereserveerde of niet-gereserveerde technische flexibiliteit aan de aanvrager van flexibiliteit;
25° /1/1/1 Departement Financiën en Begroting: het departement, vermeld in artikel 19 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
25° /1/2 dienstverlener van flexibiliteit: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die als dienstverrichter flexibiliteitsdiensten aan een of meer aanvragers van flexibiliteit levert of die flexibiliteit van zichzelf of van een of meer deelnemers aan flexibiliteit als flexibiliteitsdienst aan een of meer aanvragers van flexibiliteit levert;
25° /2 digitale meter: een elektronische meter die energiestromen en aanverwante fysische grootheden meet en registreert en die uitgerust is met een tweerichtingscommunicatiemiddel, dat ervoor zorgt dat de gegevens niet alleen lokaal, maar ook op afstand uitgelezen kunnen worden zodat de meter in staat is om op basis van de gegevens die hij lokaal of van op afstand ontvangt bepaalde acties uit te voeren;
26° directe lijn : een elektriciteitslijn met een nominale spanning die gelijk is aan of minder is dan 70 kilovolt, die een productieinstallatie met een afnemer verbindt;
27° directe leiding : elke leiding voor aardgasdistributie die geen deel uitmaakt van een aardgasdistributienet;
28° distributie : de activiteit die erin bestaat elektriciteit via elektrische lijnen met een nominale spanning die gelijk is aan of minder is dan 70 kilovolt, of aardgas via plaatselijke aardgasleidingen te brengen tot bij afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
29° distributienet : elektriciteitsdistributienet of aardgasdistributienet;
30° distributienetbeheerder : elektriciteitsdistributienetbeheerder of aardgasdistributienetbeheerder;
30° /0 dynamisch prijscontract: een contract waarin de prijsvariatie op de spotmarkten van elektriciteit, waaronder de day-ahead- en de intradaymarkten, wordt weerspiegeld in intervallen die ten minste overeenkomen met de marktvereffeningsperiode;
30° /0/1 EAN-code: code die bestaat uit achttien cijfers voor de unieke identificatie van een toegangspunt op het elektriciteits- of aardgasnet en die staat voor het begrip European Article Numbering;
30°/1 eigen site : het kadastrale perceel of de aansluitende kadastrale percelen van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon als eigenaar, erfpachter, opstalhouder of concessiehouder;
30/2° eilandwerking : de situatie waarin, met uitzondering van mobiele installaties,een productie-installatie in normale werking niet gekoppeld is aan :
a) het elektriciteitsdistributienet of daaraan gekoppelde gesloten distributienetten;
b) het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of daaraan gekoppelde gesloten distributienetten;
c) het transmissienet of daaraan gekoppelde gesloten distributienetten of gesloten industriële netten als vermeld in artikel 2, 41°, van de federale Elektriciteitswet;
30°/3 eindgebruiker van thermische energie: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die verwarming, koeling of warm water voor zijn eigen eindgebruik aankoopt, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewoner is van een afzonderlijk gebouw of van een eenheid in een appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw dat beschikt over een warmte- of koudenet of een centrale bron voor verwarming, koeling of warm water, en die hiervan verwarming, koeling of warm water gebruikt, maar die geen rechtstreekse of individuele overeenkomst met de leverancier of warmte- of koudeleverancier heeft;
31° eindverbruiksector : ondernemingen en particulieren die energie afnemen of produceren om geheel of overwegend in de eigen energiebehoefte te voorzien;
31° /1 elektriciteitsbedrijf: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, aggregatie, vraagrespons, energieopslag, levering of aankoop van elektriciteit, en die verantwoordelijk is voor de commerciële, technische of onderhoudswerkzaamheden die met die functies verband houden, maar die geen loutere afnemer is;
31° /2 elektriciteitsderivaat: een financieel instrument met betrekking tot elektriciteit dat valt onder een van de categorieën, vermeld in artikel 2, 1°, e), f) en g), van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
32° elektriciteitsdistributienet : geheel van onderling verbonden elektrische leidingen met een nominale spanning die gelijk is aan of minder is dan 70 kilovolt, en de bijbehorende installaties, die noodzakelijk zijn voor de distributie van elektriciteit aan afnemers binnen een geografisch afgebakend gebied in het Vlaamse Gewest, dat geen gesloten distributienet, privédistributienet of directe lijn is;
33° elektriciteitsdistributienetbeheerder : beheerder van een elektriciteitsdistributienet, aangewezen overeenkomstig artikel 4.1.1;
33° /1 elektriciteitsleveringscontract: een contract voor de levering van elektriciteit, elektriciteitsderivaten niet inbegrepen;
33° /2 elektriciteitsmarkten: markten voor elektriciteit, onder meer over-the-countermarkten en elektriciteitsbeurzen, markten voor de verhandeling van energie, capaciteit, balancerings- en ondersteunende diensten in alle tijdsbestekken, waaronder termijn-, day-ahead- en intradaymarkten;
33° /3 elektriciteitsopslag: een vorm van energieopslag die erin bestaat het uiteindelijke gebruik van elektriciteit uit te stellen tot een later moment dan het moment waarop de elektriciteit is opgewekt, of elektrische energie om te zetten in een vorm van energie die kan worden opgeslagen, dergelijke energie op te slaan en vervolgens dergelijke energie om te zetten in elektrische energie of in een andere energiedrager;
33/4° elektriciteitsopslagfaciliteit: een installatie aangesloten aan het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit waar elektriciteitsopslag plaatsvindt;
34° elektronische meter: een meter die op een digitale manier energiestromen meet en registreert en die al dan niet uitgerust is met een communicatiemiddel dat ervoor zorgt dat de gegevens niet alleen lokaal, maar ook op afstand uitgelezen kunnen worden;
35° energetisch verbruik: het gebruik van een energiedrager voor het benutten van de energie-inhoud om energie te produceren;
36° ...
37° energiebeleidsovereenkomst : iedere overeenkomst tussen het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, en een andere partij, waarbij die andere partij zich engageert om binnen een afgesproken termijn een vooropgestelde verbetering inzake energie-efficiëntie te behalen of te stimuleren, tot de wereldtop inzake energie-efficiëntie in haar sector te behoren of een bepaald percentage van het energieverbruik te dekken met behulp van hernieuwbare energietechnologieën of daarvoor stimulansen te verstrekken;
38° energieboekhouding : het regelmatig meten, registreren, analyseren en rapporteren van het energiegebruik;
38° /1 energiedelen: het kosteloos toekennen over één onbalansverrekeningsperiode van het geheel of een deel van de zelfgeproduceerde, en in voorkomend geval opgeslagen, energie die op een elektriciteitsdis- tributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit geïnjecteerd is, tussen afnemers in de gevallen, vermeld in artikel 7.2.1, § 1, tweede lid, of het uitwisselen van hernieuwbare thermische energie via een warmte- of koudenet tussen afnemers van thermische energie in de gevallen, vermeld in artikel 7.2.1, § 1, tweede lid;
39° energiedeskundige: de natuurlijke persoon, die onderworpen is aan het sociaal statuut van zelfstandige en die het energieprestatiecertificaat opstelt of energieadvies verstrekt, of de rechtspersoon binnen wiens organisatie het energieprestatiecertificaat opgesteld wordt of energieadvies verstrekt wordt door een zaakvoerder, bestuurder of bezoldigde werknemer;
39/1° energiedienst: het fysieke voordeel, nut of welzijn dat wordt bereikt met een combinatie van energie met energie-efficiënte technologie of actie, die de bewerkingen, het onderhoud en de controle kan omvatten die nodig zijn voor de levering van de dienst, welke wordt geleverd op basis van een overeenkomst en welke onder normale omstandigheden heeft aangetoond te leiden tot een controleerbare en meetbare of een schatbare verbetering van de energie-efficiëntie of tot controleerbare en meetbare of schatbare primaire energiebesparingen;
40° energiedrager : kolen en afgeleide producten, petroleumproducten, gas, aardgas, waterstof, hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong, koolstofarme brandstof van niet-biologische oorsprong, elektriciteit, hernieuwbare energiebronnen, warmte en nucleaire warmte;
40° /1 energiefraude: elke onrechtmatige actie van eenieder, zowel actief als passief, die gepaard gaat met het verkrijgen van een onrechtmatig voordeel. Daaronder wordt minstens verstaan:
a) handelingen uitvoeren op een warmte- of koudenet of op het distributienet of op het plaatselijke vervoernet van elektriciteit zonder daartoe gemachtigd te zijn;
b) de aansluiting of meetinstallatie manipuleren;
c) meldingsverplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het aansluitingsreglement, het aansluitingscontract of het technisch reglement niet uitvoeren;
d) informatie bezorgen die niet consistent of in overeenstemming met de werkelijkheid is in het kader van contract- of aansluitingsaanvragen bij de leverancier, warmte- of koudeleverancier, toegangshouder of netbeheerder, de warmte- of koudenetbeheerder;
e) informatie bezorgen die niet consistent of in overeenstemming met de werkelijkheid is in het kader van de aanvraag van groenestroomcertificaten of warmte-krachtcertificaten of van de rapportering van meetgegevens die aanleiding geven tot het toekennen van groenestroomcertificaten of warmte-krachtcertificaten;
f) informatie bezorgen die niet consistent of in overeenstemming met de werkelijkheid is in het kader van subsidie- of premieaanvragen in uitvoering van dit decreet of zijn uitvoeringsbesluiten;
g) informatie bezorgen die niet consistent of in overeenstemming met de werkelijkheid is in het kader van meldingsverplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het aansluitingsreglement, het aansluitingscontract of het technisch reglement;
40° /1/1 energiegemeenschap van burgers: een rechtspersoon die voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 4.8.1;
40° /2 energiehuis: de instantie die op het niveau van één of meer gemeenten diensten inzake energie en woningkwaliteit aanbiedt aan de klant;
41° energiekengetal : het gemiddelde van het energieverbruik in een sector in verhouding tot een parameter die bepalend is voor het energieverbruik in die sector;
41° /1 energieoverdracht: een activering van de flexibiliteit waarbij een leverancier en een dienstverlener van flexibiliteit betrokken zijn die een afzonderlijke evenwichtsverantwoordelijke hebben of een dienstverlener van flexibiliteit die niet hun leverancier is;
42° energieplan : een systematische, gedocumenteerde en objectieve evaluatie van het beheer, de organisatie en de uitrusting van de betrokken onderneming, de niet-commerciële instelling of de publiekrechtelijke rechtspersoon op het gebied van energie-efficiëntie, waarbij de mogelijke maatregelen inzake de verbetering van de energie-efficiëntie in kaart worden gebracht;
42/1° energieprestatie van gebouwen: de berekende of gemeten hoeveelheid energie die nodig is om aan de vraag naar energie te voldoen die verband houdt met een normaal gebruik van het gebouw, waaronder energie die wordt gebruikt voor verwarming, koeling, ventilatie, warmwatervoorziening en verlichting;
43° energieprestatiecertificaat : een certificaat waarin het resultaat is vermeld van de berekening van de totale energie-efficiëntie van een gebouw, uitgedrukt in een of meer numerieke indicatoren;
44° energieprestatiecertificatendatabank : een geïnformatiseerd gegevensbestand waarin informatie met betrekking tot energieprestatiecertificaten wordt opgenomen;
45° energieprestatiedatabank : een geïnformatiseerd gegevensbestand waarin informatie met betrekking tot de energieprestaties van de gebouwen waarvoor EPB-eisen gelden, wordt opgenomen;
46° energiestudie : studie die aantoont dat een nieuwe of een gewijzigde installatie aan bepaalde criteria van energie-efficiëntie zal voldoen;
47° EPB-aangifte : energieprestatie- en binnenklimaataangifte, dat wil zeggen het unieke document waarin de verslaggever alle uitgevoerde maatregelen tot naleving van de EPB-eisen beschrijft en ze al dan niet conform met die eisen verklaart;
47/1° EPB-eenheid: elke eenheid van aangrenzende lokalen die in hetzelfde gebouw liggen, die het voorwerp zijn van werken van dezelfde aard, die ontworpen of aangepast zijn om afzonderlijk te worden gebruikt en die ten hoogste één wooneenheid bevatten, waarbij een zorgwoning niet wordt beschouwd als een aparte wooneenheid;
48° EPB-eisen : eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat, dat wil zeggen het geheel van voorwaarden waaraan een gebouw, een technisch bouwsysteem of de constructieonderdelen inzake energetische prestaties, thermische isolatie, binnenklimaat, systeemeisen en ventilatie moet voldoen;
49° erkende instelling voor schuldbemiddeling : instelling die erkend is volgens het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling;
49° /1 ESCO: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in de inrichtingen of gebouwen van een netgebruiker energiediensten of andere maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie levert waarbij de terugbetaling van de investering gebeurt op basis van de terugverdientijd van de investering;
50° evenwichtsverantwoordelijke : rechtspersoon die een contract heeft afgesloten met de transmissienetbeheerder met betrekking tot de transmissie van elektriciteit tussen een of meer injectiepunten en afnamepunten en die voor een geheel van toegangspunten zorg draagt voor het evenwicht tussen de injectie en de afname van elektriciteit op die toegangspunten;
50° /1 extern signaal: een dynamisch signaal, waaronder een activatiesignaal en een desactivatiesignaal, of een financiële prikkel, zoals een dynamisch prijssignaal, met als doel flexibiliteit in het elektriciteitssysteem te veroorzaken;
51° federale Elektriciteitswet: de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
51°/0 federale Gaswet: de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen;
51° /1 flexibiliteit: de wijziging van het profiel van productie, injectie, verbruik of afname van elektriciteit door afnemers, producenten of natuurlijke personen of rechtspersonen die elektriciteitsopslagfaciliteiten exploiteren, ten opzichte van hun normale of bestaande verbruiks- of productiepatronen in reactie op een extern signaal of lokaal gemeten netgerelateerde grootheid, zoals de frequentie of de spanning, of in reactie op de aanvaarding van het bod van de eindafnemer of producent, individueel of via aggregatie, enerzijds om vraag- of productievermindering of vraag- of productieverhoging voor een bepaalde prijs te verkopen op een elektriciteitsmarkt, de markt voor lokale congestie of op de georganiseerde markt, vermeld in artikel 2.4 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie, of anderzijds om een dienst in het energiesysteem te verlenen;
51° /2 flexibiliteitsactivatieregister: een register met alle toegangspunten of allocatiepunten die deelnemen aan flexibiliteit waarin voor ieder toegangspunt of allocatiepunt de relevante parameters van de activatie van flexibiliteit worden vermeld;
52° flexibiliteitstoegangsregister: een register met alle toegangspunten of allocatiepunten van het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit die deelnemen aan flexibiliteit, waarin voor ieder toegangspunt of allocatiepunt van het net in kwestie de deelnemer aan flexibiliteit wordt vermeld en op welke dienstverleners van flexibiliteit die deelnemer een beroep doet;
53° garantie van oorsprong: uniek, verhandelbaar en overdraagbaar elektronisch document dat uitsluitend tot doel heeft om aan de eindafnemer aan te tonen uit welke energiebron een bepaalde hoeveelheid energie geproduceerd is;
54° gaswinningsinstallatie : installatie waarmee aardgas wordt gewonnen uit de ondergrond of waarin biogas wordt geproduceerd;
55° gebied bestemd voor bewoning : gebied dat volgens het gewestplan of ruimtelijk uitvoeringsplan één van de volgende bestemmingen heeft :
a) woongebied;
b) woongebied met culturele, historische of esthetische waarde;
c) woongebied met landelijk karakter;
d) woongebied met landelijk karakter en culturele, historische of esthetische waarde;
e) woonuitbreidingsgebied;
56° gebouw: voor de toepassing van titels IV/1, X en XI en artikel 1.1.3, 113/1/1°, en artikel 13.4.5 tot en met 13.4.10, elk gebouw in zijn geheel of delen ervan die zijn ontworpen of aangepast om afzonderlijk te worden gebruikt, en waarvoor energie verbruikt wordt om een specifieke binnentemperatuur te verkrijgen;
56° /0 gebouweenheid: de kleinste eenheid binnen een gebouw die voldoet aan al de volgende voorwaarden:
a) geschikt zijn voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden of een gemeenschappelijk deel zijn;
b) ontsloten worden via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde circulatieruimte;
c) in functioneel opzicht zelfstandig zijn;
56° /1/0 gebouwenpas: het instrument, vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 30 november 2018 betreffende de gebouwenpas;
56° /1/0/1 gemeenteweg: een openbare weg, vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen;
56°/1/1 geothermische energie : energie die in de vorm van warmte onder het vaste aardoppervlak is opgeslagen;
56° /1/2 gereserveerde technische flexibiliteit: de flexibiliteit op verzoek van de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, waarbij de deelname verplicht is in het kader van de exploitatie van het elektriciteitsdistributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit onder buitengewone omstandigheden, met een gereguleerde compensatie, vermeld in artikel 4.1.17/5, § 1, eerste lid;
56/1° gemeenschappelijk deel : elke eenheid van aangrenzende lokalen die door meerdere EPB-eenheden samen gebruikt wordt en die behoort tot het beschermd volume van het gebouw;
56°/2 gesloten distributienet : een net dat gebruikt wordt voor de distributie van elektriciteit of aardgas binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een geografisch afgebakende locatie met gedeelde diensten, dat, behoudens incidenteel, geen huishoudelijke afnemers van elektriciteit of aardgas voorziet, en dat aan een van de volgende vereisten voldoet :
a) om specifieke technische eisen of veiligheidseisen voorziet het in een geïntegreerde exploitatie of een geïntegreerd productieproces van de verschillende gebruikers van het net;
b) het distribueert primair elektriciteit of aardgas aan de eigenaar of beheerder van het net, of de ondernemingen die daarmee verbonden of geassocieerd zijn.
56° /3 gezondheidsvoorziening: een organisatie die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap en activiteiten uitoefent op het gebied van de zorgverstrekking, de gezondheidsopvoeding en de preventieve gezondheidszorg, vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met uitzondering van de voorzieningen werkzaam op het vlak van de medisch verantwoorde sportbeoefening;
57° gestrande kosten : de kosten die ondernemingen moeten dragen ten gevolge van verplichtingen die ze in het verleden zijn aangegaan, maar die ze niet langer kunnen nakomen door de liberalisering van de betrokken sector;
58° groene stroom : elektriciteit die geproduceerd is uit een hernieuwbare energiebron;
59° groene warmte : warmte die geproduceerd is uit een hernieuwbare energiebron;
60° groenestroomcertificaat : uniek, verhandelbaar, elektronisch en overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een bepaalde productie-installatie in een bepaalde periode een hoeveelheid elektriciteit heeft opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;
61° groenewarmtecertificaat : uniek, verhandelbaar, elektronisch en overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een bepaalde productie-installatie in een bepaalde periode 1 000 kWh warmte heeft opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;
62° grote onderneming : onderneming die niet ressorteert onder de categorie kleine of middelgrote onderneming;
63° haalbaarheidsstudie : studie die de economische, sociale of juridische haalbaarheid van een concreet project onderzoekt;
64° heffingsjaar : het kalenderjaar waarvoor de heffing, vermeld in titel XIV, is verschuldigd;
65° hernieuwbare energiebronnen: hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen, namelijk wind, zon, waaronder thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie, geothermie, de omgeving, de getijden, de golfslagen en andere energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogas;
65° /1 hernieuwbare-energiegemeenschap: een rechtspersoon die voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 4.8.2;
66° hernieuwbare energietechnologieën : technologieën die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen;
66° /0 hoofdmeter: analoge meter, elektronische meter of digitale meter die energiestromen minstens meet en weergeeft en als eerste meter op een toegangspunt is aangesloten;
66° /1 hoogspanning: een nominaal spanningsniveau van 30 kilovolt of hoger;
67° huishoudelijke afnemer : elke natuurlijke persoon aangesloten op een aardgasdistributienet of een elektriciteitsdistributienet op een spanning gelijk aan 1 000 volt of minder, die elektriciteit of aardgas afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn, behoudens in het geval dat het leveringscontract voor de levering van elektriciteit respectievelijk aardgas op het afnamepunt in kwestie werd gesloten door een onderneming, als vermeld in artikel I.4, 1°, van het Wetboek van Economisch Recht;
67° /1 huishoudelijke afnemer van thermische energie: elke natuurlijke persoon die thermische energie afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn;
67° /2 huishoudelijke netgebruiker : een huishoudelijke afnemer of een natuurlijke persoon die aangesloten is op een aardgasdistributienet of een elektriciteitsdistributienet op een spanning gelijk aan 1000 volt of minder, die elektriciteit opwekt, biogas produceert of aardgas wint om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn;
68° hulpkrediet : een krediet dat ter beschikking wordt gesteld van een huishoudelijke afnemer, zodra het op de budgetmeter voor elektriciteit of op de budgetmeter voor aardgas opgeladen bedrag opgebruikt is;
68°/1 hydrothermische energie : energie die in de vorm van warmte in het oppervlaktewater is opgeslagen;
68° /1/0 industrieel gebouw: gebouw dat bestemd is voor de productie, de bewerking, de opslag of manipulatie van goederen;
68° /2 ingrijpende wijziging: wijziging van een warmte-krachtinstallatie, waarvan de motor ouder is dan tien jaar en/of waarvan de turbine ouder is dan vijftien jaar, en waarbij minstens de motor of de turbine vervangen wordt door een nog niet gebruikte motor of turbine. Indien een warmte-krachtinstallatie uit meerdere motoren of turbines bestaat, dan moeten alle motoren en turbines ouder zijn dan respectievelijk tien of vijftien jaar en moeten alle motoren en turbines vervangen worden door een nog niet gebruikte motor of turbine;
69° injecteren : het inbrengen van elektriciteit of aardgas in een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, vanuit een net of door een producent;
69° /1 injecteren van thermische energie: het inbrengen van thermische energie in een warmte- of koudenet vanuit een warmte- of koudenet of door een producent van thermische energie;
70° injectiepunt : punt waar elektriciteit of aardgas in het net wordt geïnjecteerd;
70° /1 injectiepunt van thermische energie: punt waar thermische energie in een warmte- of koudenet wordt geïnjecteerd;
70° /2 intermediair bij de aankoop van energie: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, anders dan een leverancier, die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij het analyseren van contracten, bij het uitvoeren van prijsvergelijkingen waarbij al dan niet van contract kan worden veranderd, bij het samenbrengen van leveranciers en eindafnemers, bij het organiseren van groepsaankopen, bij het toewijzen van energieleveringen aan leveranciers en/of bij het sluiten van energiecontracten voor eindafnemers;
71° internationale luchtvaartbunkers : de hoeveelheid energie die geleverd wordt aan vliegtuigen die op buitenlandse luchthavens vliegen;
72° internationale scheepvaartbunkers : de hoeveelheid energie die geleverd wordt aan schepen die op buitenlandse havens varen;
72/1° K-peilvolume : elke eenheid van aaneengesloten lokalen die in hetzelfde gebouw gelegen zijn, die het voorwerp zijn van werken van dezelfde aard en die moeten voldoen aan dezelfde K-peileis;
73° ...;
74° karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik : het conventioneel bepaalde jaarlijkse energieverbruik van een gebouw, uitgedrukt in primaire energie-equivalenten;
74° /0 ketellichaam: het geheel van onderdelen van een stookolieketel die niet instaan voor de verbranding van de brandstof maar wel voor de overdracht van de verbrandingswarmte naar water;
74° /1 klantengroep: iedere groep van distributienetgebruikers die elektriciteit, aardgas of biogas injecteren en/of afnemen van het distributienet en die zich kenmerkt door het type netwerk waarop de netgebruiker is aangesloten, het type aansluiting waarover die netgebruiker beschikt, de automatische compensatie van afgenomen en geïnjecteerde elektriciteit, het jaarverbruik, het type meetinstallatie, het toegangsvermogen, het piekvermogen of door het feit of die netgebruiker al dan niet elektriciteit of biogas injecteert op het netwerk waarop die netgebruiker is aangesloten, met dien verstande dat één netgebruiker volgens zijn toegangspunten tot verschillende klantengroepen kan behoren;
75° kleine onderneming : ondernemingen die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen :
a) minder dan 50 werknemers tewerkstellen;
b) een jaaromzet hebben van maximaal 10 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 10 miljoen euro;
c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium;
75°/1 kolencentrale : elektriciteitsproductie-eenheid waar producten met de GN-codes 2701, 2702, 2703 of 2704, zoals bedoeld in de EG-verordening nr. 2031/2001 van de Europese Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van EEG-Verordening nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijke douanetarief, als brandstof worden of werden gebruikt;
75/2° kostenoptimaal niveau: het energieprestatieniveau dat gedurende de geraamde economische levensduur de laagste kosten met zich meebrengt, waarbij:
a) de laagste kosten worden bepaald aan de hand van de energiegerelateerde investeringskosten, de onderhouds- en bedrijfskosten (met inbegrip van energiekosten en -besparingen, de betrokken gebouwencategorie, inkomsten van geproduceerde energie), waar van toepassing en verwijderingskosten, waar van toepassing;
b) de resterende geraamde economische levensduur van een gebouw, waarbij de energieprestatie-eisen voor het gebouw in zijn geheel worden vastgesteld, hetzij op de geraamde economische levensduur van een onderdeel van een gebouw, waarbij de energieprestatie-eisen voor afzonderlijke onderdelen van gebouwen worden vastgesteld;
en dat binnen het scala van prestatieniveaus ligt waar de berekende kosten-batenanalyse over de geraamde economische levensduur positief is;
75° /3 kredietgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, vermeld in artikel I.9, 34°, van het Wetboek van Economisch Recht;
76° kwalitatieve warmte-krachtinstallatie: warmte-krachtinstallatie waarvan het productieproces voldoet aan de kwaliteitsvoorwaarden die opgelegd zijn overeenkomstig artikel 7.1.2, § 4;
77° kwalitatieve warmte-krachtkoppeling: warmte-krachtkoppeling die voldoet aan de kwaliteitsvereisten, opgelegd overeenkomstig artikel 7.1.2, § 4;
77° /1 laagspanning: een nominaal spanningsniveau van 1000 volt of lager;
78° leverancier : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan afnemers elektriciteit of aardgas verkoopt behoudens indien de verkoop plaatsvindt via een directe lijn, een directe leiding of privédistributienet;
79° lokale adviescommissie : commissie als vermeld in artikel 7 van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water;
79° /0 lokale congestie: een situatie waarin een element van het elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of het koppelpunt met het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of het transmissienet niet alle fysieke stromen kan opvangen zonder de operationele veiligheid in gevaar te brengen;
79° /1 lopende projecten : projecten met startdatum tot en met de eerstvolgende hieronder genoemde van toepassing zijnde datum :
a) 31 juli;
b) ...;
80° m3(n) : de hoeveelheid gas die, bij een temperatuur van nul graden Celsius en onder absolute druk van 1,01325 bar, een volume van één kubieke meter inneemt;
80° /1 marktdeelnemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit aankoopt, verkoopt of produceert, flexibiliteits- of aggregatiediensten verleent of energieopslagdiensten exploiteert, met inbegrip van het plaatsen van handelsorders op een of meer elektriciteitsmarkten of op de markt voor lokale congestie, inclusief op balanceringsmarkten;
81° marktpartij : producent, aardgasinvoerder, distributienetbeheerder, beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, transmissienetbeheerder, de beheerder van het vervoernet, werkmaatschappij, aanbieder van energiediensten, leverancier, tussenpersoon, intermediair bij de aankoop van energie, energiegemeenschap van burgers, hernieuwbare-energiegemeenschap, bevrachter, dienstverleners van flexibiliteit, aanvrager van flexibiliteit, aggregatoren of evenwichtsverantwoordelijke;
82° marktintroductieproject : project voor het installeren en monitoren van het gebruik van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën die nog niet ruim verspreid zijn in het Vlaamse Gewest, door een particulier, een niet-commerciële instelling, een publiekrechtelijke persoon of een onderneming, die niet de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur ervan is;
82° /1 meetgegevens: gegevens die verkregen worden door of gebaseerd zijn op een telling of meting door middel van een meetinrichting;
83° melding : de verplichte melding van de handelingen aan het college van burgemeester en schepenen, vermeld in artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;
84° met een onderneming geassocieerde ondernemingen : de ondernemingen, met uitsluiting van de gemeenten en de netbeheerders, waarin de onderneming een deelneming bezit en waarin ze een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid; behoudens tegenbewijs wordt een invloed van betekenis vermoed als de stemrechten die aan deze deelneming verbonden zijn één vijfde of meer vertegenwoordigen van het totaal aantal stemrechten van de aandeel-houders of vennoten van deze ondernemingen;
85° met een onderneming verbonden ondernemingen : de ondernemingen, met uitsluiting van de gemeenten en de netbeheerders :
a) waarover de onderneming een controlebevoegdheid, vermeld in het Wetboek van vennootschappen, uitoefent;
b) die een controlebevoegdheid, vermeld in het Wetboek van vennootschappen, over de onderneming uitoefenen;
c) waarmee de onderneming een consortium, vermeld in het Wetboek van vennootschappen, vormt;
d) die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de ondernemingen, vermeld in a), b) en c) ;
86° middelgrote onderneming : ondernemingen die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen :
a) minder dan 250 werknemers tewerkstellen;
b) een jaaromzet hebben van maximaal 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 43 miljoen euro;
c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium;
86° /1 middenspanning: een nominaal spanningsniveau van meer dan 1000 volt en lager dan 30 kilovolt;
87° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid;
88°...
89° net : distributienet, plaatselijk vervoernet van elektriciteit, transmissienet, met inbegrip van de netten, vermeld in artikel 2, 41° en 42°, van de federale Elektriciteitswet, vervoersnet, gesloten distributienet of privédistributienet;
90° netbeheerder : een elektriciteitsdistributienetbeheerder, een aardgasdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
91° neteigenaar : eigenaar van een net;
91°/1 netgebruiker : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of aardgas injecteert op of afneemt van een distributienet;
91° /2 netto-afname: de afname op een toegangspunt verminderd met de injectie van een productie-installatie aangesloten op hetzelfde toegangspunt;
92° niet-commerciële instellingen : scholen, universiteiten, verzorgingsinstellingen en andere gemeenschapsdiensten, verenigingen van mede-eigenaars, kerkfabrieken, verenigingen zonder winstoogmerk en feitelijke verenigingen die een filantropisch, wetenschappelijk, technisch of pedagogisch doel nastreven op het gebied van energie, milieubescherming of bestrijding van sociale uitsluiting;
92°/0 niet-energetisch verbruik: het gebruik van een brandstof als grondstof in een industrieel proces of als smeermiddel, vet, bitumen of oplosmiddel, maar niet voor het produceren van energie als primair doel;
92° /1 niet-frequentiegerelateerde ondersteunende dienst: een dienst die wordt gebruikt door een transmissie- of distributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit voor spanningsregeling in stationaire toestand, snelle blindstroominjecties, inertie voor plaatselijke netstabiliteit, kortsluitstroom of inzetbaarheid in eilandbedrijf;
92° /1/0 niet-gereserveerde technische flexibiliteit: onmiddellijke, als alle commerciële middelen, tenzij de aankoop ervan economisch niet efficiënt is, zijn uitgeput, flexibiliteit op verzoek van de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, waarbij de deelname verplicht is in het kader van de exploitatie van het elektriciteitsdistributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit onder onvoorziene uitzonderlijke netuitbatingsomstandigheden, al dan niet met een gereguleerde compensatie als vermeld in artikel 4.1.17/5, § 2, eerste lid;
92° /1/0/1 niet-residentieel gebouw: een gebouw met een niet-residentiële hoofdbestemming, met uitzondering van:
a) alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m2;
b) tijdelijke gebouwen die in principe niet langer dan twee jaar worden gebruikt;
c) gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten;
d) industriële gebouwen;
e) werkplaatsen;
f) ...;
g) gebouwen van een landbouwbedrijf die niet voor bewoning bestemd zijn;
h) elektriciteitscabines;
92° /1/1 nieuwe groenestroominstallatie: een nieuw opgerichte installatie die volledig zelfstandig en onafhankelijk elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen opwekt, en waarbij de noodzakelijke onderdelen van de installatie nog niet eerder gebruikt zijn in een groenestroominstallatie;
92° /1/2 nieuwe productie-installatie: een nieuwe groenestroominstallatie of een nieuwe warmte-krachtinstallatie;
92° /2 nieuwe projecten : projecten met startdatum na de eerstvolgende hieronder genoemde van toepassing zijnde datum :
a) 31 juli;
b) ...;
92° /2/1 nieuwe warmtekracht-installatie: een nieuw opgerichte installatie die volledig zelfstandig en onafhankelijk in één proces thermische warmte en elektrische of mechanische energie opwekt, en waarbij de noodzakelijke onderdelen van de installatie nog niet eerder gebruikt zijn in een warmtekracht-installatie;
92° /3 noodgroep: generatoren die uitsluitend tot bedoeling hebben om kritische belasting te voeden bij netuitval, en die verder enkel netgekoppeld worden om te testen of om een aanzienlijk of systematisch onevenwicht in de Belgische regelzone op te vangen zoals onder de tertiaire reserve omschreven in het koninklijk besluit van 19 december 2002 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe;
92°/3/1 noodkoopwoning: een woning die uitsluitend door één of meer noodkopers en hun inwonende gezinsleden, die met de noodkopers een gemeenschappelijke huishouding voeren, als hoofdverblijfplaats gebruikt wordt zoals blijkt uit de inschrijvingen in het bevolkingsregister en die gekenmerkt wordt door structurele problemen op het vlak van veiligheid, gezondheid en/of kwaliteit en waaraan belang- rijke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd:
a)    die gericht zijn op een verbetering van de energieprestaties, gecombineerd met structurele en bouwfysische ingrepen en die tot doel hebben om het goed te laten beantwoorden aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, vastgesteld met toepassing van artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021; en
b)    waarvan de financiering middels een marktconforme lening aanleiding zou geven tot afbetalingsproblemen voor de eigenaar(s)-bewoner(s), zoals blijkt uit een solvabiliteitsonderzoek door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
92°/3/2 noodkoper: de natuurlijke persoon die aan de volgende twee voorwaarden voldoet:
a)    de noodkoper is:
1)    hetzij alleen of samen met andere noodkopers voor de geheelheid volle eigenaar van een noodkoopwoning;
2)    hetzij voor 100 procent de vruchtgebruiker van de noodkoopwoning en minstens ook gedeeltelijk de naakte eigenaar van die noodkoopwoning;
b)    de noodkoper gebruikt de noodkoopwoning als hoofdverblijfplaats zoals blijkt uit de inschrijvingen in het bevolkingsregister;
92°/4 ombudsdienst voor energie : de ombudsdienst, vermeld in artikel 27 van de federale Elektriciteitswet;
92° /5 onafhankelijke dienstverlener van flexibiliteit: een dienstverlener van flexibiliteit die niet is aangesloten bij de leverancier van de afnemer of die een afzonderlijke evenwichtsverantwoordelijke heeft die geen evenwichtsverantwoordelijke van de afnemer is;
93° ondernemingen : elke natuurlijke persoon die een zelfstandig beroep uitoefent, de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische samenwerkingsverbanden die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of die zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen;
93° /1 onderneming in moeilijkheden: een onderneming die zich in één van de volgende situaties bevindt:
a) in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal is verdwenen door de opgebouwde verliezen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming, een negatief cumulatief bedrag oplevert dat hoger is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal;
b) in het geval van een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de onderneming: meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, is door de gecumuleerde verliezen verdwenen;
c) tegen de onderneming loopt een collectieve insolventieprocedure of de onderneming voldoet volgens het nationale recht aan de criteria om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;
d) wanneer de onderneming reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, dan wel herstructureringssteun heeft ontvangen en nog steeds in een herstructureringsplan zit;
e) in het geval van een onderneming die geen kmo is: wanneer de afgelopen twee jaar:
1) de verhouding tussen de schulden en het eigen vermogen van de onderneming meer dan 7,5 bedroeg; en
2) de op basis van de EBITDA bepaalde rentedekkingsgraad van de onderneming lager lag dan 1,0;
94° ondersteunende dienst: een dienst die nodig is voor de exploitatie van een transmissie- of distributienet, voor de elektriciteitsmarkt, met inbegrip van balanceringsdiensten en niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten, maar uitgezonderd congestiebeheer;
94° /1 onderwijsinstelling: alle scholen, internaten, centra voor volwassenenonderwijs en voor basiseducatie, centra voor leerlingenbegeleiding, hogescholen en universiteiten, die gefinancierd, gesubsidieerd of erkend zijn door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;
95° onrendabele top : het productieafhankelijk gedeelte van de inkomsten dat nodig is om de netto contante waarde van een investering op nul te doen uitkomen en die berekend wordt aan de hand van een cashflowberekening;
96° openbaar bestuur: alle volgende organisaties en rechtspersonen:
a)    de publieke organisaties;
b)    de overheidsinstanties, in zoverre ze niet reeds vallen onder punt a);
97° openbaredienstverplichting : verplichting die betrekking heeft op de sociaaleconomische, ecologische of technische aspecten van de energievoorziening;
97°/0 overheidsinstantie:
a)    de publieke organisaties, vermeld in punt 104°/1, a), b), c), d), e), f), g), l) en m);
b)    de entiteiten die zowel rechtstreeks door de publieke organisaties, vermeld in punt a), worden gefinancierd en beheerd, maar die niet van industriële of commerciële aard zijn;
97° /0/1 peer-to-peerhandel in hernieuwbare energie: de verkoop van hernieuwbare energie tussen actieve afnemers door een overeenkomst met vooraf bepaalde voorwaarden voor de automatische uitvoering en afwikkeling van de transactie, rechtstreeks tussen deelnemers of indirect via een derde marktdeelnemer, zoals een aggregator;
97° /1 peil van de energetische prestatie van de schil (of S-peil): peil dat de energetische prestatie van de schil van de EPB-eenheid weergeeft zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering;
98° peil van globale warmte-isolatie (of K-peil) : peil van de globale warmte-isolatie zoals dat gedefinieerd is volgens de Belgische norm of de door de Vlaamse overheid vastgelegde specificaties;
99° peil van primair energieverbruik (of E-peil) : peil dat de globale energetische prestatie weergeeft en uitgedrukt wordt door de verhouding van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik tot een referentiewaarde;
99° /1 persoonsgegevens: persoonsgegevens, vermeld in artikel 4, 1), van de algemene verordening gegevensbescherming;
100° plaatselijk vervoernet van elektriciteit : het geheel van elektrische leidingen met een nominale spanning tot en met 70 kilovolt en de bijbehorende installaties, die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest, dat voornamelijk gebruikt wordt om het vervoer van elektriciteit naar distributienetten mogelijk te maken en dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4.1.2;
100/0° PMV/z-Leningen: de naamloze vennootschap PMV/z-Leningen, meer bepaald de dochtervennootschap van PMV met ondernemingsnummer 0553.802.890, vermeld in de beslissing van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014 betreffende de overdracht van aandelen Participatiefonds (PF) Vlaanderen aan PMV en beheervergoeding 2014;
100/1° primaire energie: energie uit hernieuwbare en niet-hernieuwbare bronnen die geen omzetting of transformatie heeft ondergaan;
101° primair energieverbruik : de totale hoeveelheid energie die Vlaanderen nodig heeft om aan de energiebehoefte te voldoen;
101/1° ...
101°/2 privédistributienet : een elektriciteitslijn, aardgasleiding of net voor distributie van elektriciteit of aardgas dat niet wordt uitgebaat door een door de VREG aangewezen distributienetbeheerder noch door de beheerder van het plaatselijk vervoersnet, en dat geen gesloten distributienet, directe lijn of directe leiding is;
102° producent : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit opwekt, biogas produceert en/of aardgas wint, met uitsluiting van prosumenten;
103° promotor-bouwheer : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die als geregelde werkzaamheid heeft om gebouwen op te richten, te laten oprichten of te verbouwen om ze onder bezwarende titel te vervreemden;
104° prosument: elektriciteitsdistributienetgebruiker met toegangspunt voor afname, al dan niet rechtstreeks op een transformator aangesloten, en met een decentrale productie-eenheid met een maximaal AC-vermogen kleiner dan of gelijk aan 10 kVA die hem in staat stelt elektriciteit te injecteren op het elektriciteitsdistributienet;
104°/1 publieke organisatie:
a)    de federale overheid, inclusief de parastatalen;
b)    de Vlaamse overheid, inclusief de intern en extern verzelfstandigde agentschappen;
c)    de provinciale overheden;
d)    de gemeentelijke overheden, inclusief de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de autonome gemeentebedrijven, de extern verzelfstandigde agentschappen, en verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn;
e)    de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden;
f)    de politiezones;
g)    de hulpverleningszones;
h)    de overheidsbedrijven;
i)    de onderwijsinstellingen;
j)    de welzijnsvoorzieningen;
k)    de gezondheidsvoorzieningen;
l)    de polders en wateringen;
m)    rechtspersonen opgericht op grond van een samenwerkingsakkoord dat
werd gesloten tussen:
1)    de federale overheid en een of meer gewesten of gemeenschappen;
2)    meerdere gewesten of gemeenschappen onderling;
105° rationeel energiebeheer : het geheel van handelingen die ondernomen worden om het energiegebruik te meten, te analyseren, te verminderen en te volgen met het oog op het verkrijgen van een rationeel energiegebruik, met inbegrip van het volgen van vormingsactiviteiten rond rationeel energiegebruik en het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de installatie van een energiezuinig product, systeem of een energiezuinige techniek;
106° rationeel energiegebruik : het zo efficiënt mogelijke gebruik van energie;
107° reconciliatie : onderlinge verrekening tussen marktpartijen op basis van het verschil tussen gealloceerde en werkelijk gemeten energiehoeveelheden;
108° ...
109° referentieproject : project voor het installeren en monitoren bij een eerste gebruiker, die niet de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur is, van voor het Vlaamse Gewest nieuwe energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën of van voor het Vlaamse Gewest nieuwe toepassingen van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën door de ontwikkelaar, fabrikant of distributeur ervan;
110° REG-actieplan : actieplan voor de bevordering van het rationeel energiegebruik, waarbij de acties minstens bestaan uit het geven van een financiële stimulans aan de afnemers voor het uitvoeren van maatregelen en uit het verlenen van informatie, waardoor de aandacht op de actie wordt gevestigd en de doelgroep de nodige informatie krijgt over de besparingsmogelijkheden ervan;
110° /1 relationele gegevens: gegevens die betrekking hebben op de verhouding tussen de netgebruiker en een marktpartij of tussen marktpartijen onderling;
111° rendabele investeringen : investeringen met een interne rentevoet na belastingen die hoger is dan een minimum, dat vastgelegd is door de Vlaamse Regering;
111°/0 residentieel gebouw: elk gebouw dat bestemd is voor individuele of collectieve bewoning;
111° /1 residentiële afnemer: elke natuurlijke persoon aangesloten op een elektriciteitsdistributienet op laagspanning, die elektriciteit afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn, behoudens in het geval dat het leveringscontract voor de levering van elektriciteit op het afnamepunt in kwestie werd gesloten door een onderneming, zoals bedoeld in artikel I.4, 1°, van het Wetboek van Economisch Recht;
112° richtlijn 2010/31/EU: richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen, zoals gewijzigd door richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018;
113° richtlijn 2009/28/EG: de richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van richtlijn 2001/77/EG en richtlijn 2003/30/EG;
113°/0 sector die een aanzienlijk risico loopt op delokalisatie: een sector met risico op sectoraal niveau dat activiteiten worden verplaatst naar locaties buiten de Europese Unie, en waarvoor de vermenigvuldiging van hun handelsintensiteit en hun elektriciteitsintensiteit op Unie- niveau ten minste 2% bedraagt en waarvan de handelsintensiteit en de elektriciteitsintensiteit op Unieniveau voor elke indicator ten minste 5% bedraagt;
113°/0/1 sector die risico loopt op delokalisatie: een sector met risico op sectoraal niveau dat activiteiten worden verplaatst naar locaties buiten de Europese Unie, en waarvoor de vermenigvuldiging van hun handelsintensiteit en hun elektriciteitsintensiteit op Unieniveau ten minste 0,6% bedraagt en waarvan de handelsintensiteit en de elektriciteitsintensiteit op Unieniveau respectievelijk ten minste 4% en 5% bedragen;
113°/1 ...
113°/1 SPF: de seizoensprestatiefactor van een warmtepomp;
113/1/1° stadsverwarming of -koeling: de distributie van thermische energie in de vorm van stoom, warm water of gekoelde vloeistoffen vanuit een centrale of decentrale productie-installatie via een netwerk dat verbonden is met meerdere gebouwen of locaties, voor het verwarmen of koelen van ruimten of processen;
113° /2 startdatum : voor wat betreft projecten die niet over een omgevingsvergunning dienen te beschikken, de datum van indienstneming van de installatie;
voor wat betreft projecten die over een omgevingsvergunning dienen te beschikken : de datum waarop een aanvraag voor de toekenning van certificaten voor het project is ingediend, of de datum waarop het project beschikt over de vereiste omgevingsvergunning, indien deze laatste datum een latere datum is. Deze startdatum blijft voor warmte-krachtinstallaties met een elektrisch vermogen groter dan 25 MW gedurende 48 maanden en voor andere installaties gedurende 36 maanden na de aanvraag.
Een project kan maar een nieuwe startdatum krijgen voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan :
a) de installatie is nog niet in gebruik genomen gedurende de geldigheidsduur van de startdatum en op voorwaarde dat de nieuwe aanvraag gebeurt in hetzelfde kalenderjaar als het jaar van de indienstname;
b) zij beschikt nog steeds over een omgevingsvergunning;
c) er zijn minstens 36 maanden verstreken sinds de vorige aanvraag voor de toekenning van certificaten werd ingediend;
114° startverklaring : een schriftelijke verklaring met de startdatum van de werkzaamheden en het overzicht van de prestaties inzake EPB-eisen die voor het gebouw worden nagestreefd;
114° /1 stookolieketel: het geheel van ketellichaam en brander dat de verbrandingswarmte uit de verbranding van stookolie op het water moet overbrengen, ter voorziening van ruimteverwarming of sanitair warm water;
114° /2 storing : elke overschrijding van de norm NBN EN 50160 in de elektriciteitstoevoer of elke afwijking van de toegelaten drukniveaus van het aardgasdistributienet;
114° /2/1 stroomafnameovereenkomst: een overeenkomst waarbij een natuurlijke persoon of rechtspersoon zich ertoe verbindt om elektriciteit of hernieuwbare energie rechtstreeks van een energieproducent af te nemen;
114° /3 submeter: meter die stroomafwaarts van de hoofdmeter opgesteld is en energiestromen in een beperkt deel van een energienetwerk kan meten en registreren;
115° subsidieovereenkomst : een overeenkomst waarin de rechten en de verplichtingen van de Vlaamse Regering en van de begunstigde van de subsidie worden geregeld;
115/1° systeemeisen : eisen in verband met de totale energieprestatie, het adequaat installeren, dimensioneren, afstellen en controleren van de technische bouwsystemen die in nieuwe gebouwen worden geïnstalleerd of in bestaande gebouwen nieuw worden geïnstalleerd, vervangen of verbeterd;
115° /1/1 systeem voor gebouwautomatisering en -controle: een systeem dat alle producten, software en technische diensten omvat die het energie-efficiënt, zuinig en veilig functioneren van technische bouwsystemen kunnen ondersteunen door middel van automatische controles en het vergemakkelijken van het handmatig beheer van die technische bouwsystemen;
115° /1/2 tariefdrager: objectieve, meetbare eenheid waarop een distributienettarief berekend wordt;
115° /2 technisch bouwsysteem: de technische uitrusting voor ruimteverwarming, bereiding van sanitair warm water, koeling, ventilatie, verlichting, gebouwautomatisering en -controle, energieopwekking inclusief elektriciteitsopwekking ter plaatse, of een combinatie daarvan, met inbegrip van systemen die gebruikmaken van energie uit hernieuwbare bronnen;
115° /3 technische gegevens: gegevens die de aansluiting of de technische toestand en specificaties van de meter voor elektriciteit of de meter voor aardgas omschrijven;
116° technische reglementen : het technisch reglement distributie elektriciteit, het technisch reglement distributie gas en het technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit;
117° technisch reglement distributie elektriciteit : de technische en operationele regels die verbonden zijn aan het beheer van het elektriciteitsdistributienet, inclusief de regels inzake aansluiting, meting en toegang, vermeld in artikel 4.2.1;
118° technisch reglement distributie gas : de technische en operationele regels die verbonden zijn aan het beheer van het aardgasdistributienet, inclusief de regels inzake aansluiting, meting en toegang, vermeld in artikel 4.2.1;
119° technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit : de technische en operationele regels die verbonden zijn aan het beheer van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, inclusief de regels inzake aansluiting, meting en toegang, vermeld in artikel 4.2.1;
119° /1 technisch reglement - warmte- of koudenetten: de technische en operationele regels die verbonden zijn aan het beheer van een warmte- of koudenet, inclusief de regels voor aansluiting, meting en toegang;
119° /2 thermische energie: energie in de vorm van warmte of koude;
120° titularis van een toegangspunt : natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het toegangsregister bekend staat als afnemer of producent op het toegangspunt in kwestie;
120°/1 toegang tot het net : de mogelijkheid tot injectie of afname van actieve energie op één of meer toegangspunten, met inbegrip van het gebruik van het net en de aansluitingsinstallaties die door de beheerder van het betrokken net worden beheerd, en van diens ondersteunende diensten;
120° /2 toegang tot het warmte- of koudenet: de mogelijkheid tot injectie of afname van thermische energie op een of meer toegangspunten voor thermische energie, met inbegrip van het gebruik van het warmte- of koudenet en de aansluitingsinstallaties die door de beheerder van het warmte- of koudenet in kwestie worden beheerd, en van zijn ondersteunende diensten;
121° toegangshouder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die een contract heeft gesloten met een netbeheerder, transmissienetbeheerder of beheerder van het vervoersnet met betrekking tot de toegang tot diens net op een bepaald toegangspunt;
121° /1 toegangshouder voor thermische energie: natuurlijke persoon of rechtspersoon die een contract heeft gesloten met een warmte- of koudenetbeheerder voor de toegang tot zijn warmte- of koudenet op een bepaald toegangspunt voor thermische energie;
122° toegangspunt : afnamepunt of injectiepunt;
122° /1 toegangspunt voor thermische energie: afnamepunt voor thermische energie of injectiepunt voor thermische energie;
123° toegangsregister : register met alle toegangspunten van een bepaald net, dat opgesteld en beheerd wordt door de betrokken netbeheerder, transmissienetbeheerder of beheerder van het vervoernet, en waarin onder meer voor ieder toegangspunt de titularis van het toegangspunt en de toegangshouder worden vermeld;
124° toegangsregister voor het warmte- of koudenet: register met alle toegangspunten voor thermische energie van een bepaald warmte- of koudenet, dat opgesteld en beheerd wordt door de betrokken warmte- of koudenetbeheerder, waarin onder meer voor ieder toegangspunt voor thermische energie de titularis van het toegangspunt voor thermische energie en de toegangshouder voor thermische energie worden vermeld;
124°/1 totale bruikbare vloeroppervlakte: de som van de brutovloeroppervlakten van alle vloerniveaus binnen het beschermde volume van het gebouw, berekend volgens de door de Vlaamse Regering vastgelegde specificaties;
125° transmissienet : het transmissienet, vermeld in artikel 2, 7°, van de federale Elektriciteitswet;
125°/1 transmissienetbeheerder: de instantie die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet als beheerder van het transmissienet is aangewezen;
126° tussenpersoon : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of aardgas koopt met het oog op de doorverkoop aan een andere tussenpersoon of leverancier;
126°/0 tussenpersoon bij de levering van thermische energie: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die thermische energie koopt met het oog op de doorverkoop aan een eindgebruiker van thermische energie;
126/1° uitbating volgens de regels van de kunst : een uitbating overeenkomstig het « goede-huisvader »-beginsel en waarbij bovendien het potentieel aan energie-opwekking of energie-besparing ten aanzien van het vermogen van de installatie niet significant wordt onderbenut voor langdurige periodes door de expliciete of impliciete wil van de exploitant en/of eigenaar, en waarbij louter contractuele en/of commerciële overwegingen niet kunnen gelden als verschoning voor een langdurige onderbenutting van het potentieel van deze installatie. Kortdurende onderbenutting met het oog op een betere afstemming van elektriciteitsproductie en marktvraag of met het oog op een ondersteuning van het netbeheer beantwoordt wel aan het « goede-huisvader »-beginsel;
126° /1/1 VEKA: het agentschap, vermeld in titel II van het Energiebesluit van 19 november 2010;
126/2° vergunningverlenend bestuursorgaan : het bestuursorgaan dat de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aflevert;
126° /3 verordening 2016/631/EU: verordening 2016/631/EU van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net;
126° /4 verordening 2016/1388/EU: verordening 2016/1388/EU van de Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers;
126° /5 verordening (EU) 2019/943: verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit;
126°/6 verplichting tot het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen: steunregeling waarbij energieproducenten worden verplicht een bepaald aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in hun productie op te nemen, energieleveranciers worden verplicht een bepaald aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in de levering op te nemen of energieconsumenten worden verplicht een bepaald gedeelte van hun energieverbruik uit hernieuwbare bronnen te halen, met inbegrip van regelingen waarbij middels het gebruik van groencertifica- ten aan deze eisen kan worden voldaan;
127° verslaggever: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die in het kader van de energieprestatieregelgeving energieadvies aan de aangifteplichtige verstrekt en die instaat voor de decretaal verplichte rapporteringen, vermeld in titel XI, hoofdstuk I;
128° vervoersnet : het vervoersnet, vermeld in artikel 1, 10°, van de federale Gaswet;
129° vervoeronderneming : vervoeronderneming, vermeld in artikel 1, 9°, van de federale Gaswet;
130° ...;
131° Vlaamse Belastingdienst: het agentschap dat opgericht werd door het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst;
131°/0 Vlaamse overheid: de entiteiten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
131°/1 vloeibare biomassa : vloeibare brandstof voor energiedoeleinden andere dan vervoer, waaronder elektriciteit, verwarming en koeling, die geproduceerd is uit biomassa;
131/2° vollasturen :
a) voor groenestroomproductie is dit de netto groenestroomproductie over een bepaalde periode die in aanmerking komt voor groenestroomcertificaten, gedeeld door het nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen, rekening houdend met de groenfactor;
b) voor warmte-krachtbesparing is dit de netto warmte-krachtbesparing over een bepaalde periode die in aanmerking komt voor warmte-krachtcertificaten, gedeeld door het theoretisch vermogen aan warmte-krachtbesparing, dat berekend wordt op basis van de constructeursgegevens zoals die gebruikt werden voor het berekenen van de RPE die werd vastgelegd in de beslissing van de VREG;
131° /3 volledig geïntegreerde netwerkcomponenten: netwerkcomponenten die in het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, met inbegrip van elektriciteitsopslagfaciliteiten, geïntegreerd zijn en die uitsluitend gebruikt worden om een veilig en betrouwbaar beheer van het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit te waarborgen, en niet voor balancerings- of congestiebeheer;
131° /4 vraagrespons: een vorm van flexibiliteit, namelijk de wijziging van het profiel van verbruik of de afname van elektriciteit door afnemers ten opzichte van hun normale of bestaande verbruikspatronen, in reactie op de externe signalen of lokaal gemeten netgerelateerde grootheden, of in reactie op de aanvaarding van het bod van de eindafnemer, individueel of via aggregatie, enerzijds om vraagvermindering of -verhoging voor een bepaalde prijs te verkopen op een elektriciteitsmarkt, de markt voor lokale congestie of op de georganiseerde markt, vermeld in artikel 2.4 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie, of anderzijds om een dienst in het energiesysteem te verlenen;
132° VREG : autonome dienst met rechtspersoonlijkheid, die overeenkomstig artikel 3.1.1 wordt opgericht;
133° wanbetaling : de niet-betaling of onvolledige betaling van minstens één elektriciteits- of aardgasfactuur;
133° /1 warmte- of koudeleverancier: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die thermische energie verkoopt via een warmte- of koudenet aan afnemers van thermische energie of aan tussenpersonen bij de levering van thermische energie;
133° /2 warmte- of koudenet: geheel van onderling verbonden leidingen en de daarmee verbonden hulpmiddelen die noodzakelijk zijn voor stadsverwarming of -koeling, met uitsluiting van netwerken op een industriële site;
133° /3 warmte- of koudenetbeheerder: de beheerder van een warmte- of koudenet;
133° /4 warmte- of koudeneteigenaar: de eigenaar van een warmte- of koudenet;
133° /5 warmte- of koudenetgebruiker: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die warmte injecteert op of afneemt van een warmte- of koudenet;
133° /6 warmte- of koudeproducent: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die thermische energie opwekt voor een warmte- of koudenet;
134° warmtedoorgangscoëfficiënt (of U-waarde) : de warmtedoorgang door een constructieonderdeel per eenheid van oppervlakte, eenheid van tijd en eenheid van temperatuurverschil tussen de omgevingen aan beide zijden van het deel, zoals die gedefinieerd is volgens de Belgische norm of de door de Vlaamse overheid vastgelegde specificaties;
135° warmtekrachtcertificaat : uniek, verhandelbaar, elektronisch en overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een bepaalde productie-installatie in een bepaalde periode een hoeveelheid primaire energiebesparing heeft gerealiseerd door gebruik te maken van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling ten opzichte van een moderne referentiecentrale en een moderne referentieketel;
136° warmtekrachtinstallatie : installatie die in één proces thermische warmte en elektrische of mechanische energie opwekt;
137° warmtekrachtkoppeling : gelijktijdige opwekking in één proces van thermische warmte en elektrische of mechanische energie;
137/1° warmtepomp: voor wat de toepassing van titel VII, hoofdstuk VII, en titel X en XI betreft, een machine, toestel of installatie dat/die warmte uit de natuurlijke omgeving, zoals de lucht, het water of de bodem overdraagt aan gebouwen of industriële installaties door de natuurlijke warmtestroming om te keren van een lagere naar een hogere temperatuur of waar bij omkeerbare warmtepompen de warmtestroming ook van het gebouw naar de natuurlijke omgeving kan plaatsvinden;
137°/1/1 waterstof: elk product dat hoofdzakelijk bestaat uit waterstofmoleculen
137° /2 welzijnsvoorziening: een organisatie die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap en activiteiten uitoefent op het gebied van het gezin, het maatschappelijk welzijn, het onthaal en de integratie van inwijkelingen, de mindervaliden, de bejaarden, de jeugdbescherming en de sociale hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale re-integratie, vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
138° werkmaatschappij : de privaatrechtelijke vennootschap waarin de distributienetbeheerder participeert of de publiekrechtelijke rechtspersoon die participeert in de distributienetbeheerder, die in naam en voor rekening van de distributienetbeheerder belast is met de exploitatie van zijn net en de toepassing van openbaredienstverplichtingen;
138° /0 Wonen in Vlaanderen: het intern verzelfstandigd agentschap dat is opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen in Vlaanderen;
138/1° Woningbouwwet: de wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen;
139° wooneenheid : elke eenheid in een woongebouw die over de nodige woonvoorzieningen beschikt om autonoom te kunnen functioneren;
139° /1 zelfverbruik van energie: het zelf produceren en vervolgens momentaan verbruiken of opslaan van energie zonder dat de energie in het elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit of een warmtenet of koudenet geïnjecteerd wordt;
140° zorgwoning: gebouweenheid die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.1, 18°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.

TITEL II. DOELSTELLINGEN (... - ...)

Artikel 2.1.1. (01/04/2019- ...)

In het kader van de totstandbrenging en de werking van een goed werkende elektriciteits- en gasmarkt en de goede werking van warmte- of koudenetten en rekening houdend met de noodzaak om het milieu in stand te houden en te verbeteren, is het Vlaamse energiebeleid erop gericht :
1° de werking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt en de goede werking van warmte- of koudenetten te waarborgen;
2° de continuïteit van de energievoorziening in het Vlaamse Gewest te waarborgen;
3° energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren;
4° de interconnectie van energienetwerken te bevorderen.

Onverminderd het eerste lid bewaakt het Vlaamse Gewest dat in de uitvoering van haar energiebeleid:
1° de impact van de verschillende gewestelijke componenten in de energiekost in Vlaanderen geen significant negatief effect heeft op de koopkracht van huishoudelijke afnemers;
2° de competitiviteit van ondernemingen beschermd wordt door de energiekost te vergelijken met de buurlanden, en in het bijzonder voor energie-intensieve bedrijven ervoor te zorgen dat de som van de verschillende gewestelijke componenten van de energiekost niet significant hoger is dan de som van de vergelijkbare kosten in de buurlanden.

De Vlaamse Regering rapporteert jaarlijks over de maatregelen die in het kader van het tweede lid werden uitgewerkt.

TITEL III. INSTELLINGEN (... - ...)

HOOFDSTUK 1. De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Afdeling I. Oprichting (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.1. (07/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. Er wordt een autonome dienst met rechtspersoonlijkheid opgericht. Deze dienst draagt als naam Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, hierna VREG te noemen.

Alle officiële akten, officiële aankondigingen of andere officiële stukken die van de VREG uitgaan, vermelden de benaming van de dienst, met onmiddellijk daarvoor of daarna, leesbaar en voluit geschreven, de woorden `autonome dienst met rechtspersoonlijkheid'.

§ 2. De VREG staat onder toezicht van het Vlaams Parlement.

§ 3. Het Vlaams Parlement kan de vestigingsplaats van de zetel van de VREG bepalen.

§ 4. De VREG fungeert voor het Vlaamse Gewest en voor de gewestelijke bevoegdheden inzake elektriciteit en aardgas als de regulerende instantie, vermeld in artikel 57, tweede lid, van de richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van richtlijn 2012/27/EU en artikel 39, tweede lid, van de richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG.

Bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden als regulator vraagt of ontvangt de VREG, noch zijn bestuurders, noch zijn personeelsleden, instructies van de Vlaamse Regering, van het Vlaams Parlement of van een andere publieke of particuliere entiteit.

De VREG oefent zijn taken en bevoegdheden op onpartijdige en transparante wijze uit.

Afdeling II. Missie, Taken en Bevoegdheden (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.2. (01/04/2019- 31/12/2024)

De VREG heeft als missie de regulering van, de controle op en de bevordering van de transparantie van de elektriciteits- en gasmarkt, de levering van warmte en koude en de uitbating van warmte- of koudenetten  in het Vlaamse Gewest.

Artikel 3.1.3. (13/06/2024- 31/12/2024)

Om zijn missie waar te maken, vervult de VREG de volgende taken :
1° toezichthoudende en controlerende taken :
a) het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van titels IV, VI en hoofdstuk I tot en met IV van titel VII van dit decreet, evenals de bijbehorende uitvoeringsbepalingen;
b) het toezicht en de controle op de naleving van de technische reglementen;
c) het toezicht houden op de doeltreffendheid van de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt in het Vlaamse Gewest, inclusief de opvolging van de overstap- en afsluitingspercentages en de elektriciteits- en gasprijzen van huishoudelijke afnemers, de impact van contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs, het gebruik van digitale meters, het verband tussen huishoudelijke en groothandelsprijzen, en ook het toezicht houden op vervalsing of beperking van de mededinging, onder andere door toepasselijke informatie te verstrekken en relevante gevallen aan de bevoegde mededingingsautoriteit voor te leggen;
d) het toezicht houden op de kwaliteit van de dienstverlening van de elektriciteits- en aardgasleveranciers, inclusief hun systemen van vooruitbetaling en de klachten van huishoudelijke afnemers;
e) het toezicht houden op de zekerheid en betrouwbaarheid van de distributie netten en het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit, alsook de kwaliteit van de dienstverlening van de netbeheerders, en de klachten van de huishoudelijke afnemers hierover onder meer bij de uitvoering van herstellingen en onderhoud en op het vlak van de kosten en de tijd die gepaard gaan met aansluitingen en herstellingen uit te voeren;
f) het toezicht houden op de uitvoering van regels betreffende de taken en verantwoordelijkheden van de distributienetbeheerders, leveranciers, afnemers en andere marktpartijen die actief zijn in het Vlaamse Gewest;
g) het toezicht houden op de vrije toegang voor de afnemer tot zijn verbruiksgegevens en het verstrekken op het niveau van het Vlaamse Gewest, voor facultatief gebruik, van een gemakkelijk te begrijpen geharmoniseerd formaat van de verbruiksgegevens en andere gegevens van de afnemer over de aansluiting en toegang tot het distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de onmiddellijke toegang van de afnemer tot die gegevens;
h) het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen van titel IV/1 van dit decreet, alsook van de bijbehorende uitvoeringsbepalingen;
i) het toezicht en de controle op de naleving van een eventueel technisch reglement voor warmte- of koudenetten;
j) het toezicht op de kwaliteit van de dienstverlening van de warmte- of koudeleveranciers, inclusief hun systemen van vooruitbetaling en de klachten van huishoudelijke afnemers van thermische energie;
k) het toezicht op de zekerheid en betrouwbaarheid van de warmte- of koudenetten, alsook op de kwaliteit van de dienstverlening van de warmte- of koudenetbeheerders, onder meer bij de uitvoering van herstellingen en onderhoud en op het vlak van de tijd die de warmte- of koudenetbeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;
l) het toezicht op de uitvoering van regels voor de taken en verantwoordelijkheden van de koude- of warmtenetbeheerders, de warmte- of koudeleveranciers, de tussenpersonen bij de levering van thermische energie, de afnemers van thermische energie, de eindgebruikers van thermische energie en andere marktpartijen inzake stadsverwarming of -koeling, die actief zijn in het Vlaamse Gewest;
m) het toezicht op de vrije toegang voor de warmte- of koudeafnemer tot zijn verbruiksgegevens;
n) ervoor zorgen dat de distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, de elektriciteitsbedrijven en andere marktdeelnemers die actief zijn in het Vlaamse Gewest, de volgende elementen naleven:
1) hun verplichtingen conform titel IV van dit decreet, verordening (EU) 2019/943 en de netcodes en richtsnoeren die conform artikel 59, 60 en 61 van de voormelde verordening (EU) 2019/943 zijn vastgesteld;
2) ander toepasselijk recht van de Europese Unie dan de bepalingen, vermeld in punt 1), waaronder rechtsbepalingen over grensoverschrijdende kwesties;
3) de besluiten van ACER;
o) goedkeuren van producten en aanbestedingsprocedures voor niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten van de distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
p) doen naleven en uitvoeren van de netcodes en richtsnoeren die conform artikel 59, 60 en 61 van de voormelde verordening (EU) 2019/943 zijn vastgesteld en die van toepassing zijn op de distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
q) alle wettelijk bindende besluiten van de Europese Commissie en ACER die van toepassing zijn op de distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit naleven en uitvoeren;
r) erover waken dat er geen sprake is van kruissubsidiëring tussen activiteiten van de distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk voernet van elektriciteit voor transmissie, distributie en levering of andere activiteiten die al dan niet met het elektriciteitsgebied te maken hebben;
s) toezicht houden op en beoordelen van de prestaties van de distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoerset van elektriciteit wat betreft de ontwikkeling van een slim netwerk dat gericht is op energie-efficiëntie en de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen op basis van een beperkte reeks indicatoren. De VREG publiceert minstens om de twee jaar een rapport met aanbevelingen daarover;
t) samen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de maatregelen ter bescherming van de afnemers die aangesloten zijn op het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, doeltreffend zijn en gehandhaafd worden;
u) toezicht houden op het wegnemen van de ongerechtvaardigde belemmeringen en beperkingen op het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit voor het verbruik van zelfopgewekte elektriciteit en voor energiegemeenschappen;
v) het uitvoeren van de beoordeling en het aanduiden van mogelijke passende maatregelen, vermeld in de leden 3 en 4 van artikel 15 van de verordening (EU) 2023/1804 van 13 september 2023 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 2014/94/ EU;
w)    het toezicht op de naleving van codes van goede praktijk en vrijwillige akkoorden die met betrekking tot de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt worden gesloten met marktpartijen.
2° regulerende taken:
a) de regulering van de toegang tot en de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, inclusief de distributienettarieven voor elektriciteit en aardgas of overgangsmaatregelen daarover, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;
b) de goedkeuring van de voorwaarden voor de aansluiting op en de toegang tot het distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en voor de verstrekking van ondersteunende diensten en flexibiliteitsdiensten, voor het beheer van lokale congestie binnen hun dekkingsgebied. Die ondersteunende diensten en flexibiliteitsdiensten voldoen aan de volgende voorwaarden:
i) ze worden zo economisch mogelijk uitgevoerd en bieden passende stimuleringsmaatregelen voor netgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen;
ii) ze worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria;
3° taken in verband met bemiddeling en beslechting van geschillen :
a) het bemiddelen in geschillen met betrekking tot de verplichtingen van een netbeheerder of beheerder van een gesloten distributienet, vermeld in de titels IV, V, VI en de hoofdstukken I tot en met IV van titel VII van dit decreet en haar uitvoeringsbepalingen;
b) het beslechten van geschillen met betrekking tot de verplichtingen van een netbeheerder of beheerder van een gesloten distributienet, vermeld in de titels IV, V, VI en de hoofdstukken I tot en met IV van titel VII van dit decreet en haar uitvoeringsbepalingen;
c) het bemiddelen in geschillen tegen een warmte- of koudenetbeheerder met betrekking tot zijn verplichtingen, vermeld in titel IV/1 en VI van dit decreet en in de uitvoeringsbepalingen ervan;
d) het beslechten van geschillen tegen een warmte- of koudenetbeheerder met betrekking tot zijn verplichtingen, vermeld in titel IV/1 en VI van dit decreet en in de uitvoeringsbepalingen ervan;
e) het bemiddelen in geschillen met betrekking tot de verplichtingen van de dienstverleners van flexibiliteit en aggregatoren, vermeld in titel IV, afdeling V/1, van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan;
f) het beslechten van geschillen met betrekking tot de verplichtingen van de dienstverleners van flexibiliteit en aggregatoren, vermeld in titel IV, afdeling V/1, van dit decreet en haar uitvoeringsbepalingen;
4° informerende taken :
a) het informeren van de marktactoren en de afnemers van elektriciteit en aardgas over de werking van de elektriciteits- en aardgasmarkt;
b) het informeren van de afnemers van elektriciteit en aardgas over de prijzen en voorwaarden die de leveranciers hanteren, met inbegrip van het aanbieden of laten aanbieden van een objectieve vergelijking van die prijzen en voorwaarden;
c) het opstellen en publiceren van statistieken en gegevens met betrekking tot de elektriciteits- en gasmarkt;
d) het jaarlijks voor 15 mei per leverancier in het Vlaamse Gewest publiceren van de gewogen gemiddelde kost per groenestroom- of warmtekrachtcertificaat dat gedurende de laatste inleveringsperiode werd ingeleverd voor de certificatenverplichtingen, vermeld in respectievelijk artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11, waarbij de VREG :
1) bij de berekeningen van de gewogen gemiddelde kost voor de ingeleverde certificaten die verhandeld werden, de handelsprijs gebruikt die de leveranciers moeten kenbaar maken aan de VREG;
2) bij de berekeningen van de gewogen gemiddelde kost voor de ingeleverde certificaten die op grond van artikel 7.1.1 en artikel 7.1.2 aan de leverancier in zijn hoedanigheid als producent werden toegekend, de onrendabele top hanteert die is berekend voor de technologie en datum van indienstname van de installatie waarvoor het certificaat werd toegekend. Bij ontstentenis van een onrendabele top wordt gebruikgemaakt van een geschatte onrendabele top;
e) het jaarlijks voor 15 mei per leverancier in het Vlaamse Gewest publiceren
1) van het aantal certificaten waarover een leverancier beschikt;
2) van het aantal certificaten dat gedurende de laatste inleveringsperiode werd ingeleverd voor de certificatenverplichtingen, vermeld in respectievelijk artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11;
f) het jaarlijks voor 15 mei publiceren van een rapport over de door elke leverancier gemaakte en doorgerekende kosten om te voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11, waarbij de VREG per elektriciteitsleverancier de gewogen gemiddelde kost per certificaat, berekend volgens punt d) voor de vorige inleveringsperiode, vergelijkt met de doorgerekende kost per certificaat voor die inleveringsperiode, zoals door de elektriciteitsleverancier gerapporteerd in het kader van de V-test voor het gemiddelde huishoudelijke klantenprofiel;
g) het informeren van de marktactoren en de tussenpersonen bij de levering van thermische energie, de afnemers van thermische energie, de eindgebruikers van thermische energie over de werking van de warmte- of koudenetten;
h) het informeren van de tussenpersonen bij de levering van thermische energie, de afnemers van thermische energie, de eindgebruikers van thermische energie over de prijzen en voorwaarden die de warmte- of koudeleveranciers hanteren, met inbegrip van het eventueel aanbieden of laten aanbieden van een objectieve vergelijking van die prijzen en voorwaarden;
i) het opstellen en publiceren van statistieken en gegevens over de werking van de warmte- of koudenetten;
j) het jaarlijks voor 15 mei publiceren van een in samenwerking met de federale energieregulator, en eventueel de andere gewestelijke energieregulatoren, opgestelde studie rond de verschillende componenten van de energiekost die minstens een benchmark met de buurlanden bevat.
k) een vijfjaarlijkse evaluatie van de activiteiten inzake databeheer op het distributienet door de netbeheerder, met inbegrip van een studie over het aanbieden van de specifieke activiteiten en het opnemen van taken en verplichtingen met betrekking tot activiteiten inzake databeheer in de andere gewesten en in de ons omliggende landen;
l) tweejaarlijks rapporteren aan de Vlaamse Regering over de naleving van de voorwaarden waaraan de netbeheerders zijn gebonden bij de uitoefening van hun activiteiten inzake databeheer op het distributienet, met inbegrip van de resultaten van de vijfjaarlijkse evaluatie;
m) jaarlijks rapporteren over de voornaamste ontwikkelingen op het vlak van dynamische prijscontracten in het Vlaamse Gewest, met inbegrip van het aanbod op de markt en de effecten op de facturen van de consument en, specifiek, de prijsvolatiliteit ervan;
n) jaarlijks rapporteren in welke mate het decretale kader rond flexibiliteit en energiegemeenschappen en de verdere uitwerking ervan zorgt voor een flexibeler gebruik van het bestaande net en een versnelling van een duurzame energietransitie waarin de burger centraal staat. De aspecten die hierin worden opgenomen, worden verder door de Vlaamse Regering bepaald;
o) jaarlijks rapporteren over de financiële gezondheid van de Vlaamse energiemarkt en van de op die markt actieve leveranciers;
5° adviserende taken :
a) het op verzoek of op eigen initiatief verlenen van adviezen met betrekking tot de elektriciteits- en gasmarkt aan het Vlaams Parlement, de minister of de Vlaamse Regering;
b) het uitvoeren van studies of onderzoeken betreffende de elektriciteits- en gasmarkt, op eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parlement, de minister of de Vlaamse Regering;
c) het op verzoek of op eigen initiatief verlenen van adviezen over de werking van de warmte- of koudenetten aan de minister of de Vlaamse Regering;
d) het uitvoeren van studies of onderzoeken betreffende de werking van de warmte- of koudenetten, op eigen initiatief of op verzoek van de minister of de Vlaamse Regering.
e) het uitvoeren van studies en onderzoeken en het geven van adviezen over de activiteiten van de intermediairen bij de aankoop van energie die werken in het Vlaamse Gewest, op verzoek van het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering of de minister;

De VREG kan door het Vlaams Parlement worden belast met bijzondere opdrachten die met haar missie en taken verband houden.

Artikel 3.1.4. (05/12/2020- 31/12/2024)

§ 1. Met het oog op de vervulling van haar taken is de VREG gerechtigd om alle activiteiten te verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van voormelde missie en taken.

§ 2. De VREG beschikt over de hierna vermelde bevoegdheden, die hij uitoefent in overeenstemming met de bepalingen in dit decreet, de uitvoeringsbepalingen, en het ondernemingsplan dat hem verbindt:
1° het aangaan van overeenkomsten met derden;
2° het opleggen van administratieve sancties wegens overtreding van de bepalingen van titels IV, IV/1, V en VI, en hoofdstuk I tot en met IV van titel VII van dit decreet, evenals de bijbehorende uitvoeringsbepalingen;
3° de aanwijzing, de wijziging en beëindiging van de aanwijzing van de netbeheerders;
4° het toekennen aan een distributienetbeheerder van de toestemming om een beroep te doen op een werkmaatschappij;
5° de toekenning van leveringsvergunningen, de wijziging en de opheffing ervan;
6° het opstellen van de technische reglementen;
7° de toekenning van groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten, groenewarmtecertificaten en garanties van oorsprong, en het beheer van die certificaten en garanties van oorsprong in een centrale databank;
8° het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten en het tot stand brengen van duurzame samenwerkingsverbanden, de zogenaamde partnerschapovereenkomsten met de regulatoren en instanties die werkzaam zijn binnen de Vlaamse, Belgische en Europese elektriciteits- en aardgasmarkt of met regulatoren binnen andere netwerksectoren;
9° het uitvoeren van onderzoeken naar de werking van de elektriciteits- en gasmarkt in het Vlaamse Gewest;
10° het opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om de daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt te waarborgen;
11° de samenwerking en uitwisseling van gegevens met de regulatoren en instanties die werken binnen de Vlaamse, Belgische en Europese elektriciteits- en gasmarkt of met regulatoren binnen andere netwerksectoren, voor zover de bepalingen van artikel 3.1.12 worden nageleefd;
12° het goedkeuren van distributienettarieven voor elektriciteit en aardgas en het vaststellen van de berekeningsmethodes hiervoor, volgens transparante criteria of het nemen van overgangsmaatregelen hierover, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;
13° het opstellen van een technisch reglement - warmte- of koudenetten indien noodzakelijk;
14° het uitvoeren van onderzoeken naar de werking van de warmte- of koudenetten in het Vlaamse Gewest;
15° het opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om de goede werking van de Vlaamse warmte- of koudenetten te waarborgen.

Artikel 3.1.4/1. (07/06/2021- 31/12/2024)

Bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden neemt de VREG alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken, indien nodig in overleg met andere betrokken en bevoegde instanties :
1° de bevordering, in nauwe samenwerking met ACER, de regulerende instanties van andere Belgische overheden en Europese lidstaten en de Europese Commissie, van een door concurrentie gekenmerkte, flexibele, zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame Europese interne markt voor elektriciteit en gas, en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle afnemers en Europese leveranciers, en een waarborging dat elektriciteits- en aardgas-distributienetten op een doeltreffende en betrouwbare manier werken, rekening houdend met doelstellingen op lange termijn;
2° de ontwikkeling van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale, grensoverschrijdende markten binnen de Europese Unie met het oog op het bereiken van de onder 1° genoemde doelstelling;
3° het opheffen van alle beperkingen voor handel in elektriciteit en aardgas tussen de lidstaten, inclusief de ontwikkeling van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken, hetgeen de elektriciteits- en gasstromen in de Europese Unie kan faciliteren;
4° de ontwikkeling, op de meest kosteneffectieve manier, van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende netten die klantgericht zijn, en met betrekking tot deze netten:
a) het bevorderen van de adequaatheid;
b) aansluitend bij de doelstellingen van het algemene energiebeleid, het bevorderen van de energie-efficiëntie, de integratie van groot- en kleinschalige productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en gedistribueerde productie in distributienetten en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
c) het vergemakkelijken van het beheer met betrekking tot andere energienetwerken voor gas of warmte;
5° de toegang van nieuwe productiecapaciteit en elektriciteitsopslagfaciliteiten tot het net vergemakkelijken, namelijk door belemmeringen voor de toegang van nieuwkomers op de markt en van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen weg te nemen;
6° ervoor zorgen dat de netbeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie, en in het bijzonder de energie-efficiëntie, van netprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;
7° ervoor zorgen dat afnemers de vruchten dragen van een efficiënte werking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt, het bevorderen van daadwerkelijke mededinging en het bijdragen tot het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming in nauwe samenwerking met de consumentenbeschermingsautoriteiten in kwestie;
8° het bereiken van een hoog niveau van universele en openbare dienstverlening bij het leveren van elektriciteit en aardgas, tot de bescherming van kwetsbare afnemers en tot de compatibiliteit van de processen voor de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor het veranderen van leverancier;
9° het geven van prikkels voor de deelname van vraagrespons, respectievelijk vraagzijdemiddelen aan het aanbod op de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt.

Artikel 3.1.4/2. (01/04/2019- 31/12/2024)

Partijen die een klacht hebben met betrekking tot de verplichtingen van een  netbeheerder, warmte- of koudenetbeheerder of beheerder van een gesloten distributienet  uit hoofde van de titels IV, IV/1, V, VI en de hoofdstukken I tot en met IV van titel VII van dit decreet of haar uitvoeringsbepalingen, kunnen het geschil schriftelijk ter bemiddeling voorleggen aan de VREG. De VREG stelt de bemiddelingsprocedure vast.

Artikel 3.1.4/3. (01/04/2019- 31/12/2024)

Partijen die een klacht hebben met betrekking tot de verplichtingen van een netbeheerder , warmte- of koudenetbeheerder of beheerder van een gesloten distributienet uit hoofde van de titels IV, IV/1, V, VI en de hoofdstukken I tot en met IV van titel VII van dit decreet of haar uitvoeringsbepalingen, kunnen het geschil schriftelijk ter beslechting voorleggen aan de VREG. Enkel geschillen waarin reeds een bemiddelingspoging door de VREG of de ombudsdienst voor energie is geweest, kunnen worden voorgelegd ter beslechting, tenzij in geval van hoogdringendheid en behoudens andersluidende bepaling.

De VREG beslecht het geschil met een gemotiveerde, bindende beslissing binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd als de VREG aanvullende informatie vraagt. Een nieuwe verlenging van deze termijn is mogelijk voor zover de klager daarmee akkoord gaat.

De beslissing wordt genomen na de betrokken partijen te hebben gehoord. De VREG kan overgaan of doen overgaan tot alle nuttige onderzoeken en kan, indien nodig, deskundigen aanwijzen en getuigen horen. Zij kan bewarende maatregelen opleggen in dringende gevallen. De beslissing kan al of niet een terugbetaling of vergoeding opleggen.

Afdeling III. Bestuur en werking (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

[Onderafdeling I. De organen van de VREG (ing. decr. 25 november 2016, art. 7, I: 9 februari 2017)] (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.4/4. (09/02/2017- 31/12/2024)

De organen van de VREG zijn de raad van bestuur en de algemeen directeur.

[Onderafdeling II. (verv. decr. 25 november 2016, art. 7, I: 9 februari 2017)] Raad van bestuur (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.5. (07/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. De VREG wordt bestuurd door een raad van bestuur die maximaal uit zeven leden bestaat.

Het Vlaams Parlement stelt de leden van de raad van bestuur aan op grond van objectieve, transparante en bekendgemaakte criteria, volgens een onafhankelijke en onpartijdige procedure, en met inachtneming van een roulatieschema. Zo wordt gegarandeerd dat de kandidaten voor de relevante positie over de vereiste vaardigheden en ervaring beschikken.

De bestuurders worden aangesteld voor een eenmalig hernieuwbare termijn van vijf jaar.

De raad van bestuur kiest onder zijn leden een voorzitter..

§ 2. Ten hoogste twee derde van de leden is van hetzelfde geslacht.

§ 3. De leden van de raad van bestuur kunnen alleen worden ontslagen op eigen verzoek, bij niet-naleving van de vereisten vermeld in artikel 3.1.7 of ten gevolge van een strafrechtelijke veroordeling.

§ 4. De leden van de raad van bestuur worden vergoed overeenkomstig categorie I van het besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de vergoeding van de bestuurders van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid, en van de regeringsafgevaardigden die toezicht uitoefenen bij deze agentschappen.

Artikel 3.1.6. (09/02/2017- 31/12/2024)

Alle leden van de raad van bestuur zijn stemgerechtigd.

De algemeen directeur van de VREG woont de raad van bestuur bij met raadgevende stem.

Artikel 3.1.7. (17/12/2023- 31/12/2024)

§ 1. Het mandaat van bestuurder van de VREG is onverenigbaar met :
1° iedere functie of activiteit, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een neteigenaar, een netbeheerder, een producent die geen zelfopwekker is, een aardgasinvoerder, de transmissienetbeheerder, de beheerder van het vervoersnet, een werkmaatschappij, een leverancier, een bevrachter of een evenwichtsverantwoordelijke of van een warmte- of koudeneteigenaar, een warmte- of koudenetbeheerder, een warmteproducent die geen zelfopwekker is of een warmte- of koudeleverancier, of een intermediair bij de aankoop van energie;
2° het bezit van aandelen, of andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, uitgegeven door een neteigenaar of marktpartij, vermeld in punt 1°,  of het bezit van financiële instrumenten die het mogelijk maken om dergelijke aandelen of waardepapieren te verwerven of over te dragen, of die aanleiding geven tot een betaling in contanten die hoofdzakelijk afhankelijk is van de evolutie van de waarde van dergelijke aandelen of waardepapieren;
3° het lidmaatschap van de wetgevende kamers, het Europees Parlement en de gemeenschaps- en gewestraden;
4° de functie of het ambt van minister, staatssecretaris, het lidmaatschap van een gewest- of gemeenschapsregering, het lidmaatschap van het kabinet van een lid van de Federale Regering of van een gemeenschaps- of gewestregering, het lidmaatschap van de bestendige deputatie van de provincieraden en het lidmaatschap van het college van burgemeester en schepenen van een gemeente;
5° een functie in de VREG;
6° een functie in een departement of een ander agentschap van de federale of gewestelijke overheid.

Het verbod, vermeld in het eerste lid, 1°, blijft van kracht gedurende één jaar na afloop van het mandaat bij de VREG.

§ 2. Als een bestuurder de bepalingen van paragraaf 1 overtreedt, beschikt hij over een termijn van drie maanden om de mandaten of functies die tot de onverenigbaarheid aanleiding geven, neer te leggen.

Als de bestuurder nalaat de onverenigbare mandaten of functies neer te leggen, wordt hij na afloop van de termijn, vermeld in het eerste lid, van rechtswege geacht zijn mandaat in het agentschap te hebben neergelegd, zonder dat het afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen. In zijn vervanging wordt voorzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.1.5.

Artikel 3.1.8. (08/01/2023- 31/12/2024)

De raad van bestuur beschikt over de volheid van bestuursbevoegdheid en beslist in alle aangelegenheden waarvoor de VREG krachtens dit decreet bevoegd is.

Tot de bevoegdheden van de raad van bestuur, waarvoor geen delegatie mogelijk is, behoren, naast de bevoegdheden in andere decreten, in elk geval:
1° het goedkeuren van het ontwerp van begroting en van de rekeningen;
2° het vaststellen en goedkeuren van een jaarrapport over de uitvoering van het ondernemingsplan;
3° het beslissen over de deelname van de VREG aan de oprichting van of de deelname in andere publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen, het bestuur of de leiding en de financiering van die rechtspersonen;
4° het sluiten van de overeenkomsten, vermeld in artikel 3.1.4, §2, 8°;
5° het vaststellen en bepalen van de tariefmethodologie overeenkomstig de bepaling zoals opgenomen in afdeling XII van het Energiedecreet;
6° het vaststellen en bepalen van de tariefstructuur;
7° het goedkeuren van de technische reglementen.

De VREG licht het Vlaams Parlement in van zijn beslissing tot goedkeuring van de tariefmethodologie, zoals bedoeld in punt 5° van het vorige lid.

[Onderafdeling III. Algemeen directeur (verv. decr. 25 november 2016, art. 7, I: 9 februari 2017)] (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.9. (09/02/2017- 31/12/2024)

De algemeen directeur van de VREG wordt op gemotiveerde wijze benoemd en ontslagen door de raad van bestuur.

De algemeen directeur wordt benoemd omwille van zijn deskundigheid, inzonderheid voor wat betreft het management.

De algemeen directeur wordt benoemd voor een termijn van zes jaar. Deze termijn is eenmalig hernieuwbaar na een positieve evaluatie door de raad van bestuur.

De marktconforme bezoldiging van de algemeen directeur wordt bepaald door de raad van bestuur.

De rechtspositieregeling van de algemeen directeur wordt bepaald door de raad van bestuur van de VREG.

Artikel 3.1.10. (09/02/2017- 31/12/2024)

§ 1. De algemeen directeur is, binnen de perken van dit decreet, de bijbehorende uitvoeringsbepa-lingen en het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 3.1.11, belast met het dagelijks bestuur van de VREG.

Het huishoudelijk reglement legt de taken van het dagelijks bestuur vast.

§ 2. De algemeen directeur is belast met de voorbereiding van de beslissingen van de raad van bestuur. Hij verstrekt aan de raad van bestuur alle inlichtingen en brengt alle voorstellen die voor de werking van de VREG nuttig of nodig zijn op de agenda van de raad van bestuur.

§ 3. De algemeen directeur vertegenwoordigt de VREG in de gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, met inbegrip van het optreden voor administratieve rechtscolleges, en treedt rechtsgeldig in naam en voor rekening van de VREG op, zonder dat hij dat aan de hand van een beslissing van de raad van bestuur moet staven.

§ 4. Zonder afbreuk te doen aan de rechtspositieregeling van het personeel, kan de algemeen directeur onder zijn verantwoordelijkheid een of meerdere specifieke bevoegdheden delegeren aan een of meer personeelsleden van de VREG. Die delegatie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

§ 5. De algemeen directeur voert de beslissingen van de raad van bestuur uit.

§ 6. De algemeen directeur is belast met de leiding van het personeel.

Artikel 3.1.10/1. (09/02/2017- 31/12/2024)

De algemeen directeur stelt een directieteam samen.

De leden van het directieteam worden tewerkgesteld krachtens arbeidsovereenkomsten beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

De leden van het directieteam worden gekozen omwille van hun deskundigheid, inzonderheid voor wat betreft de directies die zij leiden.

Afdeling IV. Huishoudelijk reglement (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.11. (09/02/2017- 31/12/2024)

§ 1. De raad van bestuur stelt een huishoudelijk reglement op, dat inzonderheid de volgende inhoud heeft :
1° de regels inzake de bijeenroeping van de raad van bestuur, op verzoek van de voorzitter van de raad van bestuur, de algemeen directeur of ten minste vier leden van de raad van bestuur;
2° de regels inzake het voorzitterschap van de raad van bestuur, en de regels bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter;
3° de nadere precisering van het dagelijks bestuur;
4° de regels die de raad van bestuur in acht moet nemen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden;
5° de voorwaarden die de raad van bestuur moet respecteren bij de behartiging van bijzondere vraagstukken;
6° de regels op grond waarvan de leden van de raad van bestuur zich op kosten van de VREG kunnen laten bijstaan door technische raadgevers.

Bij de vaststelling van het huishoudelijk reglement doet de raad van bestuur geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 3.1.8.

§ 2. ...

§ 3. ...

§ 4. Het huishoudelijk reglement wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Afdeling V. Beroepsgeheim (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.12. (05/12/2020- 31/12/2024)

De bestuurders, de algemeen directeur en de personeelsleden van de VREG zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hun ter kennis komen op grond van hun functie bij de VREG aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen of in het kader van de uitwisseling van gegevens met de regulatoren en instanties die werkzaam zijn binnen de Vlaamse, Belgische en Europese elektriciteits- en aardgasmarkt of met regulatoren binnen andere netwerksectoren, voor zover die gegevensuitwisseling nadrukkelijk bepaald of toegestaan is in verordeningen of richtlijnen die de instellingen van de Europese Unie hebben vastgesteld, of als met die instanties een overeenkomst is gesloten, als vermeld in artikel 3.1.4, § 2, 8°.

[Afdeling V/1. Rechtspositieregeling van de personeelsleden van de VREG (ing. Decr. 8 juli 2011, art. 13, I: 26 augustus 2011)] (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.12/1. (17/12/2023- 31/12/2024)

Het uitoefenen van een Functie als algemeen directeur of personeelslid van de VREG is onverenigbaar met :
1° iedere functie of activiteit, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een neteigenaar, een netbeheerder, een producent die geen zelfopwekker is, een aardgasinvoerder, de transmissienetbeheerder, de beheerder van het vervoersnet, een werkmaatschappij, een leverancier, een bevrachter of een evenwichtsverantwoordelijke of van een warmte- of koudeneteigenaar, een warmte- of koudenetbeheerder, een warmteproducent die geen zelfopwekker is of een warmte- of koudeleverancier, of een intermediair bij de aankoop van energie;
2° het bezit van aandelen, of andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, uitgegeven door een neteigenaar of marktpartij, vermeld in punt 1°, of het bezit van financiële instrumenten die het mogelijk maken om dergelijke aandelen of waardepapieren te verwerven of over te dragen, of die aanleiding geven tot een betaling in contanten die hoofdzakelijk afhankelijk is van de evolutie van de waarde van dergelijke aandelen of waardepapieren;
3° het lid zijn van de wetgevende kamers, het Europees Parlement en de gemeenschaps- en gewestraden;
4° de functie of het ambt van minister, staatssecretaris, lid van gewest- of gemeenschapsregering, lid van het kabinet van een lid van de Federale Regering of van een gemeenschaps- of gewestregering, lid van de bestendige deputatie van de provincieraden en lid van het college van burgemeester en schepenen van een gemeente;
5° een functie in een departement of een ander agentschap van de federale of gewestelijke overheid.

[Afdeling V/2. Aansprakelijkheid en rechtspositieregeling (ing. decr. 25 november 2016, art. 19, I: 9 februari 2017)] (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.12/2. (09/02/2017- 31/12/2024)

Als een bestuurder rechtstreeks of onrechtstreeks een belang heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid van de raad van bestuur behoort, mag hij niet deelnemen aan de beraadslaging van de raad van bestuur over deze verplichtingen of beslissingen, noch aan de stemming in dat verband.

Artikel 3.1.12/3. (09/02/2017- 31/12/2024)

De bestuurders zijn verantwoordelijk voor de vervulling van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen in hun bestuur. Zij zijn hetzij jegens de VREG, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtreding van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten.

Artikel 3.1.12/4. (09/02/2017- 31/12/2024)

§ 1. De personeelsleden van de VREG zijn onderworpen aan de rechtspositieregeling die van toepassing is op de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

§ 2. De personeelsleden van de VREG zijn onderworpen aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007 op basis waarvan de VREG gemachtigd is om deel te nemen aan de pensioenregeling ingesteld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbende alsook het koninklijk besluit van 6 maart 2008 waarmee deze pensioenregeling van toepassing werd verklaard op het personeel van de VREG.

[Afdeling VI. Financiële middelen en controle (verv. decr. 25 november 2016, art. 23, I: 9 februari 2017)] (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.13. (08/01/2023- 31/12/2024)

§ 1. De VREG kan beschikken over de volgende ontvangsten :
1° de dotatie;
2° retributies voor zover die bij decreet aan de VREG toegewezen zijn;
3° ontvangsten die voortvloeien uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;
4° de subsidies waarvoor de VREG als begunstigde in aanmerking komt;
5° terugvorderingen van ten onrechte gedane uitgaven;
6° vergoedingen voor prestaties aan derden, volgens de modaliteiten die zijn opgenomen in het ondernemingsplan.

§ 2. Tenzij het in een decreet anders is bepaald, worden de ontvangsten, vermeld in § 1, beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.

 § 3. De werkingskosten van de VREG worden gedekt door het Energiefonds, ten belope van de kredieten in de begroting bepaald door de raad van bestuur na rapportering aan het Vlaams Parlement zoals bepaald in paragraaf 5.

§ 4. De VREG duidt een bedrijfsrevisor aan. Deze bedrijfsrevisor mag geen functie vervullen bij de netbeheerder, de distributienetbeheerders alsook bij de producenten, leveranciers en tussenpersonen.

De bedrijfsrevisor, aangeduid overeenkomstig het eerste lid, controleert de financiële toestand en de jaarrekeningen van de VREG alsook de regelmatigheid van de verrichtingen te constateren in de jaarrekeningen. Hiervan stelt hij een verslag op.

Bij het uitvoeren van hun opdracht passen het Rekenhof en de bedrijfsrevisor de regels inzake single audit toe.

§ 5. De VREG dient jaarlijks een ontwerp van begroting met een voorstel van dotatie voor het volgende begrotingsjaar, samen met een ontwerp van ondernemingsplan, bij het Vlaams Parlement in.
Het Vlaams Parlement bepaalt de dotatie die de VREG voor zijn werking tijdens het volgende begrotingsjaar uit het Energiefonds ontvangt en deelt dit ter uitvoering mee aan de Vlaamse Regering.

Vervolgens stelt de VREG zijn definitieve begroting en ondernemingsplan vast.

De VREG zendt de jaarrekening, vergezeld van het verslag van de bedrijfsrevisor opgesteld op basis van paragraaf 4, tweede lid, voor 31 maart van het jaar volgend op het betrokken jaar, over aan het Vlaams Parlement en aan het Rekenhof. Het Rekenhof controleert de jaarrekening van de VREG en zendt zijn auditverslag over aan het Vlaams Parlement.

§ 6. ...

§ 7. De algemeen directeur staat in voor de noodzakelijke informatie-uitwisseling met de Vlaamse Regering voor de opmaak van de algemene uitgavenbegroting en de opmaak van de ESR-consolidatie.

§ 8. De VREG stelt jaarlijks uiterlijk op 31 januari een ondernemingsplan voor dat jaar vast en deelt het mee aan het Vlaams Parlement. Het omvat onder meer de beleids- en beheersdoelstellingen, zowel meerjarig als voor het komende jaar, en de operationele vertaling ervan. Als bij het verstrijken van een ondernemingsplan geen nieuw ondernemingsplan in werking is getreden, blijft het bestaande ondernemingsplan van toepassing tot op het ogenblik dat het nieuwe ondernemingsplan in werking treedt.

§ 9. De VREG stelt jaarlijks een jaarrapport op over de uitvoering van het ondernemingsplan en bezorgt dat rapport aan het Vlaams Parlement vóór 31 maart van het jaar dat volgt op het desbetreffende boekjaar. Het jaarrapport van de VREG heeft onder meer betrekking op:
1° de uitvoering van het ondernemingsplan van het voorgaande jaar;
2° de staat van zijn werkingskosten en de wijze waarop zij gedekt zijn, met inbegrip van een overzicht van activa/passiva en het verslag van de bedrijfsrevisor;
3° de evolutie van de energiemarkten;
4° de beslissingen die eventueel werden genomen tijdens het betrokken boekjaar inzake de methodologie voor de berekening van de tarieven, de tariefstructuur en het technisch reglement.

De VREG beschrijft in dit verslag de wijze waarop hij zijn doelstellingen al dan niet heeft bereikt.

Dit verslag wordt op de internetsite van de VREG gepubliceerd. Ter informatie wordt een afschrift van dit verslag eveneens naar de Vlaamse Regering gestuurd.

Artikel 3.1.14. (09/02/2017- 31/12/2024)

De raad van bestuur van de VREG staat in voor de interne controle op de bedrijfsprocessen en activiteiten van de VREG. De interne controle is in het bijzonder gericht op:
1° het bereiken van de opgelegde doelstellingen en het effectief en efficiënt beheer van risico's;
2° de naleving van regelgeving en procedures;
3° de betrouwbaarheid van de financiële en beheersrapportering;
4° de effectieve en efficiënte werking van de diensten en het efficiënt inzetten van de middelen;
5° de bescherming van haar activa en de voorkoming van fraude.

De raad van bestuur evalueert de interne controlesystemen van de VREG, gaat na of ze adequaat zijn en formuleert aanbevelingen tot verbetering daarvan. Zij voert daartoe financiële audits, overeenstemmingsaudits en operationele audits uit en is gemachtigd alle bedrijfsprocessen en activiteiten te onderzoeken.

Artikel 3.1.15. (01/01/2020- 31/12/2024)

§ 1. ...

§ 2. De VREG volgt bij het opstellen van de rekeningen de boekhoudkundige regels zoals bepaald in artikel 10 tot en met 15 van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de begroting en de boekhouding van de Vlaamse rechtspersonen.

[Afdeling VII. Vergelijkingsinstrument (ing. decr. 2 april 2021, art. 8, I: 7 juni 2021)] (... - Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Artikel 3.1.16. (07/06/2021- 31/12/2024)

De VREG stelt op zijn website een vergelijkingsinstrument ter beschikking waarmee door huishoudelijke afnemers en kleinzakelijke afnemers, aangesloten op het laagspanningsdistributienet en met een verwacht jaarlijks elektriciteitsverbruik van minder dan 100.000 kWh, het aanbod van de leveranciers aan huishoudelijke afnemers en ondernemingen met een verwacht jaarlijks elektriciteitsverbruik van minder dan 100.000 kWh gratis vergeleken kan worden. Dat instrument bestrijkt de hele markt in het Vlaamse Gewest en alle aanbiedingen van leveranciers die daarin publiek beschikbaar zijn, waaronder aanbiedingen voor dynamische prijscontracten en teruglevercontracten.

Het vergelijkingsinstrument, vermeld in het eerste lid, voldoet aan al de volgende vereisten:
1° leveranciers worden gelijk behandeld in de zoekresultaten;
2° er worden objectieve criteria gebruikt als basis voor de vergelijking en die criteria worden duidelijk vermeld op de website;
3° er wordt gebruikgemaakt van duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen;
4° het geeft nauwkeurige en geactualiseerde informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering;
5° er is een doeltreffende procedure om onjuiste informatie over gepubliceerde aanbiedingen te melden;
6° er worden vergelijkingen aangeboden waarbij de opgevraagde persoonlijke gegevens beperkt blijven tot gegevens die noodzakelijk zijn voor de gevraagde vergelijking.

De leveranciers bezorgen de VREG nauwkeurige en geactualiseerde informatie over de prijzen en voorwaarden, inclusief de aangeboden diensten, van de producten die ze publiek aanbieden in het Vlaamse Gewest aan huishoudelijke afnemers en ondernemingen met een verwacht jaarlijks elektriciteitsverbruik van minder dan 100.00 kWh, met het oog op de opname daarvan in het vergelijkingsinstrument, vermeld in het eerste lid. De VREG legt na overleg met de betrokken stakeholders de methode en procedure vast voor de voormelde informatieoverdracht.

Artikel 3.1.17. (07/06/2021- 31/12/2024)

De volgende persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens kunnen opgevraagd en verwerkt worden in het kader van het gebruik en het beheer van het vergelijkingsinstrument, vermeld in artikel 3.1.16:
1° het energietype;
2° de adres- en contactgegevens;
3° de gegevens over de aansluiting en de meter;
4° de meetgegevens;
5° de gegevens over aanwezige decentrale productie-installaties;
6° de contractvoorkeuren;
7° de huidige leveringsvoorwaarden;
8° het profiel, vermeld in het derde lid;
9° de identificatiegegevens, vermeld in het vierde lid.

Na toestemming van de betrokkene conform artikel 4, 11), van de algemene verordening gegevensbescherming kan de VREG de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°, automatisch laten verwerken via een koppeling met de databanken van de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij. Via die koppeling verleent de netbeheerder of zijn werkmaatschappij de VREG toegang tot de gegevens, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°, waartoe de betrokkene toegang heeft in zijn databanken.

Na toestemming van de betrokkene conform artikel 4, 11), van de algemene verordening gegevensbescherming kunnen de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, in een profiel worden bijgehouden met het oog op het gebruik en het beheer van het vergelijkingsinstrument, vermeld in het eerste lid. Het profiel wordt maximaal bewaard tot vijf jaar nadat de betrokkene daarvoor zijn toestemming heeft verleend.

Voor de unieke identificatie van de betrokkene kan het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opgevraagd en verwerkt worden in het kader van:
1° de automatische verwerking van de gegevens, vermeld in het tweede lid;
2° de aanmaak en het beheer van het profiel, vermeld in het derde lid.

De VREG kan de verwerkte gegevens en de resultaten van de uitgevoerde vergelijkingen gedurende twaalf maanden na de uitvoering van de vergelijking geanonimiseerd bewaren met het oog op het gebruik voor monitoring, evaluatie en onderzoek.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het gebruik en het beheer van het vergelijkingsinstrument, vermeld in artikel 3.1.16 van dit decreet, is de VREG de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De VREG neemt passende maatregelen opdat de betrokkene overeenkomstig artikel 12 van de algemene verordening gegevensbescherming in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal toegang heeft tot de noodzakelijke informatie en communicatie in verband met de verwerking van zijn persoonsgegevens.

HOOFDSTUK II. Het Energiefonds (... - ...)

Artikel 3.2.1. (21/03/2022- 31/12/2024)

§ 1. Er wordt een Energiefonds opgericht. Dit fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.

§ 2. Aan dit Energiefonds worden rechtstreeks de volgende inkomsten toegewezen :
1° opbrengsten uit heffingen en administratieve geldboetes die decretaal aan het Energiefonds worden toegewezen, de opbrengsten afkomstig van de dadingen die hierover worden aangegaan, evenals de opbrengsten die worden geïnd naar aanleiding van beslissingen van de hoven en rechtbanken die hierover worden genomen ten laste van de decretaal aangewezen heffings- of boeteplichtigen;
2° andere middelen aan het Energiefonds toegewezen krachtens wettelijke, decretale of conventionele bepalingen, de terugstortingen, de middelen van de Europese Unie of andere internationale instellingen voor projecten die tot stand komen met cofinanciering vanuit het Energiefonds, de middelen van de andere gewesten en de federale overheid voor projecten die tot stand komen met cofinanciering vanuit het Energiefonds en die een financiering op Belgisch niveau vergen zoals overlegd op het energie-overleg staat-gewesten, de middelen van andere partners die aan deze projecten deelnemen, de toevallige inkomsten uit deze projecten volgens de overeenkomsten afgesloten met of tussen de projectpartners, de inkomsten uit de verkoop van publicaties die kaderen in het energiebeleid, inkomsten met betrekking tot het uitwinnen van door of krachtens dit decreet opgelegde bankwaarborgen, de terugbetaling van kapitaal van door of krachtens dit decreet via het Energiefonds ingestelde leningen voor noodkoopwoningen, de terugvordering van de rentesubsidie toegekend in kader van het renteloos renovatiekrediet en de overige toevallige ontvangsten.

§ 3. De Vlaamse Regering beschikt over de kredieten van het Energiefonds, inclusief de machtiging om hiermee subsidies toe te kennen, voor de uitvoering van haar energiebeleid, in het bijzonder voor de financiering van de VREG, van de openbaredienstverplichtingen inzake energie, voor haar sociaal energiebeleid, haar beleid inzake het rationeel energiegebruik, haar beleid inzake warmte-krachtkoppeling, haar beleid inzake de hernieuwbare energiebronnen alsmede voor de financiering van energiegerelateerde kosten van de Vlaamse overheid.

TITEL IV. DE ORGANISATIE VAN DE ELEKTRICITEITS- EN AARDGASMARKT IN HET VLAAMSE GEWEST (... - ...)

HOOFDSTUK I. Het beheer van de distributienetten en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest (... - ...)

Afdeling I. Aanwijzing van de netbeheerders (... - ...)

Artikel 4.1.1. (05/08/2022- 31/12/2024)

De VREG wijst, voor een aaneensluitend geografisch afgebakend gebied met minstens 200.000 aangesloten afnemers, een rechtspersoon aan die belast is met het beheer van het elektriciteits- en het aardgasdistributienet in dat gebied.

In afwijking van het eerste lid wordt voor de beoordeling of een netbeheerder over een geografisch aaneensluitend afgebakend gebied met minstens 200.000 aangesloten afnemers beschikt echter geen rekening gehouden met het grondgebied van de gemeente Voeren en het grondgebied van de gemeente Baarle-Hertog dat volledig omgeven is door Nederlands grondgebied.

In afwijking van het eerste lid kan de VREG, voor het grondgebied van de gemeente Baarle-Hertog dat volledig omgeven is door Nederlands grondgebied en als daarvoor een technische of financiële noodzaak bestaat, een verschillende elektriciteitsdistributienetbeheerder en aardgasdistributienetbeheerder aanstellen.

Als het distributienet in kwestie geheel of gedeeltelijk eigendom is van een gemeente of groep van gemeenten, doet de VREG de aanwijzing op voorstel van die gemeente of groep van gemeenten. De VREG kan alleen afwijken van dit voorstel, als de voorgestelde netbeheerder niet voldoet aan de voorwaarden, vastgesteld ter uitvoering van artikel 4.1.4, § 1, 1°.

Artikel 4.1.2. (13/06/2024- 31/12/2024)

De VREG stelt een lijst op met de elektrische leidingen met een nominale spanning van minder dan of gelijk aan 70 kilovolt, en de bijbehorende installaties, die gelegen zijn in het Vlaamse Gewest en die voornamelijk gebruikt worden voor het vervoer van elektriciteit naar distributienetten. Dat geheel van elektrische leidingen en installaties vormt het plaatselijk vervoernet van elektriciteit.

De VREG wijst een rechtspersoon aan die belast wordt met het beheer van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest, zoals vermeld in het eerste lid.

Alleen de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit kan elektrische leidingen aanleggen en beheren met een nominale spanning van minder dan of gelijk aan 70 kilovolt, die gebruikt worden voor het vervoer van elektriciteit naar distributie-netten.

Op eigen initiatief of op verzoek van de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of een elektriciteitsdistributienetbeheerder wat betreft zijn aaneensluitend geografisch afgebakend gebied kan de VREG de lijst wijzigen van het geheel van elektrische leidingen en installaties die het plaatselijk vervoernet van elektriciteit uitmaken, als vermeld in het eerste lid. De VREG onderwerpt de lijst, vermeld in het eerste lid, minstens om de tien jaar en voor het eerst tegen 1 juli 2025 aan een evaluatie en wijzigt daarbij waar nodig de samenstelling ervan.

Artikel 4.1.3. (01/01/2011- ...)

De aanwijzing, vermeld in artikel 4.1.1 en artikel 4.1.2, tweede lid, is geldig voor een hernieuwbare termijn van twaalf jaar.

Artikel 4.1.4. (07/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt, op advies van de VREG :
1° de voorwaarden waaraan een kandidaat-netbeheerder moet voldoen om te kunnen worden aangewezen als netbeheerder en waaraan een netbeheerder moet blijven voldoen om aangewezen te blijven als netbeheerder inclusief het beschikken over een door de VREG gecontroleerd ondernemingsplan;
2° de voorwaarden en gevallen waarin kan of moet worden overgegaan tot wijziging van de aanwijzing of beëindiging van de aanwijzing van de netbeheerder;
3° de procedure die nageleefd moet worden bij de aanwijzing van een netbeheerder, evenals bij de wijziging en de beëindiging van een aanwijzing van een netbeheerder.

§ 2. De voorwaarden, vermeld in § 1, 1°, hebben in ieder geval betrekking op :
1° de technische, organisatorische en financiële capaciteit van de (kandidaat-)netbeheerder;
2° de professionele betrouwbaarheid van de (kandidaat-)netbeheerder;
3° het exploitatie- of gebruiksrecht van de (kandidaat-)netbeheerder over het distributienet in kwestie;
4° de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de (kandidaat-)elektriciteitsdistributienetbeheerder ten aanzien van de leveranciers, tussenpersonen, aanbieders van energiediensten, ESCO's, aggregatoren, dienstverleners van flexibiliteit en producenten die actief zijn in het Vlaamse Gewest, en de met deze ondernemingen verbonden en geassocieerde ondernemingen en de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de (kandidaat-)aardgasdistributienetbeheerder ten aanzien van de leveranciers, tussenpersonen en aardgasinvoerders die actief zijn in het Vlaamse Gewest.
5° de capaciteit om bij de uitoefening van zijn activiteiten inzake databeheer, zoals vermeld in artikel 4.1.8/2, te voldoen aan de vereisten van de algemene verordening gegevensbescherming;
6° de capaciteit om de uniforme voorwaarden na te leven voor een continu risicobeheersingssysteem met betrekking tot de waarschijnlijkheid en ernst van de uiteenlopende risico's voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen.

§ 3. De voorwaarden, vermeld in § 2, 4°, hebben onder meer betrekking op de activiteiten van de netbeheerder, de deelneming van andere ondernemingen in de netbeheerder, de deelneming van de netbeheerder in andere ondernemingen, de verhouding van de netbeheerder tot derden, het bestuursorgaan van de netbeheerder, het orgaan dat belast is met de dagelijkse leiding van de netbeheerder en de personeelsleden van de netbeheerder.

§ 4. De voorwaarden en gevallen waarin kan of moet worden overgegaan tot wijziging van de aanwijzing of beëindiging van de aanwijzing van de netbeheerder, vermeld in § 1, 2°, bepalen onder meer dat de aanwijzing van de netbeheerder eindigt bij faillissement, ontbinding of fusie en dat de VREG de aanwijzing van een netbeheerder kan herroepen, op voorwaarde dat die werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, bij :
1° een significante wijziging in het aandeelhouderschap van de netbeheerder of de werkmaatschappij waarop de netbeheerder een beroep doet, die de onafhankelijkheid van het beheer van het net of de activiteiten inzake databeheer in kwestie in gevaar zou kunnen brengen;
2° een grove tekortkoming van de netbeheerder of de werkmaatschappij waarop hij een beroep doet, met betrekking tot de verplichtingen krachtens dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan.
3° een grove tekortkoming met betrekking tot de naleving van de algemene verordening gegevensbescherming.

Afdeling II. Werkmaatschappij (... - ...)

Artikel 4.1.5. (21/06/2019- 31/12/2024)

Als een distributienetbeheerder voor de exploitatie van het distributienet, activiteiten inzake databeheer en de uitvoering van openbaredienstverplichtingen een beroep wil doen op een werkmaatschappij, moet voorafgaandelijk toestemming verkregen worden van de VREG.

De distributienetbeheerders kunnen op elk moment maar op één gezamenlijke werkmaatschappij een beroep doen gedurende een door de VREG aanvaarde periode. Die periode is voor iedere afzonderlijke distributienetbeheerder niet langer dan de duur van de aanwijzing van die distributienetbeheerder, maar is hernieuwbaar na afloop van die termijn.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de nadere voorwaarden waaraan de distributienetbeheerder en de werkmaatschappij waarop ze een beroep wil doen, moeten voldoen. Die voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.4, § 2, en de (mede)zeggenschap van de distributienetbeheerder over de werkmaatschappij.

De VREG geeft haar toestemming, zoals vermeld in het eerste lid, als zij van mening is dat de werkmaatschappij voldoet aan de voorwaarden die opgelegd zijn ter uitvoering van het vorige lid en aan de voorwaarden, vermeld in de artikelen 4.1.7 tot en met artikel 4.1.8/1.

De Vlaamse Regering bepaalt de termijn waarbinnen de toestemming van de VREG moet worden gevraagd en de procedure voor het onderzoek en het verlenen van de toestemming.

De VREG kan haar toestemming, vermeld in het eerste lid, intrekken wanneer zij van oordeel is dat niet langer voldaan is aan de voorwaarden ter uitvoering van het derde lid of aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.7 tot en met 4.1.8/1.

Artikel 4.1.5/1. (21/06/2019- ...)

§1. De raad van bestuur van de werkmaatschappij telt maximaal twintig leden, waarbij elke deelnemende distributienetbeheerder ten minste één vertegenwoordiger heeft.

Het mandaat van lid van de raad van bestuur, vermeld in het eerste lid, is onverenigbaar met:
1° het lidmaatschap van de wetgevende kamers, het Europees Parlement, de gemeenschaps- en gewestparlementen, de Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, de Vlaamse Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie;
2° de functie of het ambt van minister, staatssecretaris, of het lidmaatschap van een gewest- of gemeenschapsregering.

Om een meer evenwichtige participatie van mannen en vrouwen te bevorderen mag ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur, vermeld in het eerste lid, van hetzelfde geslacht zijn.

Telkens als er door een voordrachtprocedure één of meer mandaten vacant zijn in de raad van bestuur, vermeld in het eerste lid, en de voorgedragen kandidaturen het niet mogelijk maken om te voldoen aan de verplichting, vermeld in het derde lid, wordt de voordrachtprocedure hernomen.

§ 2. De werkmaatschappij en de personeelsleden van de werkmaatschappij die zijn aangesteld als functionaris voor gegevensbescherming ontvangen bij de uitvoering van de aan hen en aan de werkmaatschappij in het kader van de algemene verordening gegevensbescherming opgelegde verplichtingen geen directe instructies van de raad van bestuur van de werkmaatschappij, de netbeheerder, de Vlaamse overheid of van de publieke of particuliere rechtspersonen, vermeld in artikel 4.1.22/7 tot en met 4.1.22/12.

Artikel 4.1.5/2. (01/01/2019- ...)

De jaarlijkse bezoldiging van de gedelegeerd bestuurder, de CEO en de leden van het managementcomité van de werkmaatschappij mag niet meer bedragen dan de jaarlijkse bezoldiging van de minister-president van de Vlaamse Regering. Hoofdstuk 5 van het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector is op die functies van overeenkomstige toepassing.

Afdeling III. Activiteiten van de netbeheerders (... - ...)

Onderafdeling I. Beheer van het Net (... - ...)

Artikel 4.1.6. (17/12/2023- 31/12/2024)

§ 1. Het beheer van een distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit omvat de volgende taken:
1° het beheer en onderhoud en het ontwikkelen onder economische voorwaarden van een veilig, betrouwbaar en efficiënt net met inachtneming van het milieu en de energie-efficiëntie van het net, en de nodige ondersteunende diensten daarvoor verlenen;
2° het aanhouden van voldoende netcapaciteit om de elektriciteits- en aardgasbehoefte te dekken van de afnemers die aangesloten zijn op zijn net en om het vervoer van elektriciteit en aardgas naar de distributienetten mogelijk te maken;
3° de uitbreiding van zijn net in het geografisch afgebakende gebied waarvoor hij is aangewezen, of, als er nog geen net aanwezig is, de aanleg van het net in dat geografisch afgebakende gebied;
4° de herstelling, het preventieve onderhoud, de vernieuwing en de verbetering van zijn net en de bijbehorende installaties;
5° het oplossen van onderbrekingen en storingen bij de elektriciteits- of aardgastoevoer via zijn net;
6° het opstellen, het bewaren en ter beschikking stellen van de plannen van zijn net;
7° het aansluiten, verzegelen, afsluiten en heraansluiten van installaties op zijn net en het aanpassen van de aansluitingen op zijn net;
8° het verlenen van nettoegang;
9° het verstrekken van de nodige inlichtingen aan de beheerders van de netten waarmee zijn net in kwestie verbonden is, om een veilige en efficiënte uitbating, een gecoördineerde ontwikkeling en een goede wisselwerking tussen de netten te waarborgen;
10° als elektriciteitsdistributienetbeheerder transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures hanteren bij de aankoop van elektriciteit;
11° alle vormen van energiefraude, gerelateerd aan hun activiteiten, actief detecteren en vaststellen, en maatregelen nemen om energiefraude te vermijden;
12° als neutrale marktfacilitator fungeren door de energie in te kopen die ze gebruiken om energieverliezen te dekken, en door in de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten in hun net te voorzien, volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures;
13° flexibiliteitsdiensten aankopen, voor het beheer van lokale congestie binnen het dekkingsgebied of voor redispatching, waarvoor de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit de aanvrager van flexibiliteit is, in de vorm van producten die gevaloriseerd worden, met het oog op het efficiëntere beheer en de efficiënte ontwikkeling van het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
14° als dat van toepassing is, de referentiecurve van het elektriciteitsafname- en injectieprofiel bepalen, in onderling overleg met de relevante marktpartijen;
15° voor de toepassing van artikel 4.1.17/4, 4.1.17/5 en 4.1.17/6 de specificaties bepalen om het flexibiliteitsvolume te berekenen, in overleg met relevante marktpartijen.

§ 2. Het beheer van het distributienet omvat bovendien het ter beschikking stellen, de plaatsing, de activering, de desactivering, het onderhoud, het herstellen en het actief beheren van digitale, elektronische en analoge meters en tellers.

§ 3. Het beheer van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit omvat bovendien de volgende taken:
1° het beheren van het toegangsregister van zijn net;
2° het ter beschikking stellen, de plaatsing, de activering, de desactivering, het onderhoud en het herstellen van meters en tellers op de toegangspunten op zijn net;
3° het aflezen van de meters en tellers op de toegangspunten op zijn net, de bepaling van de injectie en de afname van de producenten en afnemers die aangesloten zijn op zijn net en de verwerking en de bewaring van die gegevens;
4° het verstrekken van de nodige meetgegevens en andere gegevens aan de distributienetbeheerder, de transmissienetbeheerder, de vervoeronderneming, de producenten, de evenwichtsverantwoordelijken, de deelnemers aan flexibiliteit, de dienstverleners van flexibiliteit, de aanvragers van flexibiliteit, de aggregatoren, de bevrachters, de tussenpersonen, de leveranciers, de afnemers en de VREG;
5° het verzamelen, berekenen en verwerken van de gegevens in het kader van de flexibiliteitsdiensten of ondersteunende diensten die hij verleent;
6° het beheer van het flexibiliteitstoegangsregister en het flexibiliteitsactivatieregister voor zijn net.

Artikel 4.1.6/1. (07/06/2021- 31/12/2024)

De netbeheerder zorgt met eigen personeel en middelen of via een werkmaatschappij voor de voorbereiding van de beslissingen over de volgende strategische en vertrouwelijke aangelegenheden voor het netbeheer:
1° de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
2° de toegang tot het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, de aansluiting en aansluitingsvoorwaarden, de technische voorwaarden en de tarieven;
3° de boekhouding met betrekking tot het netbeheer;
4° de uitbesteding van de werkzaamheden voor de aansluiting, het netbeheer en meterbeheer.

De netbeheerder en zijn werkmaatschappij kunnen geen beroep doen op producenten, invoerders van buitenlands aardgas, aggregatoren, dienstverleners van flexibiliteit, evenwichtsverantwoordelijken, leveranciers of tussenpersonen of op ondernemingen die ermee verbonden of geassocieerd zijn, voor de uitvoering van de beslissingen over de volgende strategische en vertrouwelijke aangelegenheden voor het netbeheer:
1° contacten met de in aanmerking komende afnemers over de toegang tot het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, de aansluitingsvoorwaarden, de technische voorwaarden en de tarieven;
2° de boekhouding met betrekking tot het netbeheer.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, bepalen welke aanvullende aangelegenheden als strategisch en vertrouwelijk worden beschouwd in de zin van het eerste of tweede lid.

In afwijking van het eerste lid, kan de Vlaamse Regering de nadere voorwaarden bepalen waaronder de netbeheerder voor de uitoefening van zijn taken, vermeld in het eerste lid, toch een beroep kan doen op derden, met uitzondering van producenten, invoerders van buitenlands aardgas, leveranciers of tussenpersonen, bedrijven die als kerntaak het verwerken van data hebben of op ondernemingen die met die ondernemingen verbonden of geassocieerd zijn.

[Onderafdeling II. Activiteiten inzake levering, productie, verschaffen van energiediensten, energieopslag en oplaadpunten voor elektrische voertuigen door de netbeheerder en zijn werkmaatschappij (verv. decr. 2 april 2021, art. 14, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.1.7. (01/01/2011- ...)

Een netbeheerder en zijn werkmaatschappij kunnen geen activiteiten ondernemen inzake de levering van elektriciteit en aardgas, tenzij voor de levering ervan in het kader van een openbaredienstverplichting die op grond van dit decreet is opgelegd.

Artikel 4.1.8. (13/06/2024- ...)

§ 1. De beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit kan:
1° geen activiteiten ondernemen voor de productie van energie, behalve om het eigen energieverbruik te dekken;
2° niet participeren in een rechtspersoon die actief is in de productie van energie. Onder het voormelde verbod valt niet de productie om het eigen energieverbruik van die rechtspersoon te dekken.

§ 2. Een distributienetbeheerder, zijn werkmaatschappij, en hun dochtervennootschappen die rechtspersoonlijkheid hebben, kunnen:
1° geen activiteiten ondernemen voor de productie van energie, behalve om het eigen energieverbruik te dekken;
2° niet participeren in een rechtspersoon die actief is in de productie van energie. Onder het voormelde verbod valt niet de productie om het eigen energieverbruik van die rechtspersoon te dekken.

In afwijking van het eerste lid kunnen een distributienetbeheerder, zijn werkmaatschappij of hun dochtervennootschappen die rechtspersoonlijkheid hebben, activiteiten ondernemen voor de productie van thermische energie of participeren in een rechtspersoon die actief is in de productie van thermische energie voor zover deze activiteit tijdelijk is.

De maximale tijdsperiode waarbinnen de distributienetbeheerder, zijn werkmaatschappij of hun dochtervennootschappen die rechtspersoonlijkheid hebben, de activiteiten, vermeld in het tweede lid, kunnen ondernemen, bedraagt tien jaar. Deze termijn van tien jaar kan evenwel op basis van een grondig onderbouwde motivatie telkens met zestig maanden verlengd worden. De gecumuleerde looptijd van de verlengingen kan echter nooit de originele afschrijvingstermijn die van toepassing is op de betrokken activa overschrijden. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels aangaande de uitvoering van deze uitzondering en houdt hierbij rekening met de gevolgen voor de marktwerking.

Artikel 4.1.8/1. (04/09/2023- ...)

Een netbeheerder en zijn werkmaatschappij ondernemen geen activiteiten inzake het aanbieden van commerciële energiediensten of het optreden als aggregator, deelnemer aan flexibiliteit of dienstverlener van flexibiliteit.

Niettegenstaande het eerste lid kan de netbeheerder of zijn werkmaatschappij tot uiterlijk 31 december 2024 diensten aanbieden aan aandeelhouders/vennoten of op grond van een openbaredienstverplichting die door dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten worden opgelegd, of die voortvloeien uit de gunning van overheidsopdrachten, uitgeschreven door een andere aanbestedende overheid dan de overheden die aandeelhouder/vennoot zijn en voor zover die gunning betrekking heeft op energiediensten die rechtstreeks ten gunste komen van die aandeelhouders/vennoten. De netbeheerder of zijn werkmaatschappij kan de uitvoering van de voormelde diensten die uiterlijk op 31 december 2024 al zijn opgestart, voortzetten tot uiterlijk 31 december 2027.

Artikel 4.1.8/1/1. (07/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. Een netbeheerder en zijn werkmaatschappij mogen geen elektriciteitsopslagfaciliteiten bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren.

In afwijking van het eerste lid mogen de netbeheerders elektriciteitsopslagfaciliteiten bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren als het gaat om volledig geïntegreerde netwerkcomponenten en de VREG zijn goedkeuring heeft verleend of als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
1° andere partijen, na een open, transparante en niet-discriminerende aanbestedingsprocedure, die de VREG toetst en goedkeurt, hebben geen recht verworven om dergelijke faciliteiten te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren, of kunnen die diensten niet tegen redelijke kosten en binnen een redelijke termijn aanbieden;
2° dergelijke faciliteiten zijn nodig voor de netbeheerders om hun verplichtingen na te leven in het kader van een efficiënt, betrouwbaar en veilig beheer van het distributiesysteem, vermeld in titel IV van dit decreet. De faciliteiten worden niet gebruikt om elektriciteit op de elektriciteitsmarkten of op de markten voor lokaal congestiebeheer te kopen of te verkopen;
3° de VREG heeft de noodzaak van een dergelijke afwijking beoordeeld, heeft de aanbestedingsprocedure, waaronder de voorwaarden van die aanbestedingsprocedure, geëvalueerd en heeft zijn goedkeuring verleend.

De VREG kan regels of inkoopbepalingen opstellen voor de aanbestedingsprocedure om de billijkheid van de procedure te garanderen.

§ 2. De VREG houdt regelmatig en minstens elke vijf jaar een openbare raadpleging over de bestaande elektriciteitsopslagfaciliteiten van de netbeheerder om de potentiële beschikbaarheid en belangstelling om in dergelijke faciliteiten te investeren, te evalueren. Als uit die openbare raadpleging blijkt dat derde partijen in staat zijn dergelijke installaties op een kosteneffectieve manier te bezitten, te ontwikkelen, te exploiteren of te beheren, ziet de VREG erop toe dat die activiteiten van de netbeheerders in dit verband binnen achttien maanden worden uitgefaseerd.

De VREG kan toestaan dat de netbeheerders een redelijke vergoeding ontvangen zodat ze de restwaarde van hun investering in die elektriciteitsopslagfaciliteiten kunnen terugverdienen.

Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op volledig geïntegreerde netwerkcomponenten of gedurende de gebruikelijke afschrijvingsperiode van nieuwe elektriciteitsopslagfaciliteiten als het over batterijen gaat waarbij een definitieve investeringsbeslissing vóór 4 juli 2019 is genomen, op voorwaarde dat dergelijke batterijopslagfaciliteiten aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° de batterijopslagfaciliteiten zijn uiterlijk twee jaar na de voormelde investeringsbeslissing met het netwerk verbonden;
2° de batterijopslagfaciliteiten zijn volledig in het distributiesysteem geïntegreerd;
3° de batterijopslagfaciliteiten worden uitsluitend gebruikt om de veiligheid van het netwerk reactief onmiddellijk te herstellen in geval van noodgevallen, als een dergelijke herstelmaatregel onmiddellijk van kracht wordt en wordt beëindigd zodra reguliere redispatching in staat is het probleem op te lossen;
4° de batterijopslagfaciliteiten worden niet gebruikt om elektriciteit te kopen of te verkopen op de elektriciteitsmarkt of de markt voor lokale congestie, met inbegrip van balanceringsmarkten.

§ 3. Paragraaf 1 is niet van toepassing op elektriciteitsopslagfaciliteiten die gebruikt worden in het kader van het energiebeheer van de eigen gebouwen.

Artikel 4.1.8/1/2. (07/06/2021- ...)

Een netbeheerder en zijn werkmaatschappij mogen geen oplaadpunten voor elektrische voertuigen bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren, behalve als ze zelf particuliere oplaadpunten bezitten die uitsluitend voor eigen gebruik bestemd zijn.

[Onderafdeling III. Activiteiten inzake databeheer (ing. decr. 26 april 2019, art. 10, I: 21 juni 2019)] (... - ...)

Artikel 4.1.8/2. (17/12/2023- 31/12/2024)

De activiteiten inzake databeheer op het distributienet omvatten volgende taken:
1° het af- en uitlezen van de digitale, elektronische en analoge meters en tellers op de toegangspunten van het distributienet voor:
a) allocatie, reconciliatie en facturatie in het kader van de aankoop en verkoop van elektriciteit en aardgas;
b) het aanbieden van energiediensten door een derde na expliciete en geïnformeerde toestemming van de afnemer;
c) netbeheer en operationele veiligheid;
d) verrekeningen die gepaard gaan met peer-to-peerhandel van de hoeveelheden groene stroom door één actieve afnemer aan één andere actieve afnemer en met energiedelen door actieve afnemers, energiegemeenschappen van burgers of hernieuwbare-energiegemeenschappen;
e) verrekeningen van de verkoop van groene stroom conform artikel 7.2.3;
2° het beheren van het toegangsregister;
3° het beheren, verwerken, beveiligen en bewaren van de technische, relationele en meetgegevens met betrekking tot de toegangspunten van het distributienet, en het instaan voor de waarachtigheid en nauwkeurigheid ervan;
4° de bepaling en de validatie van de injectie en de afname van de producenten en afnemers die aangesloten zijn op het distributienet;
5° het verstrekken van de nodige gegevens aan andere netbeheerders, de transmissienetbeheerder, de vervoeronderneming en de beheerder van het plaatselijk vervoernet in het kader van netbeheer en operationele veiligheid;
6° het faciliteren van de ontwikkeling van innovatieve diensten en producten als dat conform de regelgeving met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens is;
7° het verstrekken van de nodige gegevens aan de producenten, de evenwichtsverantwoordelijken, de bevrachters, de tussenpersonen, de leveranciers, de beheerder van het plaatselijk vervoernet, de transmissienetbeheerder, de aanbieders van energiediensten, de ESCO's, de aggregatoren, de deelnemers aan flexibiliteit, de dienstverleners van flexibiliteit, de aanvragers van flexibiliteit, energiegemeenschappen van burgers of hernieuwbare-energiegemeenschappen, de afnemers en de VREG, voor het vervullen van hun taken of om de energiemarkt te faciliteren en dit op een evenwaardige manier;
8° het verstrekken van de nodige gegevens aan overheden voor het uitoefenen van hun taak;
9° het verstrekken van geanonimiseerde gegevens voor wetenschappelijk onderzoek;
10° het verzamelen, berekenen, verwerken en bezorgen aan de betrokken marktpartijen, in overleg met de transmissienetbeheerder waar dat van toepassing is, van de informatie die nodig is om het flexibiliteitsvolume, het geleverde flexibiliteitsvolume per toegangspunt of allocatiepunt en de referentiecurve van het elektriciteitsafnameen injectieprofiel te berekenen conform de regels die voor de betrokken flexibiliteitsdienst of ondersteunende dienst worden bepaald, voor:
a) de valorisatie van de flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt;
b) een gereguleerd product van een elektriciteitsdistributienetbeheerder;
c) de transmissienetbeheerder als hij dat nodig heeft;
11° het beheer van het flexibiliteitstoegangsregister;
12° het beheer van het flexibiliteitsactivatieregister.

De netbeheerder is verantwoordelijk voor het verzekeren van het recht van toegang en het recht van verbetering voor wat betreft de gegevens die hij beheert, verwerkt, valideert en bewaart.

De netbeheerder verstrekt de gegevens, vermeld in het eerste lid, 5°, 7°, 8° en 9°, op een transparante, onpartijdige en niet-discriminatoire wijze, zowel ten aanzien van zichzelf als ten aanzien van de partijen, vermeld in het eerste lid, 5°, 7°, 8° en 9°.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, aan de netbeheerder taken en openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot zijn dienstverlening aan onder andere netbeheerders, producenten, leveranciers, aanbieders van energiediensten, deelnemers aan flexibiliteit, dienstverleners van flexibiliteit, aanvragers van flexibiliteit, aggregatoren en afnemers, en met betrekking tot zijn dienstverlening op het vlak van submeting.

Artikel 4.1.8/3. (07/06/2021- ...)

De netbeheerder of zijn werkmaatschappij zorgt met eigen personeel en middelen voor de voorbereiding van de beslissingen over de volgende strategische en vertrouwelijke aangelegenheden voor het databeheer, vermeld in artikel 4.1.8/2:
1° het aflezen van de meters en tellers;
2° het beheer en de beveiliging van de technische, relationele en meetgegevens.

De netbeheerder of zijn werkmaatschappij kan geen beroep doen op producenten, invoerders van buitenlands aardgas, leveranciers, tussenpersonen, aanbieders van energiediensten, ESCO's, aggregatoren, dienstverleners van flexibiliteit, evenwichtsverantwoordelijken of ondernemingen die met die ondernemingen verbonden of geassocieerd zijn, voor de uitvoering van de beslissingen over de volgende strategische en vertrouwelijke aangelegenheden voor het databeheer, zoals vermeld in artikel 4.1.8/2:
1° contacten met de afnemers over de toegang tot hun gegevens;
2° het aflezen van de meters en tellers;
3° het beheer en de beveiliging van de technische, de relationele en de meetgegevens.

De Vlaamse Regering kan bepalen welke aanvullende aangelegenheden als strategisch en vertrouwelijk worden beschouwd in de zin van het eerste of tweede lid.

De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden bepalen waaronder de netbeheerder of zijn werkmaatschappij voor de uitvoering van deze taken een beroep kan doen op derden.

In afwijking van het eerste lid, kan de Vlaamse Regering de nadere voorwaarden bepalen waaronder de netbeheerder of zijn werkmaatschappij voor de uitoefening van zijn taken, vermeld in het eerste lid, toch een beroep kan doen op derden, met uitzondering van producenten, invoerders van buitenlands aardgas, leveranciers of tussenpersonen, bedrijven die als kerntaak het verwerken van data hebben of op ondernemingen die met die ondernemingen verbonden of geassocieerd zijn.

Artikel 4.1.8/4. (21/06/2019- ...)

De netbeheerder en zijn werkmaatschappij kunnen de gegevens verkregen bij de uitoefening van zijn taken inzake databeheer, vermeld in artikel 4.1.8/2, niet gebruiken om commerciële diensten aan te bieden.

[Onderafdeling IV. Andere activiteiten van de netbeheerders (ing. decr. 2 april 2021, art. 20, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.1.8/5. (05/07/2024- ...)

Distributienetbeheerders, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en hun werkmaatschappij kunnen andere netten dan elektriciteits- en aardgasdistributienetten bezitten, ontwikkelen, beheren en exploiteren.

De Vlaamse Regering bepaalt welke netten distributienetbeheerders, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en hun werkmaatschappij kunnen bezitten, ontwikkelen, beheren en exploiteren.

Artikel 4.1.8/6. (04/09/2023- 31/12/2024)

Distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en hun werkmaatschappij verrichten de activiteiten, vermeld in dit decreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten en vermeld in verordening (EU) 2019/943.

De distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en hun werkmaatschappij kunnen andere activiteiten dan die, vermeld in het eerste lid, verrichten, als die activiteiten nodig zijn om aan hun voormelde verplichtingen en hun verplichtingen krachtens verordening (EU) 2019/943 te voldoen en als de VREG de noodzaak van een dergelijke afwijking heeft beoordeeld. Met behoud van de toepassing van artikel 4.1.8/5 kan die beoordeling van de noodzaak geen betrekking hebben op het bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren van netwerken die geen elektriciteitsdistributienetten of aardgasdistributienetten zijn.

De Vlaamse Regering bepaalt op basis van de beoordeling door de VREG, vermeld in het tweede lid, welke activiteiten als vermeld in het tweede lid de distributienetbeheerders, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en hun werkmaatschappij kunnen uitvoeren.

[Onderafdeling V. Andere activiteiten van de transmissienetbeheerder en van de beheerder van het vervoersnet (ing. decr. 14 juli 2023, art. 5, I: 4 september 2023)] (... - ...)

Artikel 4.1.8/7. (04/09/2023- 31/12/2024)

De transmissienetbeheerder en de beheerder van het vervoersnet verrichten de activiteiten die behoren tot de gewestelijke bevoegdheden, vermeld in dit decreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten.

De transmissienetbeheerder kan andere activiteiten dan die, vermeld in het eerste lid, die behoren tot de gewestelijke bevoegdheden, verrichten voor zover die nodig zijn om aan zijn voormelde verplichtingen en zijn verplichtingen krachtens verordening (EU) 2019/943 te voldoen en als de VREG de noodzaak van een dergelijke afwijking heeft beoordeeld.
 
De beheerder van het vervoersnet kan andere activiteiten dan die, vermeld in het eerste lid, die behoren tot de gewestelijke bevoegdheden, verrichten voor zover die activiteiten nodig zijn om aan zijn voormelde verplichtingen te voldoen en als de VREG de noodzaak van een dergelijke afwijking heeft beoordeeld.

De Vlaamse Regering bepaalt op basis van de beoordeling door de VREG, vermeld in het tweede en derde lid, welke activiteiten als vermeld in het tweede en derde lid de transmissienetbeheerder en de beheerder van het vervoersnet kunnen uitvoeren.

Afdeling IV. Vertrouwelijkheid en non-discriminatieverplichtingen, opgelegd aan de netbeheerder en diens werkmaatschappij (... - ...)

Artikel 4.1.9. (07/06/2021- ...)

De netbeheerder en zijn werkmaatschappij onthouden zich van elke vorm van discriminatie tussen producenten, aardgasinvoerders, evenwichtsverantwoordelijken, bevrachters, leveranciers, tussenpersonen, aanbieders van energiediensten met inbegrip van aggregatoren, deelnemers aan flexibiliteit, dienstverleners van flexibiliteit, aanvragers van flexibiliteit, afnemers en categorieën van afnemers.

Artikel 4.1.10. (26/08/2011- ...)

De netbeheerder en zijn werkmaatschappij eerbiedigen de vertrouwelijkheid van alle persoonlijke en commerciële gegevens die ze bij de uitoefening van hun taken verwerven.

De netbeheerder en zijn werkmaatschappij nemen de nodige maatregelen om de toegang tot die gegevens en de verwerking van die gegevens te beperken tot de leden van het orgaan dat belast is met de dagelijkse leiding van de netbeheerder of zijn werkmaatschappij, en de personeelsleden die die gegevens nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

De netbeheerder en zijn werkmaatschappij voorkomen ook dat informatie over hun eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.

Artikel 4.1.11. (01/01/2011- ...)

De personeelsleden en bestuurders van de netbeheerder en zijn werkmaatschappij zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hun ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de netbeheerder of zijn werkmaatschappij aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen, zonder afbreuk te doen aan de informatieverplichtingen die uitdrukkelijk door dit decreet of de bijbehorende uitvoeringsbesluiten, met inbegrip van de technische reglementen, zijn bepaald en toegestaan.

[Afdeling IV/1. Vergoedingsplichten van de netbeheerder (ing. decr. 20 december 2013, art. 3, I: 1 januari 2015)] (... - ...)

[Onderafdeling I. Schadevergoeding bij storing (ing. decr. 20 december 2013, art. 4, I: 1 januari 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.11/1. (01/01/2015- ...)

De netbeheerder is de netgebruiker die aangesloten is op zijn net in overeenstemming met de wettelijke bepalingen vergoeding verschuldigd van de schade die de netgebruiker leed als gevolg van een storing, behoudens andersluidende contractuele bepalingen.

De vergoeding kan echter niet meer bedragen dan 2.000.000 euro per incident, voor het geheel van de schadegevallen. Als het totale bedrag van de schadevergoedingen dat maximumbedrag overschrijdt, is de schadevergoeding die verschuldigd is aan elke netgebruiker naar evenredigheid beperkt. Dit maximumbedrag geldt niet voor schade aan personen.

De netbeheerder wordt in overeenstemming met de wettelijke bepalingen in de rechten van de netgebruiker gesteld ten opzichte van de veroorzaker van de storing, voor de door hem betaalde vergoeding met toepassing van dit artikel.

[Onderafdeling II. Gemeenschappelijke bepalingen voor onderafdelingen III tot en met V (ing. decr. 20 december 2013, art. 6, I: 1 januari 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.11/2. (01/01/2015- ...)

De bepalingen van onderafdeling III tot en met V gelden behoudens andersluidende contractuele bepalingen.

De bepalingen van onderafdeling III tot en met V sluiten de toepassing van andere wettelijke bepalingen niet uit. De gezamenlijke toepassing van verschillende aansprakelijkheidsgronden kan nooit leiden tot een hogere vergoeding dan de integrale herstelling van de geleden schade. De vergoeding is beperkt tot 2.000.000 euro per incident, voor het geheel van de schadegevallen. Als het totale bedrag van de schadevergoedingen dat maximumbedrag overschrijdt, is de schadevergoeding die verschuldigd is aan elke netgebruiker naar evenredigheid beperkt. Dit maximumbedrag geldt niet voor schade aan personen.

De bedragen, vermeld in artikel 4.1.11/3 tot en met 4.1.11/5, worden vanaf 1 januari 2015 jaarlijks van rechtswege geïndexeerd door vermenigvuldiging met het gezondheidsindexcijfer voor de maand juni van het jaar n-1 en die te delen door het gezondheidsindexcijfer voor de maand juni 2013.

Onder gezondheidsindexcijfers als vermeld in het tweede lid, wordt verstaan : het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.

[Onderafdeling III. Forfaitaire vergoeding bij laattijdige aansluiting (ing. decr. 20 decmeber 2013, art. 8, I: 1 januari 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.11/3. (01/04/2023- 31/12/2024)

De distributienetbeheerder is de aanvrager van een aansluiting op zijn net een vergoeding verschuldigd per dag overschrijding van de aansluitingstermijn die voorgeschreven is door de technische reglementen of die in onderling overleg werd afgesproken, behalve als hij kan bewijzen dat hij de laattijdigheid van de aansluiting niet heeft kunnen beletten.

De dagvergoeding bedraagt:
1° 25 euro in geval van een laattijdige eenvoudige aansluiting of een laattijdige tijdelijke aansluiting van een wooneenheid;
2° 50 euro in geval van elke andere laattijdige eenvoudige aansluiting of elke andere laattijdige tijdelijke aansluiting dan de laattijdige eenvoudige aansluiting of laattijdige tijdelijke aansluiting, vermeld in punt 1°;
3° 100 euro in geval van een laattijdige aansluiting met detailstudie.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de voorwaarden en de procedure tot indiening van de aanvraag van de vergoeding.

[Onderafdeling IV. Forfaitaire vergoeding bij laattijdige heraansluiting (ing. decr. 20 december 2013, art. 10, I: 1 januari 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.11/4. (01/01/2015- 31/12/2024)

De distributienetbeheerder is een aanvrager van een heraansluiting op zijn net een vergoeding verschuldigd per dag vertraging van de realisatie van de heraansluiting van die netgebruiker op zijn net, behalve als hij kan bewijzen dat hij de laattijdigheid van de heraansluiting niet heeft kunnen beletten.

De vergoeding bedraagt 75 euro.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de voorwaarden en de procedure tot indiening van de aanvraag van de vergoeding.

[Onderafdeling V. Forfaitaire vergoeding bij langdurige stroomonderbreking (ing. decr. 20 december 2013, art. 12, I: 1 januari 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.11/5. (01/04/2023- 31/12/2024)

§ 1. De netbeheerder is de netgebruiker, aangesloten op het distributienet, een vergoeding verschuldigd in geval van een niet-geplande stroomonderbreking met technische oorzaak van minstens vier uur.

De vergoeding bedraagt 35 euro voor de netgebruiker gesitueerd in een wooneenheid, vermeerderd met 20 euro voor elke bijkomende periode van vier uur. Deze bedragen worden verdubbeld als de onderbreking plaatsvindt in de periode vermeld in artikel 6.1.2, § 1, derde lid.

In alle andere gevallen dan het geval, vermeld in het tweede lid, bedraagt de vergoeding 20% van het bedrag overeenkomstig de distributiekosten voor de maand die voorafgaat aan de maand waarin de onderbreking zich heeft voorgedaan, met een minimum van 35 euro. Dat bedrag wordt vermeerderd met de helft van het bedrag, met een minimum van 20 euro, voor elke bijkomende periode van vier uur.

§ 2. De vergoedingsplicht, vermeld in paragraaf 1, geldt niet in geval van een onderbreking als gevolg van een noodsituatie of overmacht, zoals omschreven in de technische reglementen.

§ 3. De netgebruiker dient de aanvraag voor de vergoeding in bij de distributienetbeheerder, op straffe van onontvankelijkheid binnen dertig kalenderdagen die volgen op de langdurige onderbreking. Binnen zestig kalenderdagen die volgen op de indiening van de aanvraag, wordt de vergoeding door de distributienetbeheerder betaald als de aanvraag gegrond is.

§ 4. De distributienetbeheerder wordt in de rechten van de netgebruiker gesteld ten opzichte van degene die het ontstaan of het aanhouden van de onderbreking veroorzaakte, voor de door hem betaalde vergoeding met toepassing van dit artikel.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de voorwaarden en de procedure tot indiening van de aanvraag van de vergoeding.

[Onderafdeling VI. Schadevergoeding bij inbreuk in verband met persoonsgegevens (ing. decr. 23 december 2022, art. 9, I: 1 april 2023)] (... - ...)

Artikel 4.1.11/6. (21/06/2019- ...)

Onverminderd de toepassing van artikel 82 van de algemene verordening gegevensbescherming is de netbeheerder aan de betrokkene vergoeding verschuldigd van de schade die de betrokkene lijdt als gevolg van een inbreuk in verband met de persoonsgegevens die de netbeheerder beheert, valideert en bewaart. De betrokkene dient hiervoor enkel de schade en het oorzakelijk verband tussen de inbreuk en de schade te bewijzen.

De netbeheerder wordt in de rechten van de betrokkene gesteld ten opzichte van de veroorzaker van de inbreuk, voor de vergoeding die hij heeft betaald met toepassing van dit artikel.

[Onderafdeling VII. Forfaitaire vergoeding bij laattijdige plaatsing van een digitale meter (ing. decr. decr. 23 december 2022, art. 10, I: 1 april 2023)] (... - ...)

Artikel 4.1.11/7. (17/12/2023- ...)

De distributienetbeheerder is aan de netgebruiker die, conform artikel 4.1.22/2, eerste lid, 7°, om de plaatsing van een digitale meter heeft verzocht, een vergoeding verschuldigd van 100 euro bij overschrijding van de termijn, vastgesteld door de Vlaamse Regering, conform artikel 4.1.22/2, vierde lid, voor het plaatsen van de digitale meter.

Afdeling IV/2. Veiligheid van het aardgasdistributienet, elektriciteitsdistributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit (01/01/2026 - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 4.1.11.8

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2026- ...)

De Vlaamse Regering stelt, op gezamenlijk voorstel van aardgasdistributienetbeheerders, een veiligheidscode vast. De voormelde veiligheidscode bepaalt de technische maatregelen die noodzakelijk zijn om de veiligheid van het aardgasdistributienet te garanderen. De voormelde veiligheidscode bevat minstens al de volgende elementen over het ontwerp, de aanleg, de exploitatie en de ingebruikstelling van alle installaties voor aardgasdistributie in het Vlaamse Gewest en in het kader van de uitvoering van werken door derden aan of in de nabije omgeving van installaties voor aardgasdistributie:
1°    de technische kenmerken van het aardgasdistributienet met onder meer de toegepaste netdrukken;
2°    de kenmerken van het gedistribueerde aardgas;
3°    de ingravingsdiepte en de toegankelijkheid van de aardgasdistributieleidingen; 4°    de bescherming tegen corrosie;
5°    de gebruikte materialen en componenten;
6°    de aanleg, de controle en het beproeven van aardgasdistributieleidingen;
7°    de verplichtingen van derden voor, tijdens en na werken in de nabijheid van aardgasdistributie-installaties;
8°    de exploitatievoorwaarden en de controles van de aardgasdistributie-installaties; 9°    de tussenkomsten na gasreukmeldingen, incidenten of ongevallen;
10° de procedure in geval van opening van een gasmeter voor een netgebruiker.

De veiligheidscode, vermeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op installaties van gesloten distributienetten, privédistributienetten en directe leidingen.

Artikel 4.1.11.9

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(Datum te bepalen door Vlaamse Regering- ...)

De Vlaamse Regering stelt, op gezamenlijk voorstel van de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een veiligheidscode vast. De voormelde veiligheidscode bepaalt de technische maatregelen die noodzakelijk zijn om de veiligheid van het elektriciteitsdistributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit te garanderen. De voormelde veiligheidscode bevat minstens al de volgende elementen voor het ontwerp, de aanleg, de exploitatie en de ingebruikstelling van alle installaties van het elektriciteitsdistributienet of van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest en in het kader van de uitvoering van werken door derden aan of in de nabije omgeving van installaties van het elektriciteitsdistributienet of installaties van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit:
1°    de technische kenmerken van het elektriciteitsdistributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit met onder meer de toegepaste spanningsniveaus;
2°    de vrije hanghoogte, de ingravingsdiepte en de toegankelijkheid van de elektriciteitsleidingen;
3°    de bescherming tegen corrosie;
4°    de gebruikte materialen en componenten;
5°    de aanleg, de controle en het beproeven van elektriciteitsleidingen;
6° de verplichtingen van derden voor, tijdens en na werken in de nabijheid van installaties van het elektriciteitsdistributienet en installaties van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
7° de exploitatievoorwaarden en de controles van de installaties van het elektriciteitsdistributienet en installaties van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
8°   de tussenkomsten na incidenten of ongevallen;
9° de procedure in geval van opening van een elektriciteitsmeter voor een netgebruiker op het elektriciteitsdistributienet of bij een gebruiker van het plaatse- lijk vervoernet van elektriciteit.

De veiligheidscode, vermeld in het eerste lid, houdt rekening met de objectieve verschillen tussen het elektriciteitsdistributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit.

De veiligheidscode, vermeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op installaties van gesloten distributienetten, privédistributienetten en directe lijnen.

Afdeling V. Aansluiting op een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit (... - ...)

Artikel 4.1.12. (01/01/2011- ...)

Iedere netbeheerder maakt de geldende tarieven en voorwaarden bekend voor de aansluiting op zijn net.

Artikel 4.1.13. (01/07/2022- 31/12/2024)

§ 1. De aardgasdistributienetbeheerder mag voor de aansluiting van een aansluitbare wooneenheid of gebouw op het aardgasdistributienet in de gebieden in het geografische gebied waarvoor hij werd aangewezen, een maximale prijs aanrekenen van 250 euro als cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° de aardgasleiding langs de openbare weg waar de aansluitbare wooneenheid of het aansluitbare gebouw gelegen is, heeft voldoende capaciteit;
2° er is maximaal 20 meter afstand tussen de aardgasleiding en het toekomstige afnamepunt;
3° de gevraagde capaciteit van de aansluiting is lager dan of gelijk aan 10 m3(n) per uur;
4° de gevraagde leveringsdruk is gelijk aan 21 of 25 mbar;
5° de wooneenheid of het gebouw betreft geen nieuwbouw.

§ 2. Als de aardgasdistributienetbeheerder om technische of economische redenen toch beslist om een niet-aansluitbare wooneenheid of gebouw gelegen in een gebied bestemd voor bewoning via een onderboring aan te sluiten op een aardgasleiding aan de overkant van de straat, mag hij in het geografische gebied waarvoor hij werd aangewezen, voor de aansluiting een maximale prijs aanrekenen van 250 euro als cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
1° de aardgasleiding langs de openbare weg waar het niet-aansluitbare wooneenheid of het niet-aansluitbare gebouw gelegen is, heeft voldoende capaciteit;
2° er is maximaal 20 meter afstand tussen de aardgasleiding en het toekomstige afnamepunt;
3° de gevraagde capaciteit van de aansluiting is lager dan of gelijk aan 10 m3(n) per uur;
4° de gevraagde leveringsdruk is gelijk aan 21 of 25 mbar;
5° de wooneenheid of het gebouw betreft geen nieuwbouw.

Artikel 4.1.14. (24/12/2018- ...)

Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder is ertoe gehouden om elke afnemer die elektriciteit koopt voor eigen huishoudelijk gebruik en niet voor commerciële of professionele activiteiten overeenkomstig de regels van het toepasselijke technisch reglement aan te sluiten op het elektriciteitsdistributienet als de afnemer die elektriciteit koopt voor eigen huishoudelijk gebruik en niet voor commerciële of professionele activiteiten erom vraagt, op voorwaarde dat :
a) de aanvrager bij nieuwbouw een geldige omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen kan voorleggen;
b) een bestaande woning hoofdzakelijk vergund is of geacht wordt vergund te zijn.

Artikel 4.1.15. (05/06/2017- ...)

Elke aardgasdistributienetbeheerder is ertoe gehouden om elke afnemer die aardgas koopt voor eigen huishoudelijk gebruik en niet voor commerciële of professionele activiteiten overeenkomstig de regels van het toepasselijke technisch reglement aan te sluiten op het aardgasdistributienet als hij daartoe verzocht wordt, op voorwaarde dat :
a) de aanvrager bij nieuwbouw een geldige omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen kan voorleggen;
b) een bestaande wooneenheid of een bestaand gebouw hoofdzakelijk vergund is of geacht wordt vergund te zijn.

Artikel 4.1.16. (09/04/2022- 31/12/2024)

Onverminderd artikel 4.1.13 is voor de netuitbreiding of netversterking met het oog op de aansluiting van een wooneenheid of gebouw het rendabele deel van de kosten voor de aanleg op het openbaar domein en de gemeentewegen van de verbinding tussen de lagedrukleiding of de residentiële middendrukleiding, vermeld in artikel 1.1.3, 3°, c), enerzijds, en de wooneenheid of het gebouw, anderzijds, ten laste van de aardgasdistributienetbeheerder, behalve in de gevallen die door de Vlaamse Regering worden bepaald.

Voor de netuitbreiding of netversterking met het oog op de ontsluiting van een verkaveling is het rendabele deel van de kosten voor de aanleg op het openbaar domein en de gemeentewegen van de verbinding tussen de lagedrukleiding of de residentiële middendrukleiding, vermeld in artikel 1.1.3, 3°, c), enerzijds, en de verkaveling, anderzijds, ten laste van de aardgasdistributienetbeheerder, behalve in de gevallen die door de Vlaamse Regering worden bepaald.

De Vlaamse Regering houdt voor het vaststellen van de uitzonderingen, vermeld in het eerste en tweede lid, minstens rekening met de aanwezigheid van andere netten en de energieprestaties van de aan te sluiten gebouwen.

De aanvrager van de aansluiting of verkaveling draagt de overige kosten.

De VREG beslist, met toepassing van afdeling XII, over het rendabele deel van de kosten voor de aanleg op het openbaar domein en de gemeentewegen tussen het aardgasdistributienet en de wooneenheid, het gebouw of de verkaveling.

Artikel 4.1.16/1. (05/12/2020- 31/12/2024)

In afwijking van artikel 4.1.13, artikel 4.1.15 en artikel 4.1.16, kan elke aardgasdistributienetbeheerder bij nieuwe grote verkavelingen, grote groepswoningbouwprojecten of grote appartementsgebouwen, waarvan de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden of voor stedenbouwkundige handelingen vanaf 1 januari 2021 is aangevraagd, alleen nog voorzien in een aansluiting op het aardgasdistributienet in geval van collectieve verwarming via warmte-krachtkoppeling of in combinatie met een hernieuwbare-energiesysteem als hoofdverwarming.

Het eerste lid is eveneens van toepassing op grote verkavelingen, grote groepswoningbouwprojecten of grote appartementsgebouwen, waarbij het definitief vastgestelde projectbesluit overeenkomstig artikel 39 van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten geldt als omgevingsvergunning.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels over de grootte van de verkavelingen, de groepswoningbouwprojecten en de appartementsgebouwen die onder de verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, vallen, en over de hernieuwbare-energiesystemen die hiervoor in aanmerking komen.

Artikel 4.1.16/2. (08/07/2022- 31/12/2024)

In afwijking van artikel 4.1.13, 4.1.15, 4.1.16 en 4.1.16/1 voorzien aardgasdistributienetbeheerders voor residentiële gebouwen en niet-residentiële gebouwen waarvoor vanaf 1 januari 2025 een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangaande nieuwbouw worden aangevraagd niet meer in een aansluiting op het aardgasdistributienet.

Artikel 4.1.17. (26/08/2011- ...)

Iedere aardgasdistributienetbeheerder stelt jaarlijks op zijn website en in zijn klantenkantoren een indicatieve lijst ter beschikking van het publiek die per gemeente, de straten aangeeft waar de aardgasdistributienetbeheerder volgens zijn investeringsplan in de komende drie jaren aardgasleidingen zal aanleggen. Als de aardgasleiding niet in de volledige straat of aan beide kanten zal worden aangelegd, worden de huisnummers en de straatkant vermeld waarlangs de aardgasleiding zal worden aangelegd. De aardgasdistributienetbeheerder bezorgt die gegevens ook aan de betrokken gemeente.

[Afdeling V/1. Flexibiliteit en aggregatie (ing. decr. 2 april 2021, art. 24, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

[Onderafdeling I. Rechten en plichten van dienstverleners van flexibiliteit en aggregatoren (ing. decr. 2 april 2021, art. 25, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.1.17/1. (07/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die flexibiliteits- of aggregatiediensten aanbiedt aan de aanvrager van flexibiliteit, kan dienstverlener van flexibiliteit of aggregator worden en kan op niet-discriminerende wijze toetreden tot de elektriciteitsmarkt of de markt voor lokale congestie, om flexibiliteits- of aggregatiediensten te leveren, zonder toestemming van andere marktdeelnemers.

Het leveren van flexibiliteitsdiensten kan rechtstreeks plaatsvinden of er kan een beroep worden gedaan op een of meer deelnemers aan flexibiliteit.

Elke dienstverlener van flexibiliteit die geen beroep doet op deelnemers van flexibiliteit of andere dienstverleners van flexibiliteit, kan onafhankelijk van zijn elektriciteitsleveringscontract andere elektriciteitsdiensten dan levering, met inbegrip van flexibiliteitsdiensten, verkopen aan een elektriciteitsbedrijf van zijn keuze.

Iedere afnemer heeft het recht, zonder discriminatie ten aanzien van kosten, moeite en tijd, van dienstverlener van flexibiliteit of aggregator te veranderen.

§ 2. Elke dienstverlener van flexibiliteit en aggregator, vermeld in paragraaf 1, is financieel verantwoordelijk voor de onbalansen die hij in het elektriciteitsnet veroorzaakt. Hij draagt de evenwichtsverantwoordelijkheid van de activering van flexibiliteit of aggregatie, of belast een evenwichtsverantwoordelijke met die verantwoordelijkheid.

§ 3. Elke dienstverlener van flexibiliteit of aggregator, vermeld in paragraaf 1, sluit op basis van voorafgaandelijke commerciële onderhandelingen een overeenkomst met de deelnemer aan flexibiliteit als hij een beroep doet op een deelnemer van flexibiliteit.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de minimale elementen van een standaardovereenkomst die van toepassing is bij gebreke van akkoord over de commerciële modaliteiten, vermeld in het eerste lid, bepalen.

Elke dienstverlener van flexibiliteit of aggregator informeert de deelnemer aan flexibiliteit volledig over de contractuele voorwaarden van het flexibiliteits- of aggregatiecontract dat hem wordt aangeboden.

§ 4. Elke dienstverlener van flexibiliteit en aggregator, vermeld in paragraaf 1, sluit voorafgaand aan zijn toetreding tot de elektriciteitsmarkt of de markt voor lokale congestie om flexibiliteits- of aggregatiediensten te leveren, een overeenkomst met de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, respectievelijk voor de toegangspunten die onder het dekkingsgebied van deze netbeheerder vallen.

De Vlaamse Regering kan de minimale inhoud van de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, bepalen.

De betrokken netbeheerder meldt de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, aan de VREG als de dienstverlener van flexibiliteit of de aggregator een beroep doet op een of meer deelnemers aan flexibiliteit om flexibiliteitsdiensten aan te bieden. De VREG maakt vervolgens de lijst van de dienstverleners van flexibiliteit bekend op zijn website.

De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit maken de lijst van de dienstverleners van flexibiliteit die rechtstreeks flexibiliteit aanbieden aan de aanvrager van flexibiliteit, zonder een beroep te doen op een deelnemer aan flexibiliteit, bekend op hun website.

§ 5. Voor de bemiddeling en beslechting van geschillen tussen dienstverleners van flexibiliteit en aggregatoren enerzijds en andere marktdeelnemers anderzijds is de procedure, vermeld in artikel 3.1.4/3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.1.17/2. (07/06/2021- 31/12/2024)

Op eigen initiatief en na overleg, waaraan de elektriciteitsdistributienetbeheerders, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, de transmissienetbeheerder, de bevoegde federale overheidsinstantie, CREG en de relevante marktdeelnemers worden uitgenodigd om deel te nemen, kan de VREG in het technisch reglement distributie elektriciteit en het technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit niet-discriminerende en transparante regels vastleggen als de VREG de noodzaak ervan heeft geïdentificeerd, voor de financiële compensatie voor flexibiliteit met energieoverdracht via een dienstverlener van flexibiliteit in functie van het beheer van lokale congestie, vermeld in artikel 4.1.17/4, of in functie van het leveren van een ondersteunende dienst aan de elek- triciteitsdistributienetbeheerders of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, vermeld in artikel 4.1.17/6.

De regels, vermeld in het eerste lid, bevatten minstens:
1° een berekeningsmethode voor de financiële compensatie die de onafhankelijke dienstverlener van flexibiliteit betaald heeft aan die marktdeelnemers of aan de evenwichtsverantwoordelijken van die marktdeelnemers, vermeld in het eerste lid. Dit geldt ook voor de omgekeerde transactie;
2° details over hoe de elektriciteitsmarkt of de markt voor lokale congestie wordt opgevolgd en gemonitord.

De financiële compensatie, vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende vereisten:
1° ze creëert geen obstakel voor de markttoegang van de dienstverleners van flexibiliteit;
2° ze is ertoe beperkt de resulterende kosten te dekken voor de leveranciers van deelnemende afnemers en producenten of voor de evenwichtsverant- woordelijken van de leveranciers tijdens de activatie van flexibiliteit.

Marktdeelnemers kunnen vrijwillig en in onderling overleg afwijken van de berekeningsmethode, vermeld in het tweede lid, 1°, als ze dat melden aan de elektriciteitsdistributienetbeheerders of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit. De VREG kan dat proces evalueren.

[Onderafdeling II. Rechten en plichten van deelnemers aan flexibiliteit en aggregatie (ing. decr. 2 april 2021, art. 28, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.1.17/3. (07/06/2021- ...)

§ 1. Elke afnemer, producent, tussenpersoon, energiegemeenschap van burgers en hernieuwbare-energiegemeenschap kan deelnemer aan flexibiliteit of aggregatie worden.

Elke afnemer, producent, tussenpersoon, energiegemeenschap van burgers en hernieuwbare-energiegemeenschap kan op niet-discriminerende wijze tot de elektriciteitsmarkt of de markt voor lokale congestie toetreden, naast producenten.

§ 2. De deelnemer aan flexibiliteit of aggregatie kan onafhankelijk van zijn elektriciteitsleveringscontract andere elektriciteitsdiensten dan levering, met inbegrip van flexibiliteitsdiensten en aggregatie, kopen bij een elektriciteitsbedrijf van zijn keuze.

De deelnemer aan flexibiliteit of aggregatie kan onafhankelijk van zijn elektriciteitsleveringscontract deelnemen aan andere elektriciteitsdiensten dan levering, met inbegrip van deelname aan aggregatie en flexibiliteitsdiensten.

§ 3. Elke afnemer of producent kan zijn dienstverlener van flexibiliteit of aggregator vrij kiezen of veranderen, onafhankelijk van zijn elektriciteitsleverancier.

Elke afnemer of producent kan deelnemen aan flexibiliteit of aan aggregatiediensten zonder toestemming van een ander elektriciteitsbedrijf waarop hij een beroep doet.

§ 4. Afnemers en tussenpersonen mogen door hun leverancier niet worden onderworpen aan discriminerende technische en administratieve voorschriften, procedures of kosten omdat ze een contract hebben met een dienstverlener van flexibiliteit of aggregator.

Afnemers die een contract hebben met een onafhankelijke dienstverlener van flexibiliteit mogen door hun leverancier niet onderworpen worden aan buitensporige betalingen, sancties of andere buitensporige contractuele beperkingen.

[Onderafdeling III. De aankoop van flexibiliteitsdiensten en ondersteunende diensten door de netbeheerder (ing. decr. 2 april 2021, art. 30, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.1.17/4. (07/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit bepalen de specificaties voor de aankoop van flexibiliteitsdiensten, voor het beheer van lokale congestie binnen hun dekkingsgebied of voor redispatching waarvoor de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit de aanvrager van flexibiliteit is, in de vorm van producten die gevaloriseerd worden, en, als dat van toepassing is, gestandaardiseerde marktproducten voor die diensten, na een transparant en participatief overleg met de transmissienetbeheerder en alle relevante marktdeelnemers. Die specificaties worden, na dit overleg, ter goedkeuring voorgelegd aan de VREG.

De specificaties, vermeld in het eerste lid, waarborgen een effectieve en niet-discriminerende deelname van alle marktdeelnemers, inclusief marktdeelnemers die energie uit hernieuwbare bronnen aanbieden, marktdeelnemers die aan vraagrespons of flexibiliteit doen, exploitanten van elektriciteitsopslagfaciliteiten en marktdeelnemers die aan aggregatie doen.

De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit wisselen alle noodzakelijke informatie uit met alle relevante marktdeelnemers en werken met de transmissienetbeheerder samen voor de volgende doeleinden:
1° zorgen voor een optimaal gebruik van hulpbronnen;
2° het veilige en efficiënte beheer van het net waarborgen;
3° de marktontwikkeling bevorderen.

§ 2. Als de aankoop van flexibiliteitsdiensten de noodzaak tot uitbreiding of vervanging van elektriciteitsnetcapaciteit op kostenefficiënte wijze verlicht en het efficiente en veilige beheer van het elektriciteitsdistributienet ondersteunt, ontvangen de elektriciteitsdistributienetbeheerders een passende vergoeding voor de aankoop van dergelijke diensten, zodat ze ten minste hun overeenkomstige redelijke kosten kunnen terugverdienen, zoals de noodzakelijke uitgaven voor informatie en communicatietechnologie en infrastructuurkosten.

Artikel 4.1.17/5. (08/01/2023- 31/12/2024)

§ 1. In afwijking van artikel 4.1.17/4 kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit onder buitengewone omstandigheden de netgebruikers en de gebruikers die aangesloten zijn op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit verplichten om deel te nemen aan flexibiliteit. Deze situatie wordt gereserveerde technische flexibiliteit genoemd.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, op welke categorieën van netgebruikers en gebruikers die aangesloten zijn op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, het eerste lid van toepassing is.

Onder buitengewone omstandigheden als vermeld in het eerste lid, worden omstandigheden verstaan die geen onvoorziene uitzonderlijke netuitbatingsomstandigheden als vermeld in paragraaf 2 zijn en waarbij een redelijke en kosteneffectieve netinvestering niet mogelijk is in combinatie met een van de volgende situaties:
1° de aankoop van flexibiliteit is economisch niet efficiënt;
2° de aankoop van flexibiliteit leidt tot ernstige marktverstoringen;
3° de aankoop van flexibiliteit leidt tot meer lokale congestie binnen het dekkingsgebied van de netbeheerder.

De toepassing van gereserveerde technische flexibiliteit door de distributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit moet blijken uit de toepassing van de transparante, niet-discriminerende en eenduidige methodologie en de regels over buitengewone omstandigheden, vermeld in het eerste lid. Die regels worden opgenomen in het technisch reglement distributie elektriciteit en het technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit.

De elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit informeert de netgebruikers en de gebruikers die aangesloten zijn op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit als gereserveerde technische flexibiliteit wordt toegepast tijdig over de mogelijke impact op hun toegang tot het net. De VREG vermeldt in het technisch reglement distributie elektriciteit en het technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit de procedure om de betrokkenen te informeren.

§ 2. In geval van onvoorziene uitzonderlijke netuitbatingsomstandigheden en als alle commerciële middelen uitgeput zijn, tenzij de aankoop ervan economisch niet efficiënt is, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet de modulatie van productie-installaties en elektriciteitsopslagfaciliteiten verplichten. Deze situatie wordt niet-gereserveerde technische flexibiliteit genoemd.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, op welke productie-installaties en elektriciteitsopslagfaciliteiten het eerste lid van toepassing is.

De nadere regels over de onvoorziene uitzonderlijke netuitbatingsomstandigheden en de economische efficiëntie en de uitputting van de commerciële middelen, vermeld in het eerste lid, worden opgenomen in het technisch reglement distributie elektriciteit en het technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit.

§ 3. In geval van gereserveerde technische flexibiliteit ontvangen de netgebruiker en de gebruiker die op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit aangesloten zijn, ten behoeve van de netbeheerder een kostenreflectieve en transparante compensatie.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de berekeningswijzen voor de compensatie, vermeld in het eerste lid.

In geval van niet-gereserveerde technische flexibiliteit kunnen de netgebruiker en de gebruiker die aangesloten zijn op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, ten behoeve van de elektriciteitsdistributienetbeheerders of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit een kostenreflectieve en transparante compensatie ontvangen.

De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de situaties waarin een compensatie wordt verleend en de berekeningswijzen voor de compensatie, vermeld in het derde lid.

§ 4. De elektriciteitsdistributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit maken jaarlijks een rapport op over de situaties waarbij gereserveerde en niet-gereserveerde technische flexibiliteit worden toegepast en geactiveerd, en bezorgen dat aan de VREG. Dat rapport bevat minstens:
1° een overzicht van de situaties waarbij gereserveerde en niet-gereserveerde technische flexibiliteit zijn toegepast en geactiveerd;
2° de redenen, de volumes, uitgedrukt in MWh, en het type van aansluiting en productie waarbij gereserveerde en niet-gereserveerde technische flexibiliteit zijn toegepast en geactiveerd;
3° een overzicht van het totaal aan toegekende compensaties en de toegekende compensaties per situatie waarbij gereserveerde en niet-gereserveerde technische flexibiliteit zijn toegepast en geactiveerd;
4° de maatregelen die genomen zijn om de behoefte aan gereserveerde en niet-gereserveerde technische flexibiliteit te verminderen, inclusief investeringen in de digitalisering van de netinfrastructuur.

De VREG evalueert op basis van dat rapport of de situaties waarbij gereserveerde en niet-gereserveerde technische flexibiliteit worden toegepast, voldoen aan de voorwaarden waaronder gereserveerde en niet-gereserveerde technische flexibiliteit kunnen worden toegepast. De VREG kan daarvoor alle bijkomende en nodige gegevens opvragen bij de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit om die evaluatie te kunnen maken. De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit bezorgen die gegevens aan de VREG binnen een redelijke termijn.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen omtrent de procedure en de timing van de rapportering door de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet en de frequentie van deze rapportering.

Artikel 4.1.17/6. (07/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit zijn verantwoordelijk voor de aankoop van producten en diensten, namelijk voor de aankoop van energie voor het dekken van netverliezen en niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten, die nodig zijn voor een efficiënt, betrouwbaar en veilig beheer van het elektriciteitsdistributienet en plaatselijk vervoernet van elektriciteit, en stellen daarvoor de transparante, objectieve en niet-discriminerende regels op, in een transparant en participatief overleg met de transmissienetbeheerder en alle relevante marktdeelnemers. Die regels worden, na het voormelde overleg, ter goedkeuring voorgelegd aan de VREG.

De VREG stelt de voorwaarden, met inbegrip van de regels en voor de elektriciteitsdistributienetbeheerders ook de vergoedingen, voor het verstrekken van producten en diensten als vermeld in het eerste lid, aan elektriciteitsdistributie-netbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit vast op een niet-discriminerende en kostenreflectieve wijze. Voor de hoogte van de vergoeding gebeurt dat jaarlijks. Die voorwaarden worden bekendgemaakt op de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit.

§ 2. Bij het verrichten van de taken, vermeld in paragraaf 1, kopen de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten aan die nodig zijn voor hun net, volgens transparante, niet-discriminerende en marktgerichte procedures, tenzij de VREG van oordeel is dat de marktgebaseerde verlening van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten economisch niet efficiënt is en een afwijking heeft toegestaan. De VREG werkt de nadere regels in verband met die afwijking uit in het technisch reglement distributie elektriciteit en het technisch reglement plaatselijk vervoer van elektriciteit.

De verplichting om niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten in te kopen, is niet van toepassing op volledig geïntegreerde netwerkcomponenten. De VREG bepaalt in de technische reglementen waarvoor die vrijstelling niet geldt.

Bij de aankoop van de diensten, vermeld in het eerste lid, wordt de effectieve deelname gewaarborgd van alle marktdeelnemers, waaronder marktdeelnemers die energie uit hernieuwbare bronnen aanbieden, marktdeelnemers die aan vraagrespons en flexibiliteit doen, exploitanten van elektriciteitsopslagfaciliteiten, dienstverleners van flexibiliteit en marktdeelnemers die aan aggregatie doen.

De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit behandelen de dienstverleners van flexibiliteit en marktdeelnemers die aan aggregatie van vraagrespons doen, met inachtneming van hun technische mogelijkheden, niet-discriminerend ten opzichte van producenten bij het verrichten van de taken, vermeld in paragraaf 1.

Artikel 4.1.17/7. (07/06/2021- 31/12/2024)

De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit stellen jaarlijks een rapport op over het vermogen, de opslagcapaciteit en het type van de elektriciteitsopslagfaciliteiten die aan het elektriciteitsdistributienet en aan het plaatselijk vervoernet van elektriciteit gekoppeld worden.

Het rapport wordt bekendgemaakt op de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en ter informatie aan de VREG en de minister bezorgd.

De Vlaamse Regering bepaalt de timing voor de publicatie en het indienen van het rapport.

[Onderafdeling IV. Flexibiliteits- en aggregatiegegevens (ing. decr. 2 april 2021, art. 35, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.1.17/8. (07/06/2021- ...)

Elke afnemer behoudt de zeggenschap over zijn gegevens die verbonden zijn aan flexibiliteit of aggregatie die wordt toegepast op de elektriciteitsmarkt of de markt voor lokale congestie.

Elke afnemer kan aan de dienstverlener van flexibiliteit of aan de aggregator van zijn keuze op expliciete en geïnformeerde wijze toestemming verlenen om toegang te krijgen tot de gegevens die nodig zijn om zijn activiteit als dienstverlener van flexibiliteit of aggregator als vermeld in artikel 4.1.17/1, § 1, uit te oefenen.

Elke afnemer kan bij de aggregator of dienstverlener van flexibiliteit, vermeld in artikel 4.1.17/1, § 1, met wie hij een contract heeft gesloten, minstens een keer per factureringsperiode kosteloos alle relevante flexibiliteitsgegevens of gegevens over de verkochte elektriciteit vragen. De voormelde aggregator of dienstverlener van flexibiliteit bezorgt die gegevens zonder discriminatie ten aanzien van kosten, moeite of tijd. De voormelde dienstverlener van flexibiliteit of aggregator brengt de afnemer met wie hij een contract heeft, op de hoogte van dat recht.

Marktdeelnemers die aan aggregatie doen of flexibiliteitsdiensten aanbieden, en andere elektriciteitsbedrijven waarborgen de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die ze onderling uitwisselen en behandelen elke partij op niet-discriminerende wijze bij de uitwisseling van de gegevens.

Afdeling VI. Toegang tot een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit (... - ...)

Artikel 4.1.18. (08/01/2023- 31/12/2024)

§ 1. Afnemers en producenten hebben recht op toegang tot een distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit voor respectievelijk de afname en injectie van elektriciteit of aardgas.

De technische reglementen bepalen wie door de toegangsgerechtigden, bedoeld in het voorgaande lid, als toegangshouder op een toegangspunt aangeduid kan worden. Op elk toegangspunt kan zowel voor de afname als voor de injectie telkens slechts één toegangshouder worden aangeduid.

§ 2. Iedere netbeheerder maakt de geldende tarieven en voorwaarden bekend waartegen de toegangshouder toegang tot het distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit kan verkrijgen.

Een netbeheerder kan de toegang tot zijn net alleen weigeren, beëindigen of opschorten in één of meer van onderstaande gevallen :
1° zijn net beschikt niet over voldoende capaciteit om het vervoer te verzekeren;
2° de veilige en betrouwbare werking van zijn net komt in het gedrang;
3° ...

Een netbeheerder kan de toegang tot zijn net voor een toegangshouder bovendien weigeren of beëindigen indien de aanvrager van de toegang tot het net niet voldoet of de toegangshouder niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de toegang tot zijn net, vastgelegd in of krachtens de technische reglementen, vermeld in artikel 4.2.1.

§ 3. Bij een weigering, beëindiging of opschorting van de toegang tot zijn net stuurt de netbeheerder aan de aanvrager van de toegang tot zijn net of aan de toegangshouder een schriftelijke en gemotiveerde verklaring.

De netbeheerder kan de toegang tot zijn net alleen opschorten of beëindigen na voorafgaande toestemming door de VREG, tenzij in één van de volgende gevallen :
1° bij overmacht of een noodsituatie, zoals omschreven in het van toepassing zijnde technisch reglement;
2° ...;
3° de netbeheerder oordeelt dat er een ernstig risico bestaat voor de veiligheid van personen of materieel;
4° voor een individueel toegangspunt, het aansluitingsvermogen op aanzienlijke wijze overschreden wordt.

§ 3/1. De netbeheerder is verplicht om een bemiddeling op te starten bij de VREG indien hij in het geval, vermeld in paragraaf 2, derde lid, de toegang tot het net wil weigeren of beëindigen, behoudens in de gevallen waar geen voorafgaande toestemming door de VREG is vereist.

§ 4. Tegen een weigering, opschorting of beëindiging van toegang tot het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit kan overeenkomstig artikel 3.1.4/3, zonder voorafgaande bemiddeling, een geschillenbeslechtingsprocedure gevoerd worden bij de VREG. De Vlaamse Regering stelt de beroepsprocedure vast, na advies van de VREG. Als de VREG, bij de behandeling van het beroep, van mening is dat de weigering, opschorting of beëindiging van de toegang onterecht was, geeft de netbeheerder de betrokken persoon alsnog of opnieuw toegang tot zijn net.

Artikel 4.1.18/1. (07/06/2021- 31/12/2024)

De elektriciteitsdistributienetbeheerders werken samen met de transmissienetbeheerder voor de effectieve deelname van marktdeelnemers op de detailhandels-, groothandels- en balanceringsmarkten die aan hun net zijn verbonden. Conform artikel 57 van verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit en artikel 182 van verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen wordt met de transmissienetbeheerder in kwestie overeenstemming bereikt over de levering van balanceringsdiensten die voortvloeien uit bronnen in het elektriciteitsdistributienet en plaatselijk vervoernet van elektriciteit.

De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit stellen technische specificaties op voor de deelname aan de markten, vermeld in het eerste lid, op basis van de technische kenmerken van die markten en de mogelijkheden van alle marktdeelnemers. Die specificaties worden opgesteld in nauwe samenwerking met alle marktdeelnemers die aangesloten zijn op het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, of met de marktdeelnemers die een beroep doen op deelnemers aan flexibiliteit die aangesloten zijn op het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, en ook met de transmissienetbeheerder. Die specificaties worden ter goedkeuring voorgelegd aan de VREG.

Artikel 4.1.18/2. (17/12/2023- ...)

Teneinde de veilige en betrouwbare werking van het net te garanderen, dienen installateurs van hernieuwbare energiesystemen en installateurs van elektriciteitsopslagfaciliteiten maandelijks aan elke netbeheerder in wiens gebied ze gedurende de voorgaande maand werken hebben uitgevoerd een lijst met hernieuwbare energie-installaties voor elektriciteitsproductie en elektriciteitsopslagfaciliteiten die door hen werden geïnstalleerd over te maken. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de vorm en de inhoud van deze meldingen.

Afdeling VII. Investeringsplannen (... - ...)

Artikel 4.1.19. (13/06/2024- 31/12/2024)

§ 1. De ontwikkeling van het distributienet en plaatselijk vervoernet van elektriciteit wordt gebaseerd op een transparant investeringsplan dat tweejaarlijks door de distributienetbeheerder en tweejaarlijks door de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit bij de VREG wordt ingediend, telkens voor het net dat hij beheert.

Het investeringsplan van de elektriciteitsdistributienetbeheerders bevat al de volgende elementen:
1° een gedetailleerde raming van de capaciteitsbehoeften van het net in kwestie en de toekomstverwachtingen in verband met decentrale productie voor een periode van drie en tien jaar, met aanduiding van de onderliggende hypothesen;
2° een investeringsprogramma voor vernieuwing en uitbreiding van het net dat de elektriciteitsdistributienetbeheerders uitvoeren om aan de behoeften te voldoen. Het investeringsprogramma bevat al de volgende elementen:
a) de concreet geplande investeringen voor een periode van drie jaar en de geplande investeringen voor de langetermijnontwikkeling van het net voor een periode van tien jaar;
b) de belangrijkste infrastructuur die vereist is voor de aansluiting van nieuwe productiecapaciteit en nieuwe belasting, inclusief oplaadpunten voor elektrische voertuigen en snellaadinfrastructuur;
c) voorspellingen van de langetermijntrends, onder meer inzake de potentiële bijdrage van elektrische voertuigen en, specifiek, slim en bidirectioneel laden aan de flexibiliteit van het energiesysteem;
3° een transparante kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de flexibiliteitsdiensten of andere hulpbronnen, inclusief de onderliggende parameters, de assumpties en de locaties waar die diensten vereist zijn, waarvoor de elektriciteitsdistributienetbeheerders zelf aanvrager van flexibiliteit zijn, in de vorm van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten en het beheer van lokale congestie binnen hun dekkingsgebied die voor een periode van drie jaar enerzijds en voor een periode van tien jaar anderzijds vereist zijn;
4° een transparante beschrijving van de toepassing van de methodologie, vermeld in artikel 4.2.1, § 2, 14°, waarmee een afweging wordt gemaakt tussen de aankoop van flexibiliteitsdiensten, in functie van het beheer van lokale congestie binnen hun eigen dekkingsgebied, en van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten en een netinvestering;
5° het resultaat van de afweging, vermeld in punt 4° ;
6° een overzicht van en toelichting bij de investeringen die in de afgelopen twee jaar uitgevoerd zijn;
7° de volumerapportering van activaties van flexibiliteitsdiensten op het elektriciteitsdistributienet in de afgelopen twee jaar die voorafgaan aan de indiening van het investeringsplan;
8° de ontwikkeling van diensten en maatregelen die het gebruik van flexibiliteit op het elektriciteitsdistributienet verhogen.

Het investeringsplan van de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit bevat al de volgende elementen:
1° een gedetailleerde raming van de capaciteitsbehoeften van het net in kwestie en de toekomstverwachtingen in verband met decentrale productie voor een periode van drie en tien jaar, met vermelding van de onderliggende hypothesen;
2° een investeringsprogramma voor vernieuwing en uitbreiding van het net dat de beheerder van het plaatselijk vervoernet uitvoert om aan de behoeften te voldoen. Het investeringsprogramma bevat al de volgende elementen:
a)    de concreet geplande investeringen voor een periode van drie jaar en de geplande investeringen voor de langetermijnontwikkeling van het net voor een periode van tien jaar;
b)    de belangrijkste infrastructuur die vereist is voor de aansluiting van nieuwe productiecapaciteit en nieuwe belasting, inclusief batterijopslag en snellaadinfrastructuur;
c)    voorspellingen van de langetermijntrends, onder meer inzake de potentiële bijdrage van elektrische voertuigen en, specifiek, slim en bidirectioneel laden aan de flexibiliteit van het energiesysteem;
3° een transparante kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de flexibiliteitsdiensten of andere hulpbronnen, inclusief de onderliggende para- meters, de assumpties en de locaties waar die diensten vereist zijn, waarvoor de beheerder van het plaatselijk vervoernet zelf aanvrager van flexibiliteit is, in de vorm van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten en het beheer van lokale congestie binnen zijn dekkingsgebied die voor een periode van drie jaar enerzijds en voor een periode van tien jaar anderzijds vereist zijn;
4° een transparante beschrijving van de toepassing van de methodologie, vermeld in artikel 4.2.1, §2, 14°, waarmee een afweging wordt gemaakt tussen de aankoop van flexibiliteitsdiensten, in functie van het beheer van lokale congestie binnen het eigen dekkingsgebied, en van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten en een netinvestering;
5° het resultaat van de afweging, vermeld in punt 4°;
6° een overzicht van en toelichting bij de investeringen die in de afgelopen twee jaar uitgevoerd zijn;
7° de volumerapportering van activaties van flexibiliteitsdiensten op het plaatselijk vervoernet en op het distributienet door congestie op het plaatselijk vervoernet in de afgelopen twee jaar die voorafgaan aan de indiening van het investeringsplan;
8° de ontwikkeling van diensten en maatregelen die het gebruik van flexibiliteit op het plaatselijk vervoernet verhogen.

Het investeringsplan van de aardgasdistributienetbeheerders bevat de volgende elementen:
1° een gedetailleerde raming van de capaciteitsbehoeften van het net in kwestie en de toekomstverwachtingen in verband met decentrale productie voor een periode van drie en tien jaar, met aanduiding van de onderliggende hypothesen;
2° de concreet geplande investeringen voor een periode van drie jaar en de geplande investeringen voor de langetermijnontwikkeling van het net voor een periode van tien jaar, waarin rekening wordt gehouden met de langetermijnevoluties;
3° ...;
4° ...;
5° een overzicht van en toelichting bij de investeringen die in de afgelopen twee jaar uitgevoerd zijn;
6° het aantal aangesloten en het aantal aansluitbare wooneenheden en gebouwen op 1 januari van het jaar in kwestie.

Het technisch reglement kan nader bepalen welke bijkomende informatie kan worden opgevraagd en op welke wijze de informatie ter beschikking wordt gesteld.

§ 2. De distributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit consulteren alle relevante netgebruikers, de relevante gebruikers van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de transmissienetbeheerder over het investeringsplan, vermeld in paragraaf 1.

De distributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit bezorgen de resultaten van de publieke consultatie, vermeld in het eerste lid, samen met het investeringsplan, vermeld in paragraaf 1, aan de VREG.

§ 3. Het investeringsplan, vermeld in paragraaf 1, wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de VREG.

De VREG maakt zijn beslissing binnen negentig dagen na de dag waarop hij het investeringsplan heeft ontvangen bekend of vraagt binnen dezelfde termijn bijkomende inlichtingen aan de netbeheerder. Als de VREG aan de netbeheerder bijkomende inlichtingen vraagt, wordt de termijn om een beslissing te nemen met dertig dagen verlengd, vanaf de dag nadat de bijkomende inlichtingen werden gevraagd.

De VREG kan, na overleg, de netbeheerder verplichten om het investeringsplan binnen een redelijke termijn aan te passen.

Het goedgekeurde investeringsplan wordt op de website van de netbeheerder bekendgemaakt.

§ 4. Het opstellen en indienen van een investeringsplan is niet vereist voor de distributienetbeheerder die kleinschalige netten voor de distributie van aardgas bedient op het grondgebied van de gemeente Baarle-Hertog dat volledig omgeven is door Nederlands grondgebied.

Artikel 4.1.19/1 (13/06/2024- ...)

§1. Met behoud van toepassing van artikel 4.1.19 wordt de ontwikkeling van het distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit gebaseerd op een transparant databeheersplan dat tweejaarlijks door de distributienet- beheerders en door de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit bij de VREG wordt ingediend, telkens voor het net dat hij beheert.

Het databeheersplan, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op:
1°    voor de distributienetbeheerders de taken, vermeld in artikel 4.1.8/2, eerste lid; 2°    voor de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit de taken,
vermeld in artikel 4.1.6, §3.

Het databeheersplan, vermeld in het eerste lid, omvat al de volgende elementen:
1° een gedetailleerde raming van de capaciteitsbehoeften van de systemen die ingezet worden ter ondersteuning van het netbeheer, de leveringsmarkt en flexibiliteit die gebaseerd is op de toekomstverwachtingen rond evoluties in deze behoeften, rekening houdend met evoluerende behoeften voor de opnamefrequentie en doorstuurfrequentie van de data, met vermelding van de onderliggende hypothesen;
2° een investeringsprogramma voor de aanpassing van de systemen dat de netbeheerder uitvoert om aan de behoeften te voldoen. Het investeringsprogramma bevat al de volgende elementen:
a)    de roadmap voor een periode van drie jaar en de geplande investeringen voor de langetermijnontwikkeling van de systemen voor het beheren van data voor een periode van tien jaar;
b)    een toelichting bij de verschillende systemen in de dataketting;
c)    voorspellingen van de langetermijntrends.

Het technisch reglement, vermeld in artikel 4.2.1, kan nader bepalen welke bijkomende informatie kan worden gevraagd aan de distributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en op welke wijze de informatie ter beschikking wordt gesteld.

§2. De netbeheerders consulteren alle relevante netgebruikers, de relevante gebruikers van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de transmissienetbeheerder over het databeheersplan, vermeld in paragraaf 1.

De netbeheerders bezorgen de resultaten van de publieke consultatie, vermeld in het eerste lid, samen met het databeheersplan, vermeld in paragraaf 1, aan de VREG.

§3. Het databeheersplan, vermeld in paragraaf 1, wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de VREG.

De VREG maakt zijn beslissing over het databeheersplan, vermeld in het eerste lid, binnen negentig dagen na de dag waarop hij het databeheersplan heeft ontvangen bekend of vraagt binnen die termijn bijkomende inlichtingen aan de netbeheerder. Als de VREG aan de netbeheerder bijkomende inlichtingen vraagt, wordt de voormelde termijn om een beslissing te nemen met dertig dagen ver- lengd, vanaf de dag nadat de bijkomende inlichtingen zijn gevraagd.

De VREG kan, na overleg, de netbeheerder verplichten om het databeheersplan binnen een redelijke termijn aan te passen.
 
Het goedgekeurde databeheersplan wordt op de website van de netbeheerder bekendgemaakt.

§4. In het jaar volgend op de goedkeuring van het databeheersplan, vermeld in paragraaf 1, bezorgen de distributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit een voortgangsrapport over de uitvoering van het databeheersplan en bezorgen dat aan de minister voor 1 oktober.

§5. De distributienetbeheerder die kleinschalige netten voor de distributie van aardgas bedient op het grondgebied van de gemeente Baarle-Hertog dat volledig omgeven is door Nederlands grondgebied, hoeft geen databeheersplan als vermeld in paragraaf 1, op te stellen en in te dienen.
 

Afdeling VIII. Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de netbeheerder (... - ...)

Artikel 4.1.20. (01/01/2011- 31/12/2024)

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan afnemers en aanvragers van een aansluiting op hun net.

Die openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over :
1° de informatieverlening en het eventueel voorafgaand overleg bij een onderbreking van de elektriciteits- en aardgastoevoer voor aanleg, onderhoud en herstelling van het net;
2° de karakteristieken van de geleverde elektrische spanning, aardgasdruk en aardgaskwaliteit op het toegangspunt;
3° de termijnen waarbinnen aanvragen voor nieuwe aansluitingen en aanpassingen van aansluitingen behandeld en uitgevoerd worden;
4° de termijnen waarbinnen klachten en vragen van afnemers behandeld worden;
5° de facturatie aan afnemers;
6° de informatieverlening aan afnemers en aanvragers van een aansluiting op het net;
7° de behandeling van klachten van afnemers en aanvragers van een aansluiting op het net.

Artikel 4.1.21. (01/01/2011- 31/12/2024)

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan de leveranciers die toegang hebben tot hun net en/of hun aangestelden.

Deze openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over de termijnen waarbinnen meetgegevens en de aansluitingsgegevens van de klanten van de leverancier door de netbeheerder worden overgemaakt aan de leverancier en/of zijn aangestelde.

Artikel 4.1.22. (26/08/2011- 31/12/2024)

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de netbeheerders extra openbaredienstverplichtingen opleggen naast de openbaredienstverplichtingen van dit decreet, met betrekking tot :
1° hun investeringen in het net;
2° de levering van elektriciteit of aardgas aan iedere afnemer die elektriciteit of aardgas koopt voor eigen huishoudelijk gebruik en niet voor commerciële of professionele activiteiten die niet over een leveringscontract beschikken of van wie de leverancier zijn verplichtingen niet nakomt, doordat de toegang tot het distributienet beëindigd wordt of doordat hij, om welke reden dan ook, geen elektriciteit of aardgas meer kan leveren aan zijn afnemers;
3° de procedure die de netbeheerder moet volgen bij wanbetaling door de afnemer;
4° maatregelen van sociale aard, zoals de plaatsing en de exploitatie van budgetmeters voor elektriciteit, budgetmeters voor aardgas en van stroombegrenzers;
5° de exploitatie van openbare verlichting.

De gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verlenen hun medewerking aan de netbeheerders bij de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen die hun opgelegd zijn volgens dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de vorm waarin die medewerking zal bestaan.

Artikel 4.1.22/1. (10/12/2015- ...)

De netbeheerder of zijn werkmaatschappij brengen de evenwichtsverantwoordelijken onmiddellijk op de hoogte van de onderbreking of van de beperking van de afname en injectie van de productie-eenheden, aangesloten op hun net en de modaliteiten hiervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen betreffende welke gegevens worden vrijgegeven en de wijze waarop deze worden vrijgegeven.

Artikel 4.1.22/1/1. (20/06/2022- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 4.1.22/4 en 4.1.22/5 is de syndicus, vermeld in artikel 3.89 van het Burgerlijk Wetboek, gemachtigd om in het kader van de door of krachtens het Burgerlijk Wetboek vastgestelde taken met betrekking tot het administratieve, technische en financiële beheer van het gebouw waarvoor hij door de vereniging van mede-eigenaars als syndicus is aangesteld, voor dat hele gebouw bij de netbeheerder of zijn werkmaatschappij alle EAN-codes op te vragen, te verwerken en te gebruiken voor de uitvoering van die beheerstaken.

De betrokkenen zijn de syndicus, en de eigenaars en gebruikers van de gebouweenheden in het gebouw.

Voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste lid, is de syndicus de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De syndicus bewaart die gegevens uiterlijk tot de einddatum van zijn mandaat.

Afdeling IX. [Meters en meetgegevens (verv. Decr. 26 april 2019, art. 15, I: 21 juni 2019)] (... - ...)

[Onderafdeling I. Plaatsing en functionaliteiten van de digitale meter (ing. Decr. 26 april 2019, art. 16, I: 21 juni 2019)] (... - ...)

Artikel 4.1.22/2. (16/06/2021- ...)

De netbeheerder plaatst een digitale meter bij netgebruikers met een laagspanningsaansluiting < 56 kVA en in de volgende gevallen met voorrang:
1° bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie;
2° bij verplichte metervervanging;
3° bij installatie van nieuwe decentrale productie-installaties met een maximaal AC-vermogen van 10 kVa;
4° bij vervanging van bestaande actieve budgetmeters en plaatsing van nieuwe budgetmeters;
5° ...;
6° bij vervanging van de meters die geplaatst werden in het proefproject slimme meters en in het proefproject digitale budgetmeter van de distributienetbeheerders;
7° op verzoek van de netgebruiker.

Op expliciete vraag van de netgebruiker in de situatie, vermeld in eerste lid, 3°, wordt de productiemeter vervangen door de netbeheerder en desgevallend gekoppeld aan de digitale meter. De netgebruiker staat in voor de kosten van deze productiemeter, de plaatsing en de indienststelling.

De Vlaamse Regering kan op basis van de kosten-batenanalyse bijkomende gevallen bepalen waarin de netbeheerder een digitale meter met voorrang plaatst.

De Vlaamse Regering bepaalt de timing en de modaliteiten voor het plaatsen van de meters, vermeld in het eerste en derde lid.

In afwijking van het eerste lid kan de distributienetbeheerder, in afwachting van de beschikbaarheid van een digitale meter die met de distributienetbeheerder via bekabeling communiceert, op vraag van de netgebruiker voorlopig een elektronische meter zonder communicatiemiddel plaatsen.

Artikel 4.1.22/3. (13/06/2024- ...)

De digitale meter:
1° kan energiestromen en de kwaliteit ervan meten en registreren;
2° kan op afstand communiceren met de distributienetbeheerder;
3° bezit de technische mogelijkheid tot communiceren met applicaties van andere marktpartijen;
4° kan op afstand het toegangsvermogen instellen en de toegang tot het distributienet verlenen en onderbreken.

Een digitale meter wordt als niet-communicerend beschouwd als hij actief is maar niet op afstand uitleesbaar is door de distributienetbeheerder. Als de meter niet-communicerend is door een probleem in de digitale meter, lost de distributienetbeheerder het communicatieprobleem op eigen initiatief of op vraag van de netgebruiker op binnen een door de Vlaamse Regering bepaalde termijn. Indien de meter niet-communicerend is door de locatie van de digitale meter in het gebouw of door de ligging van het gebouw waarin de digitale meter is geplaatst, lost de distributienetbeheerder het communicatieprobleem op als de netgebruiker hem daarom verzoekt en op voorwaarde dat er een technisch en economisch haalbare oplossing is. De Vlaamse Regering kan criteria opleggen voor de evaluatie van de technische en economische haalbaarheid. De distributienetbeheerder zorgt er in alle gevallen voor dat nooit meer dan 6% van de geplaatste digitale meters voor aardgas of 3% van de geplaatste digitale meters voor elektriciteit niet-communicerend zijn.

De marktpartijen, vermeld in het eerste lid, 3°, verwerken alleen de gegevens die strikt noodzakelijk zijn om hun diensten te verlenen en waarover een overeenkomst werd afgesloten met de betrokkene. Die gegevens zijn toereikend, ter zake dienend en niet overmatig ten opzichte van de doeleinden waarvoor ze gebruikt zullen worden.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaraan de digitale meters moeten voldoen.

[Onderafdeling II. Verwerking van gegevens (ing. Decr. 26 april 2019, art. 19, I: 21 juni 2019)] (... - ...)

Artikel 4.1.22/4. (21/06/2019- ...)

De betrokkene behoudt de zeggenschap over zijn persoonsgegevens uit de digitale meter, de elektronische meter en de analoge meter conform de diverse rechten en plichten voorzien door de wetgever, tenzij op basis van de gevallen en onder de voorwaarden en waarborgen, bepaald door of krachtens wet of decreet.

Artikel 4.1.22/5. (17/12/2023- 31/12/2024)

De netbeheerder of zijn werkmaatschappij verleent, met inachtneming van het tweede lid en hetgeen bepaald is in artikel 4.1.8/2, aan de volgende partijen toegang tot de gegevens verzameld uit de digitale, elektronische of analoge meter:
1° de overheden voor de gegevens die ze gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie;
2° de instellingen en de natuurlijke personen of rechtspersonen voor de informatie die ze nodig hebben om de opdrachten van algemeen belang te vervullen die hun zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie;
3° distributienetbeheerders en hun werkmaatschappij, beheerders van een gesloten distributienet, de transmissienetbeheerder, de vervoeronderneming, de beheerder van het plaatselijk vervoernet, producenten, leveranciers, tussenpersonen, bevrachters, dienstverleners van flexibiliteit, aggregatoren, evenwichtsverantwoordelijken en de VREG;
4° de netgebruiker en in voorkomend geval de natuurlijke persoon van wie de persoonsgegevens worden verwerkt;
5° een andere partij, op voorwaarde dat de netgebruiker en in voorkomend geval de natuurlijke persoon van wie de persoonsgegevens worden verwerkt, toestemming heeft gegeven aan die partij;
6° elke partij voor zover de gegevens die worden verwerkt volledig geanonimiseerd zijn.

De netbeheerder of zijn werkmaatschappij verleent de partijen, vermeld in het eerste lid, alleen toegang tot die gegevens die strikt noodzakelijk zijn om hun respectieve taken uit te oefenen. Die gegevens zijn toereikend, ter zake dienend en niet overmatig ten opzichte van de doeleinden waarvoor ze gebruikt zullen worden.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden en modaliteiten vastleggen met betrekking tot de gegevensuitwisseling tussen netbeheerder of zijn werkmaatschappij en de andere gelegitimeerde partijen.

Artikel 4.1.22/6. (21/06/2019- ...)

De netbeheerder of zijn werkmaatschappij beheert, verwerkt, beveiligt en bewaart de technische, relationele en meetgegevens met betrekking tot de toegangspunten tot zijn net, met het oog op de uitvoering van de taken inzake databeheer die hem worden opgelegd in artikel 4.1.8/2.

De netbeheerder of zijn werkmaatschappij beheert, verwerkt, beveiligt en bewaart de technische, relationele en meetgegevens met betrekking tot de toegangspunten tot zijn net, met het oog op de uitvoering van de taken als beheerder van het distributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, die hem worden opgelegd in de artikelen 4.1.6 en 4.1.22, eerste lid, 2° en 4°.

De technische gegevens, de relationele gegevens en de meetgegevens, vermeld in het eerste en tweede lid, kunnen ook persoonsgegevens zijn.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, is de netbeheerder de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De personeelsleden van de netbeheerder die zijn aangesteld als functionaris voor gegevensbescherming ontvangen bij de uitvoering van de aan hen of hun werkmaatschappij in het kader van de algemene verordening gegevensbescherming opgelegde verplichtingen geen directe instructies van de raad van bestuur van de netbeheerder, de Vlaamse overheid of van de publieke of particuliere rechtspersonen, vermeld in artikelen 4.1.22/7 tot en met 4.1.22/12.

Artikel 4.1.22/7. (21/06/2019- ...)

De leveranciers verwerken de relationele gegevens en de meetgegevens, waartoe zij via de netbeheerder of zijn werkmaatschappij overeenkomstig artikel 4.1.22/5 toegang hebben, met het oog op het klantbeheer en de facturatie, vermeld in artikel 4.3.2.

Alle relationele gegevens en meetgegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen ook persoonsgegevens zijn.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste lid, zijn de leveranciers de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 4.1.22/8. (07/06/2021- ...)

De aanbieders van energiediensten, dienstverleners van flexibiliteit en aggregatoren verwerken technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens, waartoe zij via de netbeheerder of zijn werkmaatschappij overeenkomstig artikel 4.1.22/5 toegang hebben, met het oog op klantbeheer en het aanbieden van diensten.

Alle technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen ook persoonsgegevens zijn.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste lid, zijn de aanbieders van energiediensten de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 4.1/22/9. (21/06/2019- ...)

De evenwichtsverantwoordelijke en bevrachter verwerken meetgegevens, waartoe zij via de netbeheerder of zijn werkmaatschappij overeenkomstig artikel 4.1.22/5 toegang hebben, om tot een evenwicht van het net te komen.

Als deze meetgegevens, vermeld in het eerste lid, ook persoonsgegevens zijn, zijn de evenwichtsverantwoordelijke en de bevrachter voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het doeleinde, vermeld in het eerste lid, de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 4.1.22/10. (21/06/2019- ...)

De overheden verwerken de technische gegevens, de relationele gegevens en de meetgegevens, waartoe zij via de netbeheerder of zijn werkmaatschappij overeenkomstig artikel 4.1.22/5 toegang hebben, met het oog op de uitoefening van taken die hun worden opgelegd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie.

Alle technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen ook persoonsgegevens zijn.

De overheden zijn de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in de wetgeving met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste lid.

Artikel 4.1.22/11. (21/06/2019- ...)

De instellingen en de natuurlijke personen of rechtspersonen, vermeld in artikel 4.1.22/5, eerste lid, 2°, verwerken technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens, waartoe zij via de netbeheerder of zijn werkmaatschappij overeenkomstig artikel 4.1.22/5 toegang hebben, met het oog op het vervullen van de opdrachten van algemeen belang die hun zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie.

Alle technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen ook persoonsgegevens zijn.

De instellingen en de natuurlijke personen of rechtspersonen, vermeld in artikel 4.1.22/5, eerste lid, 2°, zijn de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, bij de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste lid.

Artikel 4.1.22/11/1. (17/12/2023- ...)

Conform artikel 4.1.22/11 van dit decreet verleent de netbeheerder aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de volgende gevallen toegang tot technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens van afnemers om de taken uit te voeren die aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden opgelegd door of krachtens dit decreet of de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn:
1° een afnemer voert gedurende een maand geen opladingen in de digitale aardgasmeter in voorafbetaling uit en dreigt binnen een termijn van tien dagen zonder aardgaslevering te vallen in de periode van november tot en met maart; 
2° een elektriciteitsafnemer met een digitale elektriciteitsmeter in voorafbetaling waarbij de vermogensbegrenzer is uitgeschakeld, voert gedurende een maand geen opladingen uit en dreigt binnen een termijn van tien dagen zonder elektriciteitslevering te vallen in de periode van november tot en met maart;
3° een afnemer is begin september van de elektriciteits- of aardgastoevoer afgesloten wegens wanbetaling;
4° een afnemer wordt beleverd via een digitale elektriciteits- of aardgasmeter in voorafbetaling;
5° voor een afnemer is een positief advies van de lokale adviescommissie verkregen en de afnemer in kwestie kan in de komende periode mogelijk afgesloten worden van de energietoevoer;
6° voor een afnemer is een positief advies van de lokale adviescommissie verkregen en de afnemer in kwestie is in de loop van de voorgaande week afgesloten van de energietoevoer;
7° voor een afnemer is een positief advies van de lokale adviescommissie verkregen en de afnemer in kwestie is in de loop van de voorgaande week opnieuw aangesloten aan de energietoevoer.

Alle technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen ook persoonsgegevens zijn.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, geeft de netbeheerder het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn toegang tot al de volgende persoonsgegevens van de afnemer:
1°    de naam;
2°    het adres;
3°    het rijksregisternummer;
4°    het EAN-nummer;
5°    de energiedrager;
6°    het sociaal of standaardtarieftype.

De openbare centra voor maatschappelijk welzijn verwerken de gegevens, vermeld in het eerste en het derde lid, om de taken uit te voeren die hun worden opgelegd door of krachtens dit decreet of de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van de voormelde doeleinden is het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming. Voormelde persoonsgegevens worden bewaard gedurende 24 maanden.

Artikel 4.1.22/12. (21/06/2019- 31/12/2024)

De VREG verwerkt technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens, waartoe hij via de netbeheerder of zijn werkmaatschappij overeenkomstig artikel 4.1.22/5 toegang heeft, met het oog op het uitvoeren van zijn taken die hem worden opgelegd door of krachtens dit decreet.

Alle technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens, vermeld in het eerste lid, kunnen ook persoonsgegevens zijn.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste lid, is de VREG de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 4.1.22/13. (21/06/2019- ...)

Als een digitale meter wordt geplaatst, zorgt de netbeheerder ervoor dat de netgebruiker en in voorkomend geval de betrokkene voldoende geïnformeerd en geadviseerd worden over:
1° de verplichte informatie met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens die op grond van de algemene verordening gegevensbescherming verstrekt moet worden;
2° het volledige potentieel dat de meter heeft, over het gebruik van de gegevens van de digitale meter en over de mogelijkheid om hun energieverbruik te controleren.

De partijen, vermeld in artikel 4.1.22/6 tot en met artikel 4.1.22/12, stellen een continu risicobeheersingssysteem met betrekking tot de waarschijnlijkheid en ernst van de uiteenlopende risico's voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen op. De voormelde partijen brengen de betrokkenen op de hoogte van de periode waarin hun persoonsgegevens zullen worden opgeslagen, of als dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen. Als de voormelde partijen gebruikmaken van onderzoekstechnieken zoals datamining, profilering en geautomatiseerde besluitvorming, vermelden ze dat uitdrukkelijk en geven ze inzage in de gebruikte methodologische keuzes.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere procedures en modaliteiten om de transparantie ten aanzien van de betrokkenen te garanderen en misbruik van die gegevens zoveel mogelijk te voorkomen. De Vlaamse Regering bepaalt de uniforme voorwaarden voor het risicobeheersingssysteem, vermeld in het tweede lid.

De Vlaamse Regering kan in samenwerking met de betrokken partijen een gedragscode opstellen waarin bepaald wordt hoe deze partijen moeten omgaan met de gegevens verkregen uit de submeter.

[Afdeling X. Prerogatieven van de netbeheerders (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 6, I: 1 juli 2012)] (... - ...)

[Onderafdeling I. Erfdienstbaarheden ten voordele van de netbeheerder (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 7, I: 1 juli 2012)] (... - ...)

Artikel 4.1.23. (09/04/2022- ...)

§ 1. De netbeheerders hebben als erfdienstbaarheid het recht :
1° op blijvende wijze steunen, ankers en de bijhorende uitrustingen aan te brengen voor bovengrondse elektrische lijnen, aan de buitenzijde van de muren en gevels die uitgeven op de openbare weg;
2° elektrische lijnen boven de private eigendommen te laten doorgaan zonder vasthechting noch aanraking;
3° boomtakken af te hakken die te dicht bij de bovengrondse elektrische lijnen komen en die kortsluitingen of schade aan de lijn zouden kunnen veroorzaken;
4° wortels in te korten die te dicht bij ondergrondse elektrische lijnen of aardgasleidingen komen en die schade aan de lijn of leiding zouden kunnen veroorzaken.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, 3° en 4°, kan de netbeheerder ook overgaan tot het rooien van de aanwezige bomen en beplantingen, als om veiligheidsredenen het recht, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3° en 4°, niet volstaat.

§ 3. De Vlaamse Regering kan per geval bepalen dat het voor de netbeheerder van algemeen nut is om elektrische lijnen of aardgasleidingen aan te leggen boven of onder private onbebouwde gronden en onder welke voorwaarden dat dient te gebeuren.

De netbeheerder heeft in dat geval het recht de lijnen of leidingen aan te leggen boven of onder deze gronden, voor het toezicht daarop te zorgen en de noodzakelijke onderhouds- en herstellingswerken uit te voeren.

§ 3/1. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen het voor de netbeheerder van algemeen nut is om installaties die deel uitmaken van het elektriciteits- of aardgasdistributienet in of op private onroerende goederen te plaatsen, en onder welke voorwaarden dat moet gebeuren.

De netbeheerder heeft in het geval, vermeld in het eerste lid, de volgende rechten:
1° het recht om de installaties, vermeld in het eerste lid, in of op de onroerende goederen, vermeld in het eerste lid, te plaatsen;
2° het recht om te zorgen voor het toezicht op de installaties, vermeld in het eerste lid;
3° het recht om de noodzakelijke onderhouds- en herstellingswerken uit te voeren.

§ 4. De aangelegde installaties, kabels, lijnen, leidingen en de bijbehorende uitrustingen blijven eigendom van de netbeheerder. Hij is ertoe gemachtigd alle nodige instandhoudingswerken daarvoor uit te voeren.

§ 5. Behalve in hoogdringende gevallen waarbij de veiligheid imminent in het gedrang komt, wordt het recht wortels in te korten of boomtakken af te hakken, vermeld in paragraaf 1, 3° en 4°, en het recht om te rooien, vermeld in paragraaf 2, afhankelijk gesteld van de expliciete weigering van de eigenaar of desgevallend de domeinbeheerder, pachter, huurder of een andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed om zelf binnen een redelijke termijn te kappen, in te korten of te rooien, of van het feit dat deze gedurende een maand het verzoek van de netbeheerder zonder gevolg heeft gelaten. In die gevallen kan de netbeheerder overgaan tot inkorten, afhakken of rooien op kosten van de eigenaar. Als de netbeheerder overgaat tot afhakken, inkorten of rooien wegens hoogdringendheid, gebeurt dat op kosten van de netbeheerder zelf.

Behalve in hoogdringende gevallen waarbij de veiligheid imminent in het gedrang komt, mogen de werken, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3/1, door de netbeheerder pas worden aangevangen na de rechtstreekse voorafgaande kennisgeving met een aangetekende brief aan de belanghebbende eigenaars, huurders, pachters, domeinbeheerder en iedere andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed. Die kennisgeving vindt minstens twee maanden voor de geplande start van de werken plaats.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de te volgen procedure bij de uitvoering van die rechten.

Artikel 4.1.24. (09/04/2022- ...)

§ 1. De netbeheerder vergoedt bij minnelijke overeenkomst de eigenaars en de eventuele huurders, pachters of iedere andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed in de vorm van een vergoeding voor het nadeel dat mogelijk voortvloeit uit de toepassing van artikel 4.1.23, § 1, 1°, en § 3/1.

§ 2. Als de aanwezige bomen en beplantingen gerooid worden, als vermeld in artikel 4.1.23, § 2, is de netbeheerder een eenmalige vergoeding verschuldigd aan de eigenaar als vergoeding voor de gerooide bomen en beplantingen en voor de eventuele minwaarde van het onroerend goed.

§ 3. De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de procedure voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding.

§ 4. Als partijen niet tot een minnelijke overeenkomst komen, wordt het geschil voorgelegd aan de vrederechter.

Artikel 4.1.25. (09/04/2022- ...)

Met uitzondering van de uitoefening van de rechten, vermeld in artikel 4.1.23, § 3/1, kan de uitoefening door de netbeheerder van de rechten, vermeld in artikel 4.1.23, de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed niet hinderen in zijn recht van omheinen, afbreken, verbouwen, herstellen of bouwen.

Als de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of houder van een zakelijk recht een dergelijk recht, als vermeld in het eerste lid, wil uitoefenen, dan moet de netbeheerder de ondergrondse lijnen of leidingen, de bovengrondse lijnen en de steunen die geplaatst zijn op de onbebouwde grond, wegnemen, verplaatsen of aanpassen, voor zover deze de uitvoering van de rechten, vermeld in het eerste lid, hinderen. De eigenaar, pachter, domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed bezorgt de betrokken netbeheerder dat verzoek minstens zes maanden voor de geplande start van de werken.

De kosten voor het wegnemen, verplaatsen of aanpassen zijn ten laste van de betrokken netbeheerder.

De betrokken netbeheerder kan die kosten terugvorderen van respectievelijk de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of van de houder van een zakelijk recht als die nog niet gestart is met de werken binnen een termijn van drie jaar na het verzoek tot wegneming, verplaatsing of aanpassing.

[Onderafdeling II. Onteigeningen door de netbeheerder (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 7, I: 1 juli 2012)] (... - ...)

Artikel 4.1.26. (01/01/2018- ...)

§ 1. Met uitzondering voor het gewestelijk openbaar domein kunnen netbeheerders, daartoe gemachtigd door de Vlaamse Regering, overeenkomstig de reglementering betreffende de onteigening ten algemenen nutte, in eigen naam en voor eigen rekening onroerende goederen onteigenen die voor de rechtstreekse verwezenlijking van hun doel nodig zijn.

De onteigeningen, vermeld in het eerste lid, worden uitgevoerd conform de bepalingen van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017.

§ 2. In afwijking van § 1 kan de Vlaamse Regering aan de netbeheerder op het gewestelijk openbaar domein domeintoelatingen, vergunningen voor het privatief gebruik of domeinconcessies verlenen via het gelasten van de door haar of via decreet aangestelde domeinbeheerder.

[Onderafdeling III. Recht op toegang van de netbeheerder tot alle installaties waarvan hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft en die zich bevinden in de inrichting van de netgebruiker (ing. decr. 14 maart 2014, art. 13, I: 7 april 2014)] (... - ...)

Artikel 4.1.26/1. (07/04/2014- ...)

De netbeheerder heeft het recht op toegang tot de ruimte(s) waardoor de aansluitkabel loopt of de ruimte waarin de elektriciteits- of aardgasmeter is opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor werken aan de aansluiting, de plaatsing, de inschakeling, de controle of de meteropname van de elektriciteitsmeter, inclusief de budgetmeter voor elektriciteit en de stroombegrenzer, of van de aardgasmeter, inclusief de budgetmeter voor aardgas.

De netgebruiker verschaft de netbeheerder onmiddellijk toegang op eenvoudig mondeling verzoek na behoorlijke legitimatie.

[Onderafdeling IV. Gebruik van persoonlijke gegevens door de netbeheerder (ing. decr. 24 februari 2017, art. 5, I: 1 april 2017)] (... - ...)

Artikel 4.1.26/2. (08/01/2023- ...)

Met behoud van de toepassing van andersluidende bepalingen van dit decreet kunnen de netbeheerders om de taken en verplichtingen uit te voeren die hun bij of krachtens dit decreet worden opgelegd voor de unieke identificatie van netgebruikers het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het BIS-nummer bij het Rijksregister en de leveranciers opvragen en gebruiken.

Om de taken en verplichtingen, vermeld in het eerste lid, uit te voeren, hebben de netbeheerders via het kadaster en de bewaarder der hypotheken, elk voor hun ambtsgebied, ook toegang tot de gegevens over de eigendom en het gebruik van de gebouwen en terreinen die beschikken over een toegangspunt.

Voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste en tweede lid, is de netbeheerder de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming. Met behoud van de toepassing van andersluidende bepalingen die vastgesteld zijn bij of krachtens dit decreet, geldt voor de verwerking van de voormelde
persoonsgegevens een bewaartermijn die duurt tot vijf jaar na de dag waarop het dossier is afgesloten, en in elk geval een bewaartermijn van maximaal tien jaar.

[Afdeling XI. Gebruik van het openbaar domein (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 8, I: 1 juli 2012)][of de gemeentewegen (verv. Decr. 18 maart 2022, art. 10, I: 9 april 2022)][door de netbeheerder (ing. Decr. 16 maart 2012, art. 8, I: 1 juli 2012)] (... - ...)

Artikel 4.1.27. (09/04/2022- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§ 1. De netbeheerder heeft het recht het openbaar domein en de gemeentewegen te gebruiken voor de aanleg en het onderhoud van aardgasleidingen en elektrische lijnen boven of onder het openbaar domein, de gemeentewegen, en de bijbehorende uitrustingen, als hij over een voorafgaandelijke domeintoelating van de domeinbeheerder beschikt. Daarbij gelden de voorwaarden die de domeinbeheerder nuttig acht bij de verlening van de domeintoelating.

In afwijking van het eerste lid en onverminderd de bepalingen van artikel 4.1.28 hebben de netbeheerders, waarvan de gemeenten enerzijds geheel of gedeeltelijk en anderzijds rechtstreeks of onrechtstreeks aandeelhouder zijn, het recht om op het openbaar domein en de gemeentewegen die beheerd worden door een van hun deelnemende gemeenten, distributienetten aan te leggen, te onderhouden en uit te baten.

§ 2. In afwijking van de procedure, vermeld in paragraaf 1, wordt, als voor de geplande werkzaamheden, vermeld in paragraaf 1, zowel een domeintoelating als een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig is, de aanvraag tot het verkrijgen van een domeintoelating samengevoegd met de aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. Beide aanvragen worden samen ingediend bij het vergunningverlenende bestuursorgaan.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan verzoekt binnen tien dagen na de ontvangst van de aanvraag elke domeinbeheerder van de gemeentewegen of elke domeinbeheerder op het openbaar domein van wie het geplande traject loopt of de werkzaamheden gepland zijn om een domeintoelating, als vermeld in paragraaf 1, te verlenen of af te wijzen. De door het verzoek gevatte domeinbeheerders brengen hun beslissing ter kennis van het vergunningverlenende bestuursorgaan, rekening houdend met volgende regelingen :
1° indien de vergunningsaanvraag onderworpen is aan een openbaar onderzoek, voorzien in het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, wordt de beslissing ter kennis gebracht aan het vergunningverlenende bestuursorgaan binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na deze waarop het openbaar onderzoek werd afgesloten;
2° in alle andere gevallen, wordt de beslissing ter kennis gebracht binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de ontvangst van het verzoek. Deze termijn kan door de domeinbeheerder eenmalig gemotiveerd worden verlengd met vijftien dagen.

Als de domeinbeheerder binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, geen beslissing neemt, wordt de aanvraag tot het verkrijgen van de domeintoelating geacht te zijn toegestaan.

De beslissingen over het al dan niet verlenen van de domeintoelatingen en de omgevingsvergunning worden door het vergunningverlenende bestuursorgaan ter kennis gebracht van de aanvrager met een aangetekende brief of enige andere vorm van beveiligde zending, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

§ 3. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de na te leven voorwaarden, de dossiersamenstelling en de te volgen procedure.

Artikel 4.1.28. (09/04/2022- ...)

De domeinbeheerder kan om redenen van algemeen belang op elk moment voorwaarden van de domeintoelating toevoegen of aanpassen of de netbeheerder verplichten de ondergrondse lijnen of leidingen, de bovengrondse lijnen en de steunen die geplaatst zijn op het openbaar domein of de gemeentewegen weg te nemen, te verplaatsen of aan te passen. De betrokken netbeheerder geeft daar uitvoering aan binnen een redelijke termijn na de ontvangst van het verzoek daartoe.

De kosten voor het wegnemen, verplaatsen of aanpassen zijn ten laste van de betrokken netbeheerder.

[Afdeling XII. Tarieven voor de aansluiting op en het gebruik van het distributienet (ing. decr. 27 november 2015, art. 8, I: 10 december 2015)] (... - ...)

[Onderafdeling I. Toepassingsgebied (ing. decr. 27 november 2015, art. 9, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.29. (21/06/2019- ...)

De aansluiting op en het gebruik van het distributienet voor de afname en/of injectie van elektriciteit, aardgas of biogas, de activiteiten inzake databeheer, in voorkomend geval, de ondersteunende diensten en de openbaredienstverplichtingen, maken het voorwerp uit van gereguleerde tarieven.

[Onderafdeling II. Algemene bepalingen (ing. decr. 27 november 2015, art. 11, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.30. (10/12/2015- 31/12/2024)

§ 1. De VREG stelt een tariefmethodologie op en oefent zijn tariefbevoegdheid uit om aldus een stabiele en voorzienbare regulering te bevorderen die bijdraagt tot de goede werking van de vrijgemaakte markt en die de distributienetbeheerders in staat stelt de noodzakelijke investeringen in hun distributienetten uit te voeren.

§ 2. De VREG oefent zijn tariefbevoegdheid uit, rekening houdend met het algemene energiebeleid zoals gedefinieerd op Europees, federaal en gewestelijk niveau.

§ 3. De VREG motiveert volledig en op omstandige wijze zijn tariefbeslissingen, zowel op het vlak van de tariefmethodologieën als op het vlak van de tarieven. Indien een beslissing op economische of technische overwegingen steunt, maakt de motivering melding van alle elementen die de beslissing rechtvaardigen. Indien deze beslissingen op een vergelijking steunen, omvat de motivering alle gegevens die in aanmerking werden genomen om deze vergelijking te maken.

§ 4. De tarieven die van toepassing zijn, kunnen niet met terugwerkende kracht worden aangepast, zonder echter afbreuk te doen aan de verrekening van de saldi, of de compensatiemaatregelen na voorlopige tarieven.

Artikel 4.1.30/1. (... - ...)

[... (vernietigd bij arrest 5/2021 van het Grondwettelijk Hof van 14 januari 2021)]

[Onderafdeling III. Procedure voor het opstellen van de tariefmethodologie (ing. decr. 27 november 2015, art. 13, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.31. (05/12/2020- 31/12/2024)

§ 1. Na gestructureerd, gedocumenteerd en transparant overleg met de distributienetbeheerders, werkt de VREG het ontwerp van tariefmethodologie uit die deze distributienetbeheerders moeten gebruiken voor het opstellen van hun tariefvoorstellen.

De overlegprocedure, vermeld in het eerste lid, komt tot stand met akkoord van en in samenspraak met de distributienetbeheerders. Bij gebrek aan een akkoord tussen de VREG en de distributienetbeheerders over de overlegprocedure, wordt het overleg ten minste gehouden als volgt:
1° de VREG stuurt de oproeping voor de overlegvergadering naar de distributienetbeheerders. De VREG maakt die oproeping minstens acht kalenderdagen vóór de vergadering in kwestie op zijn website bekend alsook de documentatie met betrekking tot de agendapunten van die overlegvergadering. De oproeping vermeldt de plaats, de datum en het uur van de overlegvergadering, alsook de agendapunten;
2° na de overlegvergadering stelt de VREG een ontwerp van proces-verbaal op van de overlegvergadering waarin de argumenten van de verschillende partijen worden opgenomen, alsook de vastgestelde punten waarover wel of geen overeenstemming bestaat. De VREG zendt dat verslag ter goedkeuring over aan de aanwezige partijen binnen acht kalenderdagen na de overlegvergadering.

§ 2. De VREG organiseert een openbare raadpleging over het ontwerp van tariefmethodologie. Tijdens die raadpleging krijgen alle belanghebbenden gedurende minstens vijfenveertig kalenderdagen de tijd om hun opmerkingen aan de VREG te bezorgen. Na afloop van die periode publiceert de VREG daarover binnen vijfenveertig kalenderdagen een gemotiveerd consultatieverslag.

§ 3. Na het volgen van de procedure, vermeld in paragraaf 1 en 2, stelt de VREG de tariefmethodologie vast. Onverminderd de toepassing van de algemene boekhoudkundige normen en regels, preciseert die tariefmethodologie onder andere:
1° de definitie van de kostencategorieën;
2° de algemene tariefstructuur, tariefdragers en de klantengroepen.

§ 4. Met inachtneming van de vertrouwelijkheid van informatie met een persoonlijk karakter of commercieel gevoelige informatie met betrekking tot de distributienetbeheerders, leveranciers of de netgebruikers publiceert de VREG op zijn website de toepasselijke tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot het overleg met de distributienetbeheerders, het gemotiveerd consultatieverslag, en alle documenten die nuttig worden geacht voor de motivering van de beslissing van de VREG over de tariefmethodologie.

§ 5. De VREG heeft de mogelijkheid om de tariefmethodologie gedurende de reguleringsperiode op elk moment en in afwijking van de termijnen, vermeld in paragraaf 1 en 2, op eigen initiatief te wijzigen.

[Onderafdeling IV. Richtsnoeren voor het opstellen van de tariefmethodologie (ing. decr. 27 november 2015, art. 15, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.32. (16/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. De VREG stelt de tariefmethodologie op met inachtneming van de volgende richtsnoeren:
1° de tariefmethodologie is volledig en transparant, zodat het voor de distributienetbeheerders mogelijk is om hun tariefvoorstellen op basis van de tariefmethodologie op te stellen. Ze bevat de elementen die verplicht zijn in het tariefvoorstel. Ze definieert rapporteringsmodellen die de distributienetbeheerders moeten gebruiken;
2° onverminderd de mogelijkheid om conform artikel 4.1.33, § 4, de tariefmethodologie tussentijds te herzien, stelt de tariefmethodologie het aantal jaren vast van de reguleringsperiode die aanvangt op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de VREG de tariefmethodologie heeft vastgesteld;
2° /1 de tariefmethodologie zorgt ervoor dat het niet mogelijk is dat meermaals aardgas- of elektriciteitsdistributienettarieven worden aangerekend voor hetzelfde gebruik van het aardgasdistributienet of elektriciteitsdistributienet;
3° de criteria voor de verwerping van kosten zijn niet-discriminerend en transparant;
4° de tarieven zijn niet-discriminerend en proportioneel;
5° de tarieven zijn een afspiegeling van de werkelijk gemaakte kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte vergelijkbare entiteit of activiteit;
6° de tarieven strekken ertoe een juist evenwicht te bieden tussen de kwaliteit van de gepresteerde diensten en de prijzen die door de netgebruikers worden gedragen. Dit wordt door de VREG onder andere gecontroleerd door middel van een vergelijking met distributienetactiviteiten in de andere gewesten en de buurlanden;
7° de verschillende tarieven worden gevormd op basis van een uniforme structuur op het grondgebied dat de distributienetbeheerder beheert;
8° in geval van fusie of wijzigingen van distributienetbeheerders kunnen tot het einde van de op het moment van die fusie of van die wijzigingen lopende evenals de daaropvolgende reguleringsperiode in elke geografische zone verschillende tarieven verder worden toegepast;
9° de vergoeding van in de gereguleerde activa geïnvesteerde kapitalen moet de distributienetbeheerder toelaten om de noodzakelijke investeringen te doen voor de uitoefening van zijn opdrachten en maakt een toegang tot kapitaal mogelijk;
10° de kosten voor de openbaredienstverplichtingen die worden opgelegd door of krachtens het decreet, en die niet worden gefinancierd door belastingen, taksen, subsidies, bijdragen en heffingen, worden op een transparante en niet-discriminerende wijze verrekend in de tarieven na controle door de VREG;
11° de tariefmethodologie bepaalt de nadere regels voor de integratie en controle van de gestrande kosten, die bestaan uit de lasten voor het niet-gekapitaliseerde aanvullend pensioen of het pensioen van de publieke sector, die worden betaald aan personeelsleden die een gereguleerde distributieactiviteit hebben verricht, die verschuldigd zijn krachtens statuten, collectieve arbeidsovereenkomsten of andere voldoende geformaliseerde overeenkomsten, die werden goedgekeurd vóór 30 april 1999, of die worden betaald aan hun rechthebbenden of vergoed aan hun werkgever door een distributienetbeheerder, die in de tarieven kunnen worden opgenomen;
12° de tariefmethodologie bepaalt de wijze van vaststelling van de positieve of negatieve saldi van de kosten, vermeld in 10° en 11°, en andere kosten of inkomsten die worden gerecupereerd of teruggegeven via de tarieven;
13° de productiviteitsinspanningen die aan de distributienetbeheerders worden opgelegd mogen op korte en op lange termijn noch de veiligheid van personen en goederen noch de continuïteit van de levering in het gedrang brengen;
14° de kruissubsidiëring tussen gereguleerde en niet-gereguleerde activiteiten is niet toegestaan;
15° de tariefmethodologie moedigt de distributienetbeheerders aan om hun efficiëntie te verbeteren, de integratie van de markt en de bevoorradingszekerheid te bevorderen en aan onderzoek en ontwikkeling te doen die nodig zijn voor hun activiteiten. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met de uitvoering van hun investeringsplannen;
16° de structuur van de tarieven bevordert het rationeel gebruik van energie en het rationeel gebruik van de infrastructuren;
17° de tarieven zijn een realistische weergave van de kostenvoordelen die kunnen voortvloeien uit de aansluiting op en het gebruik van het distributienet door installaties die gebruikmaken van hernieuwbare-energiebronnen en gedistribueerde opwekking;
18° de tarieven weerspiegelen de kostenbesparingen in distributienetten die worden behaald vanuit maatregelen die passen binnen het vraagzijdebeheer en kunnen een dynamische prijsstelling voor afnemers ondersteunen;
19° de tarieven bevatten geen prikkels die de algehele efficiëntie, inclusief de energie-efficiëntie, aantasten van de productie, de distributie en de levering van elektriciteit of die de marktdeelname van de vraagrespons in verband met balancerings- en nevendiensten kunnen belemmeren;
20° de tarieven beletten netbeheerders of energiedetailhandelaren niet systeemdiensten beschikbaar te stellen voor vraagresponsmaatregelen en gedistribueerde opwekking op georganiseerde elektriciteitsmarkten, met name:
a) verschuiven van de belasting van piekperioden naar dalperioden omdat de eindafnemer rekening houdt met de beschikbaarheid van hernieuwbare energie, energie uit warmte-krachtkoppeling en verspreide opwekking;
b) energiebesparing vanuit de vraagrespons van verspreide verbruikers door aggregatoren of dienstverleners van flexibiliteit;
c) vermindering van de vraag resulterend uit energie-efficiëntiemaatregelen die door aanbieders van energiediensten met inbegrip van bedrijven die energiediensten leveren, zijn genomen;
d) de aansluiting op en verdeling van opwekkingsbronnen op lagere spanningsniveaus;
e) de aansluiting van opwekkingsbronnen vanuit een locatie dichterbij het verbruik;
f) energieopslag;
21° bij de invoering van een capaciteitstarief houden de tarieven rekening met regionaal objectiveerbare verschillen.

§ 2. De VREG kan de kosten van de distributienetbeheerders controleren en in voorkomend geval verwerpen, in het licht van de toepasselijke wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen, en van de beoordelingscriteria, vermeld in paragraaf 1, 3°.

[Onderafdeling V. Procedure voor het indienen en goedkeuren van de tariefvoorstellen (ing. decr. 27 november 2015, art. 17, I: 10 december 2015)] (... - ...)

Artikel 4.1.33. (05/12/2020- 31/12/2024)

§ 1. De distributienetbeheerders stellen hun tariefvoorstellen op met inachtneming van de tariefmethodologie en dienen die in bij de VREG, met inachtneming van de indienings- en goedkeuringsprocedure voor de tariefvoorstellen.

§ 2. De VREG onderzoekt het tariefvoorstel, beslist over de goedkeuring ervan en deelt zijn gemotiveerde beslissing mee aan de distributienetbeheerder met inachtneming van de indienings- en goedkeuringsprocedure voor de tariefvoorstellen.

§ 3. De VREG stelt de indienings- en goedkeuringsprocedure voor de tariefvoorstellen op met akkoord van en in samenspraak met de distributienetbeheerders. Bij gebrek aan een akkoord is de procedure als volgt:
1° de distributienetbeheerder dient binnen dertig kalenderdagen op voorstel van de VREG zijn tariefvoorstel in voor het volgende jaar in de vorm van het rapporteringsmodel dat de VREG vaststelt overeenkomstig artikel 4.1.32, § 1, 1° ;
2° de distributienetbeheerder bezorgt het tariefvoorstel in één exemplaar met een aangetekende brief aan de VREG of geeft het af tegen ontvangstbewijs. De distributienetbeheerder bezorgt tegelijk een elektronische versie van het tariefvoorstel dat de VREG kan bewerken;
3° binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het tariefvoorstel bevestigt de VREG aan de distributienetbeheerder met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs, alsook per e-mail, dat het dossier volledig is of bezorgt de distributienetbeheerder een lijst van aanvullende inlichtingen of vragen die de distributienetbeheerder moet verstrekken of beantwoorden. Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van de voormelde lijst, verstrekt de distributienetbeheerder de gevraagde aanvullende inlichtingen, antwoorden en, in voorkomend geval, een aangepast tariefvoorstel met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs, en tegelijk op elektronische wijze aan de VREG. De onder dit punt vermelde procedure tot bekomen van bijkomende inlichtingen kan herhaald worden indien de VREG dit nuttig acht;
4° binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het tariefvoorstel, vermeld in punt 2°, of, in voorkomend geval, binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van de laatste antwoorden en de laatste aanvullende inlichtingen en, in voorkomend geval, een aangepast tariefvoorstel, van de distributienetbeheerder, vermeld in punt 3°, brengt de VREG de distributienetbeheerder met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs, en tegelijk op elektronische wijze op de hoogte van zijn ontwerp van beslissing over het tariefvoorstel in kwestie. Ingeval de VREG in zijn ontwerp beslist tot weigering van het tariefvoorstel geeft de VREG op gemotiveerde wijze aan welke punten de distributienetbeheerder moet aanpassen overeenkomstig de tariefmethodologie om een beslissing tot goedkeuring van de VREG te verkrijgen;
5° als de VREG een ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel aan de distributienetbeheerder bezorgt, kan de distributienetbeheerder binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van dat ontwerp van beslissing zijn bezwaren daarover meedelen aan de VREG. Die bezwaren worden afgegeven tegen ontvangstbewijs of met een aangetekende brief verzonden aan de VREG, en tegelijk op elektronische wijze. De distributienetbeheerder kan binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, zijn aangepaste tariefvoorstel in één exemplaar met een aangetekende brief of door afgifte met ontvangstbewijs aan de VREG bezorgen. De distributienetbeheerder bezorgt tegelijk een elektronische kopie aan de VREG. Binnen vijftien kalenderdagen nadat de VREG het ontwerp van de beslissing over het tariefvoorstel of, in voorkomend geval, binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van de bezwaren en in voorkomend geval het aangepaste tariefvoorstel, heeft verzonden, brengt de VREG de distributienetbeheerder met een aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs, alsook elektronisch, op de hoogte van zijn beslissing tot goedkeuring of weigering van het in voorkomend geval aangepaste tariefvoorstel;
6° als de distributienetbeheerder zijn verplichtingen niet nakomt binnen de termijnen, vermeld in de punten 1° tot 5°, of als de VREG een beslissing heeft genomen tot weigering van het tariefvoorstel of tot weigering van het aangepaste tariefvoorstel, zijn voorlopige tarieven die de VREG oplegt, van kracht, tot de distributienetbeheerder zijn verplichtingen, vermeld in de punten 1° tot 5°, alsnog is nagekomen, tot alle rechtsmiddelen van de distributienetbeheerder of van de VREG zijn uitgeput, of tot over de twistpunten tussen de VREG en de distributienetbeheerder een akkoord wordt bereikt. De VREG is bevoegd om te besluiten tot passende compenserende maatregelen als de definitieve tarieven afwijken van de voorlopige tarieven.

§ 4. Onverminderd de mogelijkheid van de VREG om de tarieven gedurende de reguleringsperiode te allen tijde en in afwijking van de termijnen uit de procedure, vermeld in paragraaf 3, op eigen initiatief te wijzigen, kan een distributienetbeheerder, voor zover dat strikt noodzakelijk wordt geacht, binnen de reguleringsperiode een gemotiveerde vraag tot herziening van zijn tarieven ter goedkeuring voorleggen aan de VREG. Het gemotiveerd verzoek tot herziening van de tarieven houdt rekening met de tariefmethodologie, zonder de integriteit van de bestaande tariefstructuur te wijzigen. Het gemotiveerd verzoek tot herziening van de tarieven wordt door de distributienetbeheerder ingediend en door de VREG behandeld overeenkomstig de geldende procedure, vermeld in paragraaf 3.

§ 5. Met inachtneming van de vertrouwelijkheid van informatie met een persoonlijk karakter of van commercieel gevoelige informatie met betrekking tot de distributienetbeheerders, leveranciers of de netgebruikers publiceert de VREG op zijn website, op een transparante wijze, de stand van zaken van de goedkeuringsprocedure van de tariefvoorstellen, de ontwerpen van tarifaire beslissingen en, in voorkomend geval, de goedgekeurde tariefvoorstellen die de distributienetbeheerders hebben ingediend.

De VREG publiceert de tarieven en hun motivering binnen drie werkdagen na hun goedkeuring op zijn website. De VREG houdt rekening met een redelijke implementatietermijn voor de leveranciers.

§ 6. De distributienetbeheerders delen zo spoedig mogelijk aan hun toegangshouders de tarieven mee die ze moeten toepassen en stellen ze ter beschikking van alle personen die hierom verzoeken. Ze publiceren die tarieven ook zo spoedig mogelijk op hun website, samen met een berekeningsmodule die de praktische toepassing ervan preciseert.

[Onderafdeling VI. Beroepsprocedure tegen beslissingen van de VREG met betrekking tot de tarieven (ing. decr. 27 november 2015, art. 19, I: 10 december 2015)] (... - 31/12/2024)

Artikel 4.1.34. (24/12/2018- 31/12/2024)

Tegen de beslissingen die de VREG met toepassing van titel IV, hoofdstuk I, afdeling XII, heeft genomen, kan door iedere persoon die een belang aantoont, beroep aangetekend worden voor het Hof van Beroep te Brussel, dat zetelt zoals in kort geding.

Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld bij ondertekend verzoekschrift dat wordt neergelegd ter griffie van het Hof van Beroep te Brussel binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing of, voor de belanghebbenden aan wie de beslissing niet ter kennis is gebracht, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de publicatie van de beslissing, of, bij ontstentenis van publicatie, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisneming ervan. Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.

Binnen de drie werkdagen die volgen op de neerlegging van het verzoekschrift, wordt hiervan kennis gegeven via gerechtsbrief door de griffie van het Hof van Beroep aan alle partijen die door de verzoeker bij de zaak worden betrokken. De griffie van het Hof van Beroep vraagt de VREG het administratief dossier betreffende de aangevochten akte met het verzoekschrift bij de griffie neer te leggen. De neerlegging van het administratief dossier geschiedt ten laatste samen met de eerste conclusie van de VREG. Het administratief dossier kan door de partijen worden geraadpleegd bij de griffie van het Hof van Beroep vanaf de neerlegging ervan en tot de sluiting der debatten.

Het Hof van Beroep kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief oordelen dat de rechtsgevolgen van de geheel of gedeeltelijk vernietigde beslissing geheel of gedeeltelijk in stand blijven of voorlopig in stand blijven voor een termijn die het bepaalt. Deze maatregel kan evenwel enkel worden bevolen om uitzonderlijke redenen die een aantasting van het legaliteitsbeginsel rechtvaardigen, bij een met bijzondere redenen omklede beslissing en na een tegensprekelijk debat. Deze beslissing moet ook rekening houden met de belangen van derden.

Afdeling XIII. Geschillenbeslechting en bemiddeling door de Vlaamse Nutsregulator (01/01/2025 - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 4.1.35.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Partijen die een klacht hebben over de verplichtingen van een elektriciteitsdistributienetbeheerder, een aardgasdistributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of een beheerder van een gesloten distributienet op grond van titel IV, V, VI en VII, hoofdstuk I tot en met IV, van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, kunnen het geschil schriftelijk ter bemiddeling voorleggen aan de Vlaamse Nutsregulator. De Vlaamse Nutsregulator stelt de bemiddelingsprocedure vast.

De Vlaamse Nutsregulator is niet verplicht om te bemiddelen als: 1° de indiener geen belang kan aantonen;
2° de klacht kennelijk ongegrond is; 3° de klacht kennelijk onredelijk is;
4° de klacht betrekking heeft op feiten:
a)    waarover de indiener eerder een klacht heeft ingediend die conform de toepasselijke decretale regeling is behandeld;
b)    waarover al een klacht in behandeling is bij de Vlaamse Ombudsdienst.

Artikel 4.1.36.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Partijen die een klacht hebben over de verplichtingen van een elektriciteitsdistributienetbeheerder, een aardgasdistributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of een beheerder van een gesloten distributienet op grond van titels IV, V, VI en VII, hoofdstuk I tot en met IV, van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, kunnen het geschil schriftelijk ter beslechting voorleggen aan de Vlaamse Nutsregulator.

De Vlaamse Nutsregulator beslecht het geschil met een gemotiveerde, bindende beslissing binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Die periode kan met twee maanden worden verlengd als de Vlaamse Nutsregulator aanvullende informatie vraagt. Een nieuwe verlenging van die termijn is mogelijk voor zover de klager daarmee akkoord gaat.

De beslissing wordt genomen na de betrokken partijen te hebben gehoord. De Vlaamse Nutsregulator kan overgaan of doen overgaan tot alle nuttige onderzoeken en kan, als dat nodig is, deskundigen aanwijzen en getuigen horen. Hij kan bewarende maatregelen opleggen in dringende gevallen. De beslissing kan al of niet een terugbetaling of vergoeding inhouden.

HOOFDSTUK II. Technische reglementen (... - ...)

Artikel 4.2.1. (17/12/2023- 31/12/2024)

§ 1. De VREG stelt, na voorafgaandelijk stakeholdersoverleg, een ontwerp van technisch reglement op voor het beheer van het elektriciteitsdistributienet, het aardgasdistributienet en het plaatselijk vervoernet van elektriciteit. Dit ontwerp van reglement wordt vervolgens ter consultatie aan de marktpartijen voorgelegd.

De reglementen bevatten telkens de bepalingen van toepassing op de gesloten distributienetten.

§ 2. De technische reglementen, vermeld in § 1, bevatten voor het beheer, de toegang tot en de aansluiting op het net in ieder geval :
1° de technische en operationele regels die verbonden zijn aan de taken die behoren tot het beheer van het net, vermeld in artikel 4.1.6;
2° de verplichtingen die opgelegd zijn aan producenten, evenwichtsverantwoordelijken, bevrachters, leveranciers, actieve afnemers, energiegemeenschappen van burgers, hernieuwbare-energiegemeenschappen, de producenten van groene stroom, vermeld in artikel 7.2.3, §2, eerste lid, aanbieders van energiediensten met inbegrip van exploitanten van noodgroepen, aggregatoren, dienstverleners van flexibiliteit, afnemers, om de netbeheerder in staat te stellen zijn net zo kwaliteitsvol mogelijk te beheren, inclusief de handels- en balanceringsvereisten opgelegd aan iedere leverancier van elektriciteit of aardgas aan afnemers in het Vlaamse Gewest;
3° de regels voor de uitwisseling van gegevens tussen de transmissienetbeheerder, de vervoeronderneming, de distributienetbeheerders, de beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit, de beheerder van het gesloten distributienet, de producenten, de aardgasinvoerders, de evenwichtsverantwoordelijken, de bevrachters, de tussenpersonen, de leveranciers, de actieve afnemers, energiegemeenschappen van burgers, de hernieuwbare-energiegemeenschappen, de producenten van groene stroom, vermeld in artikel 7.2.3, §2, eerste lid, de aanbieders van energiediensten met inbegrip van aggregatorenen de afnemers en de dienstverleners van flexibiliteit;
4° de regels die opgelegd zijn aan leveranciers en netbeheerders bij klant- of leverancierswissels, contractuele wijzigingen op het toegangspunt, de opname en rechtzetting van meterstanden, energiedelen conform artikel 7.2.1, de verkoop van groene stroom conform artikel 7.2.3, de peer-to-peerhandel van groene stroom door één actieve afnemer aan een andere afnemer conform artikel 7.2.2 en de allocatie en reconciliatie, inclusief de financiële verrekeningen tussen marktpartijen;
5° de eventuele technische uitvoeringsregels bij openbaredienstverplichtingen die opgelegd zijn aan leveranciers of netbeheerders op grond van dit decreet;
6° de informatieverplichtingen of voorafgaande goedkeuring of vaststelling door de VREG van de operationele regels, algemene voorwaarden, typeovereenkomsten, formulieren en procedures die gebruikt worden door de netbeheerder ten aanzien van leveranciers, actieve afnemers, energiegemeenschappen van burgers, hernieuwbare-energiegemeenschappen, de producenten van groene stroom, vermeld in artikel 7.2.3, §2, eerste lid, aanbieders van energiediensten met inbegrip van aggregatoren, dienstverleners van flexibiliteit en afnemers;
7° de prioriteit die moet worden gegeven aan kwalitatieve warmtekrachtinstallaties en aan productie-installaties van groene stroom;
8° de verplichting voor de netbeheerders tot het verstrekken van informatie aan de VREG over de beoordeling die zij uitvoeren van het potentieel voor energie-efficiëntie van hun gas- en elektriciteitsinfrastructuur, in het bijzonder wat betreft transport, distributie, beheer van de belasting van het net en interoperabiliteit, en de aansluiting op installaties voor energieopwekking, inclusief de toegangsmogelijkheden voor micro-energiegeneratoren;
9° de vaststelling of goedkeuring van niet-tarifaire toegangs- en aansluitingsvoorwaarden.
10° de technische en operationele regels, inclusief de berekeningsregels, die verbonden zijn aan de taken die behoren tot het databeheer, vermeld in artikel 4.1.8/2;
11° de limitatieve lijst van rubrieken van gegevens die de netbeheerder nodig heeft voor de uitvoering van de taken die hem in of krachtens voorliggend decreet worden opgelegd;
12° de limitatieve lijst van persoonsgegevens, zoals meetgegevens en afgeleide gegevens, die de distributienetnetbeheerder nodig heeft voor de uitvoering van de taken die hem in of krachtens voorliggend decreet worden opgelegd;
13° de lijst van gegevens, waaronder ook persoonsgegevens, die in het toegangsregister worden opgenomen;
14° de methodologie die gebruikt wordt door de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit bij de aankoop van elektriciteit voor het dekken van netverliezen, de aankoop van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten en de aankoop van alle vormen van flexibiliteit, waarvoor de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit de aanvrager van flexibiliteit is, in het bijzonder het beheer van lokale congestie en redispatching binnen hun eigen dekkingsgebied, en de informatieverplichtingen daarover;
15° de regels die zijn opgelegd in het kader van flexibiliteit aan de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de dienstverleners van flexibiliteit;
16° de lijst van gegevens, waaronder ook persoonsgegevens, die in het flexibiliteitstoegangsregister worden opgenomen;
17° de lijst van gegevens, waaronder ook persoonsgegevens, die in het flexibiliteitsactivatieregister worden opgenomen;
18° de gegevens die worden gemeten, berekend, bezorgd en beheerd, en ook de methodieken om energiehoeveelheden voor de allocatie, reconciliatie en facturatie te berekenen, en de aanpassingen aan die berekeningen, die gepaard gaan met de activiteiten van actieve afnemers, energiegemeenschappen van burgers en hernieuwbare-energiegemeenschappen en de verkoop van groene stroom conform artikel 7.2.3.

§ 3. De technische reglementen, vermeld in paragraaf 1, worden na een openbare consultatie goedgekeurd door de raad van bestuur van de VREG.

De technische reglementen treden pas in werking na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

HOOFDSTUK III. De levering van elektriciteit en aardgas (... - ...)

Afdeling I. De leveringsvergunning (... - ...)

Artikel 4.3.1. (08/01/2023- 31/12/2024)

§ 1. De levering van elektriciteit en aardgas via het distributienet of het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit, aan afnemers, is onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een leveringsvergunning door de VREG.

De levering van elektriciteit en aardgas door een netbeheerder in het kader van zijn taken, vermeld in artikel 4.1.6, of een openbaredienstverplichting die opgelegd is in dit decreet of een uitvoeringsbesluit ervan, is niet onderworpen aan de toekenning van een leveringsvergunning.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de VREG, de voorwaarden en de procedure tot toekenning, wijziging en opheffing van een leveringsvergunning.

De voorwaarden tot toekenning van een leveringsvergunning hebben in ieder geval betrekking op :
1° de technische, organisatorische en financiële capaciteit van de aanvrager;
2° de professionele betrouwbaarheid van de aanvrager;
3° de capaciteit van de aanvrager om aan de behoeften van zijn afnemers te voldoen;
4° de openbaredienstverplichtingen die opgelegd zijn aan de leveranciers volgens dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan;
5° de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de aanvrager ten opzichte van de netbeheerders.

Bij gebrek aan een beslissing door de VREG binnen twee maanden na de ontvangst van een volledig aanvraagdossier, waarvan het model wordt vastgesteld door de VREG, wordt de leveringsvergunning geacht verleend te zijn.

Het faillissement of de gerechtelijke reorganisatie van de houder van een leveringsvergunning leidt van rechtswege tot de opheffing van de leveringsvergunning.

§ 3. Iedere leverancier die elektriciteit of aardgas levert aan afnemers in het Vlaamse Gewest voldoet aan de handels- en balanceringsvereisten, vastgelegd in de technische reglementen.

Afdeling II. Openbaredienstverplichtingen opgelegd aan de leveranciers (... - ...)

Artikel 4.3.2. (26/08/2011- 31/12/2024)

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, iedere leverancier die elektriciteit of aardgas levert aan afnemers in het Vlaamse Gewest openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot :
1° de facturatie van het elektriciteits- en aardgasverbruik;
2° de informatieverlening;
3° de behandeling van klachten van hun klanten;
4° maatregelen van sociale aard, zoals beschermingsmaatregelen bij wanbetaling en opzegging van het leveringscontract.

Artikel 4.3.2/1. (26/10/2012- ...)

Behoudens in de gevallen bepaald door de Vlaamse Regering kan een leverancier niet weigeren een huishoudelijke afnemer te beleveren.

Dit artikel treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.

[Afdeling III. Noodleverancier (ing. decr. 16 november 2018, art. 17, I: 24 december 2018)] (... - ...)

Artikel 4.3.3. (13/06/2024- 31/12/2024)

In het geval de VREG de leveringsvergunning van een leverancier, vermeld in artikel 4.3.1, opheft, of als de toegang van een leverancier tot het net wordt beëindigd, of in geval van het faillissement van een leverancier of vanaf de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie als vermeld in boek XX, titel V, van het Wetboek van economisch recht, ten aanzien van die leverancier, treedt de netbeheerder, wat betreft de afnemers van die leverancier die op zijn net zijn aangesloten, op als noodleverancier. De periode voor de noodlevering bedraagt maximaal zestig dagen voor niet-huishoudelijke afnemers en maximaal twaalf maanden voor huishoudelijke afnemers. De Vlaamse Regering kan die maximale periodes beperken en kan ook nadere voorwaarden bepalen waaronder de netbeheerders de taak van noodleverancier uitvoeren.

Het Openbaar Ministerie brengt de VREG op de hoogte van elke dagvaarding die het uitbrengt tot faillietverklaring of in het kader van boek XX, titel V, van het Wetboek van Economisch Recht, met betrekking tot een elektriciteits- of aardgasleverancier die in het Vlaamse Gewest actief is.

De griffier van de ondernemingsrechtbank brengt de VREG zo snel mogelijk en uiterlijk binnen vierentwintig uur op de hoogte van:
1° elke aangifte tot faillietverklaring en elke indiening van een verzoekschrift tot aanvraag van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie door een leverancier als vermeld in het tweede lid;
2° elke dagvaarding tot faillietverklaring met betrekking tot een leverancier als vermeld in het tweede lid, die is uitgebracht door een andere partij dan het Openbaar Ministerie;
3° elke beslissing tot faillietverklaring die de rechtbank neemt met betrekking tot een leverancier als vermeld in het tweede lid;
4° elke beslissing die de voorzitter van de rechtbank neemt met betrekking tot een leverancier als vermeld in het tweede lid, in het kader van artikel XX.30 en XX.32 van het Wetboek van Economisch Recht;
5° elke beslissing die de rechtbank neemt op verslag van de gedelegeerd rechter of op verzoek of dagvaarding van het Openbaar Ministerie of van elke belanghebbende met betrekking tot een leverancier als vermeld in het tweede lid, in het kader van artikel XX.31 en boek XX, titel V, van het Wetboek van Economisch Recht.

Het tweede en derde lid laten de verplichtingen van de leverancier, vermeld in het tweede lid, over de informatieverstrekking aan het publiek onverlet.

[Afdeling IV. Gebruik van persoonlijke gegevens door de leverancier (ing. decr. 23 december 2022, art. 17, I: 8 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 4.3.4. (08/01/2023- ...)

Met behoud van de toepassing van andersluidende bepalingen van dit decreet kunnen de leveranciers voor de uitvoering van enerzijds de taken en verplichtingen die hun bij of krachtens dit decreet worden opgelegd en anderzijds de contracten met hun klanten, voor de unieke identificatie van hun klanten het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het BIS-nummer bij het Rijksregister en bij die klant opvragen en gebruiken.
 
Voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de doeleinden, vermeld in het eerste lid, is de leverancier de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming. Met behoud van de toepassing van andersluidende bepalingen die vastgesteld zijn bij of krachtens dit decreet, worden voormelde persoonsgegevens bewaard zolang dit noodzakelijk is voor de doeleinden, vermeld in het eerste lid.

[HOOFDSTUK IV. Rechten van afnemers van elektriciteit en aardgas (verv. decr. 2 april 2021, art. 44, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

[Afdeling I. Vrije leverancierskeuze (ing. decr. 2 april 2021, art. 45, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.4.1. (13/06/2024- ...)

Iedere afnemer heeft de volgende rechten :
1° het recht om van elektriciteit of aardgas, naargelang het geval, te kunnen worden voorzien door een leverancier naar keuze, na toestemming van de leverancier, en ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd, op voorwaarde dat de leverancier de geldende handels- en balanceringsregels, vermeld in de technische reglementen, toepast;
2° het recht om, individueel of collectief, zonder discriminatie ten aanzien van moeite en tijd, kosteloos van leverancier te veranderen;
3° het recht om op hetzelfde moment over meer dan een elektriciteitsleveringscontract te beschikken, op voorwaarde dat de meting en de allocatie en reconciliatie van de energiehoeveelheden conform de technische reglementen worden uitgevoerd;
4° het recht om, als hij over een digitale meter beschikt, elke leverancier die meer dan 200.000 afnamepunten in het Vlaamse Gewest belevert, te verzoeken om een dynamisch prijscontract af te sluiten.

Als een afnemer wil veranderen van leverancier, aggregator of dienstverlener van flexibiliteit, wordt dat, als hij zich houdt aan de contractuele voorwaarden, geregeld binnen ten hoogste drie weken vanaf de datum van het verzoek van de afnemer aan de leverancier door de betrokken netbeheerder. Vanaf 1 januari 2026 neemt het technische proces van verandering van leverancier niet langer dan 24 uur in beslag en is die verandering op elke werkdag mogelijk voor afnemers met een communicerende digitale of elektronische meter. Onder werkdag wordt elke dag van de week verstaan, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen.

Met behoud van de toepassing van de termijnen opgenomen in het tweede lid, kan een afnemer uitdrukkelijk verzoeken aan zijn leverancier om de verandering van leverancier, aggregator of dienstverlener op een latere datum te laten ingaan.

[Afdeling II. Actieve afnemers (ing. decr. 2 april 2021, art. 47, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.4.2. (21/03/2022- ...)

§ 1. Iedere afnemer die aangesloten is op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit, een warmte- of koudenet kan een of meer van de volgende activiteiten ondernemen en daardoor een actieve afnemer worden, op voorwaarde dat die activiteiten niet zijn belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormen:
1° energie produceren, hetzij op zijn eigen verblijfplaats of vestigingseenheid, hetzij via een directe lijn die de grenzen van de eigen site overschrijdt, waarbij de productie-installaties rechtstreeks of onrechtstreeks via de aansluiting van de actieve afnemer zijn aangesloten op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit of een warmte- of koudenet;
2° het zelfverbruik van de geproduceerde energie, vermeld in punt 1° ;
3° energie opslaan;
4° deelnemen aan energiediensten;
5° optreden als dienstverlener van flexibiliteit of als deelnemer aan flexibiliteit of aggregatie;
6° peer-to-peerhandel voeren met de energie, vermeld in punt 1°, conform artikel 7.2.2, ook met een stroomafnameovereenkomst;
7° de energie, vermeld in punt 1°, verkopen, ook met een stroomafnameovereenkomst;
8° het energiedelen van de energie, vermeld in punt 1°, overeenkomstig artikel 7.2.1, tweede lid, 1° en 4°.

Als dat noodzakelijk is om de activiteiten, vermeld in het eerste lid, 5° tot en met 8°, uit te oefenen, beschikt de actieve afnemer over een meter die de afgenomen energie en de energie die in een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of een gesloten distributienet van elektriciteit wordt geïnjecteerd, afzonderlijk meet, en waarvan de meetwaarden minstens elke onbalansverrekeningsperiode geregistreerd worden en verwerkt worden bij de allocatie conform de technische reglementen.

Elke actieve afnemer is financieel verantwoordelijk voor de onbalansen die hij in het elektriciteitsnet veroorzaakt. Hij draagt de evenwichtsverantwoordelijkheid van zijn activiteiten, of belast een evenwichtsverantwoordelijke met die verantwoordelijkheid.

§ 2. Een actieve afnemer met een energieopslagfaciliteit heeft de volgende rechten:
1° de aansluiting van de energieopslagfaciliteit op het net binnen een redelijke termijn, vermeld in de technische reglementen;
2° het recht om gelijktijdig verschillende energieopslagdiensten te verlenen als dat technisch mogelijk is.

§ 3. Het beheer van de installaties die op het elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit of een warmte- of koudenet zijn aangesloten, en die nodig zijn om de activiteiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, uit te oefenen, kan door de actieve afnemer aan een derde gedelegeerd worden, ook wat betreft de installatie, de exploitatie, de verwerking van gegevens en het onderhoud waarbij de derde niet als actieve afnemer wordt beschouwd.

§ 4. De Vlaamse Regering neemt maatregelen ter bevordering en vergemakkelijking van de ontwikkeling van het zelfverbruik van hernieuwbare energie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°. 

Afdeling III. Vergelijkingsinstrument (01/01/2025 - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 4.4.3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

De Vlaamse Nutsregulator stelt op zijn website een vergelijkingsinstrument ter beschikking waarmee het aanbod van de leveranciers aan huishoudelijke afnemers en ondernemingen met een verwacht jaarlijks elektriciteitsverbruik van minder dan 100.000 kWh en een verwacht jaarlijks aardgasverbruik van minder dan 150.000 kWh, gratis vergeleken kan worden. Dat instrument bestrijkt de hele markt in het Vlaamse Gewest en alle aanbiedingen van leveranciers die daarin publiek beschikbaar zijn, waaronder aanbiedingen voor dynamische prijscontracten en teruglevercontracten. Het vergelijkingsinstrument maakt het voor klanten ook mogelijk om hun huidige leveringsvoorwaarden te vergelijken met het actuele aanbod op de markt.
 
Het vergelijkingsinstrument, vermeld in het eerste lid, voldoet aan alle onderstaande vereisten:
1° alle leveranciers worden gelijk behandeld in de zoekresultaten;
2° er worden objectieve criteria gebruikt als basis voor de vergelijking en die criteria worden duidelijk vermeld op de website;
3° er wordt gebruikgemaakt van duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen;
4° de informatie is nauwkeurig en actueel, en vermeldt het tijdstip van de meest recente actualisering;
5° er is een doeltreffende procedure om onjuiste informatie over gepubliceerde aanbiedingen te melden;
6° de opgevraagde persoonlijke gegevens blijven beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn voor de gevraagde vergelijking.

Met behoud van toepassing van artikel II.16 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 is het vergelijkingsinstrument, vermeld in het eerste lid, toegankelijk voor personen met een handicap door waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te zijn.

De leveranciers bezorgen de Vlaamse Nutsregulator nauwkeurige en geactualiseerde informatie over de prijzen en voorwaarden, inclusief de aangeboden diensten, van de producten, vermeld in het eerste lid, alsook over het aantal klanten per versie van dat product, met het oog op de opname daarvan in het vergelijkingsinstrument, vermeld in het eerste lid, en de uitvoering van de taken, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, van het decreet van […] over de operationalisering van een Vlaamse Nutsregulator. De Vlaamse Nutsregulator legt na overleg met de betrokken stakeholders de methode en procedure vast voor de voormelde informatieoverdracht.

Artikel 4.4.4.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

De volgende persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens kunnen opgevraagd en verwerkt worden in het kader van het gebruik en het beheer van het vergelijkingsinstrument, vermeld in artikel 4.4.3:
1° het energietype;
2° de adres- en contactgegevens;
3° de gegevens over de aansluiting en de meter;
4° de meetgegevens;
5° de gegevens over aanwezige decentrale productie-installaties;
6° de contractvoorkeuren;
7° de huidige leveringsvoorwaarden;
8° het profiel, vermeld in het derde lid;
9° de identificatiegegevens, vermeld in het vierde lid.

Na de toestemming van de betrokkene, conform artikel 4, 11), van de algemene verordening gegevensbescherming, kan de Vlaamse Nutsregulator de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°, automatisch laten verwerken via een koppeling met de databanken van de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij. Via die koppeling verleent de netbeheerder of zijn werkmaatschappij de Vlaamse Nutsregulator toegang tot de gegevens, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 5°, waartoe de betrokkene toegang heeft in zijn databanken.

Na de toestemming van de betrokkene, conform artikel 4, 11), van de algemene verordening gegevensbescherming, kunnen de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, in een profiel worden bijgehouden met het oog op het gebruik en het beheer van het vergelijkingsinstrument, vermeld in het eerste lid. Het profiel wordt maximaal bewaard voor een periode van vijf jaar nadat de betrokkene daarvoor zijn toestemming heeft verleend.

Voor de unieke identificatie van de betrokkene kan het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opgevraagd en verwerkt worden in het kader van:
1° de automatische verwerking van de gegevens, vermeld in het tweede lid;
2° de aanmaak en het beheer van het profiel, vermeld in het derde lid.

De Vlaamse Nutsregulator kan de verwerkte gegevens en de resultaten van de uitgevoerde vergelijkingen gedurende twaalf maanden na de uitvoering van de vergelijking geanonimiseerd bewaren met het oog op het gebruik voor monitoring, evaluatie en onderzoek.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het gebruik en het beheer van het vergelijkingsinstrument, vermeld in artikel 4.4.3, is de Vlaamse Nutsregulator de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De Vlaamse Nutsregulator neemt passende maatregelen opdat de betrokkene overeenkomstig artikel 12 van de algemene verordening gegevensbescherming in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal toegang heeft tot de noodzakelijke informatie en communicatie in verband met de verwerking van zijn persoonsgegevens.

HOOFDSTUK V. [De aanleg en het beheer van directe lijnen en directe leidingen (verv. decr. 8 juli 2011, art. 30, I: 26 augustus 2011)] (... - ...)

Artikel 4.5.1. (17/12/2023- 31/12/2024)

§ 1. De aanleg en het beheer van een directe lijn of een directe leiding die de grenzen van de eigen site niet overschrijdt om elektriciteit of aardgas te leveren, is altijd toegelaten.

De beheerder van de directe lijn of directe leiding, vermeld in het eerste lid, meldt elektronisch binnen de dertig dagen volgende op de ingebruikname dat die directe lijn of directe leiding in gebruik werd genomen en de ligging ervan:
1° aan de VREG wanneer het eilandwerking betreft. De VREG stelt daarvoor een meldingsformulier ter beschikking op zijn website;
2° aan de netbeheerder op wiens net de afnemer van die directe lijn is aangesloten. De netbeheerder stelt daarvoor een meldingsformulier ter beschikking op zijn website. De netbeheerder stelt de ontvangen gegevens op eerste vraag ter beschikking aan de VREG.

§ 2. De aanleg en het beheer van een directe lijn of een directe leiding die de grenzen van de eigen site overschrijdt om elektriciteit of aardgas te leveren, is alleen toegestaan na een voorafgaande toelating van de VREG. De VREG stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking op zijn website. De Vlaamse Regering kan voorwaarden vastleggen waaraan een directe lijn of directe leiding die de grenzen van de eigen site overschrijdt moet voldoen om te worden toegelaten.

De VREG beslist over de toelating binnen een termijn van zestig dagen nadat hij een aanvraag heeft ontvangen. De VREG wint in het kader van een aanvraag tot het verkrijgen van de toelating het advies in van de netbeheerder in wiens geografisch gebied de directe lijn of directe leiding gelegen is. Deze adviestermijn bedraagt vijftien dagen.

De VREG kan een aanvraag als vermeld in het eerste lid alleen weigeren in een van de hierna volgende gevallen:
1° de installaties die achter verschillende toegangspunten liggen worden met elkaar verbonden;
2° de rechten van afnemers worden niet gewaarborgd;
3° er is niet voldaan aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, die de Vlaamse Regering vastgesteld heeft;
4° de veiligheid van het net van de netbeheerder in wiens geografisch gebied de directe lijn of directe leiding is gelegen, komt aantoonbaar in het gedrang.

Onverminderd het derde lid houdt de VREG bij het beoordelen van een aanvraag als vermeld in het eerste lid met betrekking tot bestaande productie-installaties die voor 1 januari 2019 reeds zijn aangesloten op een net en die vanaf 1 januari 2019 hun aansluiting willen wijzigen om een directe lijn of directe leiding aan te leggen, bijkomend rekening met de risico's inzake inefficiëntie en de impact op de distributienettarieven.

De VREG brengt de aanvrager van de toelating en de netbeheerder in wiens geografisch gebied de directe lijn of directe leiding gelegen is, op de hoogte van zijn beslissing.

De VREG publiceert op zijn website een actuele lijst van de directe lijnen en de directe leidingen, waarvoor conform deze paragraaf een toelating is verleend, alsook van de beheerders van die directe lijnen en directe leidingen.

De beslissing tot toelating van een directe lijn of een directe leiding die de grenzen van de eigen site overschrijdt, vervalt, bij gebrek aan indienststelling, van rechtswege vijf jaar na datum van de beslissing tot toelating.
 
De VREG heft de beslissing op tot toelating van een directe lijn of een directe leiding die de grenzen van de eigen site overschrijdt, in de volgende gevallen:
1° in een van de gevallen, vermeld in het derde lid;
2° als de directe lijn of directe leiding de grenzen van de eigen site niet meer overschrijdt;
3° bij buitendienststelling van de directe lijn of directe leiding.

In afwijking van het eerste lid is een directe lijn of directe leiding die voorheen is toegelaten, maar waarvan de beslissing tot toelating conform het achtste lid, 2°, is opgeheven, en die, zonder enige andere wijziging te hebben ondergaan, opnieuw de grenzen van de eigen site overschrijdt, van rechtswege toegelaten.

§ 3. Als de aanleg van een directe lijn of een directe leiding de eigen site overschrijdt en als het openbaar domein  of een gemeenteweg daarbij wordt doorkruist, zijn de procedure en de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.27 en artikel 4.1.28, van overeenkomstige toepassing. De beheerder van de directe lijn of de directe leiding kan de procedure pas starten als hij de toelating van de VREG, vermeld in paragraaf 2, gekregen heeft.

Artikel 4.5.2. (17/12/2023- 31/12/2024)

De taken van de beheerder van een directe lijn of leiding omvatten onder meer :
1° het beheer en het onderhoud van de directe lijn of leiding;
2° het verstrekken van de nodige meetgegevens en andere gegevens aan de producent, de afnemer en de VREG;
3° het verstrekken van de nodige inlichtingen aan de beheerder van het net waarop de directe lijn of leiding is aangesloten om een veilige en efficiënte uitbating en ontwikkeling van dat net te waarborgen;
4° het informeren van de VREG over de datum van indienststelling en buitendienststelling van een directe lijn of leiding die de grenzen van de eigen site overschrijdt binnen dertig dagen na de indienststelling, respectievelijk buitendienststelling ervan;
5°   het informeren van de VREG, binnen dertig dagen, over:
a)    elke wijziging aan de eigendom of het beheer van de directe lijn of leiding die de grenzen van de eigen site overschrijdt;
b)    elke wijziging aan de eigendom of het beheer van de kadastrale percelen waarop de directe lijn of leiding ligt;
c)    elke wijziging van de aangesloten afnemers op de directe lijn of leiding die de grenzen van de eigen site overschrijdt;
d)    elke wijziging in de verbinding met het net.

[HOOFDSTUK VI. De aanleg en het beheer van een gesloten distributienet (ing. decr. 8 juli 2011, art. 33, I: 26 augustus 2011)] (... - ...)

Artikel 4.6.1. (17/12/2023- 31/12/2024)

§1. De aanleg en het beheer van een gesloten distributienet op eigen site is toegelaten na voorafgaande melding aan de VREG.

§2. De aanleg van een gesloten distributienet dat de grenzen van de eigen site overschrijdt, is toegestaan na een voorafgaande toelating, verleend door de VREG, die hiertoe het advies van de betrokken netbeheerder inwint. De adviestermijn voor de betrokken netbeheerder bedraagt vijftien dagen. De VREG beslist over de toelating binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de aanvraag. Als de VREG oordeelt dat de toetsing van de aanvraag aan de voorwaarden uit dit hoofdstuk moeilijk tijdig uit te voeren is, dan deelt de VREG aan de aanvrager mee dat de termijn van zestig dagen verlengd wordt tot een termijn van negentig dagen. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen voor het uitstel. Bij gebrek aan beslissing binnen de voormelde termijn, wordt de toelating geacht stilzwijgend te zijn verleend.

De VREG hanteert hierbij de criteria zoals vermeld in artikel 1.1.3, 56°/2, en houdt ook rekening met de risico's inzake inefficiëntie, de risico's inzake veiligheid, de impact op de nettarieven, de waarborg van de rechten van afnemers, de eventuele weigering van aansluiting op het net door de betrokken netbeheerder of een gebrek aan aanbod tot aansluiting of toegang op het net tegen redelijke economische of technische voorwaarden.

De VREG kan de toelating opheffen zodra wordt vastgesteld dat niet meer aan de criteria van artikel 1.1.3, 56°/2, is voldaan.

Als door de aanleg van een gesloten distributienet het openbaar domein of een gemeenteweg moet worden doorkruist, zijn de procedure en de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.27 en artikel 4.1.28, van overeenkomstige toepassing. De procedure kan door de beheerder van het gesloten distributienet pas worden aangevat als de toelating van de VREG, vermeld in het eerste lid, verworven is.

§3. De VREG kan de nadere modaliteiten vastleggen voor de melding, de toekenning en de opheffing van de toelating, onverminderd wat bepaald is in paragraaf 2, eerste lid.

§4. De VREG kan de beheerders van een gesloten distributienet van elektriciteit ontheffen van de plicht om de volgende taken en verplichtingen te vervullen. Dergelijke ontheffing wordt toegekend indien het gesloten distributienet van elektriciteit is gemeld conform paragraaf 1 of is toegelaten conform paragraaf 2:
1° de vereiste om de energie die ze gebruiken om energieverliezen te dekken en om in de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten in hun systeem te voorzien, te kopen volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures, vermeld in artikel 4.6.3, eerste lid, 14° ;
2° de vereiste dat de VREG de tarieven of de methodes om ze te berekenen, vermeld in artikel 4.6.10, tweede lid, goedkeurt vóór ze in werking treden;
3° de vereiste om flexibiliteitsdiensten te kopen, vermeld in artikel 4.6.3, eerste lid, 15° ;
4° de vereiste om het gesloten distributienet te ontwikkelen op basis van een investeringsplan, vermeld in artikel 4.6.3, eerste lid, 16° ;
5° de vereiste om geen oplaadpunten voor elektrische voertuigen te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren, vermeld in artikel 4.6.4, derde lid;
6° de vereiste om geen elektriciteitsopslagfaciliteiten te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren, vermeld in artikel 4.6.4, tweede lid.

§5. De VREG kan de beheerders van een gesloten distributienet van aardgas ontheffen van de plicht om de volgende taken en verplichtingen te vervullen. Dergelijke ontheffing wordt toegekend indien het gesloten distributienet van aardgas is gemeld conform paragraaf 1 of is toegelaten conform paragraaf 2:
1° de vereiste dat de VREG de tarieven of de methodes om ze te berekenen, vermeld in artikel 4.6.10, tweede lid, goedkeurt vóór ze in werking treden;
2° de vereiste om het gesloten distributienet te ontwikkelen op basis van een investeringsplan, vermeld in artikel 4.6.3, eerste lid, 16°.
 

Artikel 4.6.2. (26/08/2011- ...)

De gebruikers van een gesloten distributienet van elektriciteit hebben alleen met de beheerder van dat gesloten distributienet een contractuele relatie, en niet met de elektriciteitsdistributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit of de transmissienetbeheerder.

De elektriciteitsdistributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit of de transmissienetbeheerder heeft alleen met de beheerder van een gesloten distributienet voor elektriciteit dat gekoppeld is aan zijn net, een reglementaire of contractuele relatie en niet met de gebruikers van het gesloten distributienet van elektriciteit.

De gebruikers van een gesloten distributienet van aardgas hebben alleen met de beheerder van het gesloten distributienet van aardgas een contractuele relatie, en niet met de aardgasdistributienetbeheerder en de beheerder van het vervoersnet.

De aardgasdistributienetbeheerder of de beheerder van het vervoersnet heeft alleen met de beheerder van een gesloten distributienet van aardgas dat gekoppeld is aan zijn net, een reglementaire of contractuele relatie en niet met de gebruikers van het gesloten distributienet van aardgas.

Artikel 4.6.3. (07/06/2021- 31/12/2024)

Het beheer van een gesloten distributienet omvat, onder meer, de volgende taken :
1° het beheer van de elektriciteits- of aardgasstromen op zijn net, met daarbij het waarborgen van de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van zijn net, en in dat verband, het instaan voor de nodige ondersteunende diensten;
2° het aanhouden van voldoende netcapaciteit om de redelijke elektriciteits- en aardgasbehoefte te dekken van de achterliggende afnemers en om het vervoer van elektriciteit en aardgas van en naar het net waarmee het gesloten distributienet gekoppeld is, mogelijk te maken;
3° de uitbreiding van zijn net in het geografisch afgebakende gebied waarvoor hij werd aangewezen of, als er nog geen net aanwezig is, de aanleg van het net in dit geografisch afgebakende gebied;
4° de herstelling, het preventieve onderhoud, de vernieuwing en de verbetering van zijn net en de bijbehorende installaties;
5° het herstellen van onderbrekingen en storingen bij de elektriciteits- of aardgastoevoer via zijn net;
6° het opstellen, het bewaren en ter beschikking houden van de plannen van zijn net aan de bevoegde regulator, de gebruikers van het gesloten distributienet en de beheerder van het net waaraan zijn net is gekoppeld;
7° het aansluiten, afsluiten en heraansluiten van installaties op zijn net en het verzwaren van de aansluitingen op zijn net;
8° het verlenen van toegang tot zijn net;
9° het beheren van het toegangsregister van zijn net, het flexibiliteitstoegangsregister en het flexibiliteitsactivatieregister;
10° het ter beschikking stellen, de plaatsing, de activering, de desactivering, het onderhoud en het herstellen van meters en tellers op de toegangspunten op zijn net;
11° het aflezen van de meters en tellers op de toegangspunten op zijn net, de bepaling van de injectie en de afname van de achterliggende netgebruikers en de verwerking en de bewaring van die gegevens;
12° het verstrekken van de nodige meetgegevens en andere gegevens aan de producenten, de evenwichtsverantwoordelijken, de bevrachters, de tussenpersonen, de leveranciers, de aanbieders van energiediensten met inbegrip van aggregatoren en dienstverleners van flexibiliteit, de afnemers en de VREG;
13° het verstrekken van de nodige inlichtingen aan de beheerders van de netten waaraan zijn net in kwestie gekoppeld is, om een veilige en efficiënte uitbating, een gecoördineerde ontwikkeling en een goede wisselwerking tussen de netten te waarborgen;
14° het fungeren als neutrale marktfacilitator door de energie in te kopen die ze gebruiken om energieverliezen te dekken en het voorzien in de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten in hun net volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures;
15° de aankoop van flexibiliteitsdiensten, in het bijzonder in geval van lokale congestie binnen hun dekkingsgebied, met het oog op het efficiëntere beheer en de efficiënte ontwikkeling van het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
16° de ontwikkeling van het gesloten distributienet op basis van een transparant investeringsplan dat voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 4.1.19.

De beheerder van een gesloten distributienet kan de taken, vermeld in de punten 9 tot en met 12 van het vorig lid, uitbesteden aan de beheerder van het net waaraan zijn net is gekoppeld, waarbij deze laatste de uitvoering van deze taken niet kan weigeren.

Artikel 4.6.4. (07/06/2021- ...)

De beheerder van een gesloten distributienet kan activiteiten inzake levering of productie van elektriciteit en aardgas ondernemen, mits zijn net minder dan 100 000 achterliggende afnemers bedient.

Gesloten distributienetbeheerders mogen geen elektriciteitsopslagfaciliteiten bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren.

Gesloten distributienetbeheerders mogen geen oplaadpunten voor elektrische voertuigen bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren, behalve als ze zelf particuliere oplaadpunten bezitten die uitsluitend voor eigen verbruik bestemd zijn.

Artikel 4.6.5. (07/06/2021- ...)

De beheerder van het gesloten distributienet onthoudt zich van elke vorm van discriminatie tussen aardgasinvoerders, evenwichtsverantwoordelijken, bevrachters, leveranciers, aanbieders van energiediensten met inbegrip van aggregatoren en dienstverleners van flexibiliteit, tussenpersonen, achterliggende netgebruikers en categorieën van achterliggende netgebruikers.

Artikel 4.6.6. (12/04/2012- ...)

De beheerder van het gesloten distributienet behandelt alle persoonlijke en commerciële gegevens die hij bij de uitoefening van zijn taken verwerft strikt vertrouwelijk.

De beheerder van het gesloten distributienet neemt de nodige maatregelen om de toegang tot die gegevens en de verwerking van die gegevens te beperken tot de leden van het orgaan dat belast is met zijn dagelijkse leiding en de personeelsleden die deze gegevens nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Artikel 4.6.7. (26/08/2011- ...)

De personeelsleden en bestuurders van de beheerder van het gesloten distributienet mogen de vertrouwelijke gegevens die hun ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de beheerder van het gesloten distributienet aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen, zonder afbreuk te doen aan de informatieverplichtingen die uitdrukkelijk door dit decreet of de bijbehorende uitvoeringsbesluiten, met inbegrip van de technische reglementen, zijn bepaald en toegestaan.

Artikel 4.6.8. (26/08/2011- ...)

Iedere beheerder van het gesloten distributienet maakt de geldende tarieven en voorwaarden voor de aansluiting op zijn net bekend aan de achterliggende netgebruikers.

Artikel 4.6.9. (07/06/2021- 31/12/2024)

§ 1. Achterliggende netgebruikers hebben recht op toegang tot een gesloten distributienet voor de afname en injectie van elektriciteit of aardgas.

De technische reglementen bepalen wie door de toegangsgerechtigden, bedoeld in het voorgaande lid, als toegangshouder op een toegangspunt aangeduid kan worden. Op elk toegangspunt kan zowel voor de afname als voor de injectie telkens slechts één toegangshouder worden aangeduid.

§ 2. Iedere beheerder van het gesloten distributienet maakt de geldende tarieven en voorwaarden waartegen de toegangshouder toegang tot het gesloten distributienet kan verkrijgen bekend aan de achterliggende netgebruikers op dat gesloten distributienet.

§ 3. Een beheerder van een gesloten distributienet kan de toegang tot zijn net alleen weigeren, beëindigen of opschorten in één of meer van onderstaande gevallen :
1° zijn net beschikt niet over voldoende capaciteit om het vervoer te verzekeren;
2° de veilige en betrouwbare werking van zijn net komt in het gedrang;
3° de aanvrager van de toegang tot het net voldoet niet of de toegangshouder voldoet niet meer aan de voorwaarden voor toegang tot zijn net, omschreven in het van toepassing zijnde technische reglement, het reglement of contract van de beheerder van het gesloten distributienet.

Bij een weigering, beëindiging of opschorting van de toegang tot zijn net stuurt de beheerder van het gesloten distributienet aan de aanvrager van de toegang tot zijn net of aan de toegangshouder een schriftelijke en gemotiveerde verklaring.

De beheerder van het gesloten distributienet kan de toegang tot zijn net alleen opschorten of beëindigen na voorafgaande toestemming door de VREG, tenzij in één van de volgende vier gevallen :
1° bij overmacht of een noodsituatie, zoals omschreven in het van toepassing zijnde technisch reglement;
2° in geval de toegangshouder geen evenwichtsverantwoordelijke of bevrachter meer heeft;
3° de beheerder van het gesloten distributienet oordeelt dat er een ernstig risico bestaat voor de veiligheid van personen of materieel;
4° voor een individueel toegangspunt, het aansluitingsvermogen op aanzienlijke wijze overschreden wordt.

§ 4. Tegen een weigering, opschorting of beëindiging van toegang tot het gesloten distributienet kan overeenkomstig artikel 3.1.4/3, zonder voorafgaande bemiddeling, een geschillenbeslechtingsprocedure gevoerd worden bij de VREG.

Als de VREG oordeelt dat de weigering, opschorting of beëindiging van de toegang onterecht was, geeft de beheerder van het gesloten distributienet de betrokken persoon alsnog of opnieuw toegang tot zijn net.

Als de VREG oordeelt dat de weigering, opschorting of beëindiging van de toegang terecht was, heeft de betrokken persoon de mogelijkheid zich te wenden tot de beheerder van het net waaraan het gesloten distributienet gekoppeld is.

Artikel 4.6.10. (07/06/2021- 31/12/2024)

Iedere beheerder van een gesloten distributienet past voor de aansluiting, het gebruik en de ondersteunende diensten die van toepassing zijn op dat net, tarieven toe die in overeenstemming zijn met de volgende richtsnoeren:
1° de tarieven zijn niet-discriminerend, gebaseerd op de kosten en een redelijke winstmarge;
2° de tarieven zijn transparant voor de gebruiker van een gesloten distributienet;
3° het tarief dat de beheerder van een gesloten distributienet op de gebruikers van dat net toepast, omvat de kosten voor aansluiting, gebruik en ondersteunende diensten, alsook in voorkomend geval, de kosten die verband houden met de extra lasten die het gesloten distributienet moet dragen om het transmissie- of distributienet of het plaatselijk vervoersnet voor elektriciteit waarop hij aangesloten is te gebruiken;
4° de beheerder van het gesloten distributienet kiest de afschrijvingstermijnen en de winstmarges gekozen binnen de marges tussen de waarden die hij toepast in zijn belangrijkste bedrijfssector en de marges die in de distributienetten worden toegepast;
5° de tarieven zijn, wat de aansluiting, de versterking ervan en de vernieuwing van de uitrusting van het net betreft, afhankelijk van de mate van socialisering of individualisering van de investeringen die eigen zijn aan de locatie, rekening houdend met het aantal gebruikers van het gesloten distributienet.

De VREG moet de tarieven of de methodes om de tarieven voor de toegang tot het gesloten distributienet te berekenen, goedkeuren vóór ze in werking kunnen treden, behoudens indien een ontheffing werd toegekend overeenkomstig artikel 4.6.1, § 4, 2°, in welk geval de geldende tarieven of de methoden om de tarieven voor de toegang tot het gesloten distributienet te berekenen, overeenkomstig de richtsnoeren, vermeld in het eerste lid, worden herzien en goedgekeurd op verzoek van een achterliggende afnemer van het gesloten distributienet.

[HOOFDSTUK VII. De aanleg en het beheer van een privédistributienet (ing. decr. 8 juli 2011, art. 35, I: 26 augustus 2011)] (... - ...)

Artikel 4.7.1. (09/04/2022- ...)

§ 1. De aanleg en het beheer van een privédistributienet is principieel verboden.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is de aanleg en het beheer van volgende privédistributienetten toegelaten :
1° privédistributienetten waarbij de distributie van elektriciteit of aardgas een inherent en ondergeschikt karakter heeft ten opzichte van het geheel van diensten die door de beheerder van het privédistributienet aan de achterliggende afnemer worden geleverd, zoals bij garageverhuur, bij verhuur van een studentenkamer, een verblijfplaats in een recreatie- of vakantiepark, een kamer in een rusthuis, de terbeschikkingstelling van een standplaats bij markten, evenementen en kermissen;
2° laadpunten voor voertuigen.

Een privédistributienet kan een openbare weg, waterloop, treinspoor of ander openbaar domein alleen kruisen als hiertoe toestemming van de distributienetbeheerder verkregen is. De netbeheerder beslist over de toestemming binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de aanvraag. Als de netbeheerder oordeelt dat de toetsing van de aanvraag aan de voorwaarden uit dit hoofdstuk moeilijk tijdig uit te voeren is, dan deelt de netbeheerder aan de aanvrager mee dat de termijn van zestig kalenderdagen verlengd wordt tot een termijn van negentig kalenderdagen. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen voor het uitstel.

Als door de aanleg van een privédistributienet het openbaar domein of een gemeenteweg moet worden doorkruist, zijn de procedure en de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.27 en artikel 4.1.28, van overeenkomstige toepassing. De procedure kan door de beheerder van het privédistributienet pas worden aangevat als de toelating van de distributienetbeheerder, vermeld in het tweede lid, verworven is.

Artikel 4.7.2. (26/08/2011- ...)

De gebruikers van een privédistributienet hebben alleen met de beheerder van het privédistributienet een contractuele relatie, en niet met de distributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit, de transmissienetbeheerder of de beheerder van het vervoersnet waarop het privédistributienet aangesloten is.

De distributienetbeheerder, de beheerder van het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit, de transmissienetbeheerder of de beheerder van het vervoersnet heeft alleen met de beheerder van het privédistributienet aangesloten op zijn net een reglementaire of contractuele relatie, en niet met de gebruikers van dat privédistributienet.

Het privédistributienet is op elk moment slechts via één aansluitingspunt verbonden met het distributienet, het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit, het transmissienet of het vervoersnet, tenzij de betrokken beheerders toestemming verlenen voor een meervoudige verbinding.

Artikel 4.7.3. (26/08/2011- ...)

De beheerder van een privédistributienet is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van zijn privédistributienet.

Artikel 4.7.4. (26/08/2011- ...)

De beheerder van een privédistributienet heeft geen openbare dienstverplichtingen ten aanzien van de achterliggende afnemer.

[HOOFDSTUK VII/1. De aanleg en het beheer van een netwerk om propaan of butaan via leidingen te distribueren en leveren (ing. Decr. 18 maart 2022, art. 16, I: 9 april 2022)] (... - ...)

Artikel 4.7/1.1. (01/04/2022- ...)

De aanleg van een geheel van onderling verbonden leidingen en de daarmee verbonden hulpmiddelen om propaan of butaan te distribueren en te leveren aan eindafnemers is niet toegelaten in de gebieden die onder de toepassing vallen van de verplichtingen, vermeld in artikel 4.1.16/1 en 4.1.16/2.

[HOOFDSTUK VIII. Energiegemeenschap van burgers en hernieuwbare-energiegemeenschap (ing. decr. 2 april 2021, art. 55, I: 7 juni 2021)] (... - ...)

Artikel 4.8.1. (07/06/2021- ...)

§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder zeggenschap: rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of samen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, namelijk:
1° eigendoms- of gebruiksrechten op alle activa van een onderneming of delen daarvan;
2° rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming.

Een energiegemeenschap van burgers is een rechtspersoon die gebaseerd is op de open en vrijwillige deelname van zijn vennoten of leden, en die als hoofddoel heeft voordelen op ecologisch, economisch of sociaal gebied te verschaffen voor zijn vennoten, leden of de omgeving waar hij actief is, die geen winstoogmerk heeft of een winstoogmerk dat ondergeschikt is aan het hoofddoel en die de activiteiten kan ontplooien als bedoeld in artikel 4.8.4, § 1.

De vennoten of leden, vermeld in het tweede lid, zijn in hun hoedanigheid van afnemer of afnemer van thermische energie elk aangesloten op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit of een warmte- of koudenet.

Natuurlijke personen, lokale overheden of kleine ondernemingen die niet betrokken zijn bij grootschalige commerciële activiteiten en voor wie de energiesector niet de belangrijkste economische activiteit vormt, hebben zeggenschap over de activiteiten van de energiegemeenschap van burgers waarvan zij vennoot of lid zijn.

§ 2. De leden of vennoten van dezelfde energiegemeenschap van burgers sluiten elk een overeenkomst met de energiegemeenschap van burgers over hun rechten en verplichtingen. Als er binnen de energiegemeenschap van burgers aan energiedelen wordt gedaan, bevat de overeenkomst de rechten en verplichtingen van de leden of vennoten voor de verdeelsleutel in het kader van energiedelen die van toepassing is. De Vlaamse Regering kan de minimale inhoud van die overeenkomst bepalen.

Elke energiegemeenschap van burgers bepaalt in haar statuten de regels rond zeggenschap van haar leden of vennoten, vermeld in paragraaf 1.

Artikel 4.8.2. (07/06/2021- ...)

§ 1. Een hernieuwbare-energiegemeenschap is een rechtspersoon die gebaseerd is op de open en vrijwillige deelname van zijn vennoten of leden, met als hoofddoel voordelen op ecologisch, economisch of sociaal gebied te verschaffen voor zijn vennoten, leden of de omgeving waar hij actief is, en die geen winstoogmerk heeft of een winstoogmerk dat ondergeschikt is aan het hoofddoel.

De activiteiten van de hernieuwbare-energiegemeenschap inzake productie van energie, zelfverbruik, de verkoop van energie en energiedelen hebben enkel betrekking op energie uit hernieuwbare energiebronnen.

De vennoten of leden van de hernieuwbare-energiegemeenschap zijn natuurlijke personen, lokale overheden of kleine en middelgrote ondernemingen waarvan de deelname aan de energiegemeenschap niet de belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormt en die zich bevinden in nabijheid van de hernieuwbare-energieprojecten van de hernieuwbare-energiegemeenschap. De vennoten of leden zijn in hun hoedanigheid van afnemer elk aangesloten op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit, een warmte- of koudenet. De vennoten of leden hebben controle over de activiteiten van de hernieuwbare-energiegemeenschap. De hernieuwbare-energiegemeenschap is autonoom ten aanzien van de individuele leden en vennoten of andere marktdeelnemers die er via andere middelen, zoals investeringen, in participeren.

Een hernieuwbare-energiegemeenschap begrenst de deelname op basis van technische of geografische nabijheid, rekening houdend met de functie van de doelstellingen of de activiteiten die de hernieuwbare-energiegemeenschap wil verwezenlijken.

De Vlaamse Regering kan criteria bepalen om het begrip technische of geografische nabijheid, vermeld in het vierde lid, in te vullen.

Een hernieuwbare-energiegemeenschap beschikt over de eigendomsrechten van de installaties die ze gebruikt om haar activiteiten te kunnen uitoefenen.

§ 2. De leden of vennoten van dezelfde hernieuwbare-energiegemeenschap sluiten elk een overeenkomst met de hernieuwbare-energiegemeenschap over hun rechten en verplichtingen. Als er binnen de hernieuwbare-energiegemeenschap aan energiedelen wordt gedaan, bevat de overeenkomst de rechten en verplichtingen van de leden of vennoten voor de verdeelsleutel in het kader van energiedelen die van toepassing is. De Vlaamse Regering kan de minimale inhoud van die overeenkomst bepalen.

Elke hernieuwbare-energiegemeenschap bepaalt in haar statuten de regels over de controle van haar leden of vennoten en de autonomie van de hernieuwbare-energiegemeenschap, vermeld in paragraaf 1, derde lid.

Artikel 4.8.3. (07/06/2021- 31/12/2024)

Iedere energiegemeenschap van burgers en hernieuwbare-energiegemeenschap brengt de VREG op de hoogte van de volgende elementen:
1° de activiteiten die ze uitoefent en elke wijziging in die activiteiten;
2° de wijze waarop ze is samengesteld en in voorkomend geval de wijze waarop ze invulling geeft aan het begrip technische of geografische nabijheid, vermeld in artikel 4.8.2, § 1, derde lid.

De VREG maakt deze informatie bekend op zijn website.

De Vlaamse Regering bepaalt de te volgen procedure van de meldingsplicht.

Artikel 4.8.4. (01/04/2023- 31/12/2024)

§ 1. Iedere energiegemeenschap van burgers kan een of meer van de volgende activiteiten ondernemen:
1° energie produceren uit een installatie, rechtstreeks aangesloten of onrechtstreeks aangesloten via de aansluiting van vennoten of leden van de energiegemeenschap van burgers op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet van elektriciteit of een warmte- of koudenet, waarbij de energiegemeenschap van burgers de eigenaar is of de gebruiksrechten heeft van de productie-installatie;
2° het zelfverbruik van de energie, vermeld in punt 1° ;
3° energie opslaan;
4° energiediensten aanbieden of eraan deelnemen;
5° optreden als dienstverlener van flexibiliteit of deelnemer aan flexibiliteit of aggregatie;
6° de energie, vermeld in punt 1°, verkopen, ook met een stroomafnameovereenkomst;
7° oplaaddiensten voor elektrische voertuigen aanbieden;
8° energiedelen, tussen de vennoten of leden, van de energie, vermeld in punt 1°, overeenkomstig artikel 7.2.1, tweede lid.

Iedere hernieuwbare-energiegemeenschap kan de activiteiten, vermeld in het eerste lid, uitoefenen als de energie, vermeld in het eerste lid, 1°, betrekking heeft op groene stroom uit een installatie rechtstreeks of onrechtstreeks aangesloten via de aansluiting van vennoten of leden van de hernieuwbare-energiegemeenschap op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, een gesloten distributienet, of betrekking heeft op hernieuwbare thermische energie uit een installatie aangesloten via een warmte- of koudenet. De hernieuwbare-energiegemeenschap is steeds de eigenaar van de productie-installaties.

Het beheer van de installaties die op het elektriciteitsdistributienet, plaatselijk vervoernet van elektriciteit, gesloten distributienet van elektriciteit, warmte- of koudenet zijn aangesloten, en die nodig zijn om de activiteiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, uit te oefenen, kan door de energiegemeenschap van burgers of hernieuwbare-energiegemeenschap aan een derde gedelegeerd worden, ook wat betreft de installatie, de exploitatie, de verwerking van gegevens en het onderhoud waarbij de derde niet als energiegemeenschap van burgers of hernieuwbare-energiegemeenschap wordt beschouwd.

Elke energiegemeenschap van burgers en elke hernieuwbare-energiegemeenschap zijn financieel verantwoordelijk voor de onbalansen die ze in het elektriciteitsnet veroorzaken voor zover zij als toegangshouder werden aangeduid op de toegangspunten van hun vennoten of leden. Ze dragen de evenwichtsverantwoordelijkheid van hun activiteiten of belasten een evenwichtsverantwoordelijke met die verantwoordelijkheid.

§ 2. Als dat noodzakelijk is om de activiteiten, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 3° en 5° tot en met 8°, uit te oefenen, beschikt de vennoot of het lid van de energiegemeenschap van burgers en van de hernieuwbare-energiegemeenschap over een meter die de afgenomen energie en de energie die in het distributienet wordt geïnjecteerd, afzonderlijk meet, en waarvan de meetwaarden minstens elke onbalansverrekeningsperiode geregistreerd en verwerkt worden bij de allocatie conform de technische reglementen.

§ 3. Elke vennoot of elk lid van een energiegemeenschap van burgers en hernieuwbare-energiegemeenschap behoudt zijn rechten als afnemer, huishoudelijke afnemer of actieve afnemer en kan de energiegemeenschap van burgers of de hernieuwbare-energiegemeenschap verlaten. De voorwaarden, vermeld in artikel 4.4.1, tweede lid, zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.

§ 4. De Vlaamse Regering neemt maatregelen om de ontwikkeling van hernieuwbare-energiegemeenschappen en energiegemeenschappen van burgers te bevorderen en te vergemakkelijken. In dat kader vraagt de Vlaamse Regering aan de VREG via een kosten-batenanalyse te onderzoeken in welke mate activiteiten van energiegemeenschappen en actieve afnemers in een gebouw als vermeld in artikel 7.2.1, § 1, tweede lid, 1°, en de verkoop van groene stroom conform artikel 7.2.3, kunnen bijdragen aan de ontlasting van het distributienet, inclusief de vermeden investeringen en kosten in het net, en de relevante vergoedingen en kortingen op nettarieven te onderzoeken die daarvoor desgevallend kunnen worden voorzien ten aanzien van de hernieuwbare-energiegemeenschappen, de energiegemeenschappen van burgers, de betrokken personen van de verkoop van groene stroom conform artikel 7.2.3 of de actieve afnemers in een gebouw als vermeld in artikel 7.2.1, § 1, tweede lid, 1°.

De Vlaamse Regering kan met het doel innovatieve projecten te stimuleren binnen het kader van regelluwe zones voor energie, vermeld in titel XIV/1, aan energiegemeenschappen van burgers of aan hernieuwbare-energiegemeenschap-pen toestaan om distributienetten binnen hun dekkingsgebied te beheren, evenwel zonder dat dit in strijd is met de geldende regelgeving.

[TITEL IV/1. DE ORGANISATIE VAN DE UITBATING VAN WARMTE- EN KOUDENETTEN IN HET VLAAMSE GEWEST (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

[HOOFDSTUK I. Het beheer van de warmte- en koudenetten in het Vlaamse Gewest (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

[Afdeling I. Activiteiten van de warmte- of koudenetbeheerders (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.1. (08/01/2023- 31/12/2024)

Het beheer van een warmte- of koudenet omvat onder meer de volgende taken:
1° het beheer en onderhoud en het ontwikkelen onder economische voorwaarden van een veilig, betrouwbaar en efficiënt warmte- of koudenet, met inachtneming van het milieu en de energie-efficiëntie van het warmte- of koudenet, en het instaan voor de nodige ondersteunende diensten ervoor;
2° het aanhouden van voldoende capaciteit om de warmte- of koudebehoefte te dekken van de afnemers van thermische energie of tussenpersonen bij de levering van thermische energie die aangesloten zijn op zijn warmte- of koudenet;
3° de herstelling, het preventieve onderhoud, de vernieuwing en de verbetering van zijn warmte- of koudenet en de bijbehorende installaties;
4° het herstellen van onderbrekingen en storingen bij de toevoer van warmte of koude via zijn net;
5° het opstellen, het bewaren en ter beschikking stellen van de plannen van zijn warmte- of koudenet;
6° het aansluiten, verzegelen, afsluiten en heraansluiten van installaties op zijn warmte- of koudenet en het verzwaren van de aansluitingen op zijn warmte- of koudenet;
7° het verlenen van toegang tot zijn warmte- of koudenet;
8° het beheren van het toegangsregister van zijn warmte- of koudenet;
9° het ter beschikking stellen, de plaatsing, de activering, de desactivering, het onderhoud en het herstellen van meters en tellers op de toegangspunten op zijn warmte- of koudenet;
10° het aflezen van de meters en tellers op de toegangspunten op zijn warmte- of koudenet, de bepaling van de injectie en de afname van de warmte- of koudeproducenten en van de afnemers van thermische energie of tussenpersonen bij de levering van thermische energie die aangesloten zijn op zijn warmte- of koudenet, en de verwerking en de bewaring van die gegevens;
11° het verstrekken van de nodige meetgegevens en andere gegevens aan de warmteproducenten, de warmte- of koudeleveranciers, de afnemers van thermische energie of tussenpersonen bij de levering van thermische energie en de VREG;
12° het actief detecteren en vaststellen van alle vormen van energiefraude, en het nemen van maatregelen om energiefraude te vermijden.

De Vlaamse Regering kan nadere regels uitvaardigen voor de taken, vermeld in het eerste lid. Die regels kunnen de taken van de warmte- of koudenetbeheerders verder preciseren en concretiseren.

Afdeling I/1 Veiligheid van het warmte- en koudenet (13/06/2024 - ...)

Artikel 4/1.1.1/1. (13/06/2024- ...)

De Vlaamse Regering kan een veiligheidscode vaststellen die de technische maatregelen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid met betrekking tot warmte- en koudedistributie bepaalt in het kader van het ontwerp, de aanleg, de exploitatie en de ingebruikstelling van alle installaties voor warmte- en koudedistributie in het Vlaamse Gewest en in het kader van de uitvoering van werken door derden aan of in de nabije omgeving van installaties voor koude- en warmtedistributie

[Afdeling II. Aansluiting op een warmte- of koudenet (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.2. (01/04/2019- ...)

Iedere warmte- of koudenetbeheerder maakt de geldende tarieven en voorwaarden bekend voor de aansluiting op zijn warmte- of koudenet.

[Afdeling III. Toegang tot een warmte- of koudenet (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.3. (01/04/2019- ...)

Als de warmte- of koudenetbeheerder niet optreedt als leverancier van thermische energie, maakt hij de geldende tarieven bekend en de voorwaarden waaronder de toegangshouder voor thermische energie toegang tot het warmte- of koudenet kan verkrijgen.

[Afdeling IV. Openbaredienstverplichtingen, opgelegd aan de warmte- of koudenetbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.4. (08/01/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan de warmte- of koudenetbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan afnemers van thermische energie of tussenpersonen bij de levering van thermische energie en aanvragers van een aansluiting op hun warmte- of koudenet.

Die openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op:
1° de informatieverlening en het eventuele voorafgaande overleg bij een onderbreking van de toevoer van thermische energie voor de aanleg, het onderhoud en de herstelling van het net;
2° de karakteristieken van de geleverde thermische energie;
3° de termijnen waarin aanvragen voor nieuwe aansluitingen en aanpassingen van aansluitingen behandeld en uitgevoerd worden;
4° de termijnen waarin klachten en vragen van afnemers van thermische energie of tussenpersonen bij de levering van thermische energie behandeld worden;
5° de facturatie aan afnemers van thermische energie of tussenpersonen bij de levering van thermische energie;
6° de informatieverlening aan afnemers van thermische energie of tussenpersonen bij de levering van thermische energie en aanvragers van een aansluiting op het warmte- of koudenet;
7° de behandeling van klachten van afnemers van thermische energie of tussenpersonen bij de levering van thermische energie en aanvragers van een aansluiting op het warmte- of koudenet.

Artikel 4/1.1.5. (01/04/2019- ...)

De Vlaamse Regering kan de warmte- of koudenetbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan de warmte- of koudeleveranciers die toegang hebben tot hun warmte- of koudenet, of aan de personen die de warmte- of koudeleveranciers aangesteld hebben.

De openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op de termijnen waarin de meetgegevens en de aansluitingsgegevens van de klanten van de warmte- of koudeleverancier door de warmte- of koudenetbeheerder worden bezorgd aan de warmte- of koudeleveranciers of aan de personen die de warmte- of koudeleveranciers aangesteld hebben.

Artikel 4/1.1.6. (08/01/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan de netbeheerders extra openbaredienstverplichtingen opleggen, naast de openbaredienstverplichtingen van dit decreet, met betrekking tot:
1° hun investeringen in het warmte- of koudenet;
2° de procedure die de warmte- of koudenetbeheerders moeten volgen bij wanbetaling door de afnemer van thermische energie of tussenpersoon bij de levering van thermische energie;
3° het nemen van maatregelen van sociale aard.

De gemeenten en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn verlenen hun medewerking aan de warmte- of koudenetbeheerders bij de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen die hun opgelegd zijn volgens dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de vorm waarin die medewerking zal bestaan.

[Afdeling V. Prerogatieven van de warmte- of koudenetbeheerders (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

[Onderafdeling I. Erfdienstbaarheden ten voordele van de netbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.7. (01/04/2019- ...)

§ 1. De warmte- of koudenetbeheerders hebben als erfdienstbaarheid het recht:
1° boomtakken af te hakken die te dicht bij de bovengrondse leidingen van een warmte- of koudenet komen en die schade aan de leiding kunnen veroorzaken;
2° wortels in te korten die te dicht bij ondergrondse leidingen van een warmte- of koudenet komen en die schade aan de leiding kunnen veroorzaken.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, 1° en 2°, kan de warmte- of koudenetbeheerder ook overgaan tot het rooien van de aanwezige bomen en beplantingen als om veiligheidsredenen het recht, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, niet volstaat.

§ 3. De Vlaamse Regering kan voor elk geval afzonderlijk bepalen of het voor de warmte- of koudenetbeheerder van algemeen nut is om leidingen van een warmte- of koudenet aan te leggen boven of onder private onbebouwde gronden en welke voorwaarden daarbij gelden.

De warmte- of koudenetbeheerder heeft in dat geval het recht de leidingen van een warmte- of koudenet aan te leggen boven of onder die gronden, voor het toezicht daarop te zorgen en de noodzakelijke onderhouds- en herstellingswerken uit te voeren.

§ 4. De aangelegde leidingen en de bijbehorende uitrustingen blijven eigendom van de warmte- of koudenetbeheerder. Hij is ertoe gemachtigd alle nodige instandhoudingswerken daarvoor uit te voeren.

§ 5. Behalve in hoogdringende gevallen waarbij de veiligheid imminent in het gedrang komt, wordt het recht wortels in te korten of boomtakken af te hakken, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, en het recht om te rooien, vermeld in paragraaf 2, afhankelijk gesteld van de expliciete weigering van de eigenaar of, in voorkomend geval, van de domeinbeheerder, pachter, huurder of een andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed om zelf binnen een redelijke termijn te kappen, in te korten of te rooien, of van het feit dat hij gedurende een maand het verzoek van de warmte- of koudenetbeheerder zonder gevolg heeft gelaten. In die gevallen kan de warmte- of koudenetbeheerder overgaan tot inkorten, afhakken of rooien op kosten van de eigenaar. Als de warmte- of koudenetbeheerder overgaat tot afhakken, inkorten of rooien wegens hoogdringendheid, is dat voor rekening van de netbeheerder zelf.

Behalve in hoogdringende gevallen waarbij de veiligheid imminent in het gedrang komt, mogen de werken, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, door de warmte- of koudenetbeheerder pas worden aangevangen na de rechtstreekse voorafgaande kennisgeving met een aangetekende brief aan de belanghebbende eigenaars, huurders, pachters, domeinbeheerder en iedere andere houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed. Die kennisgeving vindt minstens twee maanden voor de geplande start van de werken plaats.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de te volgen procedure bij de uitvoering van die rechten.

Artikel 4/1.1.8. (01/04/2019- ...)

§ 1. Als de aanwezige bomen en beplantingen gerooid worden, als vermeld in artikel 4/1.1.7, § 2, is de warmte- of koudenetbeheerder een eenmalige vergoeding verschuldigd aan de eigenaar als vergoeding voor de gerooide bomen en beplantingen en voor de eventuele minwaarde van het onroerend goed.

§ 2. De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen voor de procedure om de hoogte van de vergoeding te bepalen.

§ 3. Als partijen niet tot een minnelijke overeenkomst komen, wordt het geschil voorgelegd aan de vrederechter.

Artikel 4/1.1.9. (01/04/2019- ...)

De uitoefening door de warmte- of koudenetbeheerder van het recht, vermeld in artikel 4/1.1.7, kan de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed niet hinderen in zijn recht van omheinen, afbreken, verbouwen, herstellen of bouwen.

Als de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of houder van een zakelijk recht een dergelijk recht als vermeld in het eerste lid, wil uitoefenen, moet de warmte- of koudenetbeheerder de ondergrondse leidingen en de bovengrondse leidingen die geplaatst zijn op de onbebouwde grond, wegnemen, verplaatsen of aanpassen als ze de uitvoering van de rechten, vermeld in het eerste lid, hinderen. De eigenaar, pachter, domeinbeheerder of de houder van een zakelijk recht op het bewuste onroerend goed bezorgt de betrokken warmte- of koudenetbeheerder dat verzoek minstens zes maanden voor de geplande start van de werken.

De kosten voor het wegnemen, verplaatsen of aanpassen zijn ten laste van de warmte- of koudenetbeheerder in kwestie.

De betrokken warmte- of koudenetbeheerder kan die kosten terugvorderen van respectievelijk de eigenaar, pachter, domeinbeheerder of van de houder van een zakelijk recht als die nog niet gestart is met de werken binnen een termijn van drie jaar na het verzoek tot wegneming, verplaatsing of aanpassing.

[Onderafdeling II. Onteigeningen door de warmte- of koudenetbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.10. (01/04/2019- ...)

§ 1. Warmte- of koudenetbeheerders die daartoe gemachtigd zijn door de Vlaamse Regering, kunnen overeenkomstig de reglementering over de onteigening ten algemenen nutte in eigen naam en voor eigen rekening onroerende goederen onteigenen die voor de rechtstreekse verwezenlijking van hun doel nodig zijn, met uitzondering van het gewestelijk openbaar domein.

De onteigeningen, vermeld in het eerste lid, zullen worden gevorderd met toepassing van de gemeenrechtelijke onteigeningsprocedure of van de rechtspleging in urgente omstandigheden.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de Vlaamse Regering aan de warmte- of koudenetbeheerder op het gewestelijk openbaar domein domeintoelatingen, vergunningen voor privatief gebruik of domeinconcessies verlenen via het gelasten van de door haar of bij decreet aangestelde domeinbeheerder.

[Onderafdeling III. Recht op toegang van de warmte- of koudenetbeheerder tot alle installaties waarvan hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft en die zich bevinden in de inrichting van de netgebruiker (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.11. (01/04/2019- ...)

De warmte- of koudenetbeheerder heeft recht op toegang tot de ruimtes waar de warmtewisselaar en de installatie voor de registratie van geleverde thermische energie zijn opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor werken aan de aansluiting, de plaatsing, de inschakeling, de controle of de meteropname van de warmtewisselaar en van de installatie voor de registratie van geleverde thermische energie.

De netgebruiker verschaft de warmte- of koudenetbeheerder onmiddellijk toegang op eenvoudig mondeling verzoek na een behoorlijke legitimatie.

[Onderafdeling IV. Gebruik van persoonlijke gegevens door de warmte- of koudenetbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.12. (01/04/2019- ...)

De warmte- of koudenetbeheerders kunnen voor de unieke identificatie van warmte- of koudenetgebruikers het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opvragen en gebruiken.

[Afdeling VI. Gebruik van het openbaar domein (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)][of de gemeentewegen (ing. Decr. 18 maart 2022, art. 18, I: 9 april 2022)] [door de warmte- of koudenetbeheerder (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.1.13. (17/12/2023- ...)

§ 1. De warmte- of koudenetbeheerder heeft het recht het openbaar domein en de gemeentewegen te gebruiken voor de aanleg en het onderhoud van leidingen boven of onder het openbaar domein, de gemeentewegen, en de bijbehorende uitrustingen als hij over een voorafgaande domeintoelating van de domeinbeheerder beschikt. Daarbij gelden de voorwaarden die de domeinbeheerder nuttig acht bij de verlening van de domeintoelating.

§ 2. In afwijking van de procedure, vermeld in paragraaf 1, wordt, als voor de geplande werkzaamheden, vermeld in paragraaf 1, zowel een domeintoelating als een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig is, de aanvraag van een domeintoelating samengevoegd met de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. Beide aanvragen worden samen ingediend bij het vergunningverlenende bestuursorgaan.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan verzoekt binnen tien dagen na de ontvangst van de aanvraag elke domeinbeheerder van de gemeentewegen of elke domeinbeheerder op het openbaar domein van wie het geplande traject loopt of de werkzaamheden gepland zijn, om een domeintoelating als vermeld in paragraaf 1, te verlenen of af te wijzen. De domeinbeheerders op wie het verzoek betrekking heeft, brengen het vergunningverlenende bestuursorgaan op de hoogte van hun beslissing en ze houden daarbij rekening met de volgende regelingen:
1° als de vergunningsaanvraag onderworpen is aan een openbaar onderzoek als vermeld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, wordt het vergunningverlenende bestuursorgaan op de hoogte gebracht van de beslissing binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag nadat het openbaar onderzoek is afgesloten;
2° in alle andere gevallen wordt het vergunningverlenende bestuursorgaan op de hoogte gebracht van de beslissing binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van het verzoek. Die termijn kan door de domeinbeheerder eenmalig gemotiveerd worden verlengd met vijftien dagen.

Als de domeinbeheerder binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, geen beslissing neemt, wordt de aanvraag van de domeintoelating geacht te zijn toegestaan.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan brengt de aanvrager op de hoogte van de beslissingen over het verlenen van de domeintoelatingen en de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met een aangetekende brief of met een andere beveiligde zending als vermeld in artikel 1.1.2, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.

§ 3. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de na te leven voorwaarden, de dossiersamenstelling en de te volgen procedure.

Artikel 4/1.1.14. (09/04/2022- ...)

De domeinbeheerder kan om redenen van algemeen belang op elk moment voorwaarden van de domeintoelating toevoegen of aanpassen of de warmte- of koudenetbeheerder verplichten de ondergrondse of bovengrondse leidingen en de steunen die geplaatst zijn op het openbaar domein of de gemeentewegen, weg te nemen, te verplaatsen of aan te passen. De betrokken warmte- of koudenetbeheerder geeft daar uitvoering aan binnen een redelijke termijn na de ontvangst van het verzoek daarom.

De kosten voor het wegnemen, verplaatsen of aanpassen zijn ten laste van de betrokken warmte- of koudenetbeheerder.

Afdeling VII. Geschillenbeslechting en bemiddeling door de Vlaamse Nutsregulator (01/01/2025 - ...)

Dit hoofdstuk is nog niet in werking. Hierboven vindt u het eerste "toekomstige hoofdstuk"

Artikel 4/1.1.15.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Partijen die een klacht hebben over de verplichtingen van een warmte- of koudenetbeheerder op grond van titel IV/1, V, VI en VII, hoofdstuk I tot en met IV, van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, kunnen het geschil schriftelijk ter bemiddeling voorleggen aan de Vlaamse Nutsregulator. De Vlaamse Nutsregulator stelt de bemiddelingsprocedure vast.

De Vlaamse Nutsregulator is niet verplicht om te bemiddelen als:
1° de indiener geen belang kan aantonen;
2° de klacht kennelijk ongegrond is;
3° de klacht kennelijk onredelijk is;
4° de klacht betrekking heeft op feiten:
a)    waarover de indiener eerder een klacht heeft ingediend die conform de toepasselijke decretale regeling is behandeld;
b)    waarover al een klacht in behandeling is bij de Vlaamse Ombudsdienst.

Artikel 4/1.1.16.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Partijen die een klacht hebben over de verplichtingen van een warmte- of koudenetbeheerder op grond van titel IV/1, V, VI en VII, hoofdstuk I tot en met IV, van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, kunnen het geschil schriftelijk ter beslechting voorleggen aan de Vlaamse Nutsregulator.

De Vlaamse Nutsregulator beslecht het geschil met een gemotiveerde, bindende beslissing binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Die periode kan met twee maanden worden verlengd als de Vlaamse Nutsregulator aanvullende informatie vraagt. Een nieuwe verlenging van die termijn is mogelijk voor zover de klager daarmee akkoord gaat.

De beslissing wordt genomen na de betrokken partijen te hebben gehoord. De Vlaamse Nutsregulator kan overgaan of doen overgaan tot alle nuttige onderzoeken en kan, als dat nodig is, deskundigen aanwijzen en getuigen horen. Hij kan bewarende maatregelen opleggen in dringende gevallen. De beslissing kan al of niet een terugbetaling of vergoeding inhouden.

[HOOFDSTUK II. Technische voorschriften voor het beheer van warmte- of koudenetten (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

[Afdeling I. Technische reglementen (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.2.1. (08/01/2023- 31/12/2024)

§ 1. De VREG kan, na voorafgaand stakeholdersoverleg, een ontwerp van technisch reglement opstellen voor het beheer van warmte- of koudenetten. Dat ontwerp van reglement wordt ter consultatie aan de marktpartijen voorgelegd.

§ 2. Het technisch reglement, vermeld in paragraaf 1, kan voor het beheer van, de toegang tot en de aansluiting op het net onder meer de volgende bepalingen bevatten:
1° de technische en operationele regels die verbonden zijn aan de taken die behoren tot het beheer van het warmte- of koudenet, vermeld in artikel 4/1.1.1;
2° de verplichtingen die opgelegd zijn aan warmte- of koudeproducenten, warmte- of koudeleveranciers, tussenpersonen bij de levering van thermische energie, afnemers van thermische energie, eindgebruikers van thermische energie, aanvragers van toegang tot het warmte- of koudenet en aanvragers van een aansluiting op het warmte- of koudenet, om de warmte- of koudenetbeheerder in staat te stellen zijn warmte- of koudenet zo kwaliteitsvol mogelijk te beheren, inclusief de vereisten die opgelegd zijn aan iedere warmte- of koudeleverancier in het Vlaamse Gewest;
3° de regels voor de uitwisseling van gegevens tussen de warmte- of koudebeheerders, de warmte- of koudeproducenten, de warmte- of koudeleveranciers, en de tussenpersonen bij de levering van thermische energie, afnemers van thermische energie, eindgebruikers van thermische energie;
4° de regels die opgelegd zijn aan warmte- of koudeleveranciers, tussenpersonen bij de levering van thermische energie en warmte- of koudenetbeheerders bij klantenwissels, verhuizing, bewoning naar een nieuwe of verzegelde woning, verzegeling, afsluiting, de beëindiging van een leveringscontract, de opname en rechtzetting van meterstanden en de allocatie en reconciliatie, inclusief de financiële verrekeningen;
5° de eventuele technische uitvoeringsregels bij openbaredienstverplichtingen die opgelegd zijn aan warmte- of koudeleveranciers, tussenpersonen bij de levering van thermische energie of warmte- of koudenetbeheerders op grond van dit decreet;
6° de informatieverplichtingen of de voorafgaande goedkeuring door de VREG van de operationele regels, de algemene voorwaarden, de typeovereenkomsten, de formulieren en de procedures die gebruikt worden door de warmte- of koudenetbeheerder ten aanzien van warmte- of koudeleveranciers , tussenpersonen bij de levering van thermische energie, afnemers van thermische energie en eindgebruikers van thermische energie;
7° de prioriteit die in voorkomend geval moet worden gegeven aan kwalitatieve warmte-krachtinstallaties en aan productie-installaties van groene warmte;
8° de verplichting voor de warmte- of koudenetbeheerders om informatie te verstrekken aan de VREG over de beoordeling die ze uitvoeren van het potentieel voor energie-efficiëntie van hun netinfrastructuur, in het bijzonder wat betreft vervoer van thermische energie, beheer van de belasting van het net en interoperabiliteit, en de aansluiting op installaties voor energieopwekking, inclusief de toegangsmogelijkheden voor micro-energiegeneratoren.

§ 3. Het technisch reglement, vermeld in paragraaf 1, is onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse Regering. In voorkomend geval wordt de beslissing tot niet-goedkeuring onverwijld meegedeeld aan de VREG, die, rekening houdend met de opmerkingen van de Vlaamse Regering, de gevraagde aanpassingen verricht. Daarna wordt het technisch reglement opnieuw ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering.

De technische reglementen treden pas in werking na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

[Afdeling II. Verwarming en koeling of warmwatervoorziening van een gebouw door een warmte- of koudenet of door een centrale bron die verschillende gebouwen of verschillende verbruikers binnen één gebouw bedient (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.2.2. (05/12/2020- ...)

§ 1. Als de verwarming, de koeling of de warmwatervoorziening van een gebouw geleverd wordt door een warmte- of koudenet of door een centrale bron die verschillende gebouwen bedient, wordt een warmtemeter of een warmwatermeter geïnstalleerd bij de warmtewisselaar of het leveringspunt. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden en de nadere regels bepalen voor de verwarming, de koeling of de warmwatervoorziening van een gebouw door een warmte- of koudenet of door een centrale bron die verschillende gebouwen bedient.

§ 2. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaraan de koude- of warmtenetbeheerder of de beheerder van een centrale bron, die verschillende gebouwen of verschillende verbruikers binnen één gebouw bedient, moet voldoen om een dergelijk warmte- of koudenet of een bron te mogen uitbaten.

§ 3. De warmte- of koudenetbeheerder of de beheerder van een centrale bron die verschillende gebouwen of verschillende verbruikers binnen één gebouw bedient, zorgt ervoor dat in appartementsgebouwen en multifunctionele gebouwen met een centrale verwarmings- of koelingsbron of met levering vanuit zijn warmte- of koudenet of zijn centrale bron individuele verbruiksmeters geïnstalleerd worden om het warmte- of koelingsverbruik of het warmwaterverbruik voor iedere eenheid te meten.

De Vlaamse Regering kan uitzonderingen bepalen voor multifunctionele gebouwen en voor de gevallen waarin het technisch niet haalbaar of niet kostenefficiënt is om een dergelijke meter te installeren. De Vlaamse Regering bepaalt aan welke voorwaarden de meters moeten voldoen. De partijen die via dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan toegang krijgen tot de gegevens van de meters, zorgen ervoor dat de dataveiligheid op elk moment gegarandeerd wordt en dat voldaan wordt aan de de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.

De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels voor de transparante en accurate berekening van het individuele verbruik en voor de verdeling van de kosten van het thermische of warmwaterverbruik voor:
1° warm water voor huishoudelijk gebruik;
2° warmte uit de installatie van het gebouw voor de verwarming van de gemeenschappelijke ruimten, wanneer trappenhuizen en gangen voorzien zijn van radiatoren;
3° de verwarming of koeling van appartementen.

[HOOFDSTUK III. De levering van thermische energie via een warmte- of koudenet (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

[Afdeling I. De levering van thermische energie via een warmte- of koudenet (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.3.1. (08/01/2023- ...)

De warmte- of koudeleverancier of, als dat van toepassing is, de tussenpersoon bij de levering van thermische energie voert onder meer de volgende taken uit:
1° de levering van thermische energie;
2° de facturatie voor de levering van thermische energie en voor het gebruik van het warmte- of koudenet;
3° het garanderen van het evenwicht tussen de injectie van thermische energie door de warmteproducenten met wie hij een overeenkomst heeft gesloten, en de warmte- of koudeafname van zijn afnemers van thermische energie;
3°/1 informatieverlening;
4° de behandeling van de klachten van zijn klanten;
5° het nemen van maatregelen van sociale aard, zoals beschermingsmaatregelen bij wanbetaling en opzegging van het leveringscontract.

De Vlaamse Regering kan nadere regels uitvaardigen voor de taken, vermeld in het eerste lid. In die regels kunnen de taken van de warmte- of koudeleveranciers en de tussenpersonen bij de levering van thermische energie verder worden gepreciseerd en geconcretiseerd.

[Afdeling II. Openbaredienstverplichtingen, opgelegd aan de warmte- of koudeleveranciers (ing. decr. 10 maart 2017, art. 14, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 4/1.3.2. (08/01/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan iedere warmte- of koudeleverancier of iedere tussenpersoon bij de levering van thermische energie in het Vlaamse Gewest, openbaredienstverplichtingen opleggen voor:
1° de facturatie van het verbruik van thermische energie;
2° informatieverlening;
3° de behandeling van klachten van zijn klanten;
4° het nemen van maatregelen van sociale aard, zoals beschermingsmaatregelen bij wanbetaling en opzegging van het leveringscontract.

[TITEL V. HET VOORKOMEN, DETECTEREN EN VASTSTELLEN VAN ENERGIEFRAUDE (ing. decr. 24 februari 2017, art. 8, I: 22 maart 2017)] (... - ...)

Artikel 5.1.1. (24/12/2018- ...)

De distributienetbeheerders of hun werkmaatschappij stellen jaarlijks gezamenlijk een actieplan op voor het komende jaar over het voorkomen, detecteren en vaststellen van energiefraude en bezorgen dat aan de minister voor 30 november.

De distributienetbeheerders stellen jaarlijks een rapport op over het afgelopen jaar over het voorkomen, detecteren en vaststellen van energiefraude en bezorgen dat aan de minister voor 1 mei.

Artikel 5.1.2. (05/12/2020- 31/12/2024)

Onverminderd de bepalingen van artikel 6.1.2 kan de netbeheerder de toevoer van elektriciteit of aardgas afsluiten met het oog op een regularisatie van het net, de aansluiting of van de meetinstallatie door de netgebruiker als er energiefraude door de netgebruiker als vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, a), b), c), d) en g), wordt vastgesteld, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald.

Met behoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 6.2.2 kan de warmte- of koudenetbeheerder de toevoer van thermische energie afsluiten met het oog op een regularisatie van de aansluiting of van de meetinstallatie door de warmte- of koudenetgebruiker als er energiefraude door de warmte- of koudenetgebruiker als vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, a), b), c) en d), wordt vastgesteld.

De kosten die de netbeheerder en de warmte- of koudenetbeheerders heeft gemaakt om de energiefraude, vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, a), b), c), d) en g), ongedaan te maken, de kosten van de afsluiting, bedoeld in voorgaand lid, de regularisatie van de aansluiting of van de meetinstallatie, de heraansluiting, het onrechtmatig verkregen voordeel, de kosten voor het onrechtmatig verkregen voordeel en de interesten zijn ten laste van de betreffende netgebruiker, warmte- of koudenetgebruiker. Kosten die betrekking hebben op het niet nakomen van de meldingsplicht voor decentrale productie-installaties ≤ 10 kVA zoals vermeld in het aansluitingsreglement zijn pas ten laste van de betreffende netgebruiker vanaf het verstrijken van een termijn van drie maanden na de keuringsdatum van de installatie waarbinnen de vereiste melding niet heeft plaatsgevonden. De netbeheerder of warmte- of koudenetbeheerder of hun gemandateerde vorderen de voormelde kosten en ook het onrechtmatig verkregen voordeel en de interesten rechtstreeks in bij de netgebruiker of de warmte- of koudenetgebruiker.

In afwijking van het derde lid, vordert de leverancier het onrechtmatig bekomen voordeel dat werd bekomen ten gevolge van het niet nakomen van de meldingsplicht voor decentrale productie-installaties ≤ 10 kVA zoals vermeld in het aansluitingsreglement terug bij de netgebruiker als de melding heeft plaatsgevonden voor het verstrijken van een termijn van drie maanden na de keuringsdatum van de installatie.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, richtlijnen uitvaardigen voor de wijze waarop de hoeveelheid onrechtmatig verkregen voordeel kan worden berekend.

Artikel 5.1.3. (17/12/2023- 31/12/2024)

§ 1. Onverminderd de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn, onderneemt de netbeheerder of transmissienetbeheerder met toepassing van dit hoofdstuk voor de uitbetaling van groenestroomcertificaten, warmtekrachtkoppelingscertificaten, vergoedingen en premies die zijn ingesteld ter uitvoering van titel VII en VIII van dit decreet de volgende handelingen:
1° als een vermoeden bestaat dat er energiefraude als vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, e) of f), van dit decreet wordt gepleegd, wordt de uitbetaling tijdelijk opgeschort totdat vastgesteld is of er al dan niet energiefraude is gepleegd;
2° als vaststaat dat er energiefraude als vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, e) of f), van dit decreet, wordt gepleegd of is gepleegd, wordt de uitbetaling definitief stopgezet en wordt de steun teruggevorderd die onterecht is uitgekeerd.

De kosten die de netbeheerder of transmissienetbeheerder heeft gemaakt om de energiefraude, vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, e) of f), van dit decreet, ongedaan te maken, en de kosten van de opschorting, stopzetting of terugvordering, van het onrechtmatig verkregen voordeel en de intresten zijn ten laste van de betreffende netgebruiker. De netbeheerder of zijn gemandateerde zal deze kosten, en ook het onrechtmatig verkregen voordeel en de interesten, rechtstreeks invorderen bij de netgebruiker.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, richtlijnen uitvaardigen voor de wijze waarop de hoeveelheid onrechtmatig verkregen voordeel kan worden berekend.

§ 2. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn, kan de warmte- of koudenetbeheerder de uitbetaling van vergoedingen en premies die zijn ingesteld ter uitvoering van titel VII en VIII van dit decreet, opschorten, stopzetten of terugvorderen als er energiefraude als vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, f), wordt vastgesteld.

De kosten die de warmte- of koudenetbeheerder heeft verricht om de energiefraude, vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, f), ongedaan te maken, en de kosten van de opschorting, stopzetting of terugvordering van het onrechtmatig verkregen voordeel en de interesten zijn ten laste van de betreffende warmte- of koudenetgebruiker. De warmte- of koudenetbeheerder of zijn gemandateerde zal deze kosten, en ook het onrechtmatig verkregen voordeel en de interesten, rechtstreeks invorderen bij de warmte- of koudenetgebruiker.

Artikel 5.1.4. (01/01/2021- 31/12/2024)

De netbeheerders en de warmte- of koudenetbeheerders mogen de gegevens waarover ze voor de uitoefening van hun taken, vermeld in artikel 4.1.6 of artikel 4/1.1.1, beschikken, of de gegevens die voor hen hiertoe toegankelijk zijn of worden gemaakt door het VEKA, de VREG, de toegangshouders en leveranciers of gegevens uit het Rijksregister, de Kruispuntbank Sociale Zekerheid of de Kruispuntbank voor de Ondernemingen, gebruiken om energiefraude te detecteren en vast te stellen via technieken als datamining of profilering.

De netbeheerders en de warmte- of koudenetbeheerders die gebruikmaken van technieken als datamining of profilering om energiefraude te detecteren en vast te stellen hanteren proportionele en relevante criteria, die periodiek kunnen variëren, en die ervoor zorgen dat de te verwerken persoonsgegevens zo beperkt mogelijk maar tegelijk relevant zijn om fraudetypologieën te detecteren. De Vlaamse Regering kan nadere regels uitvaardigen met betrekking tot de te hanteren criteria.

Elke partij die data aanlevert hiervoor blijft verantwoordelijk voor de waarachtigheid en nauwkeurigheid van de betreffende data. De netbeheerders en de warmte- of koudenetbeheerders zijn verantwoordelijk voor de waarachtigheid en nauwkeurigheid van het gebruik van de gegevens voor het detecteren en vaststellen van energiefraude. Zij stellen hierover een intern rapport op, volgen de risico's van de techniek van datamining continu op, waken over hun zorgvuldigheidsplicht om kwaliteitsvolle analyses van persoonsgegevens te verrichten, evalueren continu de gebruikte dataminingmethode en passen ze indien nodig aan.

De Vlaamse Regering vaardigt nadere regels uit met betrekking tot het gebruik van de gegevens die voortkomen uit technieken als datamining of profilering, om de transparantie ten aanzien van de natuurlijke personen van wie persoonsgegevens worden verwerkt te garanderen en misbruik van deze gegevens zoveel mogelijk te voorkomen. Minstens bevatten deze regels richtlijnen op vlak van de verantwoordelijkheid van de verschillende leveranciers van data en van de netbeheerders en de warmte- of koudenetbeheerders inzake dataverwerking, op vlak van de aard van deze verwerking, de categorieën verwerkte gegevens en de bewaring van de gegevens.

TITEL VI. SOCIALE ENERGIEMAATREGELEN VOOR HUISHOUDELIJKE AFNEMERS (... - ...)

[HOOFDSTUK I. Sociale energiemaatregelen voor huishoudelijke afnemers van elektriciteit of aardgas (ing. decr. 10 maart 2017, art. 18, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 6.1.1. (01/01/2016- ...)

Behoudens de gevallen, vermeld in artikel 6.1.2, heeft iedere huishoudelijke afnemer recht op een ononderbroken toevoer van elektriciteit en aardgas.

De kosten voor de levering van elektriciteit en aardgas komen steeds ten laste van de huishoudelijke afnemer.

Artikel 6.1.2. (21/06/2019- ...)

§ 1. De netbeheerder kan de toevoer van elektriciteit of aardgas alleen in de volgende gevallen afsluiten :
1° bij een onmiddellijke bedreiging van de veiligheid, zolang die toestand duurt;
2° bij een leegstaande woning, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
3° bij energiefraude als vermeld in artikel 1.1.3, 40° /1, a), b), c), d) en g) van de huishoudelijke afnemer, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
4° als de huishoudelijke afnemer geen wanbetaler is en weigert om een leveringscontract te sluiten, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
5° als de huishoudelijke afnemer weigert om aan de netbeheerder toegang te geven tot de ruimte waarin de elektriciteits- of aardgasmeter is opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor de plaatsing, de inschakeling, de controle of de meteropname van de elektriciteitsmeter, inclusief de budgetmeter voor elektriciteit en de stroombegrenzer of van de aardgasmeter, inclusief de budgetmeter voor aardgas of voor werken aan de aansluiting;
6° als de huishoudelijke afnemer weigert om aan de netbeheerder toegang te geven tot de ruimte waarin de budgetmeter voor elektriciteit is opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor technische ingrepen aan de meter die nodig zijn om de opgelegde regelingen in het kader van de sociale openbaredienstverplichtingen mogelijk te maken en die niet vanop afstand uitgevoerd kunnen worden;
7° als de huishoudelijke afnemer weigert om met de netbeheerder een afbetalingsplan te sluiten of als hij het gesloten afbetalingsplan met de netbeheerder niet naleeft, onder de voorwaarden die door de Vlaamse Regering worden bepaald, en na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
8° als het leveringscontract van de huishoudelijke afnemer werd opgezegd om een andere reden dan wanbetaling en als de huishoudelijke afnemer binnen een periode die door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, geen leveringscontract heeft gesloten, tenzij de betreffende afnemer kan aantonen dat hij geen leveringscontract heeft kunnen sluiten.

[... (vernietigd bij arrest 5/2021 van het Grondwettelijk Hof van 14 januari 2021)]

In de gevallen, vermeld in 5°, 6°, 7° en 8°, van het eerste lid, kan de Vlaamse Regering de afsluiting van de elektriciteits- of aardgastoevoer in bepaalde periodes beperken of verbieden.

De netbeheerder kan alleen in het voordeel van de huishoudelijke afnemer afwijken van het advies van de lokale adviescommissie.

§ 2. In het geval, vermeld in § 1, 1°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting of heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, ten laste van de netbeheerder, tenzij de netbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van de onveiligheid toegeschreven kan worden aan de huishoudelijke afnemer of aan de eigenaar van de woning.

In de gevallen, vermeld in § 1, 2°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting van de woning, ten laste van de eigenaar van de woning.

In de gevallen, vermeld in § 1, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afslui-ting en de heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, ten laste van die huishoudelijke afnemer.

In afwijking van de vorige leden vallen de kosten die verbonden zijn aan de heraansluiting steeds ten laste van de netbeheerder als blijkt dat de huishoudelijke afnemer ten onrechte werd afgesloten.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor een heraansluiting en de termijnen waarbinnen de heraansluiting van de elektriciteits- en de aardgastoevoer en de herinschakeling van de stroombegrenzer in de budgetmeter voor elektriciteit wordt uitgevoerd.

Artikel 6.1.3. (01/01/2011- ...)

Alle kosten die verbonden zijn aan het opzeggen van het leveringscontract van een wanbetaler door een leverancier, vallen ten laste van de leverancier.

[HOOFDSTUK II. Sociale energiemaatregelen voor huishoudelijke afnemers van thermische energie (ing. decr. 10 maart 2017, art. 19, I: 1 april 2019)] (... - ...)

Artikel 6.2.1. (01/04/2019- ...)

Behalve in de gevallen, vermeld in artikel 6.2.2, heeft iedere huishoudelijke afnemer van thermische energie via een warmte- of koudenet recht op een ononderbroken toevoer van thermische energie.

De kosten voor de levering van thermische energie zijn altijd ten laste van de huishoudelijke afnemer van thermische energie.

Artikel 6.2.2. (01/04/2019- ...)

§ 1. De warmte- of koudenetbeheerder kan de toevoer van thermische energie alleen in de volgende gevallen afsluiten:
1° bij een onmiddellijke bedreiging van de veiligheid, zolang die toestand duurt;
2° bij een leegstaande woning, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
3° bij fraude van de huishoudelijke afnemer van thermische energie, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
4° als de huishoudelijke afnemer van thermische energie geen wanbetaler is en weigert om een leveringscontract te sluiten, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
5° als de huishoudelijke afnemer van thermische energie weigert om aan de warmte- of koudenetbeheerder toegang te verlenen tot de ruimte waarin de warmtewisselaar en de installatie voor de registratie van geleverde thermische energie zijn opgesteld, waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor de plaatsing, de inschakeling, de controle of de meteropname van de warmtewisselaar en de installatie voor de registratie van geleverde thermische energie;
6° als de huishoudelijke afnemer van thermische energie weigert om een afbetalingsplan te sluiten of als hij het gesloten afbetalingsplan niet naleeft, onder de voorwaarden die door de Vlaamse Regering worden bepaald, en na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald;
7° als het leveringscontract van de huishoudelijke afnemer van thermische energie is opgezegd om een andere reden dan wanbetaling en als de huishoudelijke afnemer van thermische energie binnen een periode die door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, geen leveringscontract heeft gesloten, tenzij de betreffende afnemer van thermische energie kan aantonen dat hij geen leveringscontract heeft kunnen sluiten.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 5°, 6° en 7°, is de afsluiting pas mogelijk na een advies van de lokale adviescommissie.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 5°, 6° en 7°, kan de Vlaamse Regering de afsluiting van de toevoer van thermische energie in bepaalde periodes beperken of verbieden.

De warmte- of koudenetbeheerder kan alleen in het voordeel van de huishoudelijke afnemer van thermische energie afwijken van het advies van de lokale adviescommissie.

§ 2. In het geval, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, zijn alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting of heraansluiting van de huishoudelijke afnemer van thermische energie, ten laste van de warmte- of koudenetbeheerder, tenzij de warmte- of koudenetbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van de onveiligheid toegeschreven kan worden aan de huishoudelijke afnemer van thermische energie of aan de eigenaar van de woning.

In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, zijn alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting van de woning, ten laste van de eigenaar van de woning.

In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, zijn alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting van de huishoudelijke afnemer van thermische energie, ten laste van die huishoudelijke afnemer.

In afwijking van de vorige leden zijn de kosten die verbonden zijn aan de heraansluiting, altijd ten laste van de warmte- of koudenetbeheerder als blijkt dat de huishoudelijke afnemer van thermische energie ten onrechte is afgesloten.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor een heraansluiting en de termijnen waarin de heraansluiting van de toevoer van thermische energie wordt uitgevoerd.

Artikel 6.2.3. (01/04/2019- ...)

Alle kosten die verbonden zijn aan de opzegging van het leveringscontract van een wanbetaler door een warmte- of koudeleverancier, zijn ten laste van de warmte- of koudeleverancier.

TITEL VII. MILIEUVRIENDELIJKE ENERGIEPRODUCTIE EN RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK (... - ...)

HOOFDSTUK I. Groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten (... - ...)

Afdeling I. Toekenning van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten (... - ...)

Artikel 7.1.1. (17/12/2023- ...)

§ 1. Wat betreft installaties met startdatum voor 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, wordt een groenestroomcertificaat toegekend aan de eigenaar van de productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, voor iedere 1 000 kWh elektriciteit die in de installatie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

Een productie-installatie met startdatum voor 1 januari 2013 krijgt enkel groenestroomcertificaten gedurende de periode van tien jaar. Indien de installatie in aanmerking komt voor de minimumsteun, vermeld in artikel 7.1.6, en die periode langer is dan tien jaar, krijgt de installatie groenestroomcertificaten gedurende de periode dat de installatie in aanmerking komt voor de minimumsteun.

In afwijking van het tweede lid kan de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, aan het VEKA een verlenging van de steunperiode, vermeld in het tweede lid, aanvragen uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de periode, vermeld in het tweede lid voor de periode die nodig is om het aantal groenestroomcertificaten te ontvangen dat overeenkomt met het aantal groenestroomcertificaten, toe te kennen volgens het aantal vollasturen dat voor de betreffende projectcategorie en overeenstemmend met het initieel geïnstalleerde nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen werd gehanteerd, voor zover:
1° de installatie werd geïnstalleerd en uitgebaat volgens de regels van de kunst;
2° de opwekking van groene stroom niet gebeurt op basis van zonne-energie;
3° het aantal al ontvangen groenestroomcertificaten minstens 5 % ligt onder het aantal groenestroomcertificaten dat overeenkomt met het aantal vollasturen dat voor de betreffende projectcategorie en overeenstemmend met het initieel geïnstalleerde nominaal vermogen uit hernieuwbare energiebronnen werd gehanteerd.

In afwijking van het tweede en derde lid, krijgt een productie-installatie met startdatum voor 1 januari 2013 aanvullend een aantal groenestroomcertificaten gedurende de periode van vijf jaar na het verstrijken van de periode, vermeld in het tweede en derde lid, op basis van een bandingfactor die berekend is voor het deel van de oorspronkelijke investering of van eventuele extra investeringen in de installatie, dat op het moment van het verstrijken van de periode, vermeld in het tweede en derde lid, nog niet is afgeschreven. Ook indien er geen oorspronkelijke investering of extra investeringen zijn die nog niet zijn afgeschreven, wordt een bandingfactor berekend. Daarbij worden dan geen investeringskosten in rekening gebracht. De extra investeringen zijn uitgevoerd en in gebruik genomen voor 1 juli 2013. De waarde van de extra, nog niet volledig afgeschreven investeringen wordt enkel in rekening gebracht indien die minstens :
a) [... (vernietigd arrest Grondwettelijk Hof nr. 8/2014 van 23 januari 2014)]
b) 100.000 euro bedraagt; en
c) uitsluitend essentiële componenten betreft met het oog op groenestroomproductie.

Het aantal groenestroomcertificaten dat gedurende de periode, vermeld in het vierde lid, voor elke 1 000 kWh elektriciteit die wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in installaties met startdatum voor 1 januari 2013 wordt toegekend, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de voor die installatie van toepassing zijnde bandingfactor. De bandingfactor is in dit geval maximaal gelijk aan 1. De periode, vermeld in het vierde lid, kan eenmalig met vijf jaar worden verlengd voor zover nog altijd aan de voorwaarden, vermeld in het vierde lid wordt voldaan. Voor die nieuwe periode wordt een nieuwe bandingfactor berekend die maximaal gelijk is aan Btot voor het lopende kalenderjaarDe eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen kan aan het VEKA een verlenging van de steunperiode, vermeld in het vierde lid, aanvragen voor de eerste vijfjarige periode uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de periode, vermeld in het tweede lid, indien geen verlenging op basis van het derde lid werd verkregen of uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de termijn van verlenging, vermeld in het derde lid, indien wel een verlenging op basis van het derde lid werd verkregen, of als de aanvraag tot verlenging op basis van het derde lid door het VEKA werd geweigerd uiterlijk zes maanden vanaf die weigering. De eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen kan aan het VEKA een tweede vijfjarige periode, vermeld in dit lid, aanvragen uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de eerste vijfjarige periode vermeld in het vierde lid.

Het VEKA oordeelt of een aanvraag, vermeld in het derde, vierde of vijfde lid, van de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen gegrond is. De eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen levert daarvoor de vereiste bewijsstukken aan het VEKA. De eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen stelt op eenvoudig verzoek alle benodigde aanvullende informatie aan het VEKA ter beschikking. Wanneer de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen een aanvraag tot verlenging, als vermeld in het vierde lid, indient zonder dat eerder een aanvraag tot verlenging, vermeld in het derde lid, werd ingediend, dan verliest deze installatie alle rechten tot verlenging van de steunperiode die ze kan verkrijgen op grond van het derde lid.

§1/1. Om de verlengingsaanvragen, vermeld in paragraaf 1, te behandelen en verwerken, betaalt de aanvrager vóór het indienen van de aanvraag een re tributie aan het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1. De retributie bedraagt 4000 euro.

§ 2. Wat installaties betreft die elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen met startdatum vanaf 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, worden groenestroomcertificaten toegekend aan de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen.

In afwijking van het eerste lid worden, als het fotovoltaïsch zonne-energiesysteem in aanmerking komt om te voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel 11.1.3, geen groenestroomcertificaten toegekend voor de opwekking van de hoeveelheid elektriciteit uit zonne-energie die nodig is om aan die voorwaarde te voldoen. Voor de hoeveelheid elektriciteit die door het fotovoltaïsche zonne-energiesysteem wordt geproduceerd bovenop de hoeveelheid die nodig is om aan die verplichting, vermeld in artikel 11.1.3, te voldoen, worden wel groenestroomcertificaten toegekend.

Een installatie met startdatum vanaf 1 januari 2013 krijgt enkel groenestroomcertificaten gedurende de afschrijvingsperiode die in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die hernieuwbare energietechnologie wordt gehanteerd.

Het aantal groenestroomcertificaten dat wordt toegekend voor elke 1 000 kWh elektriciteit die wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor.

De Vlaamse Regering kan de toekenning van groenestroomcertificaten ook beperken op basis van het aantal vollasturen die gehanteerd worden in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die hernieuwbare energietechnologie. De Vlaamse Regering kan daarnaast voor nieuwe installaties en verlengingsaanvragen met betrekking tot de periodes, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid, van bestaande installaties het aantal groenestroomcertificaten begrenzen tot een bepaalde hoeveelheid groenestroomcertificaten.

Bij productie-installaties voor fotovoltaïsche zonne-energie met startdatum vanaf 1 januari 2013 komen uitbreidingen die vanaf 1 september 2019 tot en met 31 december 2022 in dienst genomen zijn en die aangesloten zijn op hetzelfde toegangspunt, waarbij het gezamenlijke maximale vermogen van de omvormers van de installatie na de uitbreiding meer bedraagt dan 5 MW, niet in aanmerking voor het toekennen van groenestroomcertificaten, voor zover niet minstens 36 maanden verstreken zijn vanaf de ingebruikname van de installatie of de ingebruikname van de laatste uitbreiding op dat toegangspunt.

§ 3. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van § 2, derde lid, bepalen dat aan installaties waaraan groenestroomcertificaten werden toegekend, na afloop van de periode waarin de installatie voor steun in aanmerking komt op grond van § 2, derde lid, extra groenestroomcertificaten worden toegekend. Installaties die als brandstof gebruikmaken van biomassa komen echter niet in aanmerking voor een dergelijke verlenging.

De Vlaamse Regering legt de periode en de voorwaarden vast voor de toekenning van die extra certificaten, inclusief de manier waarop de bandingfactoren voor die extra steunperiode worden berekend.

Het aantal extra groenestroomcertificaten dat kan worden toegekend voor elke 1 000 kWh elektriciteit die wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in een dergelijke installatie, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor. De bandingfactor is maximaal gelijk aan Btot

§ 4. De Vlaamse Regering kan bepalen dat er geen groenestroomcertificaten worden toegekend voor de productie tijdens periodes met negatieve elektriciteitsprijzen. De Vlaamse Regering bepaalt hierbij de nadere modaliteiten.

Artikel 7.1.2. (15/06/2019- ...)

§ 1. Wat betreft installaties met startdatum voor 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, wordt een warmte-krachtcertificaat toegekend aan de eigenaar van de productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, voor iedere 1 000 kWh primaire energiebesparing die in de installatie wordt gerealiseerd door gebruik te maken van een kwalitatieve warmte-krachtinstallatie ten opzichte van referentie-installaties.

Een productie-installatie of een ingrijpende wijziging met startdatum voor 1 januari 2013 krijgt enkel warmte-krachtcertificaten gedurende een door de Vlaamse Regering bepaalde periode, waarbij het aantal warmte-krachtcertificaten dat gedurende deze periode wordt toegekend degressief afneemt volgens een door de Vlaamse Regering bepaalde formule.

§ 2. Wat betreft kwalitatieve warmte-krachtinstallaties of ingrijpende wijzigingen met startdatum vanaf 1 januari 2013 en gelegen in het Vlaamse Gewest, worden warmte-krachtcertificaten toegekend aan de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen.

Een installatie of ingrijpende wijziging met startdatum vanaf 1 januari 2013 krijgt enkel warmte-krachtcertificaten gedurende de afschrijvingsperiode die in de berekeningsmethodiek voor de onrendabele top voor de WKK-technologie wordt gehanteerd.

Het aantal warmte-krachtcertificaten dat voor installaties of ingrijpende wijzigingen met startdatum vanaf 1 januari 2013 wordt toegekend voor elke 1 000 kWh primaire energiebesparing, gerealiseerd door gebruik te maken van een kwalitatieve warmte-krachtinstallatie ten opzichte van referentie-installaties, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor.

De Vlaamse Regering kan, in afwijking van het tweede lid, een alternatieve methode voor toekennen van warmte-krachtcertificaten vastleggen op basis van het aantal vollasturen gehanteerd in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top voor die warmte-krachttechnologie.

§ 3. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van § 1 en § 2, tweede lid, bepalen dat aan installaties waaraan warmte-krachtcertificaten werden toegekend, na afloop van de periode waarin de installatie in aanmerking komt voor steun op grond van § 1 of § 2, tweede lid, extra warmte-krachtcertificaten worden toegekend.

De Vlaamse Regering legt ook de periode en de voorwaarden vast voor de toekenning van deze extra certificaten, inclusief de manier waarop de bandingfactoren voor deze extra steunperiode worden berekend.

Het aantal extra warmte-krachtcertificaten dat kan worden toegekend voor elke 1 000 kWh primaire energiebesparing die wordt gerealiseerd, is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde bandingfactor.

De bandingfactor is in dit geval maximaal gelijk aan 0,75.

§ 4. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaraan een warmte-krachtinstallatie moet voldoen om te worden beschouwd als een kwalitatieve warmte-krachtinstallatie en bepaalt de referentie-installaties.

 § 5. De Vlaamse Regering kan bepalen dat er geen warmte-krachtcertificaten worden toegekend voor de productie tijdens periodes met negatieve elektriciteitsprijzen. De Vlaamse Regering bepaalt hierbij de nadere modaliteiten.

Artikel 7.1.3. (01/01/2021- 31/12/2024)

Groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten worden toegekend door de VREG op basis van de gegevens die hem daartoe worden overgemaakt door het VEKA, de netbeheerders, de transmissienetbeheerder, de eigenaar van de productie-installatie of diens gemachtigde.

De Vlaamse Regering legt de nadere toepassingsregels en procedures vast met betrekking tot de aanvraag, de toekenning, inclusief de gevallen van de schorsing en intrekking van de uitgifte ervan, van groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten, met inbegrip van de gegevensoverdracht, bedoeld in het vorig lid. De Vlaamse Regering zorgt er hierbij voor dat een onderneming in moeilijkheden geen aanvraagdossiers voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten of warmtekracht certificaten kan indienen.

Artikel 7.1.4. (13/06/2024- 31/12/2024)

De door de VREG toegekende groenestroom-certificaten en warmtekrachtcertificaten worden geregistreerd in een centrale databank. De Vlaamse Regering bepaalt de specificaties die per certificaat in de centrale databank moeten worden vermeld.

Jaarlijks wordt door de VREG uiterlijk op 31 januari het aantal groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten dat gedurende het vorige kalenderjaar aan rechtspersonen is toegekend, actief openbaar gemaakt. De voormelde openbaar- making bevat al de volgende elementen per rechtspersoon:
1° het ondernemingsnummer, vermeld in artikel III.17 van het Wetboek van economisch recht, van de certificaatgerechtigde en ook de naam, het postnummer, de gemeente en het land die aan dat ondernemingsnummer of vergelijk- baar identificatienummer gekoppeld zijn;
2° het adres van de productie-installatie waar de certificaten terechtkomen, op basis van het postnummer van het vestigingsnummer of de andere lokalisatieparameter in het dossierbehandelingssysteem;
3° per productie-installatie en per ondernemingsnummer: het vermogen en de datum van indienstname, de technologie, het aantal groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten dat per jaar gedurende de vorige tien jaar is toe- gekend, en de minimumsteunwaarde ervan, vermeld in artikel 7.1.6 en 7.1.7 van dit decreet.

De VREG kan voor de unieke identificatie van de gebruikers van de databank het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opvragen en gebruiken.

[Afdeling I/1. Berekening van de onrendabele toppen en de bandingfactoren (ing. Decr. 13 juli 2012, art. 6, I: 30 juli 2012)] (... - ...)

Artikel 7.1.4/1. (01/01/2021- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

§ 1. Het VEKA berekent en actualiseert minstens jaarlijks de onrendabele toppen volgens een procedure en methode die door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, als vermeld in § 3. De Vlaamse Regering bepaalt in dit kader de verschillende categorieën waarvoor een onrendabele top wordt berekend en houdt daarbij minstens rekening met de gehanteerde technologievorm, de vermogensklasse en de gebruikte brandstof.

De onrendabele toppen worden berekend voor representatieve projectcategorieën. De Vlaamse Regering legt deze representatieve projectcategorieën vast. De Vlaamse Regering kan ook niet-representatieve projectcategorieën vastleggen waarvoor per project een specifieke onrendabele top wordt bepaald.

De onrendabele toppen worden berekend voor nieuwe projecten die certificaten kunnen ontvangen op grond van artikel 7.1.1, § 2, of artikel 7.1.2, § 2, volgens een methodiek die de Vlaamse Regering vastlegt, als vermeld in § 4.

De onrendabele toppen worden ook berekend voor lopende projecten voor de periode dat ze certificaten kunnen ontvangen op grond van artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid, en § 2 of § 3 of artikel 7.1.2, § 2 of § 3, volgens een methodiek die de Vlaamse Regering vastlegt, als vermeld in § 4.

Op basis van de onrendabele toppen berekent het VEKA telkens ook de overeenstemmende bandingfactoren.

De bandingfactoren die van toepassing zijn worden zowel voor nieuwe als voor lopende projecten aangepast als de geactualiseerde bandingfactor meer dan 2 % afwijkt van de bandingfactor die van toepassing is.

De geactualiseerde bandingsfactoren voor lopende projecten en voor nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar zijn één maand na de actualisering van toepassing.

Het VEKA deelt minstens een keer per jaar en dit in elk geval voor 30 juni het rapport met de berekening van de onrendabele toppen en overeenstemmende bandingfactoren voor de representatieve en niet-representatieve projectcategorieën, bedoeld in het tweede lid mee aan de Vlaamse Regering en aan de minister.

De Vlaamse Regering legt de procedure vast voor aanpassing van de nieuwe banding factoren op basis van het rapport, meegedeeld aan de Vlaamse Regering en de minister.

Voor relevante technologieën en projecten die buiten de vastgestelde representatieve projectcategorieën vallen, legt het VEKA ook een voorstel voor op basis van een berekening van de onrendabele top en de bandingfactor. Daarbij legt het VEKA op basis van het verwachte aantal toe te kennen certificaten een analyse voor van de verwachte impact op de certificatenmarkt en de certificatenverplichting.

§ 2. ...

§ 3. Voor het VEKA een rapport aan de Vlaamse Regering en aan de minister bezorgt, organiseert het een stakeholderoverleg. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor het voorwerp en de methode van dit stakeholderoverleg, en voor de deelnemers eraan.

§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt de methodiek voor de berekening van de onrendabele top en houdt daarbij minstens rekening met de volgende parameters :
1° de geraamde investeringskosten in het geval van nieuwe projecten, de investeringskosten gebruikt bij de bepaling van de oorspronkelijke onrendabele top voor lopende projecten en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar tijdens de afschrijvingsperiode, en de vervangingsinvesteringskosten voor lopende projecten na de afschrijvingsperiode;
2° de afschrijvingsperiode;
3° de brandstofkosten;
4° de elektriciteitsprijs.

In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt voor installaties voor de productie van groene stroom met startdatum voor 1 januari 2013 ook rekening gehouden met het nog niet afgeschreven gedeelte van de oorspronkelijke investeringskosten of van latere extra investeringen, voor zover die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, vierde lid. Tenzij anders door de Vlaamse Regering bepaald, wordt dit wat betreft het nog niet afgeschreven gedeelte van de oorspronkelijke investeringskosten berekend aan de hand van het oorspronkelijke afschrijvingsritme dat gehanteerd werd bij de indienstname van de betrokken installatie.

Voor lopende projecten en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom of voor warmte-krachtkoppeling wordt de onrendabele top tijdens de afschrijvingsperiode bedoeld in artikel 7.1.1, § 2 of § 3, of in artikel 7.1.2, § 2 of § 3, niet geactualiseerd wanneer in de methodiek voor een projectcategorie brandstofkosten, vermeld in het eerste lid, 3°, van toepassing kunnen zijn. De onrendabele top voor de productie van groene stroom in een installatie met een startdatum voor 1 januari 2013, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, wordt niet geactualiseerd. Voor alle andere lopende projecten en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom of voor warmte-krachtkoppeling wordt de onrendabele top enkel geactualiseerd afhankelijk van de elektriciteitsprijs.

In afwijking van het derde lid wordt voor alle lopende projecten en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom of voor warmtekracht koppeling de onrendabele top tijdens de afschrijvingsperiode, vermeld in artikel 7.1.1, § 2 of § 3, of in artikel 7.1.2, § 2 of § 3, wel geactualiseerd op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.

De Vlaamse Regering kan in het kader van de berekeningsmethodiek van de onrendabele top maximumwaarden opleggen voor de parameters, vermeld in het eerste lid, of voor de bandingfactoren.

De bandingfactor bedraagt in elk geval nooit meer dan 1,25.

Afdeling II. Gebruik van de groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten (... - ...)

Artikel 7.1.5. (13/06/2024- ...)

§ 1. Groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten kunnen worden aangewend als in te dienen bewijsstuk in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in respectievelijk artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11.

§ 2. Een groenestroomcertificaat of een warmte-krachtcertificaat kan slechts eenmaal worden ingediend in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van § 1.

§ 3. Een groenestroomcertificaat kan worden ingediend in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van § 1, 2°, tot tien jaar na de toekenning ervan.

§ 4. De Vlaamse Regering legt de nadere criteria en procedures vast voor het voorleggen, aanvaarden en indienen van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten.

Productie-installaties voor zonne-energie die na 1 januari 2010 in dienst worden genomen en die geïnstalleerd worden op woningen of woongebouwen, waarvan het dak of de zoldervloer niet geïsoleerd is, komen niet langer in aanmerking voor het toekennen van groenestroomcertificaten die kunnen worden aanvaard in het kader van de certificatenverplichting, bedoeld in artikel 7.1.10. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de isolatievoorwaarde.

Voor de bijstook tot 60 % van hernieuwbare energiebronnen in een kolencentrale met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW, wordt het aantal voor de certificatenverplichting aanvaardbare groenestroomcertificaten verminderd met 50 %. Voor een kolencentrale met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW waar enkel hernieuwbare energiebronnen worden verbruikt wordt voor de eerste 60 % groenestroomproductie het aantal voor de certificatenverplichting aanvaardbare groenestroomcertificaten verminderd met 50 %.

In afwijking van het derde lid, wordt voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in kolencentrales met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW die actief zijn op 1 januari 2011 en waar op en na deze datum niet langer producten worden verbruikt met de GN-codes 2701, 2702, 2703 of 2704, zoals bedoeld in de EG-verordening nr. 2031/2001 van de Europese Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van EEG-Verordening nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijke douanetarief, het aantal voor de certificatenverplichting aanvaardbare groenestroomcertificaten verminderd met 4%. Dit percentage kan niet verhoogd worden tot en met 30 april 2026. Indien het percentage alsnog zou verhoogd worden, vergoedt de Vlaamse overheid de eigenaars van de desbetreffende installaties voor de geleden schade.

Het VEKA bepaalt de berekening van het aandeel hernieuwbare energiebronnen in de stroomproductie.

Voor installaties die elektriciteit produceren op basis van zonne-energie zijn alleen de groenestroomcertificaten aanvaardbaar voor de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10, die zijn toegekend voor elektriciteit geproduceerd tijdens de periode dat de installatie kan genieten van minimumsteun vermeld in artikel 7.1.6.

In afwijking van het derde tot en met het zesde lid, zijn wat betreft productieinstallaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 alleen de groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten, vermeld in artikel 7.1.1, § 2 en § 3, en artikel 7.1.2, § 2 en § 3, aanvaardbaar voor de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10 en artikel 7.1.11. Wat productie-installaties voor zonne-energie betreft, voldoen die tevens aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid.

Afdeling III. Minimumwaarde van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten (... - ...)

Artikel 7.1.6. (08/01/2023- 31/12/2024)

§ 1. De netbeheerders kennen voor zover de producent zelf daarom verzoekt een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die is opgewekt in installaties die aangesloten zijn op hun net en op gesloten distributienetten, gekoppeld aan hun net. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen draagt de producent het overeenstemmende aantal groenestroomcertificaten over aan de betrokken netbeheerder.

Een groenestroomcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen waarvoor het betreffende groenestroomcertificaat niet kan worden aanvaard in het kader van artikel 7.1.10. Er kan geen steun meer worden verleend als het groenestroomcertificaat op het moment van het aanbieden aan de netbeheerder nog minder dan twaalf maanden geldig is.

De minimumsteun wordt vastgelegd afhankelijk van de gebruikte hernieuwbare energiebron en de gebruikte productietechnologie.

Voor installaties in gebruik genomen vóór 1 januari 2010 bedraagt de minimumsteun :
1° voor zonne-energie : 450 euro per overgedragen certificaat;
2° voor waterkracht, getijden- en golfslagenergie en aardwarmte : 95 euro per overgedragen certificaat;
3° voor windenergie op land en voor organisch-biologische stoffen waarbij al dan niet co-verbranding wordt toegepast, voor de vergisting van organisch-biologische stoffen in stortplaatsen, en voor het organisch-biologisch deel van restafval : 80 euro per overgedragen certificaat. Voor biogas uit vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen, en biogas uit gft-vergisting met compostering : 100 euro per overgedragen certificaat.

Voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2010 en met startdatum voor 1 januari 2013 bedraagt de minimumsteun :
1° voor waterkracht, voor getijden- en golfslagenergie, voor aardwarmte, voor windenergie op land, voor vaste of vloeibare biomassa, biomassa-afval en biogas, voor zover deze niet vermeld worden in punt 2° : 90 euro per overgedragen certificaat;
2° voor stortgas, voor biogas uit vergisting van afvalwater(zuiveringsslib) of rioolwaterzuivering(sslib) en voor verbranding van restafval : 60 euro per overgedragen certificaat;
3° voor andere technieken : 60 euro per overgedragen certificaat;
4° voor biogasinstallaties die niet vermeld zijn in punt 2° : 90 euro per overgedragen certificaat. Voor biogas uit vergisting van hoofdzakelijk mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen, en biogas uit gft-vergisting met compostering :
a) wanneer deze installaties in dienst zijn genomen voor 1 januari 2012 : 100 euro per overgedragen certificaat;
b) wanneer deze installaties in dienst zijn genomen na 1 januari 2012 en een ecologiepremie kregen toegekend : 100 euro per overgedragen certificaat;
c) wanneer deze installaties in dienst zijn genomen na 1 januari 2012 en geen ecologiepremie kregen toegekend : 110 euro per overgedragen certificaat;
5° voor zonne-energie bedraagt de minimumsteun per overgedragen certificaat :
a) voor installaties in gebruik genomen in het jaar 2010 : 350 euro;
b) voor installaties met een piekvermogen van maximaal 250 kW :
1) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 : 330 euro;
2) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 : 300 euro;
3) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011 : 270 euro;
4) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2012 : 250 euro;
5) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 april 2012 tot en met 30 juni 2012 : 230 euro;
6) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2012 tot en met 31 juli 2012 : 210 euro;
7) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 augustus 2012 tot en met 31 december 2012 : 90 euro;
c) voor installaties met een piekvermogen van meer dan 250 kW :
1) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 : 330 euro;
2) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 : 240 euro;
3) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011 : 150 euro;
4) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 : 90 euro.

Aan installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 wordt een minimumsteun gegeven van 93 euro per overgedragen groenestroomcertificaat dat werd toegekend met toepassing van artikel 7.1.1, § 2. Deze minimumsteun geldt ook voor installaties met startdatum voor 1 januari 2013 die groenestroomcertificaten ontvangen met toepassing van artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid, en die reeds minimumsteun ontvingen voor installaties met startdatum voor 1 januari 2013.

Als een installatie voor zonne-energie wordt uitgebreid in een periode die recht geeft op een andere minimumsteun dan de minimumsteun op de datum van indienstneming van de oorspronkelijke installatie of de vorige uitbreiding, moet een aparte productiemeter en omvormer worden geplaatst voor de meting van de productie van de bijgeplaatste zonnepanelen. De minimumsteun voor de groenestroomcertificaten toegekend voor de productie via deze bijgeplaatste zonnepanelen is de minimumsteun van de datum van indienstneming van de uitbreiding van de installatie.

De verplichting, vermeld in het eerste lid, begint bij de inwerkingstelling van een nieuwe productie-installatie en loopt over een periode van tien jaar. Voor nieuwe en bestaande installaties voor gft-vergisting met nacompostering loopt deze verplichting over een periode van twintig jaar vanaf de inwerkingstelling. In het geval van zonne-energie loopt de verplichting voor installaties die in dienst zijn genomen vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 juli 2012 over een periode van twintig jaar. Voor zonne-energie-installaties die in dienst worden genomen vanaf 1 augustus 2012 tot en met 31 december 2012 loopt de verplichting over een periode van tien jaar. Voor installaties die een startdatum vanaf 1 januari 2013 hebben, loopt de verplichting tot het einde van de periode waarin groenestroomcertificaten worden toegekend.

In afwijking van het achtste lid loopt de verplichting, vermeld in het eerste lid, in de gevallen, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, derde lid, tot het einde van de verlenging van de steunperiode.

In afwijking van het achtste lid, kunnen nieuwe productie-installaties die over een omgevingsvergunning moeten beschikken, in aanmerking komen voor de minimumsteun die geldt op het moment dat de omgevingsvergunning of als er voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit van het project enerzijds en het uitvoeren van de stedenbouwkundige handelingen anderzijds een afzonderlijke omgevingsvergunning werd verleend, de laatste van die vergunningen werd verkregen, op voorwaarde dat na het verlenen van die laatste vergunning de installatie in gebruik wordt genomen binnen de volgende termijn :
1° voor zonne-energie binnen 12 maanden;
2° voor alle andere technologieën binnen 36 maanden.

De Vlaamse Regering kan voor projectcategorieën waarvoor een specifieke onrendabele top wordt bepaald, beslissen om de termijnen, vermeld in het tiende lid, te verlengen.

De Vlaamse Regering kan verdere definities voor toepassing van deze paragraaf vastleggen.

§ 2. De netbeheerders brengen minstens één keer per jaar certificaten die aan hen werden overgedragen op de markt om de kosten die verbonden zijn aan de verplichting, vermeld in paragraaf 1, te recupereren. De VREG zorgt voor de transparantie en de regulariteit van de verkoop van die certificaten door de netbeheerders. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen betreffende de manier waarop, de voorwaarden waaronder en het tijdsbestek waarbinnen de netbeheerder de certificaten terug op de markt brengt.

De lijsten van de overgedragen certificaten en van de certificaten die door de netbeheerders op de markt werden gebracht, worden maandelijks door de netbeheerders aan de VREG meegedeeld.

Vanaf het jaar 2010 verrekenen de netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangeduid, jaarlijks in het jaar n onderling de kost van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, in verhouding tot de hoeveelheden verdeelde elektriciteit in het jaar n-1. De te verdelen kosten worden per netbeheerder beperkt tot een percentage van het distributiebudget, dat overeenstemt met het aandeel dat de kosten van de verplichting voor alle betrokken netbeheerders samen vertegenwoordigt in het totale distributiebudget, plus 5 %.

Vanaf het jaar 2015 verrekenen de netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangeduid, jaarlijks in het jaar n onderling de kosten van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, in verhouding tot de hoeveelheden verdeelde elektriciteit in het jaar n-1.

§ 3. De netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen, kent voor installaties die aangesloten zijn op het transmissienet, of op gesloten distributienetten of op gesloten industriële netten, vermeld in artikel 2, 41°, van de federale Elektriciteitswet, gekoppeld aan zijn net of voor installaties in eilandwerking, een minimumsteun, als bepaald in paragraaf 1, toe per overgedragen groenestroomcertificaat dat werd toegekend ter uitvoering van artikel 7.1.1. Voor installaties met startdatum voor 1 januari 2013 geldt deze verplichting enkel voor groenestroomcertificaten toegekend vanaf 1 juli 2013. Paragrafen 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Als de steun, vermeld in paragraaf 1 en 3, door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, vergoedt het Vlaamse Gewest de geleden schade voor bestaande installaties.

§ 5. De netbeheerder kan de uitbetaling schorsen van de minimumsteun, bedoeld in § 1 en § 3, aan installaties, aangesloten op zijn net of op gesloten distributienetten, gekoppeld aan zijn net, indien deze niet voldoen aan de verplichtingen, opgelegd in of krachtens de technische reglementen, vermeld in artikel 4.2.1, tot alsnog aan deze verplichtingen wordt voldaan.

Artikel 7.1.7. (08/01/2023- 31/12/2024)

§ 1. De netbeheerders kennen een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit die is opgewekt in kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die aangesloten zijn op hun net en op gesloten distributienetten, gekoppeld aan hun net, voor zover de producent zelf daarom verzoekt. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling draagt de producent het overeenstemmende aantal warmte-krachtcertificaten over aan de betrokken netbeheerder.

Een warmte-krachtcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling waarvoor het betreffende warmtekrachtcertificaat niet kan worden aanvaard in het kader van artikel 7.1.11. Er kan geen steun meer worden verleend als het warmte-krachtcertificaat op het moment van het aanbieden aan de netbeheerder nog minder dan twaalf maanden geldig is.

De minimumsteun bedraagt 27 euro per overgedragen warmte-krachtcertificaat. Voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 januari 2012 en met startdatum voor 1 januari 2013 bedraagt de minimumsteun 31 euro per overgedragen warmte-krachtcertificaat. Aan installaties met startdatum vanaf 1 januari 2013 wordt een minimumsteun gegeven van 31 euro per overgedragen warmte-krachtcertificaat dat werd toegekend met toepassing van artikel 7.1.2, § 2.

De verplichting, vermeld in het eerste lid, geldt voor warmte-krachtinstallaties waarvoor de certificatenaanvraag werd ingediend na 30 juni 2006 en loopt over een periode van tien jaar vanaf de datum van indienstneming van de warmte-krachtinstallatie. Voor installaties die een startdatum vanaf 1 januari 2013 hebben, loopt de verplichting tot het einde van de periode waarin warmte-krachtcertificaten worden toegekend.

§ 2. De netbeheerders brengen minstens één keer per jaar warmte-krachtcertificaten die aan hen werden overgedragen op de markt om de kosten die verbonden zijn aan de verplichting, vermeld in paragraaf 1, te recupereren. De VREG zorgt voor de transparantie en de regulariteit van de verkoop van die warmtekrachtcertificaten door de netbeheerders. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen betreffende de manier waarop, de voorwaarden waaronder en het tijdsbestek waarbinnen de netbeheerder de certificaten terug op de markt brengt.

De lijsten van de overgedragen warmte-krachtcertificaten en van de warmte-krachtcertificaten die door de netbeheerders op de markt werden gebracht, worden maandelijks door de netbeheerders aan de VREG meegedeeld.

Vanaf het jaar 2010 verrekenen de netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangeduid, jaarlijks in het jaar n onderling de meerkosten van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, in verhouding tot de hoeveelheden verdeelde elektriciteit in het jaar n-1. De te verdelen kosten worden per netbeheerder beperkt tot een percentage van het distributiebudget, dat overeenstemt met het aandeel dat de kosten van de verplichting voor alle betrokken netbeheerders samen vertegenwoordigt in het totale distributiebudget, plus 5 %.

Vanaf het jaar 2015 verrekenen de netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangeduid, jaarlijks in het jaar n onderling de kosten van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, in verhouding tot de hoeveelheden verdeelde elektriciteit in het jaar n-1.
 

§ 3.De netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen, kent voor kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die aangesloten zijn op het transmissienet, of voor installaties in eilandwerking, een minimumsteun, als vermeld in paragraaf 1, toe per overgedragen warmte-krachtcertificaat dat werd toegekend met toepassing van artikel 7.1.2, § 2.

De netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen, kent voor kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die aangesloten zijn op het transmissienet, of voor installaties in eilandwerking en die een startdatum hebben van voor 1 januari 2013, een minimumsteun toe van 18 euro per overgedragen warmte-krachtcertificaat dat vanaf 1 juli 2013 werd toegekend met toepassing van artikel 7.1.2, § 1.

Paragraaf 1 en 2, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Als de steun, vermeld in paragraaf 1 en 3, door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, vergoedt het Vlaamse Gewest de geleden schade voor bestaande installaties.

§ 5. De netbeheerder kan de uitbetaling schorsen van de minimumsteun, bedoeld in § 1 en § 3, aan installaties, aangesloten op zijn net of op gesloten distributienetten, gekoppeld aan zijn net, indien deze niet voldoen aan de verplichtingen, opgelegd in of krachtens de technische reglementen, vermeld in artikel 4.2.1, tot alsnog aan deze verplichtingen wordt voldaan.

Afdeling IV. [... (opgeh. Decr. 13 juli 2012, art. 10, I: 30 juli 2012)] (... - ...)

Artikel 7.1.8. (30/07/2012- ...)

...

Artikel 7.1.9. (30/07/2012- ...)

...

Afdeling V. Certificatenverplichtingen en verplichtingen tot het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (13/06/2024 - ...)

Onderafdeling I. De certificatenverplichting hernieuwbare energie (... - ...)

Artikel 7.1.10. (13/06/2024- 31/12/2024)

§ 1. Iedere persoon die in het jaar n-1 als toegangshouder geregistreerd stond in het toegangsregister van een elektriciteitsdistributienetbeheerder, een beheerder van een gesloten distributienet de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of transmissienetbeheerder, op een afnamepunt in het Vlaamse Gewest, en geen netbeheerder is, is verplicht jaarlijks uiterlijk op 31 oktober van het jaar n, bij de VREG het aantal groenestroomcertificaten in te dienen dat bepaald wordt met toepassing van § 2 of § 4 in voorkomend geval.

§ 2. Het aantal groenestroomcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden ingediend, wordt tot en met 31 maart 2012 vastgesteld met de formule :
C = G x Ev, waarbij :
C gelijk is aan het aantal in het jaar n in te dienen groenestroomcertificaten door een bepaalde toegangshouder;
G gelijk is aan :
1° 0,008 als het jaar n gelijk is aan 2003;
2° 0,012 als het jaar n gelijk is aan 2004;
3° 0,020 als het jaar n gelijk is aan 2005;
4° 0,025 als het jaar n gelijk is aan 2006;
5° 0,030 als het jaar n gelijk is aan 2007;
6° 0,0375 als het jaar n gelijk is aan 2008;
7° 0,0490 als het jaar n gelijk is aan 2009;
8° 0,0525 als het jaar n gelijk is aan 2010;
9° 0,0600 als het jaar n gelijk is aan 2011;
10° 0,0700 als het jaar n gelijk is aan 2012;
Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaamse Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van een gesloten distributienet, beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of transmissienetbeheerder. Daarbij wordt de afname per afnamepunt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder.

Het aantal groenestroomcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden ingediend, wordt vanaf 31 maart 2013 vastgesteld met de formule :
C = Gr x Ev, waarbij :
C gelijk is aan het aantal in het jaar in te dienen groenestroomcertificaten door een bepaalde toegangshouder;
Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaamse Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van een gesloten distributienet, beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of transmissienetbeheerder. Daarbij wordt de afname per afnamepunt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder;
Gr gelijk is aan :
1° 0,14 in 2013;
2° 0,155 in 2014;
3° 0,168 in 2015;
4° 0,18 in 2016;
5° 0,23 in 2017;
6° 0,205 in 2018;
7° 0,215 in 2019 tot 2023;
8° 0,18 in 2024;
9° 0,11 in 2025;
10° 0,11 in 2026;
11° 0,11 in 2027;
12° 0,11 in 2028;
13° 0,10 in 2029;
14° 0,09 in 2030;
15° 0,08 in 2031 en daarna.

Wanneer een bandingfactor wordt vastgelegd voor een installatie voor de productie van groene stroom met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 20 MW, wordt het aantal in te dienen groenestroomcertificaten geëvalueerd en eventueel verhoogd door de Vlaamse Regering.

De Vlaamse Regering stelt ook voor elk jaar een bruto binnenlandse groenestroomproductie voorop en legt indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron vast die erop gericht zijn de vooropgestelde bruto binnenlandse groenestroomproductie te bereiken.

§ 3. In afwijking van paragraaf 2 wordt Ev vanaf 31 maart 2017 verminderd met de volgende hoeveelheden:
1° voor de afname tussen 1000 MWh en 20.000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 47% van die afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was. Die vermindering geldt alleen voor bedrijfsvestigingen waarvan de hoofdactiviteit behoort tot NACE-BEL 2008 RSZ-code 05 tot en met 33 (industrie en winning van delfstoffen), RSZ-code 46391, RSZ-code 52100 of RSZ-code 52241 en geldt enkel voor bedrijfsvestigingen waarvan hogervermelde RSZ-codes op 31 december van het afnamejaar door de toegangshouder in het toegangsregister zijn geregistreerd. Hiertoe dient de afnemer de betreffende RSZ-code mee te delen aan zijn toegangshouder;
2° voor de afname tussen 20.000 MWh en 100.000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 80% van die afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;
3° voor de afname tussen 100.000 MWh en 250.000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 80% van die afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;
4° voor de afname boven 250.000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 98% van die afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;
5° de hoeveelheid elektriciteit waarvoor grote verbruikers of gegroepeerde verbruikers met een totaal verbruik van meer dan 5 GWh in naam van de certificaatplichtige groenestroomcertificaten hebben ingediend.

De modaliteiten en de te volgen procedure voor de indiening van de groenestroomcertificaten door grote verbruikers of gegroepeerde verbruikers zullen worden bepaald door de Vlaamse Regering.

Het geheel van afnamepunten van afnemers op een op 1 juli 2011 bestaand net dat voldoet aan de criteria van artikel 1.1.3, 56°/2, wordt als één afnamepunt beschouwd.

Het geheel van afnamepunten van afnemers van een na 1 juli 2011 aangelegd net dat voldoet aan de criteria van artikel 1.1.3, 56°/2, wordt als één afnamepunt beschouwd, voor zover het gesloten distributienet is aangesloten op het transmissienet of het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit.

In afwijking van het derde en vierde lid wordt het geheel van afnemers die instaan voor het verzorgen van openbaar vervoer niet als één afnamepunt beschouwd.

§ 3/1. In afwijking van paragraaf 2 wordt voor de afnamepunten van stationaire elektriciteitsopslagfaciliteiten die rechtstreeks op het elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of het transmissienet zijn aangesloten en voor zover deze elektriciteitsopslagfaciliteit als enige aangesloten is op dit toegangspunt, de factor Ev, vermeld in paragraaf 2, verminderd met 100% van de hoeveelheid elektriciteit die in n-1 werd afgenomen op het afnamepunt van de betrokken elektriciteitsopslagfaciliteiten en die via het toegangspunt van de betrokken elektriciteitsopslagfaciliteiten gedurende de periode in het jaar n-1 waarvan de certificaatplichtige, vermeld in paragraaf 1, toegangshouder was, terug werd geïnjecteerd in het net.

§ 4. Het VEKA legt hoogstens eenmaal per twaalf maanden een evaluatie van de quota- en productiedoelstellingen, vermeld in § 2, voor aan de Vlaamse Regering indien :
1° het aantal beschikbare certificaten minder dan 105 % of meer dan 125 % bedraagt van het aantal voor te leggen certificaten;
2° de verhouding tussen het aantal toegekende voor de certificatenverplichting aanvaardbare certificaten en de totale bruto geproduceerde groene stroom meer dan 5 % afwijkt van de verhouding bij de vorige evaluatie;
3° de werkelijke productie per hernieuwbare energiebron meer dan 10 % afwijkt van de subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron, vermeld in § 2. In dat geval wordt tevens geëvalueerd welke de oorzaken zijn van die afwijkingen en worden remediërende maatregelen of bijsturing van de subdoelstellingen voorgesteld.

De resultaten van de evaluatie worden door het VEKA publiek gemaakt.

Indien uit deze evaluatie blijkt dat een verwachte daling van het bruto binnenlands elektriciteitsverbruik groter zal zijn dan de verplichte stijging van de doelstelling, vermeld in § 2, doet de Vlaamse Regering een voorstel om de doelstellingen, vermeld in § 2 te verhogen.

Indien Europese verplichtingen aanleiding geven tot een met de in § 2 vermelde doelstellingen niet haalbaar aandeel groene stroom, doet de Vlaamse Regering een voorstel om de doelstellingen, vermeld in § 2, te verhogen.

Indien de Vlaamse Regering certificaten aanvaardt voor groene stroom die niet is geproduceerd in het Vlaamse Gewest, doet de Vlaamse Regering een voorstel om de doelstellingen, vermeld in § 2, te verhogen.

Onderafdeling II. De certificatenverplichting kwalitatieve warmtekrachtkoppeling (... - ...)

Artikel 7.1.11. (13/06/2024- 31/12/2024)

§ 1. Iedere persoon die in het jaar n-1 geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van een elektriciteitsdistributienetbeheerder, een beheerder van een gesloten distributienet, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of transmissienetbeheerder, op een afnamepunt in het Vlaamse Gewest, en geen netbeheerder is, is verplicht jaarlijks, uiterlijk op 31 oktober van het jaar n, bij de VREG het aantal warmtekrachtcertificaten in te dienen dat bepaald wordt met toepassing van § 2.

§ 2. Het aantal warmte-krachtcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden ingediend, wordt vastgesteld met de formule :

Cw = W x Ev, waarbij :

Cw gelijk is aan het aantal in het jaar n in te dienen warmte-krachtcertificaten door een bepaalde toegangshouder; W gelijk is aan :
1° 0,0119 als het jaar n gelijk is aan 2006;
2° 0,0216 als het jaar n gelijk is aan 2007;
3° 0,0296 als het jaar n gelijk is aan 2008;
4° 0,0373 als het jaar n gelijk is aan 2009;
5° 0,0439 als het jaar n gelijk is aan 2010;
6° 0,0490 als het jaar n gelijk is aan 2011;
7° 0,0760 als het jaar n gelijk is aan 2012;
8° 0,086 als het jaar n gelijk is aan 2013;
9° 0,098 als het jaar n gelijk is aan 2014;
10° 0,105 als het jaar n gelijk is aan 2015;
11° 0,112 als het jaar n gelijk is aan 2016;
12° 0,112 als het jaar n gelijk is aan 2017;
13° 0,112 als het jaar n gelijk is aan 2018;
14° 0,112 als het jaar n gelijk is aan 2019 tot en met 2024;
15° 0,14 als het jaar n gelijk is aan 2025 tot en met 2031

Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten in het Vlaamse Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, beheerder van een gesloten distributienet, beheerder van het plaatselijke vervoernet van elektriciteit of transmissienetbeheerder. Daarbij wordt de afname per afnamepunt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder.

Wanneer een bandingfactor wordt vastgelegd voor een warmte-krachtinstallatie met een nominaal elektrisch vermogen van meer dan 50 MW, wordt het aantal in te dienen warmte-krachtcertificaten geëvalueerd en eventueel verhoogd door de Vlaamse Regering.

§ 2/1. In afwijking van paragraaf 2 wordt Ev vanaf 31 maart 2017 verminderd met de volgende hoeveelheden:
1° voor de afname tussen 1000 MWh en 5000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 47% van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was. De vermindering geldt enkel voor bedrijfsvestigingen waarvan de hoofdactiviteit behoort tot NACE-BEL 2008 RSZ-code 05 tot en met 33 (industrie en winning van delfstoffen), RSZ-code 46391 of RSZ-code 52100 of code 52241;
2° voor de afname tussen 5000 MWh en 20.000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 47% van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was. De vermindering geldt enkel voor bedrijfsvestigingen waarvan de hoofdactiviteit behoort tot NACE-BEL 2008 RSZ-code 05 tot en met 33 (industrie en winning van delfstoffen), RSZ-code 46391 of RSZ-code 52100 of RSZ-code 52241;
3° voor de afname tussen 20.000 MWh en 100.000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 50% van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;
4° voor de afname tussen 100.000 MWh en 250.000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 80% van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was;
5° voor de afname boven 250.000 MWh elektriciteit in het jaar n-1 op een bepaald afnamepunt, 85% van deze afnameschijf, uitgedrukt in MWh, naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was.

Het geheel van afnamepunten van afnemers op een op 1 juli 2011 bestaand net dat voldoet aan de criteria van artikel 1.1.3, 56° /2, wordt als één afnamepunt beschouwd.

Het geheel van afnamepunten van afnemers van een na 1 juli 2011 aangelegd net dat voldoet aan de criteria van artikel 1.1.3, 56° /2, wordt als één afnamepunt beschouwd, voor zover het gesloten distributienet is aangesloten op het transmissienet of het plaatselijke vervoersnet van elektriciteit.

De vermindering zoals bepaald in punt 1° en 2° van het eerste lid geldt enkel voor bedrijfsvestigingen waarvan de hogervermelde RSZ-codes op 31 december van het afnamejaar door de toegangshouder in het toegangsregister zijn opgenomen. Hiertoe dient de afnemer de betreffende RSZ-code mee te delen aan zijn toegangshouder.

§ 2/2. In afwijking van paragraaf 2 wordt voor de afnamepunten van stationaire elektriciteitsopslagfaciliteiten die rechtstreeks aan het elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of het transmissienet zijn aangesloten en voor zover deze elektriciteitsopslagfaciliteit als enige aangesloten is op dit toegangspunt, de factor Ev, vermeld in paragraaf 2, verminderd met 100% van de hoeveelheid elektriciteit die in n-1 werd afgenomen op het afnamepunt van de betrokken elektriciteitsopslagfaciliteiten en die via het toegangspunt van de betrokken elektriciteitsopslagfaciliteiten gedurende de periode in het jaar n-1 waarvan de certificaatplichtige, vermeld in paragraaf 1, toegangshouder was, terug werd geïnjecteerd in het net.

§ 3. Het VEKA legt hoogstens eenmaal per twaalf maanden een evaluatie van de quotadoelstellingen, vermeld in § 2, voor aan de Vlaamse Regering indien :
1° het aantal beschikbare certificaten minder dan 105 % of meer dan 125 % bedraagt van het aantal voor te leggen certificaten;
2° de verhouding tussen het aantal toegekende voor de certificatenverplichting aanvaardbare certificaten en de gerealiseerde warmte-krachtbesparing meer dan 5 % afwijkt van de verhouding bij de vorige evaluatie.

De resultaten van de evaluatie worden door het VEKA publiek gemaakt.

De Vlaamse Regering kan onder meer op basis van die evaluatie de quotadoelstelling zoals vermeld in dit artikel aanpassen.

Onderafdeling III. Gemeenschappelijke bepalingen (... - ...)

Artikel 7.1.11/1. (01/12/2023- ...)

Het op ondernemingsniveau of vestigingsniveau verschuldigde bedrag van de door financieringssteun voor hernieuwbare energie en kwalitatieve warmte-krachtkoppeling ontstane kosten wordt beperkt tot 0,5% van de bruto toegevoegde waarde van de betrokken onderneming of vestiging, wanneer deze deel uitmaakt van een sector die een aanzienlijk risico loopt op delokalisatie, en tot 1% van de bruto toegevoegde waarde van de betrokken onderneming of vestiging, wanneer deze deel uitmaakt van een sector die risico loopt op delokalisatie. Dit houdt in dat in afwijking van artikel 7.1.10, § 3, en artikel 7.1.11, § 2/1, de factor Ev, vermeld in artikel 7.1.10, § 2, en artikel 7.1.11, § 2, wordt verminderd met 100% van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt van de betrokken onderneming of vestigingseenheid naar rato van de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarvan de certificaatplichtige, vermeld in artikel 7.1.10, § 1, en artikel 7.1.11, § 1, toegangshouder was.

De Vlaamse Regering bepaalt de te volgen procedures, alsmede de modaliteiten en voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor het verkrijgen van deze vermindering. De Vlaamse Regering maakt de toepassing van deze paragraaf afhankelijk van het storten van een bijdrage in het Energiefonds in het jaar n-1.

De Vlaamse Regering zorgt met toepassing van het eerste en het tweede lid en alleen als er op het federale niveau een gelijkaardige regeling bestaat, in het jaar N voor een verrekening of terugbetaling van een bedrag ter grootte van het door de federale overheid vastgestelde op ondernemingsniveau of vestigingsniveau in het jaar N-1 door die onderneming of vestiging verschuldigde en betaalde bedrag van de door financieringssteun voor hernieuwbare energie en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling op federaal niveau ontstane kosten. De Vlaamse Regering stelt in het kader van die verrekening of terugbetaling echter een plafond vast van een percentage van het in het jaar n-1 in totaal verschuldigde bedrag, vermeld in het eerste lid, dat die verrekening of terugbetaling niet mag overschrijden.

Artikel 7.1.12. (01/01/2011- 31/12/2024)

De Vlaamse Regering kan besluiten om, na advies van de VREG, in het kader van de verplichtingen van artikelen 7.1.10 en 7.1.11, certificaten te aanvaarden die respectievelijk worden toegekend voor elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energie en primaire energiebesparing door kwalitatieve warmtekrachtkoppeling in installaties buiten het Vlaamse Gewest.

Voor het aanvaarden van de in het eerste lid vermelde certificaten dienen een aantal randvoorwaarden vervuld te zijn. Die randvoorwaarden hebben betrekking op het bestaan van gelijke of gelijkwaardige garanties inzake de aflevering en op de goede werking van de certificatenmarkt.

De Vlaamse Regering stelt de procedure en voorwaarden vast voor de aanvaarding van dergelijke certificaten in het kader van de verplichtingen van artikelen 7.1.10 en 7.1.11. De Vlaamse Regering kan een voorwaarde tot wederkerigheid instellen.

De Vlaamse Regering sluit hierover een samenwerkingsakkoord af met de federale overheid, de andere gewesten of andere landen.

Artikel 7.1.13. (30/03/2022- ...)

Een groenestroomcertificaat of warmtekracht-certificaat dat ingediend wordt in het kader van de certificatenverplichting, in de zin van artikel 7.1.5, § 1, in de periode van 1 mei van het jaar n tot en met 30 april van het jaar n+1, wordt geacht te zijn ingediend in het kader van de certificatenverplichting van het jaar n.

Artikel 7.1.14. (01/04/2014- ...)

Om de drie jaar, en voor het eerst vóór 1 oktober van het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van dit decreet, legt de Vlaamse Regering een evaluatierapport over de certificatenverplichtingen hernieuwbare energie en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling voor aan het Vlaams Parlement. Dat rapport evalueert de effecten en de kosteneffectiviteit van de certificatenverplichtingen.

Artikel 7.1.15. (30/07/2012- ...)

[noot: Dit artikel werd vernietigd bij arrest Grondwettelijk Hof nr. 154/2013 van 13 november 2013, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie]

Elke leverancier mag maximaal de door hem daadwerkelijk gemaakte kosten om te voldoen aan de verplichting, vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11, doorrekenen aan de eindgebruiker.

Als een leverancier die kosten expliciet vermeldt op de factuur, mag het vermelde bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat de VREG voor die leverancier gepubliceerd heeft in het rapport, vermeld in artikel 3.1.3, eerste lid, 4°, d).

[HOOFDSTUK I/1. Garantie van oorsprong (ing. Decr. 13 juli 2012, art. 14, I: 30 juli 2012)] (... - ...)

Artikel 7.1/1.1. (13/06/2024- 31/12/2024)

§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden de VREG een garantie van oorsprong toekent aan de eigenaar van een productie-installatie die in het Vlaamse Gewest ligt, of aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de eigenaar daarvoor heeft aangewezen, voor:
1° elke MWh elektriciteit die in de installatie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling;
2° elke MWh gas die in de installatie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;
3° elke MWh warmte of koude die in de installatie wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

De Vlaamse Regering kan beslissen om ook garanties van oorsprong toe te laten kennen voor elektriciteit, gas, warmte of koude die is opgewekt uit andere energiebronnen, en voor vloeibare of vaste brandstoffen.

De VREG kent die garanties van oorsprong toe op basis van de productiewaarden en gegevens die met dat doel worden bezorgd door de instantie die de Vlaamse Regering daarvoor heeft aangewezen.

§ 2. De Vlaamse Regering legt de nadere toepassingsregels en procedures vast voor de vorm, de inhoud, de aanvraag en de toekenning van de garanties van oorsprong, en voor de meting, bepaling en controle van de geproduceerde hoeveelheid elektriciteit, gas, warmte of koude waarvoor de garanties van oorsprong worden toegekend.

§ 2/1. De Vlaamse Regering kan uitzonderingen vastleggen voor de toekenning van garanties van oorsprong, afhankelijk van een minimumcapaciteit van de productie-installatie, het ontvangen van financiële steun en het al dan niet verbruiken van energie ter plaatse op de site van opwekking.

§ 3. De garanties van oorsprong die de VREG toegekend heeft, worden geregistreerd in een centrale databank. De Vlaamse Regering bepaalt de specificaties die per garantie van oorsprong in de centrale databank worden opgenomen.

Jaarlijks wordt door de VREG uiterlijk op 31 januari het aantal garanties van oorsprong dat gedurende het vorige kalenderjaar aan rechtspersonen is toegekend actief openbaar gemaakt. De voormelde openbaarmaking bevat al de volgende elementen per rechtspersoon:
1° het ondernemingsnummer, vermeld in artikel III.17 van het Wetboek van economisch recht, van de ontvanger van de garanties van oorsprong en ook de naam, het postnummer, de gemeente en het land die aan dat ondernemingsnummer of vergelijkbaar identificatienummer gekoppeld zijn;
2° het adres van de productie-installatie waar de garanties van oorsprong terechtkomen, op basis van het postnummer van het vestigingsnummer of de andere lokalisatieparameter in het dossierbehandelingssysteem;
3° per productie-installatie, vermeld in paragraaf 1, en per ondernemingsnummer: het vermogen en de datum van indienstname, de technologie, het aantal garanties van oorsprong dat per jaar gedurende de vorige tien jaar is toegekend.

Artikel 7.1/1.2. (30/05/2019- ...)

De levering van elektriciteit in het Vlaamse Gewest als een hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of elektriciteit uit kwalitatieve warmte-krachtkoppeling is toegestaan als de aldus geleverde hoeveelheid elektriciteit overeenstemt met het overeenstemmend aantal MWh van de garanties van oorsprong respectievelijk inzake elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, die ingeleverd zijn in de centrale databank.

De levering van gas in het Vlaamse Gewest als gas die is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, is toegestaan als de op die wijze geleverde hoeveelheid gas overeenstemt met het aantal MWh van de garanties van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen die ingeleverd zijn in de centrale databank, vermeld in artikel 7.1/1.1, § 3.

De levering van warmte of koude in het Vlaamse Gewest als warmte of koude die is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, is toegestaan als de op die wijze geleverde hoeveelheid warmte of koude overeenstemt met het overeenstemmend aantal MWh van de garanties van oorsprong voor warmte of koude uit hernieuwbare energiebronnen die ingeleverd zijn in de centrale databank, vermeld in artikel 7.1/1.1, § 3.

Als de Vlaamse Regering een systeem van garanties van oorsprong invoert voor andere energiebronnen of voor vaste of vloeibare brandstoffen, mogen die specifieke energiebronnen of brandstoffen met hun overeenkomstige specifieke oorsprongskarakteristieken alleen als dusdanig worden verkocht als voor een overeenstemmend aantal MWh garanties van oorsprong worden ingeleverd, overeenkomstig de daarvoor gedefinieerde procedure.

Artikel 7.1/1.3. (30/07/2012- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden garanties van oorsprong die toegekend zijn door de daarvoor bevoegde instantie van de federale overheid, de andere gewesten of andere landen, kunnen worden ingeleverd, zoals vermeld in artikel 7.1/1.2. Die voorwaarden moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.

Artikel 7.1/1.4. (08/01/2023- 31/12/2024)

Een garantie van oorsprong kan alleen worden ingeleverd op de wijze, vermeld in artikel 7.1/1.2, voor de staving van de levering van een hoeveelheid energie uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmte-krachtkoppeling, als die levering plaatsvindt binnen twaalf maanden na het einde van de productieperiode van de energie waarvoor de garanties van oorsprong werden toegekend.

De VREG kan een garantie van oorsprong, die nog ingeleverd kan worden, op verzoek van de eigenaar ervan vernietigen. De betrokken eigenaar kan aan de VREG vragen om de vernietiging van de garanties van oorsprong in kwestie te attesteren.

Artikel 7.1/1.5. (17/08/2019- 31/12/2024)

Voor het gebruik van de centrale databank, vermeld in artikel 7.1/1.1, § 3, voor de registratie van een aankoop, import, export, inlevering en vernietiging van een garantie van oorsprong, kan de betaling van een retributie aan de VREG worden vereist.

De retributie is in dat geval verschuldigd door de persoon die de garanties van oorsprong aankoopt, exporteert, importeert, inlevert of laat vernietigen door de VREG.

De VREG bepaalt het tarief van de retributie, alsook de wijze waarop de retributie wordt geïnd. Die retributie kan niet meer bedragen dan 5 eurocent per garantie van oorsprong die wordt aangekocht, geëxporteerd, geïmporteerd, ingeleverd of vernietigd, en ze kan evenmin hoger zijn dan 5% van de gemiddelde marktwaarde van de garanties van oorsprong die gedurende het voorgaande jaar werden verhandeld.

De Vlaamse Regering kan ook een retributie vastleggen voor de verwerking van de aanvraag, de opvolging van de rapportering en de berekening van het aantal toe te kennen garanties van oorsprong.

[HOOFDSTUK I/2. Werkzaamheden van maatschappelijk belang (ing. decr. 16 november 2018, art. 29, I: 24 december 2018)] (... - ...)

Artikel 7.1/2.1. (24/12/2018- ...)

Onverminderd enige andersluidende bepaling worden de bouw en de aanleg, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, van productie installaties voor warmtekrachtkoppeling en hernieuwbare energie, in ieder geval windturbines, beschouwd als zijnde van maatschappelijk belang. De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden vastleggen waaraan het vermogen van een dergelijke productie-installatie moet voldoen om als van maatschappelijk belang zijnde te worden beschouwd.

[HOOFDSTUK II. Energiedelen, peer-to-peerhandel in hernieuwbare energie en de peer-to-peerhandel van groene stroom door één actieve afnemer aan één andere actieve afnemer (verv. decr. 2 april 2021, art. 60, I: 7 juni 2021)][, en de verkoop van groene stroom in appartementsgebouwen of multifunctionele gebouwen (verv. decr. 23 december 2022, art. 6, I: 1 april 2023)] (... - ...)

Artikel 7.2.1. (01/04/2023- 31/12/2024)

§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw: een gebouw of gebouwencomplex dat bestaat uit een of meer gebouwen op een eigen site met per gebouw minstens twee wooneenheden of andere eenheden, dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° het gebouw of gebouwencomplex beschikt over een of meer gemeenschappelijke aansluitingspunten op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of een gesloten distributienet van elektriciteit;
2° in geval van een gebouwencomplex beschikken de gebouwen die deel uitmaken van het gebouwencomplex over gemeenschappelijke aanhorigheden.

De volgende personen kunnen aan energiedelen doen:
1° de actieve afnemer in een appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw, met betrekking tot de gezamenlijk geproduceerde energie uit hernieuwbare energiebronnen in of op het appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw of zijn aanhorigheden, maximaal ten belope van de afname op zijn toegangspunt in het appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw waarin hij is gevestigd, waarbij de productie-installaties van elektriciteit zijn aangesloten op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of een gesloten distributienet van elektriciteit;
2° een vennoot of lid van een energiegemeenschap van burgers, met betrekking tot de energie die binnen de energiegemeenschap van burgers geproduceerd is, maximaal ten belope van de afname op zijn toegangspunt;
3° een vennoot of lid van een hernieuwbare-energiegemeenschap, met betrekking tot de energie uit hernieuwbare energiebronnen die de hernieuwbare-energiegemeenschap geproduceerd heeft, maximaal ten belope van de afname op zijn toegangspunt.
4° de actieve afnemer tussen verschillende toegangspunten op het elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of een gesloten distributienet van elektriciteit waarvan hij titularis is, met betrekking tot de energie uit hernieuwbare energiebronnen die op één van die toegangspunten wordt geproduceerd, en maximaal ten belope van de afname op die toegangspunten.

De titularis van het toegangspunt wijst bij energiedelen altijd een toegangshouder aan op het toegangspunt. Die toegangshouder kan in geen geval de netbeheerder zijn.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, iedere persoon, vermeld in het eerste lid, in het kader van energiedelen verplichtingen opleggen over de volgende aspecten:
1° de informatieverlening;
2° de behandeling van klachten;
3° maatregelen van sociale aard;
4° maatregelen ter bevordering van rationeel energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen.

Energiedelen doet geen afbreuk aan de hoedanigheid van afnemer, huishoudelijke afnemer, beschermde afnemer of actieve afnemer en de daarmee verbonden rechten, heffingen, belastingen, toeslagen en bijdragen, waaronder bijdragen voor openbaredienstverplichtingen en bijdragen in het kader van de certificatenverplichtingen als vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11, alsook wordt geen afbreuk gedaan aan het behalen van en het berekenen van de hoogte van de certificatenverplichtingen, vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11.

Energiedelen is niet onderworpen aan hetgeen is bepaald door of krachtens artikel 15.3.5/13.

De gemeten energie op het toegangspunt wordt bij de berekening van de heffingen, belastingen, toeslagen en bijdragen, waaronder bijdragen voor openbaredienstverplichtingen en certificatenverplichtingen, niet gewijzigd door de toegekende of uitgewisselde energie in het kader van de uitoefening van de activiteit, vermeld in het tweede lid.

§ 2. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor energiedelen. De regels hebben betrekking op de minimale bepalingen van de overeenkomsten die worden gesloten tussen de betrokken partijen, met inbegrip van bepalingen betreffende het uitstappen uit energiedelen, het vastleggen van de benodigde gegevens, waaronder de meting en meetgegevens, en de voorwaarden waaraan de methodieken voor de berekening van energiehoeveelheden voor de allocatie, reconciliatie, facturatie en de aanpassingen aan die berekeningen moeten voldoen.

De Vlaamse Regering bepaalt de fasering en timing om energiedelen te operationaliseren.

Artikel 7.2.2. (13/06/2024- ...)

§ 1. De actieve afnemer kan, als dat voor hem niet de belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormt, individueel of via aggregatie, de hernieuwbare energie die hij zelf geproduceerd heeft en in het elektriciteitsdistributienet, plaatselijk vervoernet van elektriciteit, gesloten distributienet van elektriciteit of warmte- of koudenet geïnjecteerd heeft, verkopen via regelingen voor peer-to-peerhandel in hernieuwbare energie.

Het recht om peer-to-peerhandel te drijven, heeft geen invloed op de rechten en plichten van de betrokken partijen als eindafnemers, producenten, leveranciers of aggregatoren.

§ 2. De actieve afnemer kan, als dat voor hem niet de belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormt, de groene stroom die hij zelf geproduceerd, en in voorkomend geval opgeslagen heeft, en in het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit geïnjecteerd heeft op zijn verblijfplaats of vestigingseenheid, per onbalansverrekeningsperiode verkopen aan één andere actieve afnemer maximaal ten belope van de afname van die andere actieve afnemer op zijn toegangspunt. In dat geval is hij in het kader van de levering van die groene stroom niet onderworpen aan de verplichtingen die hem door of krachtens artikel 4.3.1, eerste lid, artikel 4.3.2 en artikel 7.5.1, eerste lid, worden opgelegd.

De titularis van het toegangspunt wijst bij de uitoefening van de activiteit, vermeld in het eerste lid, altijd een toegangshouder aan op het toegangspunt. Die toegangshouder kan in geen geval de netbeheerder zijn.

De uitoefening van de activiteit, vermeld in het eerste lid, doet geen afbreuk aan de hoedanigheid van afnemer, huishoudelijke afnemer, beschermde afnemer of actieve afnemer en de daaraan verbonden rechten, heffingen, belastingen, toeslagen en bijdragen, waaronder bijdragen voor openbaredienstverplichtingen en bijdragen in het kader van de certificatenverplichting als vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11, alsook wordt geen afbreuk gedaan aan het behalen van en het berekenen van de hoogte van de certificatenverplichtingen, vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11.

De gemeten energie op het toegangspunt wordt bij de berekening van de heffingen, belastingen, toeslagen en bijdragen, waaronder bijdragen voor openbaredienstverplichtingen en certificatenverplichtingen, niet gewijzigd door de geleverde energie in het kader van de uitoefening van die activiteit.

§ 3. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de activiteit, vermeld in paragraaf 2. De regels hebben betrekking op de minimale bepalingen van de overeenkomsten die worden gesloten tussen de betrokken partijen, met inbegrip van het vastleggen van de benodigde gegevens, waaronder de meting en meetgegevens, en de voorwaarden waaraan de methodieken voor de berekening van energiehoeveelheden voor de allocatie, reconciliatie, facturatie en de aanpassingen aan die berekeningen moeten voldoen.

De Vlaamse Regering bepaalt de fasering en timing om de activiteit, vermeld in paragraaf 2, te operationaliseren.

Artikel 7.2.3. (13/06/2024- 31/12/2024)

§1. In dit artikel wordt verstaan onder appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw: een gebouw of gebouwencomplex dat bestaat uit een of meer gebouwen op een eigen site met per gebouw minstens twee wooneenheden of andere eenheden, dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° het gebouw of gebouwencomplex beschikt over een of meer gemeenschappelijke aansluitingspunten op een elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of een gesloten distributienet van elektriciteit;
2° in geval van een gebouwencomplex beschikken de gebouwen die deel uitmaken van het gebouwencomplex over gemeenschappelijke aanhorigheden.

§2. De vereniging van mede-eigenaars, een eigenaar van een appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw, of een eigenaar die van de vereniging van mede-eigenaars of, als er geen vereniging van mede-eigenaars is opgericht, van de andere eigenaars het recht heeft gekregen om de gemeenschappelijke delen of een deel van het appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw daarvoor privatief in gebruik te nemen, kan de groene stroom die hij zelf geproduceerd heeft in of op het appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw of de aanhorigheden ervan, die hij in voorkomend geval opgeslagen heeft, en die hij in het elektriciteits- distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit geïnjecteerd heeft, per onbalansverrekeningsperiode verkopen aan de bewoner of gebruiker van het appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw, maximaal ten belope van de afname van de bewoner of gebruiker op zijn toegangspunt in het appartementsgebouw of multifunctioneel gebouw. In dat geval is die natuurlijke persoon of rechtspersoon in het kader van de levering van die groene stroom niet onderworpen aan de verplichtingen die hem door of krachtens artikel 4.3.1, §1, eerste lid, artikel 4.3.2 en artikel 7.5.1, eerste lid, worden opgelegd.

De titularis van het toegangspunt wijst bij de activiteit, vermeld in het eerste lid, altijd een toegangshouder aan op het toegangspunt. Die toegangshouder kan in geen geval de netbeheerder zijn of de vereniging van mede-eigenaars, tenzij die een leveringsvergunning heeft aangevraagd.

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de vereniging van mede- eigenaars in het kader van de activiteit, vermeld in het eerste lid, verplichtingen opleggen over de volgende aspecten:
1°  de informatieverlening;
2° de behandeling van klachten;
3°  maatregelen van sociale aard;
4° maatregelen ter bevordering van rationeel energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen.

De activiteit, vermeld in het eerste lid, doet geen afbreuk aan de hoedanigheid van afnemer, huishoudelijke afnemer, beschermde afnemer of actieve afnemer en de daarmee verbonden rechten, heffingen, belastingen, toeslagen en bijdragen, waaronder bijdragen voor openbaredienstverplichtingen en bijdragen in het kader van de certificatenverplichtingen als vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11, alsook wordt geen afbreuk gedaan aan het behalen van en het berekenen van de hoogte van de certificatenverplichtingen, vermeld in artikel 7.1.10 en 7.1.11.

De activiteit, vermeld in het eerste lid, is niet onderworpen aan hetgeen is bepaald door of krachtens artikel 15.3.5/13.

De gemeten energie op het toegangspunt wordt bij de berekening van de heffingen, belastingen, toeslagen en bijdragen, waaronder bijdragen voor openbaredienstverplichtingen en certificatenverplichtingen, niet gewijzigd door verkochte energie in het kader van de uitoefening van de activiteit, vermeld in het eerste lid.

De betrokken personen beschikken over een meter die de afgenomen energie en de energie die in het distributienet wordt geïnjecteerd, afzonderlijk meet en waarvan de meetwaarden minstens elke onbalansverrekeningsperiode geregistreerd worden en verwerkt worden bij de allocatie conform de technische reglementen.

De betrokken personen zijn financieel verantwoordelijk voor de onbalansen die ze in het elektriciteitsnet veroorzaken. Ze dragen zelf de evenwichtsverantwoordelijkheid of belasten een evenwichtsverantwoordelijke met die verantwoordelijkheid.

De betrokken personen sluiten elk een overeenkomst over hun rechten en verplichtingen met betrekking tot de activiteit, vermeld in het eerste lid. De Vlaamse Regering kan de minimale inhoud van die overeenkomst bepalen.

§3. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de activiteit, vermeld in paragraaf 2, eerste lid. De regels hebben betrekking op de minimale bepalingen van de overeenkomsten die worden gesloten tussen de betrokken personen, met inbegrip van bepalingen betreffende het uitstappen uit de activiteit, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, het vastleggen van de benodigde gegevens, waaronder de meting en meetgegevens, en de voorwaarden waaraan de methodieken voor de berekening van energiehoeveelheden voor de allocatie, reconciliatie en facturatie, en de aanpassingen aan die berekeningen moeten voldoen.

HOOFDSTUK III. Beperking aansluitkosten productie-installaties voor elektriciteit uit warmtekrachtinstallaties (... - 31/12/2024)

Artikel 7.3.1. (21/03/2022- 31/12/2024)

De kosten voor de aanleg van de elektrische leidingen over de eerste zevenhonderdvijftig meter op het openbaar domein tussen het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de productie-installatie, zijn ten laste van de netbeheerder in kwestie voor zover het vermogen van die productie-installatie minstens 75 kWe is en niet hoger is dan 5 MWe. De aanvrager van de aansluiting draagt alle overige kosten bij een nieuwe aansluiting van een productie-installatie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling op het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit.

De kosten voor de aanleg van de aardgasleidingen over de eerste zevenhonderdvijftig meter op het openbaar domein tussen het aardgasdistributienet en een productie-installatie met een vermogen van minstens 75 kWe en niet hoger dan 5 MWe zijn ten laste van de aardgasnetbeheerder voor zover de aansluitingscapaciteit van die productie-installatie niet hoger is dan 2500 m3/h. De aanvrager van de aansluiting draagt alle overige kosten bij een nieuwe aansluiting van een productie-installatie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling op het aardgasdistributienet.

De kosten, vermeld in het eerste en tweede lid, die ten laste van de netbeheerder gelegd worden, worden beschouwd als kosten ten gevolge van de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerder als netbeheerder.

HOOFDSTUK IV. Informatieverlening over de oorsprong en milieugevolgen van de geleverde [energie (verv. decr. 26 april 2019, art. 10, I: 30 mei 2019)] (... - ...)

Artikel 7.4.1. (01/01/2011- 31/12/2024)

De leverancier voor elektriciteit meldt op zijn facturen en in al zijn gedrukte en elektronische promotiemateriaal :
1° het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix die de leverancier in het voorgaande jaar heeft gebruikt in het Vlaamse Gewest, en het aandeel van elke energiebron in de brandstofmix van het aangeboden product van de leverancier aan de betrokken afnemers in het Vlaamse Gewest;
2° een verwijzing naar de bestaande officiële referentiebronnen waar voor het publiek toegankelijke informatie beschikbaar is over de gevolgen voor het milieu, ten minste voor wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteitsproductie die met verschillende energiebronnen geproduceerd is door de totale brandstofmix van de leverancier gedurende het voorafgaande jaar;
3° een verklaring dat aan de VREG garanties van oorsprong werden voorgelegd voor geleverde stroom uit hernieuwbare energie of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling.

De VREG gaat na of de door de leverancier aan zijn klanten verstrekte informatie betrouwbaar is.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere toepassingsregels voor de verplichtingen in het eerste lid.

Artikel 7.4.2.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- ...)

Een leverancier van gas vermeldt de onderstaande gegevens op zijn facturen en in al zijn gedrukte en elektronische promotiemateriaal:
1° het aandeel van elke energiebron in het totale gasvolume dat de leverancier in het voorgaande kalenderjaar heeft geleverd over het aardgasdistributienet in het Vlaamse Gewest;
2° het aandeel van elke energiebron in het gasproduct van de betrokken klant dat de leverancier in het voorgaande jaar heeft geleverd over het aardgasdistributienet in het Vlaamse Gewest.

Het aandeel, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van de garanties van oorsprong van gas uit hernieuwbare energiebronnen die de leverancier bij de Vlaamse Nutsregulator heeft ingediend.

De Vlaamse Nutsregulator gaat na of de informatie die de leverancier van gas aan zijn klanten heeft verstrekt, betrouwbaar is.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere toepassingsregels voor de verplichtingen, vermeld in het eerste lid.

Artikel 7.4.3.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(01/01/2025- Datum te bepalen door Vlaamse Regering)

Een warmte- of koudeleverancier die warmte of koude levert over een warmte- of koudenet, meldt de onderstaande gegevens op zijn facturen en in al zijn gedrukte en elektronische promotiemateriaal:
1° het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix die de warmte- of koudeleverancier in het voorgaande kalenderjaar heeft geleverd over warmte- en koudenetten in het Vlaamse Gewest;
2° het aandeel van elke energiebron in het warmte- of koudeproduct van de betrokken klant dat de warmte- of koudeleverancier in het voorgaande jaar heeft geleverd over warmte- en koudenetten in het Vlaamse Gewest.

Het aandeel, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van de garanties van oorsprong van warmte of koude uit hernieuwbare energiebronnen die de leverancier bij de Vlaamse Nutsregulator heeft ingediend.

De Vlaamse Nutsregulator gaat na of de informatie die de warmte- of koudeleverancier aan zijn klanten heeft verstrekt, betrouwbaar is.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere toepassingsregels voor de verplichtingen, vermeld in het eerste lid.

[HOOFDSTUK V. Openbaredienstverplichtingen ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen (verv. decr. 14 juli 2023, art. 7, I: 4 september 2023)] (... - ...)

Artikel 7.5.1. (17/12/2023- 31/12/2024)

De Vlaamse Regering kan, na advies van de VREG, de leveranciers, de transmissienetbeheerder, de beheerder van het vervoersnet en netbeheerders openbaredienst-verplichtingen opleggen inzake programma's ter bevordering van het rationeel energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen, minimumnormen inzake rationeel energiegebruik bij hun afnemers en investeringen in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, installaties voor de productie van groene stroom, groenestroomcertificaten of warmtekrachtcertificaten.

In afwijking van artikel 4.1.10, eerste lid, kan de netbeheerder of zijn werkmaatschappij echter in het kader van de uitvoering van de hun op grond van dit artikel opgelegde openbaredienstverplichtingen en onder de door de Vlaamse Regering vastgestelde voorwaarden, gegevens verstrekken aan personen die daarvoor door de Vlaamse Regering zijn aangewezen. De voormelde gegevens omvatten minstens:
1° de identificatie- en contactgegevens van afnemers;
2° de EAN-code;
3° de categorie van afnemer.

Artikel 7.5.2. (01/04/2019- ...)

De Vlaamse Regering kan de warmte- of koudenetbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen voor programma's ter bevordering van rationeel energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen, minimumnormen voor rationeel energiegebruik bij hun afnemers en investeringen in kwalitatieve warmte-krachtinstallaties of installaties voor de productie van groene warmte.

HOOFDSTUK VI. Verplichtingen van de brandstofleveranciers ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen (... - ...)

Artikel 7.6.1. (01/01/2011- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan aan de brandstof-leveranciers actie- en middelenverplichtingen opleggen voor de bevordering van rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik en hernieuwbare energietechnologieën.

§ 2. De Vlaamse Regering legt de rapporteringsvereisten vast voor de uitvoering van de actie- en middelenverplichtingen, vermeld in § 1.

§ 3. De brandstofleveranciers kunnen voor het uitvoeren van de actie- en middelenverplichtingen op hun kosten een beroep doen op derden, onder de voorwaarden die door de Vlaamse Regering bepaald zijn.

Artikel 7.6.2. (01/01/2011- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan aan de brandstofleveranciers verplichtingen opleggen inzake het geven van informatie aan en het sensibiliseren van hun klanten over rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik en hernieuwbare energietechnologieën.

§ 2. De Vlaamse Regering legt de rapporteringsvereisten vast voor de uitvoering van de informatie- en sensibilisatieverplichting, vermeld in § 1.

HOOFDSTUK VII. Instrumenten ter stimulering van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen (... - ...)

Artikel 7.7.1. (01/01/2011- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan energiebeleidsovereenkomsten sluiten met :
1° een of meer organisaties van ondernemingen, niet-commerciële instellingen of publiekrechtelijke rechtspersonen;
2° een of meer ondernemingen of niet-commerciële instellingen;
3° een of meer publiekrechtelijke rechtspersonen.

§ 2. De Vlaamse Regering legt het ontwerp van energiebeleidsovereenkomst ter bespreking voor aan het Vlaams Parlement.

Energiebeleidsovereenkomsten met individuele ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen worden niet meegedeeld aan het Vlaams Parlement.

§ 3. Jaarlijks rapporteert de Vlaamse Regering aan het Vlaams Parlement over de gesloten energiebeleidsovereenkomsten.

Artikel 7.7.2. (09/04/2022- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan aan ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen verplichtingen opleggen om hen aan te zetten hun energiegebruik te rationaliseren en gebruik te maken van hernieuwbare energietechnologieën.

§ 2. De verplichtingen, vermeld in § 1, omvatten :
1° het opzetten van een energieboekhouding;
2° het uitvoeren van rendabele investeringen, die al dan niet ter kennis worden gebracht door een energieaudit, een energieplan of een energiestudie;
3° het periodiek dan wel eenmalig laten opmaken van een energieaudit, een energieplan en/of een energiestudie door een energiedeskundige.

De Vlaamse Regering kan voor een of meer van de voorgaande verplichtingen vrijstelling verlenen en/of de periodiciteit bepalen.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de rendabele investeringen. De Vlaamse Regering evalueert om de vier jaar en voor het eerst in 2012 de definitie van rendabele investeringen, zoals bepaald in artikel 1.1.3, 111°. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om na evaluatie een nieuwe interne rentevoet na belastingen vast te leggen.

§ 4. De Vlaamse Regering kan een instantie aanduiden die de energieaudits, de energieplannen en de energiestudies conform moet verklaren.

§ 5. De energiedeskundige stelt de energieaudits, de energieplannen en de energiestudies ter beschikking van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of bij ontstentenis van die organen, de vakbondsafvaardiging.

§ 6. De Vlaamse Regering bepaalt de concrete opmaak, de inhoud en, in voorkomend geval, de conformverklaring van de energieaudits, de energieplannen en energiestudies.

§ 7. Ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die een energiebeleidsovereenkomst met de Vlaamse Regering sluiten, moeten minstens voldoen aan de verplichtingen, vermeld in § 1, die gelden op het moment van het sluiten van de energiebeleidsovereenkomst.

Als de Vlaamse Regering op basis van § 1 verplichtingen oplegt, zijn die verplichtingen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die een energiebeleidsovereenkomst hebben gesloten, niet strenger dan de overeenkomstige bepalingen, opgenomen in de energiebeleidsovereenkomst en van die aard dat ze niet voor extra lasten zorgen ten opzichte van de overeenkomstige bepalingen in de energiebeleidsovereenkomst, behalve om te voldoen aan internationale of Europese verplichtingen, steeds rekening houdend met het engagement van het Vlaamse Gewest in de energiebeleidsovereenkomsten. In die gevallen pleegt de Vlaamse Regering vooraf overleg met de andere partijen van de energiebeleidsovereenkomst.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de te volgen overlegprocedure.

§ 8. In afwijking van de vorige paragraaf kan de Vlaamse Regering verplichtingen, als vermeld in § 1, opleggen aan ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die de bepalingen van de gesloten energiebeleidsovereenkomst niet naleven.

§ 9. De Vlaamse Regering kan de tegemoetkomingen, vermeld in titel VIII van dit decreet beperken tot de ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen die een energiebeleidsovereenkomst hebben gesloten.

Artikel 7.7.3. (17/12/2023- ...)

§1. De Vlaamse Regering kan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van een gebouw is, verplichten om op een deel of het geheel van de dakoppervlakte fotovoltaïsche zonnepanelen te installeren. De Vlaamse Regering kan met betrekking tot die verplichting de nadere modaliteiten vastleggen met betrekking tot het te installeren vermogen, de technische vereisten en de randvoorwaarden met betrekking tot de termijn waarbinnen de plaatsing ervan gebeurt.

De verplichting, vermeld in het eerste lid, is dan van toepassing op de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van gebouwen met op jaarbasis een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 1 GWh.

In afwijking van het tweede lid is de verplichting, vermeld in het eerste lid, van toepassing op gebouwen van publieke organisaties met op jaarbasis een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit met een drempelwaarde van minimaal 500 MWh. Tussen 1 januari 2023 en 31 december 2025 kan de Vlaamse Regering deze drempel waarde verlagen naar minimaal 250 MWh. Vanaf 1 januari 2026 geldt een drempel waarde van minimaal 100 MWh.

De Vlaamse Regering kan hierbij bepalen dat de verplichting, vermeld in het eerste lid, niet van toepassing is als het gemiddelde elektriciteitsverbruik van de drie voorafgaande kalenderjaren meer dan 10 procent lager is dan de verbruiken, vermeld in het tweede en derde lid. De Vlaamse Regering kan in afwijking hiervan bepalen dat de verplichting, vermeld in het eerste lid en tweede lid, van toepassing blijft als er in minstens een van de voorgaande drie kalenderjaren op het afnamepunt geen elektriciteitsverbruik is.
 
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaronder fotovoltaïsche zonnepanelen niet in dienst genomen op de dakoppervlakte, andere vormen van hernieuwbare energie of participatie in een hernieuwbare-energieproject ook in aanmerking worden genomen voor het voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid.

De Vlaamse Regering kan uitzonderingen of een uitstel vaststellen voor de verplichting, vermeld in het eerste lid, voor gebouwen, of delen van gebouwen, die zullen worden gesloopt of waarvan het dak, of een deel van het dak, zal worden vervangen binnen een door de Vlaamse Regering te bepalen termijn. Het uitstel kan nooit meer bedragen dan vijf jaar vanaf het ingaan van het uitstel dat aan de aanvrager is toegekend. Het voormelde uitstel vervalt als de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de eigenaar, erfpachter of opstalhouder is van een gebouw, niet binnen drie jaar na het ingaan van het uitstel een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met betrekking tot sloop kan voorleggen, voor zover een omgevingsvergunning voor sloop is vereist, of niet binnen twee jaar na het ingaan van het uitstel een door een aannemer getekende offerte voor de vervanging van het dak kan voorleggen. Het voormelde uitstel vervalt ook als binnen vijf jaar na het ingaan van het uitstel dat aan de aanvrager is toegekend, het gebouw niet is gesloopt of het dak niet is vervangen.

Een beroep bij een administratief rechtscollege betreffende de omgevingsvergunning voor sloop, vermeld in het zesde lid, schorst de termijnen, vermeld in het zesde lid, tweede, derde en vierde zin, voor zover een omgevingsvergunning voor sloop vereist is.

§2. De Vlaamse Regering kan aan de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van een gebouw als vermeld in paragraaf 1 een meldingsplicht opleggen met betrekking tot de dakoppervlakte, de elektriciteitsafname, de geïnstalleerde en operationele fotovoltaïsche zonnepanelen en andere vormen van hernieuwbare energie of participatie in een hernieuwbare-energieproject als vermeld in paragraaf 1, vijfde lid.

§3. De Vlaamse Regering kan aan de netbeheerders, de transmissienetbeheerder, de beheerders van een gesloten distributienet, en de beheerders van de netten, vermeld in artikel 2, 41° en 42°, van de federale Elektriciteitswet, een meldingsplicht opleggen met betrekking tot de elektriciteitsafname en het bij hen aangemelde piekvermogen van geïnstalleerde en operationele fotovoltaïsche zonnepanelen met betrekking tot de EAN-codes van de gebouwen, vermeld in paragraaf 1, en het nominaal vermogen van andere vormen van hernieuwbare energie, vermeld in paragraaf 1, vijfde lid, alsook wat betreft de identificatie van de daarbij horende afnemers.

§4. De Vlaamse Regering kan aan de afnemers met op jaarbasis een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit die de drempels, vermeld in paragraaf 1, overschrijdt, een meldingsplicht opleggen met betrekking tot de identificatie van de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van een gebouw, de dakoppervlakte, de elektriciteitsafname, en de geïnstalleerde en operationele fotovoltaïsche zonnepanelen, en andere vormen van hernieuwbare energie of participatie in een hernieuwbare- energieproject, vermeld in paragraaf 1, vijfde lid.

§5. Op eenvoudig verzoek krijgt het VEKA voor de toepassing van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, van het kadaster en de bewaarder der hypotheken, elk voor het eigen ambtsgebied, kosteloos toegang tot de documenten betreffende de eigendom en het gebruik van gebouwen of een kosteloze kopie daarvan.

§6. De gegevens, vermeld in paragraaf 2 tot en met 5, worden opgenomen in de databank, vermeld in artikel 12.5.1.

HOOFDSTUK VIII. Energiebesparing bij overheidsinstanties (13/06/2024 - ...)

Afdeling I. Energie- en CO2-besparingsverplichting voor overheidsinstanties (13/06/2024 - ...)

Artikel 7.8.1. (13/06/2024- ...)

§1. De Vlaamse Regering legt aan de overheidsinstanties een jaarlijkse energiebesparingsverplichting op voor het verbruik van hun energiedragers. De Vlaamse Regering kan voorzien in een gedifferentieerde energiebesparingsverplichting voor verschillende categorieën van overheidsinstanties.

§2. De Vlaamse Regering kan aan de overheidsinstanties een CO2-reductieverplichting opleggen die gebaseerd is op het verbruik van hun energiedragers. De Vlaamse Regering kan voorzien in een gedifferentieerde CO2-reductieverplichting voor verschillende categorieën van overheidsinstanties.
 
§3. De Vlaamse Regering kan overheidsinstanties die instaan voor het verzorgen van openbaar vervoer en de strijdkrachten vrijstellen van de verplichtingen, vermeld in paragraaf 2 en 3.

§4. De Vlaamse Regering kan nadere rapporteringsvereisten bepalen waaraan de overheidsinstanties voldoen om aan te tonen dat de verplichtingen, vermeld in dit artikel, zijn vervuld.

Afdeling II. Energiebesparingsverplichting voor het gebouwenpark van overheidsinstanties (13/06/2024 - ...)

Artikel 7.8.2 (13/06/2024- ...)

§1. Met behoud van de toepassing van de verplichtingen, vermeld in artikel 7.8.1, verplicht de Vlaamse Regering de overheidsinstanties vanaf 2025 om jaarlijks een energiebesparing in hun verwarmde en/of gekoelde gebouwen in volle eigendom, erfpacht of opstal te realiseren die minstens equivalent is aan de energiebesparing door renovatie van minstens drie procent van de totale bruikbare vloeroppervlakte van verwarmde en/of gekoelde gebouwen die overheidsinstanties in volle eigendom, erfpacht of opstal hebben, tot een minimaal energieprestatieniveau dat de Vlaamse Regering bepaalt.

De totale bruikbare vloeroppervlakte, vermeld in het eerste lid, wordt berekend op basis van de vloeroppervlakte van alle verwarmde en gekoelde gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m², met uitsluiting van alle gebouwen die op 1 januari 2024 voldoen aan de minimale energieprestatieniveaus die de Vlaamse Regering bepaalt. De Vlaamse Regering kan, met inachtneming van kostenefficiëntie en technische vereisten, categorieën van gebouwen uitsluiten bij de berekening van de totale bruikbare vloeroppervlakte.

§2. In afwijking van paragraaf 1 kan de Vlaamse Regering afwijkende normen voor renovatie bepalen voor de volgende categorieën van gebouwen:
1° beschermde monumenten of gebouwen die deel uitmaken van een beschermd cultuurhistorisch landschap, stads- of dorpsgezicht of gebouwen die opgenomen zijn in de vastgestelde inventaris van het bouwkundige erfgoed als de toepassing van de eisen, vermeld in paragraaf 1, hun karakter of aanzicht op onaanvaardbare wijze zou veranderen;
2° gebouwen in eigendom van defensie of gebouwen die gebruikt worden voor defensiedoeleinden, met uitzondering van de vrijstaande woongebouwen of kantoorgebouwen;
3°   gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten.

De renovatie van een gebouw, vermeld in het eerste lid, draagt bij tot de verplichting, vermeld in paragraaf 1.

§3. De Vlaamse Regering kan een overheidsinstantie vrijstellen van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, als de overheidsinstantie aantoont dat het niet technisch of economisch mogelijk is om het gebouw te renoveren tot de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in paragraaf 1. Een overheidsinstantie die de voormelde vrijstelling heeft gekregen, renoveert het gebouw in kwestie tot een technisch of economisch aanvaardbaar niveau.
 
De Vlaamse Regering kan gebouwen voor sociale huisvesting vrijstellen van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, als het verantwoordelijke openbaar bestuur voor die sociale huisvesting aantoont dat de benodigde investeringen niet kostenneutraal uitgevoerd kunnen worden of leiden tot verhoogde huurprijzen die de verlaging van de energiefactuur door renovatie overstijgen.

De renovatie van een gebouw waarvoor een vrijstelling als vermeld in het eerste en tweede lid is verleend, draagt niet bij tot de verplichting, vermeld in paragraaf 1.

§4. Een overheidsinstantie die in uitvoering van de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, in een kalenderjaar een energiebesparing realiseert die groter is dan de energiebesparing die gepaard gaat met een renovatie van drie procent van de totale bruikbare vloeroppervlakte van haar gebouwen kan:
1° tot en met 31 december 2026, het overschot meetellen bij de vereiste energiebesparing van een van de drie jaren daarna;
2° vanaf 1 januari 2027 het overschot optellen bij de vereiste energiebesparing van de twee volgende jaren.

§5. De Vlaamse Regering kan nadere rapporteringsvereisten bepalen waaraan de overheidsinstanties voldoen om aan te tonen dat de verplichtingen, vermeld in dit artikel, zijn vervuld.

Artikel 7.8.3. (13/06/2024- ...)

Een overheidsinstantie die een verwarmd of gekoeld gebouw gebruikt waarvan het zelf geen volle eigenaar is of waarvoor het niet over een erfpacht of opstalrecht beschikt, treedt in onderhandeling over het sluiten van een overeenkomst met respectievelijk de volle eigenaar, erfpachtgever of opstalgever van het gebouw in kwestie met het oog op de renovatie van het gebouw tot de minimale energieprestatieniveaus, vermeld in artikel 7.8.2, §1.

De onderhandeling, vermeld in het eerste lid, vindt minstens plaats in de volgende gevallen:
1° het gebruiksrecht van het openbaar bestuur op het gebouw wordt verlengd; 2° aan het gebouw worden stedenbouwkundige handelingen uitgevoerd als ver-
meld in artikel 4.2.1, 1°, 6° en 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;
3° er worden meldingsplichtige handelingen uitgevoerd als vermeld in artikel 2, 3, 4 en 5/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Als de partijen niet tot een minnelijke overeenkomst komen, wordt het geschil voorgelegd aan de vrederechter.

[HOOFDSTUK IX. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn als promotor van het rationeel energiegebruik en het gebruik van de hernieuwbare energiebronnen (ing. decr. 26 april 2019, art. 3, I: 26 mei 2019)] (... - ...)

Artikel 7.9.1. (17/12/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn rechtstreeks of onrechtstreeks taken opdragen ter stimulering van:
1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;
2° een rationeel energiebeheer;
3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën.

De taken ter stimulering van een rationeel energiebeheer kunnen de vorm aannemen van toekenning van steun voor energetische renovatieprojecten van noodkoopwoningen. In dat geval beschikt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die de steun heeft toegekend voor de energetische renovatie van een noodkoopwoning, over een recht van voorkoop op die woning gedurende de duur van de leningsovereenkomst. Het decreet van 25 mei 2007 houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten is van toepassing op dit recht van voorkoop.

TITEL VIII. TEGEMOETKOMINGEN TER BEVORDERING VAN HET RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK, HET RATIONEEL ENERGIEBEHEER, HET GEBRUIK VAN HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN [... (geschr. Decr. 14 februari 2014, art. 36, I: 6 mei 2014)] (... - ...)

[HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen (verv. Decr. 30 oktober 2020, art. 23, I: 5 december 2020)] (... - ...)

Artikel 8.1.1. (06/05/2014- ...)

De tegemoetkomingen die op basis van de steunprogramma's in deze titel kunnen worden toegekend ter bevordering van het rationeel energiegebruik, het rationeel energiebeheer, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, worden toegekend binnen de perken van de beschikbare kredieten van het Energiefonds of de algemene uitgavenbegroting.

Artikel 8.1.2. (05/12/2020- ...)

De Vlaamse Regering, de diensten van de Vlaamse overheid, en de lokale besturen koppelen hun financiële steunmaatregelen voor verbeteringen van de energie-efficiëntie in het kader van de renovatie van gebouwen aan de beoogde of verwezenlijkte energiebesparing zoals bepaald op basis van een of meer van de volgende criteria:
1° de energieprestatie van de apparatuur die of het materiaal dat voor de renovatie wordt gebruikt, waarbij de apparatuur of het materiaal dat voor de renovatie is gebruikt, dient te worden geïnstalleerd door een installateur met het desbetreffende niveau van certificering of kwalificatie;
2° standaardwaarden voor de berekening van energiebesparingen in gebouwen;
3° de verwezenlijkte verbetering ten gevolge van de renovatie, door de vóór en na de renovatie afgegeven energieprestatiecertificaten met elkaar te vergelijken;
4° de resultaten van een energieaudit;
5° de resultaten van een andere relevante, transparante en proportionele methode die de verbetering in energieprestatie aantoont.

HOOFDSTUK II. Steunprogramma's voor natuurlijke personen (... - ...)

Artikel 8.2.1. (01/01/2011- ...)

De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van natuurlijke personen die niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming als onderneming voor :
1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;
2° een rationeel energiebeheer;
3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën.

Artikel 8.2.2. (23/01/2023- ...)

§1. De Vlaamse Regering kan leningen verstrekken ter ondersteuning van investeringen in het kader van de bevordering van het rationeel energieverbruik of de woningkwaliteit, door:
1° via energiehuizen leningen aan eigenaars of aan eindafnemers te verstrekken voor de financiering van investeringen in privéwoningen die dienen als hoofdverblijfplaats, of voor de financiering van investeringen aan de gemene delen van het gebouw waartoe een privéwoning waarvan ze eigenaar zijn, behoort;
2° het rechtstreeks verstrekken van deze leningen aan eindafnemers.

De Vlaamse Regering kan de modaliteiten voor de leningen bepalen evenals de procedure voor aanvraag en toekenning.

De Vlaamse Regering kan voorwaarden koppelen aan het verkrijgen van een lening, zoals de opmaak van een energieprestatiecertificaat, het behalen van een minimaal energieprestatieniveau of het voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, vastgesteld met toepassing van artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

De Vlaamse Regering kan bij het verstrekken van de leningen, vermeld in het eerste lid, gebruikmaken van de diensten van het PMV/z-Leningen.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de minimale voorwaarden waaraan de energiehuizen, vermeld in § 1, eerste lid, 1°, dienen te voldoen. Tussen het Vlaamse Gewest en elke energiehuis wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De Vlaamse Regering kan een tegemoetkoming geven in de personeels- en werkingskosten van de energiehuizen.

§ 3. ...

Artikel 8.2.3. (22/04/2021- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen ter ondersteuning van de energetische renovatie van niet-energiezuinige woningen of wooneenheden met tegemoetkomingen ten voordele van nieuwe eigenaars van die woningen of wooneenheden.

Deze tegemoetkoming kan de vorm aannemen van een rentesubsidie.

De Vlaamse Regering kan de procedure voor aanvraag en toekenning bepalen.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de minimale voorwaarden waartegen de rentesubsidie wordt toegekend. Tussen de Vlaamse Regering en de kredietgevers wordt een samenwerkingsprotocol gesloten.

§ 3. In het kader van de steunprogramma's, vermeld in paragraaf 1, worden de volgende categorieën van persoonsgegevens door de kredietgevers verwerkt en aan het VEKA bezorgd:
1° de identificatiegegevens van de kredietnemers;
2° de identificatiegegevens en het type van het gebouw of de gebouweenheid;
3° de voorwaarden en kenmerken van de leningen;
4° het rekeningnummer van de kredietnemer;
5° de energiegegevens van het gebouw;
6° het certificaatnummer van het energieprestatiecertificaat;
7° de datum van de authentieke akte van verwerving of, bij gebrek daaraan, de datum van de authentieke kredietakte, de onderhandse kredietovereenkomst of de eerste opname van het hoofdkrediet.

Voor de unieke identificatie van de betrokken persoon of personen kan het rijksregisternummer, het BIS-nummer of het vreemdelingennummer opgevraagd en verwerkt worden.

Voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het toekennen van de steunprogramma's, vermeld in paragraaf 1, zijn de kredietgevers de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

Voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het beheer van de steunprogramma's, vermeld in paragraaf 1, is het VEKA de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden en modaliteiten bepalen met betrekking tot de gegevensuitwisseling tussen de kredietgevers en het VEKA.

De Vlaamse Regering bepaalt voor de verwerking van persoonsgegevens een bewaartermijn. Deze termijn is niet langer dan noodzakelijk voor de toepassing van de door of krachtens dit artikel vastgestelde regels of voor de toepassing van artikel 13.4.13, en is niet langer dan dertig jaar.

HOOFDSTUK III. Steunprogramma's voor ondernemingen (... - ...)

Afdeling I. De onderneming als gebruiker van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën (... - ...)

Artikel 8.3.1. (01/01/2011- ...)

De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen voor :
1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;
2° een rationeel energiebeheer;
3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;
4° het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen of voor de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën.

Artikel 8.3.1/1. (14/06/2022- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan leningen verstrekken ter ondersteuning van investeringen in het kader van de bevordering van het rationeel energieverbruik of de woningkwaliteit, door:
1° via energiehuizen leningen aan coöperatieve vennootschappen te verstrekken voor de financiering van investeringen in gebouwen;
2° het rechtstreeks verstrekken van deze leningen aan coöperatieve vennootschappen.

De Vlaamse Regering kan de modaliteiten voor de leningen bepalen evenals de procedure voor aanvraag en toekenning.

De Vlaamse Regering kan voorwaarden koppelen aan het verkrijgen van een lening, zoals de opmaak van een energieprestatiecertificaat , het behalen van een minimaal energieprestatieniveau of het voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, vastgesteld met toepassing van artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

De Vlaamse Regering kan bij het verstrekken van de leningen, vermeld in het eerste lid, gebruikmaken van de diensten van het PMV/z-Leningen.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de minimale voorwaarden waaraan de energiehuizen, vermeld in § 1, eerste lid, 1°, dienen te voldoen. Tussen het Vlaamse Gewest en elke energiehuis wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De Vlaamse Regering kan een tegemoetkoming geven in de personeels- en werkingskosten van de energiehuizen.

§ 3. ...

Afdeling II. De onderneming als ontwikkelaar, producent of distributeur van energiezuinige producten, technieken of systemen of van hernieuwbare energietechnologieën (... - ...)

Artikel 8.3.2. (01/01/2011- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen die ontwikkelaar, fabrikant of distributeur zijn van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën, voor het uitvoeren van referentieprojecten.

§ 2. Een onderneming, als vermeld in § 1, sluit met de eerste gebruiker een overeenkomst waarin het deel van de tegemoetkoming dat gegeven wordt om de investerings- en installatiekosten te dekken, wordt overgedragen aan de eerste gebruiker en waarin de gebruiker de onderneming toestaat om de resultaten van het project te gebruiken bij commercialisering.

Afdeling III. De onderneming als promotor van rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (... - ...)

Artikel 8.3.3. (01/01/2011- ...)

De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van ondernemingen voor :
1° het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties over rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;
2° de informatieverzameling en -verstrekking voor rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;
3° het organiseren van vormingsprojecten over rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer en hernieuwbare energietechnologieën.

[HOOFDSTUK IV. Steunprogramma's voor niet-commerciële instellingen, publiekrechtelijke rechtspersonen en voor de netbeheerders en de beheerders van het transmissienet en het vervoersnet (verv. Decr. 20 december 2013, art. 23, I: 1 januari 2014)] (... - ...)

Artikel 8.4.1. (01/01/2014- ...)

De Vlaamse Regering kan een steunprogramma opstellen met tegemoetkomingen ten voordele van niet-commerciële instellingen, publiekrechtelijke rechtspersonen, de netbeheerders en de beheerders van het transmissienet en het vervoersnet voor :
1° de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen;
2° een rationeel energiebeheer;
3° de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;
4° het ondernemen van haalbaarheidsstudies voor de toepassing van energiezuinige producten, technieken en systemen of voor de toepassing van hernieuwbare energietechnologieën;
5° het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties over rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;
6° de informatieverzameling en -verstrekking voor rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;
7° het organiseren van vormingsprojecten voor rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer of hernieuwbare energietechnologieën;
8° de kosten die verbonden zijn aan de voorbereiding, ondertekening, uitvoering en voortgangscontrole van een energiebeleidsovereenkomst.
9° kosten die verbonden zijn aan openbaredienstverplichtingen die door of krachtens dit decreet worden opgelegd.

Artikel 8.4.2. (14/06/2022- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan leningen verstrekken ter ondersteuning van investeringen in het kader van de bevordering van het rationeel energieverbruik of de woningkwaliteit, door:
1° via energiehuizen leningen aan niet-commerciële instellingen te verstrekken voor de financiering van investeringen in gebouwen;
2° het rechtstreeks verstrekken van deze leningen aan niet-commerciële instellingen.

De Vlaamse Regering kan de modaliteiten voor de leningen bepalen evenals de procedure voor aanvraag en toekenning.

De Vlaamse Regering kan voorwaarden koppelen aan het verkrijgen van een lening, zoals de opmaak van een energieprestatiecertificaat, het behalen van een minimaal energieprestatieniveau of het voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, vastgesteld met toepassing van artikel 3.1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.

De Vlaamse Regering kan bij het verstrekken van de leningen, vermeld in het eerste lid, gebruikmaken van de diensten van het PMV/z-Leningen.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de minimale voorwaarden waaraan de energiehuizen, vermeld in § 1, eerste lid, 1°, dienen te voldoen. Tussen het Vlaamse Gewest en elke energiehuis wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De Vlaamse Regering kan een tegemoetkoming geven in de personeels- en werkingskosten van de energiehuizen.

§ 3. ...

HOOFDSTUK V. Marktintroductieprogramma (... - ...)

Artikel 8.5.1. (01/01/2011- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan op geregelde tijdstippen een steunprogramma opstellen om marktintroductieprojecten te ondersteunen. Dat steunprogramma geeft een beschrijving van de energiezuinige producten, technieken en systemen of van de hernieuwbare energietechnologieën, waarvoor de Vlaamse Regering een hogere marktintroductie wil verkrijgen, het totale budget dat ze daartoe wil aanwenden en de maximale hoogte van de tegemoetkomingen die in het kader van dat marktintroductieprogramma kunnen worden toegestaan.

Het steunprogramma geeft aan welke van de volgende doelgroepen kunnen inschrijven op het marktintroductieprogramma : natuurlijke personen, ondernemingen, niet-commerciële instellingen of publiekrechtelijke rechtspersonen.

De Vlaamse Regering lanceert vervolgens een oproep, waarop belangstellenden uit de aangewezen doelgroepen kunnen intekenen, die deze energie-zuinige producten, technieken of systemen of hernieuwbare energietechnologieën willen installeren en die bereid zijn mee te werken aan de monitoring en kennisoverdracht aan de gebruikerssector.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels van de oproep, en de nadere regels voor de monitoring en de bekendmaking van de resultaten van de marktintroductieprojecten.

[HOOFSTUK VI. Kwijtscheldingen (verv. decr. 9 juli 2021, art. 18, I: 30 augustus 2021)] (... - ...)

Artikel 8.6.1. (30/08/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de energie, schulden die door een energiehuis ten aanzien van het Vlaamse Gewest in het kader van de uitvoering van artikel 8.2.2, artikel 8.3.1/1 of artikel van dit decreet werden gemaakt geheel of gedeeltelijk kwijtschelden. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de modaliteiten en de voorwaarden waaronder deze kwijtschelding kan geschieden.

Artikel 8.6.2. (30/08/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de energie, schulden die ten aanzien van het Vlaamse Gewest in het kader van de toekenning van steun voor energetische renovatieprojecten van noodkoopwoningen werden gemaakt geheel of gedeeltelijk kwijtschelden. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de modaliteiten en de voorwaarden waaronder deze kwijtschelding kan geschieden.

HOOFDSTUK VII. Hoogte van de tegemoetkomingen (... - ...)

Artikel 8.7.1. (16/06/2021- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de hoogte van de tegemoetkomingen en de in aanmerking komende kosten, vermeld in deze titel, en de nadere regels voor de aanvraag, de beoordeling van de aanvragen en het toekennen van de tegemoetkomingen. De Vlaamse Regering kan daarvoor aanvullende voorwaarden opleggen die losstaan van de doelstellingen van de steunregelingen, vermeld in deze titel.

De tegemoetkomingen, vermeld in het vorige lid, kunnen de vorm aannemen van een subsidie, een lening tegen een verlaagde rentevoet, een voorschot of een ander geldelijk voordeel.

Artikel 8.7.2. (10/12/2015- ...)

§ 1. De tegemoetkomingen die ter uitvoering van deze titel worden toegekend aan natuurlijke personen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen, kunnen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

§ 2. De tegemoetkomingen die ter uitvoering van deze titel worden toegekend aan kleine of middelgrote ondernemingen, kunnen maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

Als de onderneming een grote onderneming is, kunnen die tegemoetkomingen maximaal 40 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

De Vlaamse Regering past die maximumpercentages aan overeenkomstig de percentages die opgenomen zijn in de Europese kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu.

Alleen de extra investeringen die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de milieudoeleinden worden in aanmerking genomen, exclusief de voordelen van een eventuele capaciteitsverhoging, de kostenbesparingen gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur van de investeringen en de extra bijproducten gedurende diezelfde periode. Gestrande kosten komen niet in aanmerking.

Artikel 8.7.3. (01/07/2022- ...)

De Vlaamse Regering kan bepalen dat beschermde afnemers recht hebben op een tegemoetkoming die minstens 20 % hoger is dan de tegemoetkoming voor dezelfde aankoop of in aanmerking komende kosten, die gegeven wordt aan natuurlijke personen die geen beschermde afnemer zijn.

Onder voorbehoud van de toepassing van het eerste lid kunnen de tegemoetkomingen aan een beschermde afnemer maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.

Artikel 8.7.4. (01/01/2011- ...)

De Vlaamse Regering beperkt de tegemoetkomingen in elk individueel geval dusdanig dat de cumulatie van de tegemoetkomingen die ter uitvoering van deze titel worden gegeven, met de overheidssteun die op grond van andere regelgevingen wordt toegekend, de maximale tegemoetkomingspercentages in artikel 8.7.2 niet overschrijdt.

[HOOFDSTUK VIII. Verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen bij tegemoetkomingen (ing. decr. 23 december 2022, art. 35, I: 8 januari 2023)] (... - ...)

Artikel 8.8.1. (17/12/2023- ...)

De Vlaamse Regering kan voor de toekenning van tegemoetkomingen als vermeld in deze titel of groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten als vermeld in titel VII, persoonsgegevens van natuurlijke personen opvragen die verband houden met de voorwaarden die de Vlaamse Regering krachtens dit decreet vaststelt en die noodzakelijk zijn om de tegemoetkoming of certificaten toe te kennen aan de aanvrager. Met behoud van de toepassing van artikel 12.6.1, §3, omvat dit minstens identiteitsgegevens van de aanvrager, adresgegevens, het rekeningnummer waarop de premie wordt uitbetaald en andere gegevens die noodzakelijk zijn om aan de inhoudelijke voorwaarden te voldoen.

De Vlaamse Regering kan de medewerking van de diensten van de Vlaamse overheid, van de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij of van de energiehuizen opleggen voor taken krachtens dit decreet voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid.

De dienst die de Vlaamse Regering aanwijst, gebruikt het uniek loket, vermeld in artikel 12.6.1, tenzij het anders bepaald is door de Vlaamse Regering. De persoonsgegevens worden verwerkt conform artikel 12.4.1 en 12.6.1.

[TITEL IX. ENERGIEHUIZEN (ing. decr. 16 november 2018, art. 34, I: 24 december 2018)] (... - ...)

Artikel 9.1.1. (14/06/2022- ...)

De Vlaamse Regering kan aan de energiehuizen de volgende taken opdragen:
1° het als kredietbemiddelaar of kredietgever verstrekken van de leningen, vermeld in de artikelen 8.2.2, 8.3.1/1 en 8.4.2 of in artikel 5.71/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
2° het verlenen van advies over en het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties over rationeel energiegebruik, rationeel energiebeheer, hernieuwbare energietechnologieën of de woningkwaliteit;
3° het bevorderen van de woningkwaliteit en het bevorderen van het gebruik van energiezuinige producten, technieken, systemen of hernieuwbare energietechnologieën, inclusief de begeleiding bij de uitvoering van werken en diensten bij huishoudelijke afnemers daaromtrent;
4° het verlenen van informatie aan huishoudelijke afnemers over de werking van de energiemarkt;
5° het optreden als uniek loket voor door de Vlaamse Regering door of krachtens dit decreet vastgestelde taken en opdrachten.

Artikel 9.1.2. (08/01/2023- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaraan de energiehuizen moeten voldoen om in het kader van de taken, vermeld in artikel 9.1.1, door het Vlaamse Gewest te worden aanvaard.

Onverminderd het eerste lid voldoet elk energiehuis om als kredietbemiddelaar of kredietgever als vermeld in artikel 9.1.1, 1°, op te treden minstens aan de volgende voorwaarden:
1° het beschikt over rechtspersoonlijkheid;
2° het beschikt over de nodige expertise en kritische capaciteit op technisch, juridisch, financieel en boekhoudkundig vlak;
3° het kan werken volgens het derde-investeerderprincipe en fungeren als lokale ESCO in het kader van de financiering van tussenkomsten voor de door de Vlaamse Regering vastgestelde doelgroep;
4° het kan de sociale begeleiding van de door de Vlaamse Regering vastgestelde doelgroep garanderen.

Artikel 9.1.3. (24/12/2018- ...)

De Vlaamse Regering kan de medewerking van de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn opleggen voor taken die door of krachtens dit decreet aan de energiehuizen zijn opgedragen. De Vlaamse Regering bepaalt de vorm waarin die medewerking bestaat.

Artikel 9.1.4. (19/04/2024- ...)

§1. In het kader van de uitvoering van hun taak, vermeld in artikel 9.1.1, 1°, van dit decreet, kunnen de energiehuizen de volgende persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens opvragen en verwerken:
1°   de volgende gegevens over de kredietnemer:
a)    het huidige adres en de vorige adressen en de contactgegevens;
b)    de gezinssamenstelling, de personen ten laste en de personen die samenwonen met de kredietnemer;
c)    de handicap van de persoon van de kredietnemer, of van de personen die samenwonen met de kredietnemer;
d)    de burgerlijke staat;
2° de volgende gegevens over het inkomen van de kredietnemer, of het inkomen van de personen met wie de kredietnemer samenwoont:
a)    het gezamenlijk belastbaar inkomen;
b)    het afzonderlijk belastbaar inkomen;
c)    het leefloon;
d)    de inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap;
e)    de beroepsinkomsten die van belasting vrijgesteld zijn, uit het buitenland of verworven bij een Europese of internationale instelling;
3°    de zakelijke rechten waarvan de kredietnemer houder is;
4°    de volgende gegevens over het gebouw waarvoor de kredietnemer een lening aanvraagt:
a)    de aard;
b)    de ligging;
c)    de ouderdom;
d)    de eigendom of zakelijke rechten die erop zijn gevestigd;
5° de gegevens over de uitgevoerde werken waarvoor de kredietnemer een lening aanvraagt, met inbegrip van de facturen;
6° de gegevens over de toekenning van een rentesubsidie, vermeld in artikel 8.2.3, §1, van dit decreet;
7° alle andere gegevens dan de gegevens, vermeld in punt 1° tot en met 6°, die verband houden met de leningsvoorwaarden die de Vlaamse Regering krachtens dit decreet of krachtens de Vlaamse Codex Wonen van 2021 vaststelt en die noodzakelijk zijn om de lening toe te kennen.

De Vlaamse Regering bepaalt voor welk type lening welke persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens opgevraagd en verwerkt kunnen worden.

Om na te gaan of de kredietnemer recht heeft op de lening, kan het energiehuis, conform artikel 6, lid 1, c), en artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming, een beroep doen op de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, op het Rijksregister, op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, op het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap, op de lokale besturen en op het toegangsregister om digitaal toegang te krijgen tot de noodzakelijke gegevens, conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze, in voorkomend geval, op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd.
 
Voor de unieke identificatie van de betrokkene kan het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opgevraagd en verwerkt worden.

De vastgestelde handicap van de kredietnemer of zijn inwonende gezinsleden wordt opgevraagd en verwerkt conform artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming. De gegevens over een handicap worden opgevraagd en verwerkt om het aantal personen ten laste te bepalen. Alleen het statuut van de persoon kan worden opgevraagd en verwerkt.

Voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de toekenning van een lening zijn de energiehuizen de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De Vlaamse Regering bepaalt voor de verwerking van persoonsgegevens een bewaartermijn. De voormelde termijn is niet langer dan noodzakelijk is voor de toepassing van de regels die bij of krachtens dit artikel en artikel 8.2.2 zijn vastgesteld, of voor de toepassing van artikel 13.4.13, en is niet langer dan dertig jaar.

§2. In het kader van de uitvoering van hun taak, vermeld in artikel 9.1.1, 1°, bezorgen de energiehuizen de volgende categorieën van persoonsgegevens aan het VEKA:
1°    de identificatiegegevens van de kredietnemers;
2°    de identificatiegegevens en het type van het gebouw of de gebouweenheid; 3°    de voorwaarden en kenmerken van de energielening;
4°    de energiegegevens van het gebouw;
5°    het certificaatnummer van het energieprestatiecertificaat;
6° de datum van de authentieke akte van verwerving, de datum van de aangifte van nalatenschap of, bij gebrek daaraan, de datum van het aanslagbiljet van de erfbelasting dat de Vlaamse Belastingdienst heeft opgemaakt.

De Vlaamse Regering bepaalt voor welk type lening die persoonsgegevens aan het VEKA moeten worden bezorgd.

Voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het beheer van leningen is het VEKA de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden en modaliteiten bepalen voor de gegevensuitwisseling tussen de energiehuizen en het VEKA.

§3. In het kader van de uitvoering van hun taak, vermeld in artikel 9.1.1, 1°, of om Wonen in Vlaanderen de mogelijkheid te bieden na te gaan of een aanvrager of begunstigde van de subsidies, vermeld in artikel 5.52/1 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, voldoet aan de voor- waarden die de Vlaamse Regering vaststelt ter uitvoering van artikel 5.52/1, derde lid, van de voormelde codex, kunnen de energiehuizen de volgende categorieën van persoonsgegevens aan Wonen in Vlaanderen bezorgen:
1° de identificatiegegevens van de kredietnemers;
2° de identificatiegegevens en het type van het gebouw of de gebouweenheid; 3° de voorwaarden en kenmerken van de toegekende lening.

De Vlaamse Regering kan bepalen voor welk type lening die persoonsgegevens aan Wonen in Vlaanderen moeten worden bezorgd.

Voor de verdere verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, in het kader van de controle op de naleving van de leningsvoorwaarden die de Vlaamse Regering krachtens de Vlaamse Codex Wonen van 2021 vaststelt, is Wonen in Vlaanderen de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
 
De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden en modaliteiten bepalen voor de gegevensuitwisseling tussen de energiehuizen en Wonen in Vlaanderen.

§4. In het kader van de uitvoering van hun taak, vermeld in artikel 9.1.1, 2°, 3° en 4°, kunnen de energiehuizen van hun klanten in hun werkingsgebied de volgende persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens opvragen en verwerken:
1°     de gegevens over een aansluiting op het elektriciteitsdistributienet met toepassing van het uitsluitend nachttarief;
2°     de gegevens over toegekende premies voor werkzaamheden aan gebouwen of voor energieopwekkingsinstallaties, namelijk de categorieën van werkzaamheden waarvoor de premie is toegekend;
3°   de EAN-code en de gebouweenheids-ID van de woning;
4°     de gegevens over het energieverbruik op maandbasis van hun woning gedurende de laatste vijf jaar;
5°   de gegevens over het behoren tot een van de volgende doelgroepen:
a)    beschermde klant;
b)    budgetmeter;
c)    advies van de lokale adviescommissie over afsluiting of heraansluiting van elektriciteit, aardgas of water.

Voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, zijn de energiehuizen de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 5°, worden gedurende een periode van vijf jaar bewaard. De gegevens, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, worden gedurende een periode van vijftien jaar bewaard. Na de voormelde periode van vijftien jaar worden de persoonsgegevens geanonimiseerd.

TITEL X. [ERKENNING VAN ENERGIEDESKUNDIGEN, VERSLAGGEVERS EN OPLEIDINGSINSTELLINGEN EN DE CERTIFICERING VAN AANNEMERS (verv. decr. 14 maart 2014, art. 4, I: 28 maart 2014)] (... - ...)

Artikel 10.1.1. (06/05/2014- ...)

In het kader van beleidsmaatregelen voor rationeel energiebeheer, rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen, energieprestaties van gebouwen kan de Vlaamse Regering voorwaarden vastleggen waaraan kandidaat-energiedeskundigen moeten voldoen. Die voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op :
1° diploma's en opleiding;
2° beroepskennis en -ervaring;
3° de onafhankelijke wijze van handelen van de energiedeskundige ten aanzien van opdrachtgevers en commerciële belangen.

Artikel 10.1.2. (28/03/2014- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de categorieën van energiedeskundigen. Ze legt de procedure voor de erkenning van de energiedeskundigen en de procedure en voorwaarden voor de schorsing en intrekking van die erkenning vast. De Vlaamse Regering kan voorwaarden koppelen aan de opheffing van een schorsing. De Vlaamse Regering legt ook de kwaliteitseisen vast en wijst de instantie aan die belast is met de controle op hun werkzaamheden.

Artikel 10.1.3. (09/04/2022- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan voorwaarden vastleggen waaraan kandidaat-verslaggevers en verslaggevers moeten voldoen. Die voorwaarden kunnen in elk geval betrekking hebben op de opleiding, beroepskennis en -ervaring.

Om als verslaggever te kunnen optreden is de natuurlijke persoon of in geval van een rechtspersoon de zaakvoerder, bestuurder of werknemer, onverminderd het eerste lid, houder van een van de volgende diploma's of van een daarmee gelijkgesteld diploma:
1° architect;
2° burgerlijk ingenieur-architect;
3° burgerlijk ingenieur;
4° industrieel ingenieur;
5° technisch ingenieur;
6° bio-ingenieur;
7° ...;
8° architect-assistent;
9° bachelor in de Bouw(kunde);
10° bachelor in de Elektromechanica: afstudeerrichting Klimatisering;
11° bachelor in de (Toegepaste) Architectuur;
12° interieurarchitect;
13° master in de Architectuur;
14° master in de Ingenieurswetenschappen;
15° master in de Ingenieurswetenschappen: afstudeerrichting Architectuur;
16° master in de Industriële Wetenschappen;
17° master in de Bio-ingenieurswetenschappen.

Onverminderd het tweede lid kan de Vlaamse Regering beslissen om de lijst, vermeld in het tweede lid, uit te breiden met conform het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur erkende beroepskwalificaties.

Onverminderd artikel 11.1.6/1, § 1, tweede en derde lid, kan de Vlaamse Regering bijkomende voorwaarden vastleggen betreffende de onafhankelijke wijze van handelen van de verslaggever ten aanzien van opdrachtgevers en commerciële belangen.

De Vlaamse Regering kan categorieën van verslaggevers bepalen.

De Vlaamse Regering legt de procedure voor de erkenning van de verslaggevers vast.

§ 2. Voor de aflevering van energieprestatiecertificaten bij bouw wordt de verslaggever aangewezen als energiedeskundige.

Artikel 10.1.4. (30/03/2017- ...)

De Vlaamse Regering kan voorwaarden vastleggen waaraan de opleidingsinstellingen voor de energiedeskundigen, de verslaggevers of de aannemers, vermeld in artikel 10.1.5, dienen te voldoen. De Vlaamse Regering kan ook voorwaarden vastleggen waaraan de lesgevers van een opleidingsinstelling moeten voldoen.

De Vlaamse Regering kan de procedure voor de erkenning van de opleidingsinstellingen en de procedure en voorwaarden voor de schorsing en intrekking van die erkenning vastleggen. De Vlaamse Regering kan ook kwaliteitseisen vastleggen voor de opleiding en de lesgevers en wijst de instantie aan die belast is met de controle op hun werkzaamheden.

De Vlaamse Regering kan tevens de inhoud van de door de erkende opleidingsinstellingen aan de energiedeskundigen, de verslaggevers en de aannemers te verstrekken opleidingen bepalen.

Artikel 10.1.5. (30/03/2017- ...)

De Vlaamse Regering zorgt voor een certificatieregeling voor aannemers van hernieuwbare energiesystemen en energie-efficientiesystemen, in ieder geval voor kleinschalige warmwaterketels en verwarmingsketels op biomassa, fotovoltaïsche en thermische systemen op zonne-energie, ondiepe geothermische systemen en warmtepompen en aannemers van daarmee verband houdende energiediensten.

De Vlaamse Regering legt de procedure voor de certificering en de procedure en voorwaarden voor de schorsing en intrekking van die certificering vast. De Vlaamse Regering legt ook de kwaliteitseisen vast en wijst de instantie aan die belast is met de controle op hun werkzaamheden.

De Vlaamse Regering erkent certificaten als gelijkwaardig die door andere lidstaten of andere gewesten overeenkomstig de criteria van de richtlijn 2009/28/EG zijn afgegeven.

Artikel 10.1.6. (24/12/2018- ...)

De Vlaamse Regering kan in het kader van de uitvoering van de verplichtingen die worden opgelegd door of krachtens dit decreet, kwaliteitseisen en kwaliteitscontroles opleggen aan aannemers van werken en diensten. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de manier waarop die eisen en controles worden uitgevoerd. De Vlaamse Regering kan eisen bepalen waaraan de personen of organisaties die de controles uitvoeren moeten voldoen.

TITEL XI. ENERGIEPRESTATIES VAN GEBOUWEN (... - ...)

HOOFDSTUK I. Energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen (... - ...)

Afdeling I. De EPB-eisen (... - ...)

Artikel 11.1.1. (30/03/2017- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de EPB-eisen waaraan gebouwen moeten voldoen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, als vermeld in artikel 4.2.1, 1°, 6° en 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, wordt ingediend.

De invoering van de meldingsplicht, vermeld in artikel 4.2.2, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 laat voor de gebouwen, vermeld in het eerste lid, de door de Vlaamse Regering op grond van het eerste lid vastgestelde EPB-eisen onverminderd van toepassing.

Bij het vaststellen van de eisen wordt een onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande gebouwen. Er kan ook een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende categorieën gebouwen. De Vlaamse Regering bepaalt welke EPB-eisen overeenkomen met een bijna-energieneutraal gebouw. De Vlaamse Regering zorgt er in dat kader voor dat :
1° uiterlijk op 1 januari 2021 de EPB-eisen voor alle nieuwe gebouwen overeenkomen met de EPB-eisen voor bijna-energieneutrale gebouwen;
2° na 31 december 2018 nieuwe gebouwen waarin overheidsinstanties zijn gehuisvest die eigenaar zijn van deze gebouwen, bijna-energieneutrale gebouwen zijn.

Als op een gebouw EPB-eisen van toepassing zijn, gelden die voor de totaliteit van de werken, handelingen en wijzigingen die aan het gebouw uitgevoerd worden en dus ook voor de werken, handelingen en wijzigingen die op zich niet vergunningsplichtig zijn.

Indien een gebouw waarvoor geen energie wordt verbruikt om een specifieke binnentemperatuur te verkrijgen, binnen de twaalf maanden na de ingebruikname van de werken waarvoor conform artikel 4.2.1, 1°, 6° en 7°, en artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 een omgevingsvergunning werd aangevraagd of een melding werd gedaan, wordt aangepast om alsnog energie te verbruiken om een specifiek binnenklimaat te creëren, dan moet alsnog worden voldaan aan de EPB-eisen die van toepassing zouden zijn geweest mocht in het gebouw vanaf het begin energie zijn verbruikt om een specifiek binnenklimaat te creëren.

In afwijking van het vijfde lid kan de Vlaamse Regering een lijst van type gebouwen vaststellen die geacht worden steeds energie te verbruiken om een specifieke binnentemperatuur te bereiken.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de EPB-eisen waaraan bestaande gebouwen moeten voldoen als werken, wijzigingen of handelingen uitgevoerd worden die de energieprestatie van het gebouw bepalen en daarvoor geen aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, als vermeld in artikel 4.2.1, 1°, 6° en 7°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, moet worden ingediend, of geen melding, als vermeld in artikel 4.2.2, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, moet worden gedaan.

Artikel 11.1.2. (16/11/2012- ...)

Bij nieuwe gebouwen wordt, voordat met de bouw gestart wordt, de technische, milieutechnische en economische haalbaarheid in aanmerking genomen van alter- natieve systemen zoals :
1° gedecentraliseerde systemen voor energievoorziening die gebaseerd zijn op hernieuwbare energiebronnen;
2° kwalitatieve warmte-krachtinstallatie;
3° stads- of blokverwarming of -koeling, indien beschikbaar;
4° warmtepompen.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat die haalbaarheidsstudie kan worden verricht voor afzonderlijke gebouwen of groepen van soortgelijke gebouwen of voor soortgelijke ge- bouwen in hetzelfde gebied.

Artikel 11.1.3. (15/12/2011- ...)

De Vlaamse Regering kan bij het bepalen van de EPB-eisen voor nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd, vastleggen dat een minimumniveau van energie uit hernieuwbare energiebronnen moet worden gehaald.

Artikel 11.1.4. (09/04/2022- ...)

De Vlaamse Regering kan vrijstellingen of afwijkingen toestaan op de door haar vastgestelde EPB-eisen :
1° voor beschermde monumenten of gebouwen die deel uitmaken van een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht of gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundige erfgoed voor zover de toepassing van bepaalde EPB-eisen hun karakter of aanzicht op onaanvaardbare wijze zou veranderen;
2° voor gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten;
3° als voor het verkrijgen van de omgevingsvergunning of de melding de tussenkomst van een architect niet vereist is;
4° als het behalen van de EPB-eisen bij bestaande gebouwen en bij nieuwe gebouwen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is;
5° voor industriële gebouwen of werkplaatsen;
6° voor tijdelijke constructies;
7° voor alleenstaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m2;
8° voor niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven met een lage energiebehoefte en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven die in gebruik zijn bij een sector die onder een energiebeleidsovereenkomst inzake energieprestatie valt;
9° voor de niet voor bewoning bestemde gedeelten met een maximale bruikbare vloeroppervlakte van 50 m2 met een andere functie dan industrie of landbouw, gelegen in industriële gebouwen, niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven met een lage energiebehoefte en niet voor bewoning bestemde gebouwen van landbouwbedrijven die in gebruik zijn bij een sector die onder een energiebeleidsovereenkomst inzake energieprestatie valt.

Als de Vlaamse Regering wat punt 3° betreft een vrijstelling toestaat, als vermeld in het eerste lid, 3°, dan gelden de EPB-eisen, vermeld in artikel 11.1.1, § 2.

Artikel 11.1.5. (30/03/2017- ...)

De Vlaamse Regering legt de berekeningsmethode van de energieprestatie van een gebouw vast op basis van het algemene kader in de bijlage van de richtlijn 2010/31/EG.

De Vlaamse Regering kan daarbij bepalen dat gebouwen die gebruikmaken van innovatieve bouwconcepten of technologieën een alternatieve berekeningsmethode mogen toepassen. De Vlaamse Regering kan daarbij afwijkingen toestaan van de indieningstermijn, vermeld in artikel 11.1.8, § 1.

De Vlaamse Regering kan in het kader van de toepassing van de berekeningsmethode kwaliteitseisen en kwaliteitscontroles opleggen aan aannemers van werken en diensten en aan verslaggevers. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de manier waarop die eisen en controles worden uitgevoerd. De Vlaamse Regering kan eisen bepalen waaraan de personen of organisaties die de controles uitvoeren moeten voldoen.

De energieprestatie van een gebouw wordt op transparante wijze uitgedrukt.

Artikel 11.1.6. (05/12/2020- ...)

De Vlaamse Regering evalueert minstens om de vijf jaar de EPB-eisen, rekening houdende met het kostenoptimale niveau van het peil van primair energieverbruik, de berekeningsmethodiek en de te volgen procedures en de administratieve lasten van de regelgeving en past die in voorkomend geval aan.

[Afdeling I/1. Voorafgaandelijke handelingen (ing. decr. 18 november 2011, art. 12, I: 15 december 2011)] (... - ...)

Artikel 11.1.6/1. (30/03/2017- ...)

§ 1. Voor werken en handelingen aan gebouwen waarvoor met toepassing van artikel 11.1.1, § 1, EPB-eisen gelden, stelt de aangifteplichtige voor de aanvang van de werken en handelingen een verslaggever aan.

Die verslaggever vervult zijn opdracht onafhankelijk, objectief en neutraal ten aanzien van de aangifteplichtige. Tijdens het contact met de aangifteplichtige onthoudt hij zich ervan commerciële voorstellen te doen met betrekking tot energieleveringen aan het gebouw of met betrekking tot de te realiseren maatregelen om te voldoen aan de EPB-eisen. De functie van verslaggever is onverenigbaar met het beroep van aannemer. Ieder mandaat, iedere functie of activiteit, al dan niet bezoldigd, in dienst van een aannemingsbedrijf is dan ook verboden. De verslaggever mag de als onverenigbaar aangemerkte handelingen niet rechtstreeks en evenmin onrechtstreeks of met een tussenpersoon verrichten.

§ 2. Voorafgaand aan de start van de werken dient de verslaggever een berekening te maken met de maatregelen die door de architect en in voorkomend geval, de ontwerper van technische bouwsystemen zijn genomen om de EPB-eisen te halen. De verslaggever maakt de berekening op basis van de materialen en de keuzes die door de architect en de ontwerper van de technische bouwsystemen zijn gemaakt om aan de EPB-eisen te voldoen. De architect en de ontwerper van de technische bouwsystemen zijn ertoe gehouden die gegevens ter beschikking te stellen van de aangifteplichtige en de verslaggever.

Als de berekening aantoont dat het ontworpen gebouw niet zal voldoen aan de EPB-eisen, signaleert de verslaggever dat aan de aangifteplichtige en aan de architect. De verslaggever geeft hen één schriftelijk niet-bindend advies over hoe ze kunnen voldoen aan de EPB-eisen. Hij toont aan welke punten kunnen worden bijgestuurd en bakent de probleemzones af. De aangifteplichtige neemt mede op voorstel van de architect, de uiteindelijke beslissing over de maatregelen om te voldoen aan de EPB-eisen en de eventuele noodzakelijke bijsturingen.

§ 3. In het kader van de toewijzingsprocedure van een aannemingsopdracht bezorgt de opdrachtgever of de architect aan de gecontracteerde aannemers de beschikbare gegevens over het behalen van de EPB-eisen.

Afdeling II. De startverklaring (... - ...)

Artikel 11.1.7. (01/01/2021- ...)

§ 1. De werken en handelingen mogen pas worden aangevat nadat een startverklaring met voorafberekening is ingediend. De startverklaring met voorafberekening wordt voor het aanvatten van de werken en handelingen door de verslaggever namens de aangifteplichtige ingediend bij het VEKA.

De gegevens die aan de basis liggen van de keuze voor materialen en maatregelen om te voldoen aan de EPB-eisen, zijn opvraagbaar door het VEKA en de partijen die bij de werken en handelingen betrokken zijn. De architect en de ontwerper van de technische installatie stellen die gegevens op eerste verzoek ter beschikking.

§ 2. De verslaggever houdt gedurende drie jaar van elke door hem opgestelde startverklaring een exemplaar en de bijbehorende gegevens bij zich. Die documenten zijn ondertekend door de verslaggever, de aangifteplichtige en de architect. De verslaggever stelt op eenvoudig verzoek een exemplaar en de bijbehorende gegevens ter beschikking aan het VEKA.

§ 3. Als er voor de indiening van de EPB-aangifte een verandering van verslaggever plaatsvindt, wordt die wijziging door de nieuw aangestelde verslaggever of door de aangifteplichtige zo snel mogelijk elektronisch gemeld aan het VEKA.

Afdeling III. EPB-aangifte (... - ...)

Artikel 11.1.8. (08/01/2023- ...)

§ 1.Voor nieuwbouw gebouwen waarvoor EPB-eisen gelden als vermeld in artikel 11.1.1, § 1, dient de verslaggever namens de aangifteplichtige een EPB-aangifte in bij het VEKA binnen een termijn van twaalf maanden die ingaat van zodra een van de volgende voorwaarden is vervuld:
1° de ingebruikname van het gebouw, waarbij bij een nieuwbouw dit moment ten laatste steeds de eerste domiciliering van natuurlijke personen in een gebouw of de vestiging van een maatschappelijke zetel van een rechtspersoon in een gebouw is;
2° het beëindigen van de vergunnings- of meldingsplichtige werken of handelingen.

De EPB-aangifte wordt in elk geval ten laatste vijf jaar na het verlenen van de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of na het neerleggen van de melding ingediend.

In afwijking van het tweede lid dient in het geval bij de nieuwbouw van meerdere EPB-eenheden de stedenbouwkundige vergunning voor onbepaalde duur conform artikel 4.2.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen conform artikel 80 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, de termijn van vijf jaar, vermeld in het tweede lid, voor elke EPB-eenheid van die vergunning te worden gerekend per fase waaronder zij valt en waaronder de werken aan die EPB-eenheid het eerst werden gestart.

Voor de EPB-aangifte met betrekking tot gebouwen waarvan de stedenbouwkundige vergunning in 2006 werd aangevraagd, dient de verslaggever uiterlijk twaalf maanden na de ingebruikname van het gebouw en uiterlijk vijf jaar na het verlenen van de stedenbouwkundige vergunning namens de aangifteplichtige een EPB-aangifte in bij het VEKA.

§ 1/1. Voor andere gebouwen dan de gebouwen, vermeld in paragraaf 1, waarvoor EPB-eisen gelden als vermeld in artikel 11.1.1, § 1, dient de verslaggever namens de aangifteplichtige een EPB-aangifte in bij het VEKA binnen een termijn van vijf jaar na het verlenen van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of na het indienen van de melding.

Als de stedenbouwkundige vergunning voor onbepaalde duur, conform artikel 4.2.21 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, conform artikel 80 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, wordt de termijn van vijf jaar, vermeld in het eerste lid, in afwijking van het eerste lid, voor elke EPB-eenheid van die vergunning gerekend per fase waaronder ze valt en waaronder de werken aan die EPB-eenheid het eerst zijn gestart.

§ 2. De verslaggever houdt gedurende vijf jaar van elke door hem opgestelde EPB-aangifte een exemplaar, de bijbehorende plannen en bijlagen bij zich. Die documenten zijn ondertekend door de verslaggever en de aangifteplichtige. De verslaggever stelt op eenvoudig verzoek een exemplaar van de EPB-aangifte, de plannen en de bijlagen ter beschikking van het VEKA.

De aangifteplichtige houdt gedurende tien jaar een exemplaar van de EPB-aangifte, de bijhorende plannen en de bijlagen bij zich. Die documenten zijn ondertekend door de verslaggever en de aangifteplichtige. De aangifteplichtige stelt op eenvoudig verzoek een exemplaar van de EPB-aangifte, de plannen en de bijlagen ter beschikking aan het VEKA.

§ 3. De verslaggever stelt vanaf zijn aanstelling tot bij de indiening van de EPB-aangifte een technisch EPB-dossier samen. Het technisch EPB-dossier geeft een overzicht van de tijdens de werken genomen maatregelen met de bijhorende bewijsstukken. Op basis van het technisch EPB-dossier stelt de verslaggever de uiteindelijke EPB-aangifte op.

Het technisch EPB-dossier kan volledig in elektronisch formaat zijn. Het wordt vijf jaar bewaard door de verslaggever en kan opgevraagd worden door het VEKA.

Artikel 11.1.9. (01/04/2023- ...)

§ 1. Als er voor een gebouw EPB-eisen gelden volgens artikel 11.1.1, § 1, is de houder van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of de meldingsplichtige de aangifteplichtige.

Als een gebouw dat gebouwd moet worden of in aanbouw is, door de aangifteplichtige wordt vervreemd voor een EPB-aangifte is ingediend, of als de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen door de aangifte- plichtige wordt overgedragen voor een EPB-aangifte is ingediend, wordt respectievelijk de nieuwe eigenaar of de nieuwe houder van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen de nieuwe aangifteplichtige als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1° op het moment van de vervreemding of overdacht van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is het gebouw nog niet voorlopig opgeleverd;
2° in de authentieke akte wordt vermeld dat de aangifteplicht wordt overgedragen en aan wie;
3° bij de authentieke akte wordt een tussentijds verslag overgedragen dat opgemaakt is door de verslaggever die door de oorspronkelijke aangifteplichtige is aangesteld, en dat is ondertekend door de verslaggever, de oorspronkelijke aangifteplichtige en de nieuwe aangifteplichtige. In het tussentijdse verslag worden alle maatregelen die uitgevoerd zijn of die uitgevoerd moeten worden om aan de EPB-eisen te voldoen, opgesomd en wordt vermeld wie voor de uitvoering van de verschillende maatregelen instaat;
4° de oorspronkelijke aangifteplichtige stelt de nodige gegevens van werken die door hem of in zijn opdracht zijn uitgevoerd, ter beschikking van de nieuwe aangifteplichtige om de definitieve EPB-aangifte op te stellen.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de vaststelling van de vorm en de inhoud van het tussentijdse verslag, vermeld in het tweede lid, 3°.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is bij een overeenkomst tussen een promotor-bouwheer en een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, en die tot doel heeft een gebouw te verkopen, te bouwen of te verbouwen, de promotor-bouwheer altijd de aangifteplichtige, tenzij aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:
1° in de authentieke akte wordt vermeld dat de aangifteplicht wordt overgedragen en aan wie;
2° bij de authentieke akte wordt een tussentijds verslag overgedragen dat opgemaakt is door de verslaggever die door de promotor-bouwheer is aangesteld, en dat is ondertekend door de verslaggever, de promotor-bouwheer en de nieuwe aangifteplichtige. In het tussentijdse verslag worden alle maatregelen die uitgevoerd zijn of die uitgevoerd moeten worden om aan de EPB-eisen te voldoen, opgesomd en wordt vermeld wie voor de uitvoering van de verschillende maatregelen zal instaan;
3° de promotor-bouwheer stelt na de beëindiging van de werken de nodige gegevens van de door hem of in zijn opdracht uitgevoerde werken, ter beschikking van de aangifteplichtige met het oog op het opstellen van de definitieve EPB-aangifte.

Het eerste lid is ook van toepassing op elke overeenkomst waarbij de Woningbouwwet van toepassing is of contractueel van toepassing is gemaakt.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de vaststelling van de vorm en de inhoud van het tussentijdse verslag, vermeld in het eerste lid, 2°.

Artikel 11.1.10. (01/01/2011- ...)

Als er voor een gebouw volgens artikel 11.1.1, § 2, EPB-eisen gelden is de eigenaar van het gebouw de aangifteplichtige.

Artikel 11.1.11. (01/01/2021- ...)

De verslaggever stelt de EPB-aangifte op conform de uitgevoerde werken. Hij omschrijft op basis van de door de aangifteplichtige aangeleverde bewijsstukken en zijn vaststellingen opgemaakt na een controle ter plaatse de maatregelen die de energieprestaties en het binnenklimaat van het gebouw bepalen en berekent of het gebouw aan de EPB-eisen voldoet. Hij is verantwoordelijk voor de correcte rapportering van de feitelijke toestand van het gebouw in de EPB-aangifte.

De EPB-aangifte wordt door de verslaggever ingediend per deelproject als er geen EPB-eenheden zijn, of per EPB-eenheid. Als een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, waarop EPB-eisen van toepassing zijn, voor de ingebruikname of voor het beëindigen van de vergunnings- of meldingsplichtige werken door een nieuwe stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt gewijzigd, worden de werken die uitgevoerd zijn op basis van deze verschillende vergunningen door de verslaggever in een EPB-aangifte gerapporteerd. Als een wijziging van een bestaande stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt gevraagd en het voorwerp van de aanvraag een uitbreiding van het gebouw met EPB-eenheden betreft, wordt elk van deze uitbreidingen als een aparte EPB-eenheid met een EPB-aangifte gerapporteerd. De verslaggever meldt elektronisch aan het VEKA welke energieprestatiedossiers worden samengevoegd.

De aangifteplichtige is verantwoordelijk voor het bezorgen van de gegevens en de bewijsstukken die noodzakelijk zijn voor de opmaak van de EPB-aangifte aan de verslaggever. De aangifteplichtige bezorgt in dat kader op het eerste verzoek van de verslaggever de gegevens van de materialen en installaties die in het gebouw effectief gebruikt worden en die betrekking hebben op het behalen van de EPB-eisen, aan die verslaggever.

De aangifteplichtige kan de gegevens van de materialen en installaties die in het gebouw effectief gebruikt worden en die betrekking hebben op het behalen van de EPB-eisen, opvragen bij de architect of de aannemers. De architect of de aannemers stellen die gegevens op eerste verzoek ter beschikking van de aangifteplichtige.

Als de architect die met de controle op de uitvoering van de werken belast is tijdens de uitvoering vaststelt dat er een ernstig risico bestaat dat de EPB-eisen niet gerespecteerd zullen worden, brengt hij de aangifteplichtige en, als dat een andere persoon dan de architect is, de verslaggever hiervan per aangetekende brief zo snel mogelijk op de hoogte.

Artikel 11.1.12. (01/01/2011- ...)

De aangifteplichtige of zijn rechtsopvolgers mogen de in de EPB-aangifte vermelde installaties of constructies alleen wijzigen of vervangen voor zover die wijzigingen of vervangingen elk op zich minstens de prestaties leveren die in de EPB-aangifte vermeld werden.

Artikel 11.1.13. (30/03/2017- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels tot vaststelling van de vorm en de inhoud van het technisch EPB-dossier, de EPB-conceptnota, de voorafberekening, de startverklaring, de haalbaarheidsstudie de EPB-aangifte, de bijbehorende plannen en bijlagen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor het indienen van het technisch EPB-dossier, de EPB-conceptnota, de voorafberekening, de startverklaring, de haalbaarheidsstudie en de EPB-aangifte.

Afdeling IV. Energieprestatiedatabank (... - ...)

Artikel 11.1.14. (21/03/2022- ...)

§ 1. Het VEKA houdt een energieprestatiedatabank bij. Het VEKA ziet erop toe dat regelmatig bijgewerkte lijsten met geregistreerde verslaggevers ter beschikking worden gesteld.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens uit de melding, de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen en de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen door de overheid die de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen heeft verleend, elektronisch worden bijgehouden. Iedere overheid die bevoegd is om omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen te verlenen of meldingen te registreren, bezorgt het VEKA maandelijks en elektronisch een lijst van de gemelde, vergunde, geschorste en vernietigde gestarte en voltooide werken, wijzigingen of handelingen waarvoor EPB-eisen gelden. Deze gegevens worden opgenomen in de energieprestatiedatabank. De Vlaamse Regering legt vast in welke vorm die gegevens uitgewisseld worden.

Wanneer de gemeente strengere eisen vastlegt, als bedoeld in artikel 11.1.1, § 1/1, dan vermeld zij op de lijst, vermeld in het eerste lid, tevens voor welke stedenbouwkundige vergunningen deze strengere eisen van toepassing zijn.

Elke aangifteplichtige of verslaggever, woonachtig of met zetel in België, wordt in de energieprestatiedatabank uniek geïdentificeerd aan de hand van het ondernemingnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer. De Vlaamse Regering kan voor aangifteplichtigen of verslaggevers die niet woonachtig zijn of een zetel hebben in België een alternatieve identificatiemethode vastleggen. De Vlaamse Regering bepaalt de manier waarop deze gegevens in de energieprestatiedatabank worden opgenomen.

In de energieprestatiedatabank worden de documenten, vermeld in artikel 11.1.13, opgenomen en bijgehouden. De Vlaamse Regering zal tevens bepalen welke individuele stavingstukken hierbij in dit kader door de verslaggever worden ingediend en die in de energieprestatiedatabank worden bijgehouden. Het VEKA is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens. De stavingstukken worden gedurende een periode van tien jaar bewaard.

De gegevens in de energieprestatiedatabank, met uitzondering van de individuele stavingstukken zoals bepaald door de Vlaamse Regering, zijn alleen toegankelijk voor de diensten van de Vlaamse overheid en de betrokken vergunningverlenende overheid. De verslaggever en de aangifteplichtige hebben alleen toegang tot de gegevens van hun eigen dossiers. De Vlaamse Regering bepaalt tot welke delen van de EPB-aangifte de eigenaar van het gebouw, die geen aangifteplichtige is, toegang heeft. De netbeheerder of zijn werkmaatschappij heeft in het kader van de uitvoering van de hun door of krachtens dit decreet opgelegde openbaredienstverplichtingen toegang tot de energieprestatiedatabank. De Vlaamse Regering bepaalt nadere voorwaarden betreffende welke gegevens worden vrijgegeven en de wijze waarop deze worden vrijgegeven.

In afwijking van het vijfde lid kan het VEKA in het kader van statistische en wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden geanonimiseerde gegevens uit de energieprestatiedatabank, al dan niet gekoppeld aan de geanonimiseerde gegevens van andere databanken van de Vlaamse of federale overheid, de netbeheerder of zijn werkmaatschappij, ter beschikking stellen van belanghebbende instanties. Het VEKA bepaalt onder welke voorwaarden die gegevens mogen worden gebruikt.

In het kader van monitoring van de energieprestaties van gebouwen kan het VEKA de gegevens uit de energieprestatiedatabank koppelen aan de beschikbare gegevens bij andere databanken van de Vlaamse of federale overheid, bij de netbeheerder of zijn werkmaatschappij. Nadat die gegevens gekoppeld zijn worden die gegevens geanonimiseerd. Ze zijn in geen geval herleidbaar tot een identificeerbare natuurlijke persoon.

[HOOFDSTUK I/1. Gebruik van verwarmingsinstallaties, technische installaties en technische bouwsystemen, gebouwautomatisering en -controlesystemen (ing. Decr 30 oktober 2020, art. 31, I: 5 december 2020)] (... - ...)

Artikel 11.1/1.1. (05/12/2020- ...)

De Vlaamse Regering kan in het kader van haar beleid over het rationeel energiegebruik en de bevordering van de energieprestaties van gebouwen het gebruik van bepaalde verwarmingsinstallaties, technische installaties en technische bouwsystemen aan eisen of voorwaarden onderwerpen.

Artikel 11.1/1.2. (05/12/2020- ...)

Niet-residentiële gebouwen met verwarmingssystemen of met gecombineerde ruimteverwarmingsen ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 290 kW en niet-residentiële gebouwen met airconditioningsystemen of gecombineerde airconditioningen ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 290 kW, hebben uiterlijk op 31 december 2025 gebouwautomatisering en -controlesystemen.

De gebouwautomatisering en -controlesystemen, vermeld in het eerste lid, kunnen ten minste:
1° het energieverbruik permanent controleren, bijhouden, analyseren en de bijsturing ervan mogelijk maken;
2° de energie-efficiëntie van het gebouw toetsen, rendementsverliezen van technische bouwsystemen opsporen, en de persoon die verantwoordelijk is voor het beheer van de voorzieningen of de technische installaties, informeren over de mogelijkheden om de energie-efficiëntie te verbeteren;
3° communicatie met verbonden technische bouwsystemen en andere apparaten in het gebouw mogelijk maken, en interoperabel zijn met technische bouwsystemen van verschillende soorten eigendomstechnologieën, toestellen en fabrikanten.

De Vlaamse Regering kan uitzonderingen bepalen voor gevallen waar het technisch of economisch niet haalbaar is om gebouwen van gebouwautomatisering en -controlesystemen te voorzien.

De Vlaamse Regering kan voor bepaalde gebouwen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste en tweede lid, vrijstellingen bepalen met betrekking tot verplichtingen aangaande regelmatige keuringen van:
1° de toegankelijke delen van verwarmingssystemen of van gecombineerde ruimteverwarmings-en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW;
2° de toegankelijke delen van airconditioningsystemen of gecombineerde airconditionings-en ventilatiesystemen met een nominaal vermogen van meer dan 70 kW.

Artikel 11.1/1.3. (17/12/2023- ...)

Het is verboden om een stookolieketel te plaatsen in zowel residentiële als niet-residentiële gebouwen waarvoor de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met betrekking tot nieuwbouw of de ingrijpende energetische renovatie wordt aangevraagd vanaf 1 januari 2022.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid mag bij bestaande residentiële gebouwen en bij niet-residentiële gebouwen vanaf 1 januari 2022 alleen nog een stookolieketel of een ketellichaam worden vervangen door een andere stookolieketel of een ander ketellichaam, of een andere verwarmingstechnologie dan een stookolieketel worden vervangen door een stookolieketel, als er ter hoogte van het gebouw geen aardgasnet in de straat beschikbaar is of als het gebouw niet door een onderboring op de aardgasleiding aan de overkant van de straat kan worden aangesloten.

Artikel 11.1/1.4. (01/01/2022- ...)

Vanaf 1 april 2022 rapporteren de installateurs van stookolieketels per kwartaal aan het VEKA een lijst met adressen van de residentiële en niet-residentiële gebouwen waarin ze gedurende het vorige kwartaal een of meer stookolieketels of ketellichamen hebben geïnstalleerd of vervangen. Deze gegevens worden opgenomen in de databank, vermeld in artikel 12.5.1. De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de vorm en de inhoud van die meldingen.

HOOFDSTUK II. Energieprestatiecertificaten (... - ...)

Artikel 11.2.1. (01/01/2023- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan de eigenaars, de houders van een zakelijk recht of gebruikers van een gebouw opleggen dat het gebouw over een energieprestatiecertificaat moet beschikken. De Vlaamse Regering kan een lijst van type gebouwen vaststellen die geacht worden steeds energie te verbruiken om een specifieke binnentemperatuur te bereiken.

Het energieprestatiecertificaat bevat referentiewaarden op basis waarvan de energieprestaties van het gebouw kunnen worden beoordeeld en vergeleken met die van andere gebouwen. In het energieprestatiecertificaat worden ook aanbevelingen opgenomen voor de kostenefficiënte verbetering van de energieprestatie van het gebouw of tips voor goed gebruikersgedrag.

De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningsmethode, de verdere inhoud en de vorm van het energieprestatiecertificaat.

De Vlaamse Regering kan ook nadere regels vastleggen voor de labeling van gebouwen. De Vlaamse Regering kan daarbij ook bepalen dat gebouwen een minimaal energieprestatielabel moeten behalen. De Vlaamse Regering kan daarbij een onderscheid maken naar type van gebouw. 

De geldigheidsduur van een energieprestatiecertificaat kan niet langer zijn dan tien jaar. De Vlaamse Regering bepaalt de gevallen waarin een energieprestatiecertificaat kan worden ingetrokken of aangepast.

§ 2. In gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte groter dan 1 000 m2 en waarin overheidsdiensten en instellingen gevestigd zijn die aan een groot aantal personen overheidsdiensten verstrekken, en die derhalve vaak door het publiek bezocht worden, wordt een geldig energieprestatiecertificaat aangebracht op een opvallende plaats die duidelijk zichtbaar is voor het publiek.

Vanaf 1 januari 2013 wordt de oppervlaktegrens, vermeld in het eerste lid, verlaagd tot 500 m2 en vanaf 1 januari 2015 tot 250 m2.

Met ingang van 1 januari 2013 wordt in niet-residentiële gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 500 m2, die frequent door het publiek worden bezocht, een geldig energieprestatiecertificaat aangebracht op een opvallende plaats die duidelijk zichtbaar is voor het publiek.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels om de bruikbare vloeroppervlakte te bepalen.

De Vlaamse Regering kan bepalen welke delen van het energieprestatiecertificaat aangebracht worden op een opvallende plaats die duidelijk zichtbaar is voor het publiek.

§3. Elke verkoper, verhuurder, erfpachtgever, opstalgever, houder van een zakelijk recht, en ook de opdrachthouder, lasthebber of gevolmachtigde, vermeldt de volgende gegevens in alle commerciële advertenties die hij plaatst of laat plaatsen voor de verkoop of verhuur van een gebouw of de vestiging van een zakelijk recht erop, dat conform paragraaf 1 over een energieprestatiecertificaat beschikt:
1° de energiescore of het label, bepaald op basis van de energiescore, zoals vermeld op het energieprestatiecertificaat;
2° het aandeel hernieuwbare energie of het label, bepaald op basis van het aandeel hernieuwbare energie, zoals vermeld op het energieprestatiecertificaat;
3° de unieke code van het energieprestatiecertificaat of het adres van het gebouw.

Artikel 11.2.2. (08/01/2023- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan de de personen, vermeld in artikel 11.2.1, § 1, eerste lid, verplichten om bij de notariële overdracht in volle eigendom van het gebouw een geldig energieprestatiecertificaat aan de nieuwe eigenaar over te dragen.

§ 2. De Vlaamse Regering kan de de personen, vermeld in artikel 11.2.1, § 1, eerste lid, verplichten om bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst een geldig energieprestatiecertificaat aan de huurder ter beschikking te stellen.

§ 2/1. De Vlaamse Regering kan de personen, vermeld in artikel 11.2.1, § 1, eerste lid, verplichten om bij het aangaan van een nieuwe opstalovereenkomst, bij erfpacht of bij de vestiging van een ander zakelijk recht een geldig energieprestatiecertificaat aan de nieuwe houder van het zakelijk recht ter beschikking te stellen.

§ 3. De Vlaamse Regering kan aan de instrumenterende ambtenaar en aan derden verplichtingen opleggen in het kader van de uitvoering van de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, 2 en 2/1 en in artikel 11.2.1.

Artikel 11.2.3. (13/06/2024- ...)

§ 1. Het VEKA houdt een energieprestatiecertificatendatabank bij. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens uit het energieprestatiecertificaat worden bijgehouden, doorgestuurd en opgenomen in deze databank.

§ 2. De personen die een energieprestatiecertificaat uitreiken, sturen de in § 1 vermelde gegevens elektronisch door naar de energieprestatiecertificatendatabank. Deze personen worden in deze databank uniek geïdentificeerd. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor het elektronisch indienen van die gegevens en kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de unieke identificatie.

§ 3. De gegevens in de energieprestatiecertificatendatabank zijn enkel toegankelijk voor de diensten van de Vlaamse overheid, het betrokken energiehuis, de betrokken gemeente en de instrumenterende ambtenaar. De energiedeskundige en de eigenaar van een gebouw waarvoor een energieprestatiecertificaat is opgesteld hebben alleen toegang tot de gegevens van hun eigen dossiers. De netbeheerder of zijn werkmaatschappij heeft in het kader van de uitvoering van de hun door of krachtens dit decreet opgelegde openbaredienstverplichtingen toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank. Teneinde hun informerende rol ten volle te kunnen spelen om bij te dragen aan de verbetering van de energiezuinigheid van de woningen hebben kredietgevers in het kader van een kredietaanvraag met onroerende bestemming of voor energiebesparende renovaties, toegang tot de gegevens uit de energieprestatiecertificatendatabank van het gebouw waarop de kredietaanvraag slaat. De Vlaamse Regering bepaalt nadere voorwaarden betreffende welke gegevens worden vrijgegeven en de wijze waarop deze worden vrijgegeven.

In afwijking van het eerste lid kan het VEKA in het kader van statistische en wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden geanonimiseerde gegevens uit de energieprestatiecertificatendatabank, al dan niet gekoppeld aan de geanonimiseerde gegevens van andere databanken van de Vlaamse of federale overheid, de netbeheerder of zijn werkmaatschappij, ter beschikking stellen van belanghebbende instanties. Het VEKA bepaalt onder welke voorwaarden die gegevens mogen worden gebruikt.

In het kader van monitoring van de energieprestaties van gebouwen kan het VEKA de gegevens uit de energieprestatiecertificatendatabank koppelen aan de beschikbare gegevens bij andere databanken van de Vlaamse of federale overheid, bij de netbeheerder of zijn werkmaatschappij. Nadat die gegevens gekoppeld zijn worden die gegevens geanonimiseerd. Ze zijn dan in geen geval herleidbaar tot een identificeerbare natuurlijke persoon.

In afwijking van het eerste lid kan het VEKA in het kader van wetenschappelijk onderzoek geanonimiseerde gegevens uit de energieprestatiecertificatendatabank ter beschikking stellen van belanghebbende instanties. Het VEKA bepaalt onder welke voorwaarden deze gegevens mogen worden gebruikt.

Het VEKA kan, onder de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering, een opgemaakt energieprestatiecertificaat aanpassen of wijzigen.

[HOOFDSTUK II/1. Renovatieadvies (ing. decr. 16 november 2018, art. 44, I: te bepalen door de Vlaamse Regering)] (... - ...)

Artikel 11.2/1.1.

Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de eerste "toekomstige versie".

(Datum te bepalen door Vlaamse Regering- ...)

Het renovatieadvies is een document waarmee de eigenaar van het gebouw wordt geïnformeerd en gesensibiliseerd over de energetische toestand en de renovatiewaardigheid van het gebouw. Het renovatieadvies bevat een evaluatie van de energieprestatie van het gebouw in de huidige toestand en bevat adviezen om bij een renovatie de juiste toekomstgerichte keuzes te maken.

De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud, de berekeningsmethode, de wijze van opmaak, en de vorm van het renovatieadvies. De Vlaamse Regering kan daarbij een onderscheid maken naar type van gebouw. De Vlaamse Regering kan in het kader van de opmaak van het renovatieadvies aan de eigenaar en aan derden verplichtingen opleggen.

[HOOFDSTUK II/2. Minimale eisen inzake renovatie bij (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 35, I: 5 december 2020)][residentiële en niet-residentiële gebouwen of niet-residentiële gebouweenheden (verv. Decr. 18 maart 2022, art. 30, I: 9 april 2022)] (... - ...)

Artikel 11.2/2.1. (17/12/2023- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan bepalen dat residentiële gebouwen en niet-residentiële gebouwen of gebouweenheden bij een notariële overdracht in volle eigendom, of bij het vestigen of overdragen van een opstalrecht of erfpacht op een residentieel gebouw of niet-residentieel gebouw of de niet-residentiële gebouweenheid, binnen een gestelde termijn na het verlijden van de authentieke akte aan een minimaal energieprestatieniveau voldoen. De Vlaamse Regering kan hier ook een reeks van aparte eisen, maatregelen en type-renovatiewerken bepalen die daarbij als een minimum binnen die termijn moeten worden uitgevoerd.

De uitvoering van de verplichting, vermeld in het eerste lid, wordt opgelegd aan respectievelijk de eigenaar, de opstalhouder, of de erfpachter. In geval na de notariële overdracht in volle eigendom van, of de vestiging of overdracht van een opstalrecht of erfpacht op het residentieel gebouw of niet-residentieel gebouw of de niet-residentiële gebouweenheid gedurende de looptijd van deze verplichting die op het gebouw of de gebouweenheid rust:
1° het residentieel gebouw of niet-residentieel gebouw of de niet-residentiële gebouweenheid wordt geërfd, dan gaat de verplichting over op de erfgenaam of legataris. De erfgenaam of de legataris moet dan binnen de resterende termijn voldoen aan het minimaal energieprestatieniveau dat de erflater diende te halen;
2° het residentieel gebouw of niet-residentieel gebouw of de niet-residentiële gebouweenheid wordt notarieel overgedragen in volle eigendom, of een opstalrecht of erfpacht wordt erop gevestigd, dan gaat de verplichting over op de nieuwe eigenaar of de erfpachter of opstalhouder. De nieuwe eigenaar, de erfpachter of de opstalhouder moet dan binnen de resterende termijn voldoen aan het minimaal energieprestatieniveau dat de oorspronkelijke eigenaar, erfpachtgever of opstalgever zelf diende te halen. Indien het te behalen minimaal energieprestatieniveau sindsdien werd verstrengd rust bijkomend op de nieuwe eigenaar, erfpachter of de opstalhouder de verplichting om binnen een gestelde termijn na het verlijden van de authentieke akte aan dat verstrengde minimaal energieprestatieniveau te voldoen.

In geval een rechtspersoon wordt gesplitst of indien een rechtspersoon fusioneert met, of wordt overgenomen door een andere rechtspersoon, dan ontstaat door die splitsing, fusie of overneming voor de gebouwen van die rechtspersonen echter geen verplichting, vermeld in het eerste lid. Indien er voorafgaand aan de splitsing, de fusie of de overneming op een gebouw van een van die rechtspersonen echter reeds een verplichting, vermeld in het eerste lid, van toepassing was, dan voldoet de rechtsopvolger binnen de resterende termijn aan het minimaal energieprestatieniveau dat de rechtspersoon die fusioneerde, splitste of werd overgenomen en tot wie het gebouw in kwestie behoorde zelf diende te halen.

Als er in het kader van echtscheiding of de beëindiging van een al dan niet wettelijke samenwoning een notariële overdracht in volle eigendom van een deel van die volle eigendom plaatsvindt tussen natuurlijke personen die allen reeds eigenaar zijn van het residentieel gebouw en waarbij minstens een van hen daar zijn hoofdverblijfplaats heeft en behoudt, dan is er geen verplichting, vermeld in het eerste lid.

Als een notariële overdracht in volle eigendom van een deel van die volle eigendom plaatsvindt tussen natuurlijke personen die allen reeds eigenaar zijn van één residentieel gebouw in kwestie, en waarbij minstens een van hen daar zijn hoofdverblijfplaats heeft en behoudt, dan is er geen verplichting, vermeld in het eerste lid.

De verplichting, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing op authentieke akten met een declaratieve werking.

§ 2. Iedereen die een residentieel gebouw of een niet-residentieel gebouw of niet-residentiële gebouweenheid in volle eigendom notarieel overdraagt of hierop een opstalrecht of erfpachtrecht vestigt of overdraagt, moet in de hieraan verbonden publiciteit vermelden dat er verplichtingen gelden als vermeld in paragraaf 1.

Iedereen die voor een residentieel gebouw of een niet-residentieel gebouw of niet-residentiële gebouweenheid een onderhandse overeenkomst voor één van de rechtshandelingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, opmaakt, moet vermelden dat voor het residentieel gebouw of het niet-residentieel gebouw of de niet-residentiële gebouweenheid verplichtingen gelden als vermeld in paragraaf 1.

De instrumenterende ambtenaar die voor een residentieel gebouw of een niet-residentieel gebouw of niet-residentiële gebouweenheid een authentieke akte voor één van de rechtshandelingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, opmaakt, moet vermelden welke verplichtingen, als vermeld in paragraaf 1, gelden voor het residentieel gebouw of het niet-residentieel gebouw of de niet-residentiële gebouweenheid.

De Vlaamse Regering kan aan de instrumenterende ambtenaar, de personen, vermeld in het eerste lid, en aan derden verplichtingen opleggen in het kader van de uitvoering van de verplichtingen, vermeld in het eerste tot en met derde lid.

[HOOFDSTUK III. Retributie (ing. decr. 18 november 2011, art. 19, I: 15 december 2011)] (... - ...)

Artikel 11.3.1. (15/12/2011- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan de deelname aan examens of opleidingen afhankelijk stellen van de betaling van een retributie.

§ 2. Met inachtneming van de ter zake geldende grondwettelijke regelen bepaalt de Vlaamse Regering het tarief van de retributie alsook de wijze waarop en de instantie waardoor de retributie wordt geïnd.

§ 3. De retributie is hoofdelijk verschuldigd door de verslaggever of de energiedeskundige. De retributie moet binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn worden betaald aan de door de Vlaamse Regering aangewezen ontvangers.

[TITEL XI/1. ELEKTROMOBILITEIT (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 37, I: 5 december 2020)] (... - ...)

Artikel 11/1.1.1. (05/12/2020- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de eisen inzake elektromobiliteit waaraan nieuwe gebouwen en parkeergebouwen met meer dan tien parkeerplaatsen en gebouwen en parkeergebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan met meer dan tien parkeerplaatsen moeten voldoen. De eisen inzake elektromobiliteit kunnen bestaan uit het voorzien van:
1° een minimum aantal oplaadpunten voor elektrische voertuigen en eventueel noodzakelijke accessoria;
2° infrastructuur voor leidingen om de installatie van oplaadpunten voor elektrische voertuigen in een later stadium mogelijk te maken.
Bij het vaststellen van de eisen, vermeld in het eerste lid, wordt minstens een onderscheid gemaakt tussen voor bewoning bestemde gebouwen en niet voor bewoning bestemde gebouwen of parkeergebouwen. Bij het vaststellen van die eisen kan ook een onderscheid worden gemaakt tussen parkeerterreinen binnen het gebouw en parkeerterreinen naast het gebouw.

De Vlaamse Regering bepaalt wie verantwoordelijk is om te voldoen aan de eisen, vermeld in het eerste lid.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de accessoria en infrastructuur, vermeld in het eerste lid.

§ 2. Alle bestaande niet voor bewoning bestemde gebouwen of parkeergebouwen met meer dan twintig parkeerplaatsen zijn ten laatste op 1 januari 2025 uitgerust met een door de Vlaamse Regering bepaald minimum aantal oplaadpunten voor elektrische voertuigen. De Vlaamse Regering bepaalt wie verantwoordelijk is om te voldoen aan deze eis.

§ 3. De Vlaamse Regering kan uitzonderingen bepalen op de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1 en paragraaf 2.

§ 4. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaraan de onderdelen van de elektrische installatie, zoals de oplaadpunten, leidingen, goten, aansluiting en hoofdschakelen verdeelbord, moeten voldoen.

TITEL XII. ENERGIEBELEIDSRAPPORTERING [EN PLATVORMEN OVER ENERGIEDATA (ing. Decr. 17 december 2021, art. 14, I: 21 maart 2022)] (... - ...)

HOOFDSTUK I. Energierapport (... - ...)

Artikel 12.1.1. (01/01/2021- ...)

De minister publiceert jaarlijks, op voorstel van het VEKA, een energierapport. Het energierapport omvat voor het Vlaamse Gewest minstens :
1° een energiebalans;
2° een beschrijving en analyse van de bestaande toestand inzake energieverbruik en energieproductie, per sector en per energiedrager;
3° energiekengetallen per sector.

Artikel 12.1.2. (01/01/2011- ...)

De energiebalans bevat de volgende gegevens :
1° globaal :
a) het primair energieverbruik per energiedrager;
b) de hoeveelheid energie die geleverd is aan de internationale lucht- en scheepvaartbunkers per energiedrager;
c) het bruto binnenlands energieverbruik per energiedrager;
d) de netto-geïmporteerde hoeveelheid energie per energiedrager;
2° met betrekking tot de transformatiesector :
a) de verwerkte hoeveelheid energie per subsector en per energiedrager;
b) de geproduceerde hoeveelheid energie per subsector en per energiedrager;
c) de productie van elektriciteit en warmte door warmtekracht- en hernieuwbare energie-installaties per subsector en per energiedrager;
d) het eigen verbruik en de leidingverliezen per subsector en per energiedrager;
3° met betrekking tot de eindverbruiksector :
a) het energieverbruik per subsector en per energiedrager;
b) de productie van elektriciteit en warmte door warmtekrachtinstallaties, hernieuwbare energieinstallaties en andere zelfopwekkingsinstallaties per subsector en per energiedrager.

HOOFDSTUK II. Verstrekking van gegevens aan [het VEKA (verv. decr. 4 december 2020, art. 26, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 12.2.1. (13/06/2024- ...)

De Vlaamse Regering kan verplichtingen opleggen aan elke beheerder van een warmte- of koudenet, beheerder van een waterstofleiding of -net voor de distributie of het vervoer van waterstof, beheerder van een kleinschalige waterstofopslaginstallatie, beheerder van een distributienet, transmissienet, aardgasdistributienet, vervoersnet, gesloten distributienet, directe lijn, directe leiding, privédistributienet en net als vermeld in artikel 2, 41° en 42°, van de federale Elektriciteitswet, elke waterstofproducent en verbruiker van waterstof, elke energieleverancier en elke exploitant van een energie-opwekkingsinstallatie, om het VEKA accurate, volledige en consistente mededeling te doen van noodzakelijke gegevens voor het opmaken van het energierapport en voor de onderbouwing van het Vlaamse beleid inzake rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen en klimaatverandering en voor het sociale energiebeleid. De Vlaamse Regering legt de eisen vast inzake accuraatheid, volledigheid en consistentie. De te verstrekken gegevens hebben minstens betrekking op :
1° de afname en het verbruik van energie door objectief omschreven categorieën van afnemers van elektriciteit, aardgas, thermische energie en andere energiebronnen en het verbruiksprofiel van die afnemers;
2° de kenmerken van energie-opwekkingsinstallaties en de hoeveelheid verwerkte en opgewekte energie in die installaties;
3° de hoeveelheid waterstof verbruikt door een rechtspersoon, evenals de wijze waarop die werd geproduceerd;
4° de hoeveelheid waterstof geproduceerd door een waterstofproducent, evenals de wijze waarop die werd geproduceerd;
5° de hoeveelheid waterstof geïnjecteerd op of afgenomen van een waterstofleiding of -net, evenals de wijze waarop die werd geproduceerd;
6° de hoeveelheid waterstof opgeslagen in of afgenomen van een klein- schalige waterstofopslaginstallatie, evenals de wijze waarop die werd geproduceerd.

De Vlaamse Regering bepaalt de categorie-indeling, de rapporteringstermijn en -wijze van de gegevens.

Artikel 12.2.2. (01/01/2021- ...)

De diensten van de homogene beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, de instellingen die onder het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap ressorteren, de ondergeschikte besturen die onder het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest staan en de publiek- en privaatrechtelijke rechtspersonen die belast zijn met taken van openbaar nut inzake energie, stellen, op eenvoudig verzoek van het VEKA of uit eigen beweging, alle informatie waarover ze beschikken en die van nut kan zijn voor het opstellen van het energierapport en voor de onderbouwing van het Vlaams beleid inzake rationeel energiegebruik, hernieuwbare energiebronnen en klimaatverandering en voor het sociale energiebeleid, ter beschikking van het VEKA.

De publiek- en privaatrechtelijke rechtspersonen die belast zijn met taken van openbaar nut inzake energie, stellen, op eenvoudig verzoek van het VEKA of uit eigen beweging minstens de gegevens betreffende het energieverbruik, de energieproductie en de ligging van residentiële en niet-residentiële gebouwen in hun gebied ter beschikking van het VEKA. Dit betreffen minstens die gebouwen die gebruikt worden door de diensten van de homogene beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, de instellingen die onder het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap ressorteren, de gezondheidsvoorzieningen, de onderwijsinstellingen, de welzijnsvoorzieningen en van de ondergeschikte besturen die onder het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest staan. Het VEKA kan nadere regels vastleggen betreffende de wijze, de inhoud, en de vorm van de te rapporteren gegevens. Artikel 4.1.10, eerste lid, is van toepassing op het VEKA en haar aangestelden.

Artikel 12.2.3. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering kan verplichtingen opleggen aan de overheidsdiensten en instellingen, die aan een groot aantal personen overheidsdiensten verstrekken en die derhalve vaak door het grote publiek bezocht worden, om het VEKA accurate, volledige en consistente mededeling te doen betreffende de uitvoering van de verplichtingen, vermeld in artikel 11.2.1, § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de rapporteringstermijn en -wijze van de te verstrekken gegevens.

[HOOFDSTUK III. Inventaris van het energiegebruik van overheidsgebouwen (ing. decr. 28 juni 2013, art. 15, I: 28 juni 2013)] (... - ...)

Artikel 12.3.1. (13/06/2024- ...)

§1. Elk openbaar bestuur stelt de energieverbruiks- en productiegegevens van haar volledige organisatie en de fysische kenmerken van de gebouwen waarvan ze gebruiker, eigenaar, erfpachter of opstalhouder is publiek beschikbaar als open data die door iedereen vrij gebruikt, hergebruikt en gedeeld kunnen worden. De voormelde gegevens hebben minstens betrekking op kalenderjaar 2021 en later, en worden jaarlijks geactualiseerd tot en met minstens twee kalenderjaren terug in de tijd. De beschikbare gegevens met betrekking tot de productie, injectie, afname, verbruik van elektriciteit en aardgas worden in dat kader door de distributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit ter beschikking gesteld van het openbaar bestuur. Op vraag van het openbaar bestuur worden door de distributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit ook beschikbare gegevens met betrekking tot kalenderjaren 2019 en 2020 ter beschikking gesteld.

Om de energieverbruiks- en productiegegevens van de volledige organisatie en fysische kenmerken van de gebouwen, vermeld in het eerste lid, publiek beschikbaar te maken, worden deze data door elk openbaar bestuur tegen 31 maart 2025 en nadien jaarlijks ingevoerd in een unieke patrimonium- en energiedatabank die door de Vlaamse Regering wordt aangewezen en waarvan de Vlaamse Regering de technische voorwaarden kan bepalen.

De energieverbruiks- en productiegegevens van de volledige organisatie, vermeld in het eerste lid, omvatten minstens:
1°   de jaarwaarden per hoofdmeter van minstens:
a)    de afname, injectie en productie voor elektriciteit;
b)    de afname van gas;
2°   de maandpieken per hoofdmeter voor elektriciteit;
3° het opgestelde nominale vermogen van aanwezige decentrale productie-eenheden voor de toegangspunten waarvan het openbaar bestuur titularis en net- gebruiker is;
4° het opgestelde nominale vermogen van de omvormer van aanwezige decentrale productie-eenheden voor de toegangspunten waarvan het openbaar bestuur titularis en netgebruiker is;
5° de energieverbruiken van energiedragers, verdeeld op basis van de werkelijk gemeten of, in geval van bulkleveringen, zo realistisch mogelijk ingeschatte verbruiken, minstens op jaarbasis.
 
Elk openbaar bestuur kan tevens beslissen om naast de gegevens, vermeld in het derde lid, bijkomend ook de kwartierwaarden voor elektriciteit en de uurwaarden bij aardgas per hoofdmeter als deze hoofdmeter een digitale of elektronische meter is die beschikt over een registratie op respectievelijk kwartier- en uurbasis, en anders de maandwaarden te laten opnemen in de databank, vermeld in het tweede lid.

De gegevens, vermeld in het derde lid, 1° en 4°, worden beschikbaar gesteld met betrekking tot de hele publieke organisatie alsook per gebouw van die publieke organisatie.

De fysische kenmerken van de gebouwen, vermeld in het eerste lid, omvatten minstens de bruikbare vloeroppervlakte in m2, het energieprestatielabel, het kengetal en het volledige energieprestatiecertificaat indien van toepassing.

§2. De verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, zijn niet van toepassing op de openbare besturen bevoegd voor Defensie, met uitzondering van hun residentiële gebouweenheden of kantoorgebouwen.

De Vlaamse Regering kan voorzien in vrijstellingen of afwijkingen op de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, voor de openbare besturen die industriële of commerciële activiteiten uitoefenen.

Artikel 12.3.2. (13/06/2024- ...)

...

[HOOFDSTUK IV. Databank voor premies en subsidies (ing. decr. 9 juli 2021, art. 3, I: 16 juli 2021)] (... - ...)

Artikel 12.4.1. (19/04/2024- ...)

§ 1. Het VEKA houdt een databank voor premies en subsidies bij. In die databank worden gegevens bewaard en verwerkt die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, ondersteuning, monitoring en evaluatie van het Vlaamse energie- en klimaatbeleid, voor de aanvraag, toekenning of weigering, uitbetaling en terugvordering van de door of krachtens dit decreet ingevoerde premies en subsidies, voor de correcte toepassing van de voorschriften die op die premies en subsidies van toepassing zijn, voor het voorkomen, detecteren en vaststellen van energiefraude, en om te voldoen aan de rapporteringsverplichtingen die op de diensten van de Vlaamse overheid rusten. Die gegevens omvatten persoons- en identificatiegegevens van natuurlijke personen en rechtspersonen die een dergelijke premie of subsidie aanvragen of hebben aangevraagd, en gegevens over de investeringen waarvoor een premie of subsidie werd aangevraagd en verkregen. De Vlaamse Regering bepaalt binnen die grenzen welke gegevens van welke natuurlijke personen en rechtspersonen in de databank worden bijgehouden, verwerkt, doorgestuurd en opgenomen. Voor de unieke identificatie van de betrokkene kan het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het BIS-nummer opgevraagd en verwerkt worden in het kader van de behandeling van premie- of subsidieaanvragen.

De databank, vermeld in het eerste lid, heeft de volgende doelstellingen:
1° de voorbereiding en uitvoering van het Vlaamse energie- en klimaatbeleid ondersteunen, en dat beleid monitoren en evalueren;
2° voldoen aan de rapporteringsvereisten voor energie en klimaat die in de federale, gewestelijke en Europese regelgeving zijn opgenomen;
3° de Vlaamse en Europese doelstellingen voor energie- en klimaatbeleid monitoren;
4° data over energie en klimaat voor communicatie en sensibilisering ter beschikking stellen;
5° data aanleveren voor beleidsmatig wetenschappelijk onderzoek rond energie en klimaat;
6° informatie ter beschikking stellen om informatievragen rond energie, klimaat, premies en subsidies te beantwoorden;
7° aangevraagde en toegekende premies en subsidies controleren;
8° informatie ter beschikking stellen om natuurlijke personen en rechtspersonen actief te kunnen informeren over premies en subsidies;
9° energiefraude opsporen en detecteren.

§ 2. De gegevens in de databank voor premies en subsidies zijn alleen toegankelijk voor het VEKA, het Departement Financiën en Begroting, Wonen in Vlaanderen, de netbeheerders of hun werkmaatschappij en de transmissienetbeheerder. De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen waaronder de gegevens aan die instanties kunnen worden vrijgegeven, en kan de voorwaarden voor de toegang, de verkrijging en het gebruik van de verwerkte gegevens vastleggen. Ze bepaalt ook de algemene organisatorische en technische maatregelen die genomen moeten worden om de kwaliteit, de vertrouwelijkheid en de veiligheid van de gegevens te garanderen.

Het VEKA is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 3. Het VEKA kan voor statistische en wetenschappelijke doeleinden geanonimiseerde gegevens uit de databank voor premies en subsidies ter beschikking stellen van belanghebbende instanties. Het VEKA bepaalt onder welke voorwaarden die gegevens mogen worden gebruikt.

§ 4. De gegevens in de databank voor premies en subsidies worden gedurende een periode van twintig jaar bewaard met het oog op de wetenschappelijke en statistische verwerking ervan. Na die periode worden de persoonsgegevens in ieder geval geanonimiseerd. Binnen die maximumtermijn bepaalt de Vlaamse Regering voor specifieke gegevens die verband houden met specifieke premies en subsidies, een kortere bewaartermijn, die niet langer is dan noodzakelijk.

§ 5. In het kader van beleidsvoorbereiding en monitoring van de energieprestaties van gebouwen, ter bevordering van de transparantie aangaande verleende premies en subsidies, ter bestrijding van energiefraude, het gebruiksvriendelijker maken van elektronische toepassingen, en in het kader van beleidsevaluatie kunnen de gegevens uit de databank voor premies en subsidies gekoppeld worden aan de gebouwenpas en aan de beschikbare gegevens in andere databanken van de Vlaamse of de federale overheid, van de netbeheerder of zijn werkmaatschappijen en van de beheerder van het vervoersnet. De Vlaamse Regering kan bepalen in welke gevallen individuele, geanonimiseerde of gepseudonimiseerde gegevens via die koppeling toegankelijk zijn. Individuele gegevens zijn alleen toegankelijk via die koppeling voor zover het nagestreefde doel niet bereikt kan worden met geanonimiseerde of gepseudonimiseerde gegevens.

[HOOFDSTUK V. Databank voor energiegebruik en energieproductie (verv. decr. 22 oktober 2021, art. 5, I: 1 januari 2022)] (... - ...)

Artikel 12.5.1. (27/05/2024- ...)

§ 1. Het VEKA houdt een databank voor energiegebruik en energieproductie bij. De databank bevat gegevens met betrekking tot de gebouwen in het Vlaamse Gewest, hun ligging, hun verwarmingsinstallaties, de bijhorende energieopwekkingsinstallaties, en de energieproductie en het energieverbruik bij die gebouwen. De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens in die databank worden bijgehouden, doorgestuurd en opgenomen. Voor de unieke identificatie van de betrokken gebouweigenaars, huurders en houders van een zakelijk recht en van de personen op wie in het kader van deze databank verplichtingen rusten, kunnen de identificatiegegevens waaronder het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het BIS-nummer, de naam en het adres opgevraagd en verwerkt worden.

De databank heeft de volgende doelstellingen:
1° de voorbereiding van het Vlaamse energie- en klimaatbeleid ondersteunen, en dat beleid monitoren en evalueren;
2° aan de rapporteringsvereisten inzake energie- en klimaat voldoen die in de federale, gewestelijke en Europese regelgeving zijn opgenomen;
3° de Vlaamse en Europese doelstellingen inzake energieen klimaatbeleid volgen;
4° data voor beleidsmatig wetenschappelijk onderzoek rond energie en klimaat aanleveren;
5° data voor communicatie en sensibilisering ter beschikking stellen;
6° informatievragen van derden over energie en klimaat beantwoorden;
7° de evolutie van de verduurzaming van de verwarming van het gebouwenpark volgen;
8° het volgen en handhaven van verplichtingen die aan installateurs, gebouweigenaars, huurders en houders van een zakelijk recht worden opgelegd voor de verwarmingsinstallaties in het gebouw;
8°/1 het volgen en handhaven van verplichtingen die aan afnemers, gebouweigenaars, erfpachters of opstalhouders worden opgelegd door of krachtens artikel 7.7.3;
9° energiefraude opsporen en detecteren;
10° de evolutie van hernieuwbaar en niet-hernieuwbaar energiegebruik van het residentiële en niet-residentiële gebouwenpark volgen;
11° de evolutie van hernieuwbare energieproductie van het residentiële en niet-residentiële gebouwenpark volgen;
12° gegevens ter beschikking stellen voor het opmaken van een energieprestatiecertificaat voor residentiële en niet-residentiële gebouwen;
13° de renovatieverplichting die aan gebouweigenaars, erfpachters of opstalhouders van residentiële en niet-residentiële gebouwen wordt opgelegd, volgen en handhaven;
14° de minimale eis voor het energieprestatielabel die aan gebouweigenaars, erfpachters of opstalhouders van residentiële en niet-residentiële gebouwen wordt opgelegd, bijsturen.

§ 2. De gegevens in de databank voor energiegebruik en energieproductie zijn alleen toegankelijk voor de diensten van de Vlaamse overheid, de betrokken gemeente, de gebouweigenaar en de betrokken houder van een zakelijk recht. Elke houder van een zakelijk recht kan een derde machtigen om de gegevens in de databank te raadplegen en aan te vullen.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen voor de gegevens die worden vrijgegeven en met betrekking tot welke gegevens de personen of instellingen, vermeld in het eerste lid, toegang hebben. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de toegang, de verkrijging en het gebruik van de verwerkte gegevens. Ze bepaalt ook de algemene organisatorische en technische maatregelen die genomen worden om de kwaliteit, de vertrouwelijkheid en de veiligheid van de gegevens te garanderen.

De Vlaamse Regering bepaalt de categorieën van persoonsgegevens die in de databank voor energiegebruik en energieproductie worden verwerkt.

Het VEKA is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

§ 3. In afwijking van paragraaf 2 kan het VEKA in het kader van statistische en wetenschappelijke doeleinden geanonimiseerde gegevens uit de databank voor energiegebruik en energieproductie ter beschikking stellen van belanghebbende instanties. Het VEKA bepaalt de voorwaarden voor het gebruik van die gegevens.

§ 4. Met het oog op de wetenschappelijke en statistische verwerking ervan worden de gegevens gedurende een periode van vijftig jaar bewaard. Na die periode worden de persoonsgegevens geanonimiseerd.

In afwijking van het eerste lid wordt het rijksregisternummer of het BIS-nummer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de uitvoering en afwerking van de taken waarvoor het werd verzameld en verwerkt.

§ 5. In het kader van de beleidsvoorbereiding, monitoring, controle en handhaving van de energieprestaties van gebouwen, en het gebruiksvriendelijker maken van elektronische toepassingen, kan het VEKA de gegevens in de databank voor energiegebruik en energieproductie koppelen aan de gebouwenpas en aan de beschikbare gegevens in andere databanken van de Vlaamse of de federale overheid, de netbeheerder of zijn werkmaatschappij en de beheerder van het vervoersnet.

[HOOFDSTUK VI. Uniek loket voor de aanvraag, behandeling, verwerking en uitbetaling van gebouwpremies of premies voor energieopwekkingsinstallaties (ing. decr. 19 november 2021, art. 3, I: 1 juli 2022)] (... - ...)

Artikel 12.6.1. (27/05/2024- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering creëert een uniek loket om de aanvraag, de behandeling, de verwerking en de uitbetaling van aanvragen voor premies die door of krachtens dit decreet door de Vlaamse Regering worden ingesteld op het vlak van werkzaamheden aan gebouwen, om rationeel energiegebruik te bevorderen of voor energieopwekkingsinstallaties, te faciliteren.

§ 2. De diensten van de Vlaamse overheid die de Vlaamse Regering aanwijst, worden belast met de behandeling van premieaanvragen in het kader van het unieke loket, vermeld in het paragraaf 1. De Vlaamse Regering bepaalt welke premies onder dat unieke loket vallen.

In het kader van het unieke loket, vermeld in paragraaf 1, kan de Vlaamse Regering de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij bepaalde taken toekennen die verband houden met de behandeling en de verwerking van premieaanvragen en die verband houden met de uitbetaling van premies voor werkzaamheden aan gebouwen, om rationeel energiegebruik te bevorderen of voor energieopwekkingsinstallaties. De Vlaamse Regering bepaalt voor welke type premies dat van toepassing is en wijst de diensten van de Vlaamse overheid of de energiehuizen aan die daarbij worden betrokken. De distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij kan voor zijn taken in het kader van het unieke loket een vergoeding krijgen die de Vlaamse Regering bepaalt.

De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden en modaliteiten vastleggen voor de gegevensuitwisseling tussen de diensten van de Vlaamse overheid, vermeld in het eerste lid, en de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij, vermeld in het tweede lid.

§ 3. In het kader van het unieke loket, vermeld in paragraaf 1, kunnen de volgende persoonsgegevens of categorieën van persoonsgegevens opgevraagd en verwerkt worden:
1° de volgende gegevens over de premieaanvrager of de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd:
a) het huidige adres en de vorige adressen en de contactgegevens;
b) de gezinssamenstelling, de personen ten laste en de personen die samenwonen met de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd;
c) de handicap van de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd, of van de personen die samenwonen met de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd;
d) de burgerlijke staat;
2° de volgende gegevens over het inkomen van de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd, of het inkomen van de personen met wie de persoon samenwoont namens wie de premie wordt aangevraagd, voor de premies waar een inkomensgrens van toepassing is:
a) het gezamenlijk belastbaar inkomen;
b) het afzonderlijk belastbaar inkomen;
c) het leefloon;
d) de inkomensvervangende tegemoetkoming aan personen met een handicap;
e) de beroepsinkomsten die van belasting vrijgesteld zijn, uit het buitenland of verworven bij een Europese of internationale instelling;
3° de zakelijke rechten waarvan de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd, houder is;
4° de volgende gegevens over het gebouw of de energieopwekkingsinstallatie waarvoor een premie wordt aangevraagd:
a) de aard;
b) de ligging;
c) de ouderdom;
d) de eigendom of zakelijke rechten die erop zijn gevestigd;
e) de EAN-code van het toegangspunt;
f) het energieprestatiecertificaat;
5° de gegevens over de uitgevoerde werken waarvoor een premie wordt aangevraagd, met inbegrip van facturen;
6° alle andere gegevens dan de gegevens, vermeld in punt 1° tot en met 5°, die verband houden met de premievoorwaarden die de Vlaamse Regering krachtens dit decreet of krachtens de Vlaamse Codex Wonen van 2021 vaststelt en die noodzakelijk zijn om de premie toe te kennen.

Om na te gaan of de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd, recht heeft op de premie, doet de dienst die de Vlaamse Regering conform paragraaf 2, eerste lid, aanwijst, de distributienetbeheerder of de werkmaatschappij conform artikel 6, lid 1, c), en artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming, een beroep op de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën, op het Rijksregister, op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, op de lokale besturen en op het toegangsregister om digitaal toegang te krijgen tot de noodzakelijke gegevens conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze, in voorkomend geval, op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd.

De vastgestelde handicap van de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd, of zijn inwonende gezinsleden wordt opgevraagd en verwerkt conform artikel 9, lid 2, g), van de algemene verordening gegevensbescherming. De gegevens met betrekking tot een handicap worden opgevraagd en verwerkt om te bepalen of de aanvrager of de persoon namens wie de premie wordt aangevraagd in aanmerking komt voor een specifieke premieverhoging. Enkel het statuut van de persoon kan worden opgevraagd en verwerkt.

Voor de unieke identificatie van de betrokkene kan het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opgevraagd en verwerkt worden in het kader van de automatische verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid.

De Vlaamse Dienstenintegrator en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid staan mee in voor de organisatie en coördinatie van de gegevensstromen. Alleen de personeelsleden van de dienst die de Vlaamse Regering conform paragraaf 2, eerste lid, aanwijst, van de distributienetbeheerder of van de werkmaatschappij die belast zijn met de beoordeling van de aanvragen van een tegemoetkoming, kunnen de gegevens, vermeld in het eerste lid, opvragen en verwerken. De dienst die de Vlaamse Regering conform paragraaf 2 aanwijst, de distributienetbeheerder of de werkmaatschappij houdt een lijst van die personeelsleden ter beschikking en zorgt ervoor dat de aangewezen personen door een wettelijke of statutaire verplichting, of door een evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.

Bij de verwerking van de persoonsgegevens van de betrokkenen worden passende technische en organisatorische maatregelen gehandhaafd zodat de verwerking voldoet aan de vereisten van de algemene verordening gegevensbescherming en de bescherming van de rechten van de betrokkenen wordt gewaarborgd. Daarbij worden de passende technische en organisatorische maatregelen genomen om een overeenkomstig het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen conform artikel 32 van de algemene verordening gegevensbescherming.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het gebruik en het beheer van het unieke loket worden de gepaste technische en organisatorische maatregelen tegen onbevoegde of onrechtmatige verwerking genomen en wordt op regelmatige basis de geschiktheid van die veiligheidsmaatregelen geëvalueerd en waar nodig aangepast.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het gebruik en het beheer van het unieke loket is de dienst die de Vlaamse Regering, conform paragraaf 2, eerste lid, aanwijst, de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de taken die conform paragraaf 2, eerste lid, aan die dienst worden toegekend.

Voor de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van het gebruik en het beheer van het unieke loket is de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de taken die aan de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij conform paragraaf 2, tweede lid, worden toegekend.

§ 4. De verwerkte gegevens over de premieaanvragen worden bij het unieke loket tot vijftien jaar na de beslissing tot weigering of tot uitbetaling van de premie bewaard.

In afwijking van het eerste lid worden de gegevens bij de premies die maar één keer kunnen worden verkregen, of waarbij er meer dan vijftien jaar moet zijn verstreken tussen verschillende premieaanvragen, bewaard voor de tijd die noodzakelijk is om die subsidieregels te kunnen handhaven of toepassen.

§ 5. De Vlaamse Regering stelt de werkwijze vast die de diensten van de Vlaamse overheid die de Vlaamse Regering aanwijst, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, of de distributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, dient toe te passen om erop toe te zien dat de opgevraagde en verwerkte persoonsgegevens juist zijn en geactualiseerd worden.

§ 6. Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen van titel V, artikel 7.5.1 en 12.4.1, van dit decreet.

[HOOFDSTUK VII. Energiedataplatform (ing. Decr. 17 december 2021, art. 15, I: 21 maart 2022)] (... - ...)

Artikel 12.7.1. (21/03/2022- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering regelt de uitbouw en het beheer van een gecentraliseerde databank, hierna het energiedataplatform te noemen. De databank heeft de volgende doelstellingen:
1° de voorbereiding van het Vlaamse energie- en klimaatbeleid ondersteunen en dat beleid monitoren en evalueren;
2° het energierapport uitwerken;
3° aan de rapporteringsvereisten inzake energie en klimaat voldoen die in de federale, gewestelijke en Europese regelgeving zijn opgenomen;
4° de Vlaamse en Europese doelstellingen inzake energie- en klimaatbeleid opvolgen;
5° data ter beschikking stellen voor energie- en klimaatmodellen, scenarioberekeningen en geografische toepassingen;
6° data ter beschikking stellen voor communicatie en sensibilisering;
7° data voor beleidsmatig wetenschappelijk onderzoek rond energie en klimaat aanleveren;
8° informatievragen van derden rond energie en klimaat beantwoorden.

§ 2. Volgende categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt in het energiedataplatform:
1° identificatiegegevens van het gebouw of de gebouweenheid;
2° woningkenmerken;
3° premiegegevens.

Het VEKA is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens.

De betrokkenen bij de verwerking van persoonsgegevens in het energiedataplatform zijn:
1° de houder van een zakelijk recht op het gebouw;
2° de bewoner of gebruiker van het gebouw;
3° de architect, de aannemer, de installateur, betrokken bij het bouwproces;
4° de deskundige, de adviseur, de expert.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de toegang, het gebruik en de verkrijging van de verwerkte gegevens. Ze bepaalt ook de algemene organisatorische en technische maatregelen die genomen moeten worden om de kwaliteit, de vertrouwelijkheid en de veiligheid van de gegevens te garanderen.

§ 3. Het VEKA kan in het kader van statistische en wetenschappelijke doeleinden geanonimiseerde gegevens uit het energiedataplatform ter beschikking stellen van belanghebbende instanties. Het VEKA bepaalt onder welke voorwaarden die gegevens mogen worden gebruikt.

§ 4. Met het oog op wetenschappelijke en statistische verwerkingen worden de persoonsgegevens gedurende een periode van dertig jaar bewaard. Na die periode worden de persoonsgegevens geanonimiseerd.

TITEL XIII. TOEZICHT EN SANCTIES (... - ...)

HOOFDSTUK I. Toezicht (... - ...)

Afdeling I. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 13.1.1. (01/04/2017- ...)

§ 1. Tenzij dit decreet in een specifieke toezichthouder voorziet, worden de personeelsleden die bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen op de naleving van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en om de niet-naleving hiervan vast te stellen in een verslag van vaststelling, aangeduid door de Vlaamse Regering.

§ 2. De Vlaamse Regering wijst de bepalingen van dit decreet aan waarvoor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, bevoegd zijn.

§ 3. Bij het uitvoeren van hun toezichtstaak kunnen de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, ter plaatse inzage vorderen en een kosteloze kopie maken en meenemen van alle daarvoor noodzakelijke zakelijke documenten en andere zakelijke informatiedragers. Zij kunnen zich daarbij laten bijstaan door personen die zij daartoe hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid. Om alle nodige vaststellingen te verrichten, hebben de genoemde personeelsleden toegang tot de terreinen en de gebouwen. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, kunnen bijstand vorderen van de politie bij de uitoefening van hun toezichtstaak. Ze kunnen eveneens monsters nemen en vaststellingen doen met audiovisuele middelen.

Tot de bewoonde gebouwen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner gekregen;
2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de politierechter. In dat geval hebben de genoemde personeelsleden alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en eenentwintig uur 's avonds.

Artikel 13.1.1/1. (12/09/2019- ...)

 Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de personeelsleden die bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen, vermeld in artikel 13.1.1, § 1 en de toezichthouders, vermeld in artikel 13.1.2, § 2, eerste lid, artikel 13.1.3, eerste lid, artikel 13.1.4, § 1, eerste lid, artikel 13.1.5, § 1, eerste lid, artikel 13.1.6, eerste lid en artikel 13.1.7, eerste lid, beslissen de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de personeelsleden die bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen, vermeld in artikel 13.1.1, § 1 en de toezichthouders, vermeld in artikel 13.1.2, § 2, eerste lid, artikel 13.1.3, eerste lid, artikel 13.1.4, § 1, eerste lid, artikel 13.1.5, § 1, eerste lid, artikel 13.1.6, eerste lid en artikel 13.1.7, eerst lid, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.

De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de personeelsleden die bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen, vermeld in artikel 13.1.1, § 1 en de toezichthouders, vermeld in artikel 13.1.2, § 2, eerste lid, artikel 13.1.3, eerste lid, artikel 13.1.4, § 1, eerste lid, artikel 13.1.5, § 1, eerste lid, artikel 13.1.6, eerste lid en artikel 13.1.7, eerste lid, zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.

Afdeling II. Toezicht door de VREG (... - 31/12/2024)

Artikel 13.1.2. (17/12/2023- 31/12/2024)

§ 1. De VREG kan aan een marktpartij of de ondernemingen waarin de netbeheerders of de werkmaatschappij rechtstreeks of onrechtstreeks participeren, warmte- of koudeneteigenaar, warmte- of koudenetbeheerder, warmteproducent die geen zelfopwekker is, of warmte- of koudeleverancier of tussenpersoon bij de levering van thermische energie, of aan hun aangestelden, bestuurders, managers en personeelsleden de gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden, vermeld in artikel 3.1.3 en 3.1.4.

Een marktpartij, warmte- of koudeneteigenaar, warmte- of koudenetbeheerder, warmteproducent die geen zelfopwekker is, warmte- of koudeleverancier, tussenpersoon bij de levering van thermische energie, of hun aangestelden, bestuurders, managers en personeelsleden, tot wie de VREG een vraag heeft gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken die nodig zijn om zijn taken en bevoegdheden, vermeld in artikel 3.1.3 en 3.1.4, uit te voeren, is verplicht om die gegevens en inlichtingen accuraat, volledig en consistent mee te delen aan de VREG.

§ 2. De personeelsleden van de VREG zijn bevoegd om toezicht uit te oefenen op de naleving van titels IV, IV/1, V, VI en hoofdstuk II tot en met IV van titel VII van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan en de niet-naleving hiervan vast te stellen in een proces-verbaal.

Bij het uitvoeren van hun toezichttaak kunnen de genoemde personeelsleden van de VREG bij iedere marktpartij of de ondernemingen waarin de netbeheerders of de werkmaatschappij rechtstreeks of onrechtstreeks participeren, warmte- of koudeneteigenaar, warmte- of koudenetbeheerder, warmteproducent die geen zelfopwekker is, of warmte- of koudeleverancier ter plaatse inzage vorderen en een kosteloze kopie maken en meenemen van alle daarvoor noodzakelijke zakelijke documenten en andere zakelijke informatiedragers. Zij kunnen zich daarbij laten bijstaan door personen die zij daartoe hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid. Om alle nodige vaststellingen te verrichten, hebben de genoemde personeelsleden toegang tot de terreinen en de gebouwen. Tot bewoonde gebouwen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner of een daartoe gemachtigd persoon gekregen;
2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de politierechter.

§ 3. De marktpartij of de ondernemingen waarin de netbeheerders of de werkmaatschappij rechtstreeks of onrechtstreeks participeren, warmte- of koudeneteigenaar, warmte- of koudenetbeheerder, warmteproducent die geen zelfopwekker is, of warmte- of koudeleverancier aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken op grond van § 1, of toegang te verlenen aan de personeelsleden van de VREG op grond van § 2, is verplicht om binnen de door de VREG gestelde termijn alle medewerking te verlenen.

Gegevens of inlichtingen die in het kader van § 1 en § 2 worden verkregen, gebruikt de VREG alleen voor de uitoefening van haar taken en bevoegdheden, vermeld in de artikelen 3.1.3 en 3.1.4.

Afdeling III. Toezicht door [het VEKA (verv. decr. 4 december 2020, art. 30, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Artikel 13.1.3. (08/01/2023- ...)

De personeelsleden van het VEKA zijn bevoegd voor de controle op de naleving van de voorwaarden en de verplichtingen die opgelegd zijn op basis van artikelen 7.1.1, 7.1.2, 7.1.4/1, 7.1/1.1, 7.6.1, 7.6.2, 7.7.1 en 7.7.2 en titel VIII van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en voor het opleggen van de administratieve geldboetes.

De personeelsleden van het VEKA kunnen daartoe aan de betrokkenen alle gegevens en inlichtingen vragen die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken. De betrokkene aan wie een vraag is gericht om gegevens en inlichtingen te verstrekken, moet binnen de door de bevoegde personeelsleden bepaalde redelijke termijn alle medewerking verlenen.

Artikel 13.1.4. (21/03/2022- ...)

§ 1. De personeelsleden van het VEKA zijn bevoegd om de nodige controles met betrekking tot het naleven van de EPB-eisen uit te voeren en om overtredingen van de bepalingen van hoofdstuk I van titel XI en de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen door een verslag van vaststelling.

Om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten, hebben de vermelde personeelsleden toegang tot de bouwplaats en de gebouwen. Tot de bewoonde gebouwen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner of een daartoe gemachtigd persoon gekregen;
2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de politierechter. In dat geval hebben de genoemde personeelsleden alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en eenentwintig uur 's avonds.

§ 2. Op eenvoudig verzoek krijgen de personeelsleden, vermeld in § 1, van de overheid die de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen heeft verleend of de melding heeft geregistreerd, kosteloos toegang tot of een kopie van al de documenten en de elektronische gegevens die worden bijgehouden van de vergunde, gemelde, geschorste en vernietigde gestarte en voltooide werken, handelingen en wijzigingen.

De documenten, vermeld in het eerste lid, zijn minstens de documenten die betrekking hebben op de ingediende vergunningsaanvraag of melding, de verleende vergunningen, de vergunningsplannen, het statistische formulier, en de melding van de start van de werken.

§ 3. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, kunnen voor de unieke identificatie van de aangifteplichtige het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opvragen en gebruiken. In kader van de controle met betrekking tot het naleven van de EPB-eisen en om overtredingen van de bepalingen van hoofdstuk I van titel XI en de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen, kunnen de personeelsleden aan de betrokken overheid kosteloos de historiek van het gebouw en het attest van hoofdverblijfplaats met historiek van de aangifteplichtige opvragen.

Voor de verwerking van deze persoonsgegevens geldt een bewaartermijn die duurt tot vijf jaar na de dag waarop het dossier is afgesloten, en in elk geval een bewaartermijn van maximaal tien jaar. Het VEKA is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 13.1.5. (21/03/2022- ...)

§1. De personeelsleden van het VEKA zijn bevoegd om de nodige controles met betrekking tot het energieprestatiecertificaat uit te voeren en om overtredingen van de bepalingen van hoofdstuk II van titel XI en de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen door een verslag van vaststelling.

Om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten, hebben de vermelde personeelsleden toegang tot de bouwplaats en de gebouwen. Tot de bewoonde gebouwen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner of een daartoe gemachtigd persoon gekregen;
2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de politierechter. In dat geval hebben de genoemde personeelsleden alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en eenentwintig uur 's avonds.

§ 2. Op eenvoudig verzoek krijgen de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, van de gemeente, het kadaster en de bewaarder der hypotheken, elk voor hun ambtsgebied, kosteloos toegang tot of een kopie van al de documenten betreffende de eigendom en het gebruik van gebouwen, die krachtens artikel 11.2.1, § 1, over een energieprestatiecertificaat dienen te beschikken.

De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, kunnen voor de unieke identificatie van de eigenaar van een gebouw, die krachtens artikel 11.2.1, § 1, over een energieprestatiecertificaat dient te beschikken, aan de gemeente of het kadaster het ondernemingsnummer, het rijksregisternummer of het vreemdelingennummer opvragen en gebruiken.

Voor de verwerking van deze persoonsgegevens geldt een bewaartermijn die duurt tot vijf jaar na de dag waarop het dossier is afgesloten, en in elk geval een bewaartermijn van maximaal tien jaar. Het VEKA is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

Afdeling IV. Toezicht in het kader van de [heffingen vermeld in titel XIV (verv. decr. 19 december 2014, art. 99, I: 1 januari 2015)] (... - ...)

Artikel 13.1.6. (01/04/2017- ...)

De Vlaamse Regering wijst de personeelsleden aan die belast zijn met de controle en het onderzoek in verband met de toepassing van de heffing, bedoeld in titel XIV. Die personeelsleden zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtigen en bij derden inlichtingen te nemen, gegevens op te zoeken en te verzamelen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige of elke derde die over de gevraagde gegevens beschikt, is verplicht die inlichtingen te verstrekken op eenvoudig verzoek van de personeelsleden.

De personeelsleden zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtige en bij derden alle boeken, stukken of registers op te vragen en in te kijken die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige of elke derde die over de gevraagde boeken, stukken of registers beschikt, is verplicht die voor te leggen op ieder verzoek van de personeelsleden. De personeelsleden kunnen de boeken, stukken of registers ter plaatse inkijken of meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

De personeelsleden hebben toegang, na voorlegging van hun legitimatiebewijs en met een voorafgaande rechterlijke machtiging van de politierechtbank, tot de bedrijfslokalen van de heffingsplichtige om vaststellingen te kunnen doen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige.

Alle inlichtingen, stukken, processen-verbaal, of akten die de personeelsleden in de uitoefening van hun functie ontdekken of krijgen, rechtstreeks of door tussenkomst van een bestuursdienst van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en de rechtbanken, de administraties van de gemeenschappen en gewesten, de provincies en de gemeenten en de organen en de instellingen van openbaar nut, kunnen door het Vlaamse Gewest worden aangewend om de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige vast te stellen.

[Afdeling V. Vaststelling door personeelsleden van de netbeheerders en de (ing. decr. 24 februari 2017, art. 22, I: 1 april 2017)][werkmaatschappij (verv. decr. 16 november 2018, art. 49, I: 24 december 2018)] (... - ...)

Artikel 13.1.7. (01/01/2021- ...)

De Vlaamse Regering wijst binnen de grenzen en onder de voorwaarden die ze bepaalt, de personeelsleden van de netbeheerders of de werkmaatschappij aan om energiefraude te detecteren en vast te stellen door middel van zintuiglijke waarneming of door gebruik te maken van meetgegevens in een verslag van vaststelling.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de vorm en de inhoud van het verslag van vaststelling en de voorwaarden waaronder dit ter kennis wordt gebracht aan de betrokkene. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder een betrokkene bezwaar kan maken tegen de in het verslag vermelde feiten.

Wanneer het verslag van vaststelling betrekking heeft op een van de feiten, vermeld in artikel 13.4.11, 1° tot en met 4°, dan maakt de netbeheerder dit definitieve verslag over aan het VEKA.

Om alle nodige vaststellingen te verrichten, hebben de genoemde personeelsleden toegang tot de terreinen en de gebouwen. Tot bewoonde gebouwen hebben ze echter alleen toegang als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner of een daartoe gemachtigd persoon gekregen;
2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de politierechter. In dat geval hebben de genoemde personeelsleden alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en eenentwintig uur 's avonds.

Indien de bewoner niettegenstaande een verleende toestemming of machtiging als vermeld in het vierde lid, de toegang verhindert, dan wordt de toekenning van subsidie of andere steun in het kader van dit decreet stopgezet of teruggevorderd.

HOOFDSTUK II. Strafrechtelijke sancties (... - ...)

Artikel 13.2.1. (26/08/2011- 31/12/2024)

Worden gestraft met een geldboete van een tot vijfhonderd euro en/of een gevangenisstraf van één maand tot één jaar :
1° zij die krachtens dit decreet verrichte verificaties of onderzoeken van de VREG of van de Vlaamse Regering hinderen, weigeren de informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mede te delen krachtens dit decreet, of bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken;
2° zij die elektriciteit of aardgas leveren aan afnemers die aangesloten zijn op een distributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit, zonder over een leveringsvergunning te beschikken;
3° ...

Artikel 13.2.2. (26/08/2011- 31/12/2024)

Elke overtreding van het beroepsgeheim, zoals vermeld in de artikelen 3.1.12 , 4.1.11 en 4.6.7, wordt gestraft met de straffen die bepaald zijn in artikel 458 van het Strafwetboek.

HOOFDSTUK III. Administratieve sancties opgelegd door de VREG (... - 31/12/2024)

Afdeling I. Algemene procedure (... - ...)

Artikel 13.3.1. (08/01/2023- 31/12/2024)

§ 1. Tenzij dit decreet in een specifieke procedure voorziet, kan de VREG elke natuurlijke persoon of rechtspersoon schriftelijk in gebreke stellen bij niet-naleving van de bepalingen van titel IV, IV/1, V, VI hoofdstuk I tot en met IV van titel VII en artikel 13.1.2, van dit decreet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten, met inbegrip van de tariefmethodologie, vermeld in artikel 4.1.30, de technische reglementen en het technisch reglement warmte- of koudenetten.

§ 2. De VREG kan de persoon die in gebreke werd gesteld overeenkomstig § 1 en werd gehoord of daartoe naar behoren werd opgeroepen, een van de administratieve geldboetes, vermeld in artikel 13.3.2, 13.3.3, 13.3.4 of 13.3.6, opleggen. De VREG zorgt ervoor dat er in deze gevallen geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de administratieve boete ten grondslag ligt en de administratieve boete die op grond van die feiten wordt opgelegd.

De VREG legt de persoon die in gebreke werd gesteld wegens niet-naleving van de artikelen 7.1.10, 7.1.11 of 7.2.3, en werd gehoord of daartoe naar behoren werd opgeroepen, de administratieve boete op, voorzien in artikel 13.3.5.

§ 3. Het opleggen van de administratieve boete wordt aan de betrokkene meegedeeld in een met redenen omklede aangetekende brief, met verwijzing naar de bepalingen die van toepassing zijn, de hoogte van de administratieve boete en in voorkomend geval de berekening ervan, en de beroepsmogelijkheid.

§ 4. Binnen een vervaltermijn van zestig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing, kan de beslissing van de VREG tot oplegging van een administratieve geldboete worden aangevochten bij de Raad van State.

§ 5. Na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in § 3, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden.

De VREG kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn.

§ 6. Als de betrokkene nalaat de administratieve geldboete binnen de in § 5 bepaalde termijn te betalen, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd.

Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling of bij aangetekende brief.

§ 7. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.

§ 8. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald is bij de artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Afdeling II. Algemene administratieve boete (... - ...)

Artikel 13.3.2. (08/01/2023- 31/12/2024)

Tenzij dit decreet in een specifieke administratieve sanctie voorziet, kan de VREG een administratieve geldboete opleggen, al dan niet per kalenderdag. De administratieve geldboete per kalenderdag mag niet minder dan 250 euro per kalenderdag bedragen, noch meer dan 250.000 euro per kalenderdag, noch mag de administratieve geldboete in totaal hoger zijn dan 5.000.000 euro of 3% van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar, als dat laatste bedrag lager is.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de VREG, tenzij dit decreet in een specifieke administratieve sanctie voorziet, een dwangsom opleggen, als de betrokken overtreder bij het verstrijken van de termijn die de VREG bepaalt, in gebreke blijft. De dwangsom mag niet minder dan 250 euro per kalenderdag
 
bedragen, noch meer dan 250.000 euro per kalenderdag, noch mag de dwangsom in totaal hoger zijn dan 5.000.000 euro of 3% van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar, als dat laatste bedrag lager is.

Afdeling III. Administratieve geldboete bij niet-naleving van de sociale openbaredienstverplichtingen [of de verplichtingen aangaande de minimale eisen inzake renovatie bij niet-residentiële gebouwen (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 42, I: 5 december 2020)] (... - ...)

Artikel 13.3.3. (01/04/2019- 31/12/2024)

De VREG legt de netbeheerder of de warmte- of koudenetbeheerder voor een overtreding van de openbaredienstverplichtingen, opgelegd op basis van artikel 4.1.22, 2° tot en met 4°, en artikel 4/1.1.6, een administratieve geldboete op die niet minder bedraagt dan 1000 euro en niet meer dan 1% van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het afgelopen jaar.

Artikel 13.3.4. (01/04/2019- 31/12/2024)

De VREG legt de netbeheerder of de warmte- of koudenetbeheerder bij het niet-naleven van de termijnen voor de heraansluiting van de elektriciteits- of aardgastoevoer, voor de toevoer van thermische energie en voor de herinschakeling van de stroombegrenzer in de budgetmeter een administratieve geldboete op van 1000 euro per kalenderdag die de termijn, vermeld in artikel 6.1.2, § 3, of artikel 6.2.2, § 3, overschrijdt, tenzij de netbeheerder of de koude- of warmtenetbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van de overschrijding van de termijn niet aan hem te wijten is.

Artikel 13.3.4/1. (01/04/2019- 31/12/2024)

De VREG legt de leverancier of de warmte- of koudeleverancier voor een overtreding van de openbaredienstverplichtingen, opgelegd op basis van artikel 4.3.2, 4°, of artikel 4/1.3.2, 4°, een administratieve geldboete op die niet minder bedraagt dan 1000 euro en niet meer dan 1% van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het afgelopen jaar.

Afdeling IV. Procedure en administratieve geldboete bij niet-naleving van de bepalingen inzake groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten en groenewarmtecertificaten (... - ...)

Artikel 13.3.5. (01/11/2012- 31/12/2024)

§ 1. De VREG legt aan een certificaatplichtige de volgende administratieve boete op :
1° een boete van :
a) 125 euro per groenestroomcertificaat dat de certificaatplichtige tot en met 31 maart 2012 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10;
b) 118 euro per groenestroomcertificaat dat de certificaatplichtige op 31 maart 2013 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10;
c) 100 euro per groenestroomcertificaat dat de certificaatplichtige na 31 maart 2013 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.10;
2° een boete van :
a) 41 euro per warmtekrachtcertificaat dat de certificaatplichtige tot en met 31 maart 2015 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11;
b) 38 euro per warmtekrachtcertificaat dat de certificaatplichtige na 31 maart 2015 te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.1.11.
3° een boete van 125 euro per groenewarmtecertificaat dat de certificaatplichtige te weinig heeft ingediend bij de VREG in het kader van de certificatenverplichting, vermeld in artikel 7.2.3.

§ 1/1. Wanneer de VREG vaststelt dat een leverancier de verplichting, vermeld in artikel 7.1.15, niet respecteert, dan meldt hij dit aan de CREG. Van haar beslissing over het al dan niet behandelen van de melding, bericht de CREG aan de VREG. Een beslissing van de CREG houdende behandeling van het dossier sluit het opleggen van een administratieve geldboete door de VREG uit.

Wanneer de CREG echter te kennen geeft geen stappen te willen ondernemen in reactie op de melding of wanneer de CREG binnen de twaalf maanden volgende op de melding niet reageert, dan start de VREG de procedure voor de eventuele oplegging van een administratieve geldboete, vermeld in het derde lid.

Bij niet-naleving van de verplichting, vermeld in artikel 7.1.15, legt de VREG de betrokken leverancier in dat geval een boete op die gelijk is aan de te veel doorgerekende of de te hoge, op de factuur vermelde kosten, vermenigvuldigd met twee.

§ 2. De betrokkene kan, indien hij het oneens is met de berekening van de administratieve boete, op straffe van verval binnen de dertig kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in artikel 13.3.1, § 3, de VREG per aangetekende brief op de hoogte brengen van de materiële vergissingen of rekenfouten die bij de berekening gemaakt zouden zijn. Dit bezwaar schorst de termijn bedoeld in artikel 13.3.1, § 4, tot de beslissing van de VREG over het bezwaar, bedoeld in het volgend lid.

De VREG kan haar beslissing herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen als blijkt dat er materiële vergissingen of rekenfouten gemaakt zouden zijn. Zoniet wijst zij het bezwaar van betrokkene af.

[Afdeling V. Administratieve geldboete bij misbruik van gegevens uit meters (ing. Decr. 26 april 2019, art. 40, I: 21 juni 2019)] (... - ...)

Artikel 13.3.6. (21/06/2019- 31/12/2024)

De VREG legt aan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die de gegevens die de netbeheerder verzamelt conform artikel 4.1.8/2, aanwendt op een wijze die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, een administratieve geldboete op die niet lager mag zijn dan 1000 euro en niet hoger mag zijn dan 20 miljoen euro of voor een onderneming 4% van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar, als dat cijfer hoger is.

HOOFDSTUK IV. Administratieve sancties opgelegd door [het VEKA (verv. decr. 4 december 2020, art. 35, I: 1 januari 2021)] (... - ...)

Afdeling I. Administratieve sancties wegens overtreding van de maatregelen en verplichtingen inzake de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, warmtekrachtkoppeling en het rationeel energiegebruik (... - ...)

Artikel 13.4.1. (01/01/2021- ...)

§ 1. Het VEKA kan de netbeheerders verplichten tot naleving van artikel 7.5.1 van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten van dit decreet binnen de door het VEKA bepaalde termijn. Als een netbeheerder bij het verstrijken van die termijn in gebreke blijft, kan het VEKA een administratieve geldboete opleggen.

Die administratieve geldboete mag per kalenderdag niet lager zijn dan 1000 euro en niet hoger zijn dan 100.000 euro, en in totaal niet hoger zijn dan 2 miljoen euro of 1 % van de omzet die de betrokken netbeheerder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar.

§ 2. Het VEKA kan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen van 10 cent per kilowattuur te weinig bespaarde primaire energie ten opzichte van de opgelegde hoeveelheid primaire energiebesparing per categorie van afnemers.

§ 3. Bij niet-naleving van het REG-actieplan kan het VEKA een administratieve geldboete opleggen die niet lager is dan 1.000 euro en niet hoger dan 100.000 euro per inbreuk.

§ 4. Bij niet-naleving van een actieverplichting kan het VEKA aan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 1.000 euro en niet hoger dan 1 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar.

§ 5. Bij niet-naleving van een middelenverplichting of financieringsverbintenis kan het VEKA aan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen die het drievoudige bedraagt van het deel van de middelenverplichting of financieringsverbintenis dat niet werd nageleefd.

§ 6. Als een ontwerp-REG-actieplan niet voldoet aan de voorwaarden voor vorm en inhoud die door de Vlaamse Regering werden vastgelegd, kan het VEKA de netbeheerder aanmanen om binnen een gestelde termijn de betreffende voorwaarden na te leven.

Als de netbeheerder bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het VEKA een administratieve geldboete op van 1.000 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden.

§ 7. Als een ontwerp-REG-rapport niet de door de Vlaamse Regering vastgelegde gegevens bevat, kan het VEKA de netbeheerder aanmanen om binnen een gestelde termijn de betreffende gegevens aan te leveren.

Als de netbeheerder bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het VEKA een administratieve geldboete op van 1.000 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden.

§ 8. Als een ontwerp-REG-actieplan, een definitieve lijst van acties, de reserveacties, de aanvraag-formulieren of het ontwerp-REG-rapport niet tijdig worden ingediend, kan het VEKA de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen van 1.000 euro per kalenderdag dat de opgelegde termijnen worden overschreden.

Artikel 13.4.2. (01/01/2021- ...)

§ 1. Overtredingen van de door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 12.2.1 en artikel 12.2.3 opgelegde eisen inzake de consistentie, volledigheid en accuraatheid van de te rapporteren gegevens, worden door het VEKA bestraft met een administratieve geldboete die niet lager is dan 50 euro, en niet hoger dan 20.000 euro.

§ 2. Overtredingen van de door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 12.2.1 en artikel 12.2.3, opgelegde rapporteringstermijn worden door het VEKA bestraft met een administratieve geldboete van 250 euro per kalenderdag.

Artikel 13.4.2/1. (08/01/2023- ...)

§1. Wanneer het VEKA vaststelt dat de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen in toepassing van artikel 1.1.3, 113° /2 van dit decreet informatie heeft overgemaakt die door het VEKA werd opgevraagd en die volgens de op dat moment gekende feiten niet consistent of niet in overeenstemming is met de realiteit, en die een correcte bepaling van de startdatum in de weg staat, dan kan het VEKA die eigenaar, of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, een administratieve geldboete opleggen die minimaal 100 % en maximaal 130 % bedraagt van de onterecht ontvangen steun. De onterecht ontvangen steun wordt berekend als het aantal onterecht toegekende certificaten vermenigvuldigd met de bandingdeler.

Indien voor de productie-installatie waarvoor de inconsistente of foutieve gegevens, vermeld in het eerste lid, aan het VEKA werden verstrekt door het VEKA reeds een bandingfactor werd berekend, dan komt deze bandingfactor te vervallen. In voorkomend geval wordt opnieuw een bandingfactor berekend.

§2. Wanneer het VEKA vaststelt dat de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen in toepassing van artikel 7.1.1., artikel 7.1.2, 7.1.3 en 7.1/1.1 informatie heeft overgemaakt die door het VEKA werd opgevraagd en die volgens de op dat moment gekende feiten niet consistent of niet in overeenstemming is met de realiteit, en die een correcte toepassing van deze bepalingen van dit decreet in de weg staat, dan kan het VEKA die eigenaar, of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, een administratieve geldboete opleggen die minimaal 100 % en maximaal 130 % bedraagt van de onterecht ontvangen steun. De onterecht ontvangen steun wordt berekend als het aantal onterecht toegekende certificaten vermenigvuldigd met de bandingdeler.

Indien voor de productie-installatie waarvoor de inconsistente of foutieve gegevens, vermeld in het eerste lid, aan het VEKA werden verstrekt door het VEKA reeds een bandingfactor werd berekend, dan komt deze bandingfactor te vervallen. In voorkomend geval wordt opnieuw een bandingfactor berekend.

§3. Wanneer het VEKA vaststelt dat de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen informatie heeft overgemaakt die door het VEKA werd opgevraagd en die volgens de op dat moment gekende feiten, niet consistent of niet in overeenstemming met de realiteit is, en die een correcte berekening van een projectspecifieke bandingfactor zoals bedoeld in artikel 7.1.4/1., § 1, tweede lid, in de weg staat, dan kan het VEKA die eigenaar, of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daartoe door hem werd aangewezen, een administratieve geldboete opleggen die minimaal 100 % en maximaal 130 % bedraagt van de onterecht ontvangen steun. De onterecht ontvangen steun wordt berekend als het aantal onterecht toegekende certificaten vermenigvuldigd met de bandingdeler.

Indien voor de productie-installatie waarvoor de inconsistente of foutieve gegevens, vermeld in het eerste lid, aan het VEKA werden verstrekt door het VEKA reeds een bandingfactor werd berekend, dan komt deze bandingfactor te vervallen. In voorkomend geval wordt opnieuw een bandingfactor berekend.

§4. Als het VEKA vaststelt dat de eigenaar van een productie-installatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daarvoor door hem is aangewezen, informatie als vermeld in paragraaf 1, 2 en 3, heeft bezorgd die door het VEKA is opgevraagd en die volgens de feiten die op dat moment bekend zijn, niet consistent of niet in overeenstemming is met de realiteit, en dat een correcte toepassing van de in paragraaf 1, 2 en 3 vermelde bepalingen van dit decreet in de weg staat, zon- der dat daarvoor onterecht steun is toegekend, kan het VEKA die eigenaar, of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die daarvoor door hem is aangewezen, een administratieve geldboete opleggen. De administratieve geldboete is niet lager dan 500 euro en niet hoger dan 500.000 euro.

Artikel 13.4.2/2. (08/01/2023- ...)

Het VEKA kan een administratieve geldboete opleggen aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de gegevens of inlichtingen, vermeld in artikel 13.1.3, tweede lid, niet bezorgt binnen de termijn die het VEKA bepaalt.

De administratieve geldboete, vermeld in het eerste lid, is niet lager dan 500 euro en niet hoger dan 500.000 euro. Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarin de gevraagde gegevens of inlichtingen aan het VEKA moeten worden bezorgd.

Als de natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, in gebreke blijft, kan het VEKA een administratieve geldboete in de vorm van een dwangsom opleggen. Die bedraagt 100 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het tweede lid, wordt overschreden.

Artikel 13.4.3. (01/01/2021- ...)

§ 1. Bij niet-naleving van een actieverplichting, vastgelegd in artikel 7.6.1, kan het VEKA aan de brandstofleverancier een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 1000 euro en niet hoger dan 1 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar.

§ 2. Bij niet-naleving van een middelenverplichting, vastgelegd ter uitvoering van artikel 7.6.1, legt het VEKA aan de brandstofleverancier een administratieve geldboete op die het drievoudige bedraagt van het deel van de middelenverplichting dat niet werd nageleefd.

§ 3. Bij niet-naleving van een informatie- en sensibiliseringsverplichting, vastgelegd ter uitvoering van artikel 7.6.2, kan het VEKA aan de brandstofleverancier een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 1000 euro en niet hoger dan 1 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar.

Artikel 13.4.4. (08/01/2023- ...)

§ 1. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld met een aangetekende brief met bericht van ontvangst. De met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete, de bepalingen die van belang zijn en de beroepsmogelijkheid.

§ 2. De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, beslissen over de gemotiveerde verzoeken om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 13.4.1, § 1, §§ 3, 4, 5, 6, 7 en 8, artikel 13.4.2, § 1, artikel 13.4.2/1, artikel 13.4.2/2 en artikel 13.4.3, § 1, die de betrokkene met een aangetekende brief aan hen richt. Het verzoek schorst de bestreden beslissing.

De in het eerste lid vermelde verzoeken worden binnen vijftien kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van de in § 1, vermelde aangetekende brief, gericht aan de daartoe door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren.

De beslissing van de daartoe door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaren wordt binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van het in het eerste lid vermelde verzoek, ter kennis gebracht van de indiener van het verzoekschrift. Met een met redenen omklede aangetekende brief, gericht aan de indiener van het verzoek, kan de bevoegde ambtenaar de voormelde termijn eenmalig verlengen met dertig kalenderdagen.

Als de beslissing niet binnen de gestelde termijn is verzonden, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.

§ 3.Als de betrokkene het oneens is met de berekening van de administratieve geldboete die opgelegd is volgens artikel 13.4.1, § 2, artikel 13.4.2, § 2, en artikel 13.4.3, § 2, kan hij binnen tien kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in § 1, de ambtenaren die daartoe aangewezen zijn door de Vlaamse Regering per aangetekende brief op de hoogte brengen van de materiële vergissingen en rekenfouten die bij de berekening gemaakt zouden zijn. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief.

§ 4. ...

§ 5. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig kalenderdagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing.

De ambtenaren, daartoe aangewezen door de Vlaamse Regering, kunnen uitstel van betaling verlenen voor een door hen bepaalde termijn.

§ 6. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, die bepaald zijn in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

§ 7. Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren wordt een dwangbevel uitgevaardigd door de ambtenaar die belast is met de invordering.

Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe is aangewezen door de Vlaamse Regering.

§ 8. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een aangetekende brief.

§ 9. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging van toepassing.

Afdeling II. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de energieprestatieregelgeving (... - ...)

Artikel 13.4.5. (21/03/2022- ...)

§ 1. Als een startverklaring of een voorafberekening niet voldoet aan de voorwaarden inzake vorm en inhoud die door de Vlaamse Regering werden vastgelegd met toepassing van artikel 11.1.13, legt het VEKA de verslaggever een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro.

§ 2. Als een architect niet voldoet aan de ver-plichtingen van artikel 11.1.6/1, § 3, maant het VEKA de architect aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de architect bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het VEKA de architect een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro.

§ 3. Als een startverklaring of een voorafberekening laattijdig of helemaal niet wordt ingediend, maant het VEKA de aangifteplichtige aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de aangifteplichtige bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het VEKA de aangifteplichtige een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro.

§ 4. Als een EPB-aangifte niet voldoet aan de voorwaarden inzake vorm en inhoud die door de Vlaamse Regering werden vastgelegd met toepassing van artikel 11.1.13, maant het VEKA de verslaggever aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de verslaggever bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het VEKA de verslaggever een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 250 euro, vermeerderd met 1 euro per kubieke meter nieuw gecreëerd beschermd volume of bij renovatie of functiewijziging nieuw gecreëerd beschermd volume. Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarbinnen de betreffende verplichting moet worden nageleefd.

Als de verslaggever bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, in gebreke blijft, legt het VEKA de verslaggever een administratieve geldboete op in de vorm van een dwangsom. Die bedraagt 25 euro per kalenderdag dat de in het tweede lid vermelde termijn wordt overschreven.

§ 5. Als een EPB-aangifte laattijdig of helemaal niet wordt ingediend, maant het VEKA de aangifteplichtige aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de aangifteplichtige bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het VEKA de aangifteplichtige een administratieve geldboete op. Die administratieve geldboete bedraagt 1000 euro voor elke EPB-aangifte die niet of te laat is ingediend, vermeerderd met 1 euro per kubieke meter nieuw gecreëerd beschermd volume of bij renovatie of functiewijziging nieuw gecreëerd beschermd volume. Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarin de betreffende verplichting moet worden nageleefd. De maximale boete bedraagt 10.000 euro per EPB-aangifte die niet of te laat is ingediend.

Als de aangifteplichtige bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, in gebreke blijft, legt het VEKA de aangifteplichtige een administratieve geldboete op in de vorm van een dwangsom. Die bedraagt 10 euro per kalenderdag dat de in het tweede lid vermelde termijn wordt overschreden.

Als de aangifteplichtige bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft en uit een controle blijkt dat de EPB-eisen niet werden gerespecteerd, legt het VEKA, naast de administratieve geldboete, vermeld in het tweede lid, de aangifteplichtige een administratieve geldboete op die het dubbele bedraagt van de administratieve geldboete die berekend is volgens de bepalingen van artikel 13.4.6. Voor de bepaling van die administratieve geldboete worden daarbij de waarden die vastgesteld zijn in de EPB-aangifte, vervangen door de waarden vastgesteld bij controle.

§ 6. Als het VEKA vaststelt dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon in strijd met de voorwaarden, vermeld in artikel 1.1.3, 127°, toch optreedt als verslaggever, maant het VEKA die persoon aan om binnen een gestelde termijn die activiteiten te staken en om de dossiers waarin hij actief is over te dragen aan een verslaggever, als vermeld in artikel 1.1.3, 127°. Het VEKA ontzegt die persoon tevens alle toegang tot de energieprestatiedatabank.

Als deze persoon bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid in gebreke blijft, legt het VEKA hem een boete op van 500 euro per ingediende EPB-aangifte.

Artikel 13.4.6. (17/12/2023- ...)

§1. Als uit de EPB-aangifte blijkt dat de EPB-eisen vermeld in artikel 11.1.1, § 1, niet werden gerespecteerd, legt het VEKA, tot vijf jaar na de indiening van de EPB-aangifte, de aangifteplichtige een administratieve geldboete op van :
1° 60 euro per afwijking van 1 W/K op het vlak van de thermische isolatie van de constructie-elementen en het K-peil, zoals bepaald in 1.1.1 en 1.1.2 van de bijlage bij dit decreet;
2° 24 eurocent per afwijking van 1 MJ/jaar op het vlak van de globale energetische prestatie, zoals bepaald in 1.2 van de bijlage bij dit decreet;
3° 48 eurocent per 1000 Kh en per m3 afwijking op het vlak van het risico op oververhitting, zoals bepaald in 1.3 van de bijlage bij dit decreet;
4° 4 euro per afwijking van 1 m3/h op het vlak van de ventilatievoorzieningen, zoals bepaald in 1.4 van de bijlage bij dit decreet;
5° 86 eurocent per afwijking van 1 kWh/jaar op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming, zoals bepaald in punt 1.5 van de bijlage, die bij dit decreet is gevoegd;
6° 100 euro per afwijking van 1 m2 op het systeemrendement van ketels op gasvormige en vloeibare brandstof, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.1 van de bijlage bij dit decreet;
7° 15 euro per afwijking van 1 m2 op het systeemrendement van elektrische bodem/water warmtepompen, elektrische water/water warmtepompen, elektrische lucht/water warmtepompen en elektrische lucht/lucht warmtepompen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.2 van de bijlage bij dit decreet;
8° 1,75 euro per afwijking van 1 W op het maximaal toegestaan vermogen voor directe elektrische verwarming, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.3 van de bijlage bij dit decreet;
9° 75 cent per afwijking van 1 W op het maximaal toegestaan vermogen voor elektrische warmwaterproductietoestellen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.4 van de bijlage bij dit decreet;
10° 30 euro per afwijking van 1 m2.K/W op de isolatie van circulatieleidingen en combilussen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.5 van de bijlage bij dit decreet;
11° 14 euro per afwijking van 1 m2 op het systeemrendement van ijswaterinstallaties, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.6 van de bijlage bij dit decreet;
12° 30 eurocent per afwijking van 1 %.m2 op het warmteterugwinrendement van centrale ventilatiesystemen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.7, 1°, van de bijlage bij dit decreet;
13° 22 euro per afwijking van 1 m2 op de systeemfactor van centrale mechanische ventilatiesystemen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.7, 2°, van de bijlage bij dit decreet;
14° 1,75 euro per afwijking van 1 W op het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen van verlichtingssystemen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.8 van de bijlage bij dit decreet;
15° 2,5 euro per afwijking van 1 m2 op de eis betreffende de energieverbruiksmeters, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.9 van de bijlage bij dit decreet;
16° 100 euro per afwijking van 1 m2 op de systeemfactor van systemen van externe warmtelevering en systemen met andere opwekkers (andere dan ketels op gasvormige en vloeibare brandstof, elektrische bodem/water warmtepompen, elektrische water/water warmtepompen, elektrische lucht/water warmtepompen, elektrische lucht/lucht warmtepompen en systemen van externe warmtelevering), bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.10 van de bijlage bij dit decreet;
17° 1,5 euro per afwijking van 1 kWh op vlak van het S-peil, bepaald conform punt 1.8 van de bijlage bij dit decreet;
18° 100 euro per afwijking van 1 m2 op het installatierendement van opwekkers voor centrale verwarming, bepaald op de wijze, vermeld in punt 1.7.11 van de bijlage bij dit decreet, en afgetopt op 25 euro per m2 brutovloeroppervlakte.

Het VEKA vestigt de administratieve geldboete pas als de totale administratieve geldboete die opgelegd wordt op basis van dit artikel, ten minste 250 euro bedraagt.

De maximale boete bedraagt 25 euro per m3 nieuw gecreëerd beschermd volume en 10 euro per m3 beschermd volume dat gerenoveerd wordt of een functiewijziging ondergaat.

§ 2. In afwijking van § 1 zal het VEKA indien uit de EPB-aangifte blijkt dat zowel aan de EPB-eisen, vermeld in artikel 11.1.1, § 1, als de EPB-eisen, vermeld in § 1/1, niet is voldaan, de sancties, vermeld in § 1, eerste lid, 1°, wat betreft het K-peil, en § 1, eerste lid, 2° en 15°, enkel opleggen wanneer de gemeente niet binnen één jaar na het indienen van de EPB-aangifte is overgegaan tot het sanctioneren van de aangifteplichtige op grond van artikel 13.6.1, § 1. Deze sanctie wordt door het VEKA vermeerderd met de sanctie, vermeld in artikel 13.6.1, § 1, eerste lid. De maximale boete bedraagt 25 euro per m3 nieuw gecreëerd beschermd volume.

Artikel 13.4.7. (17/12/2023- ...)

§ 1. Als bij controle blijkt dat de EPB-aangifte niet met de werkelijkheid overeenstemt, legt het VEKA tot vijf jaar na het indienen van de EPB-aangifte de verslaggever een administratieve geldboete op van :
1° 60 euro per afwijking van 1 W/K op het vlak van de thermische isolatie van de constructie-elementen en het K-peil, zoals bepaald in punt 2.1.1 en 2.1.2 van de bijlage die bij dit decreet is gevoegd;
2° 24 eurocent per afwijking van 1 MJ/jaar op het vlak van de globale energetische prestatie, zoals bepaald in punt 2.2 van de bijlage die bij dit decreet is gevoegd;
3° 48 eurocent per 1000 Kh en per m3 afwijking op het vlak van het risico op oververhitting, zoals bepaald in punt 2.3 van de bijlage die bij dit decreet is gevoegd;
4° 4 euro per afwijking van 1 m3/h op het vlak van de ventilatievoorzieningen, zoals bepaald in 2.4 van de bijlage bij dit decreet;
5° 86 eurocent per afwijking van 1 kWh/jaar op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming, zoals bepaald in punt 2.6 van de bijlage die bij dit decreet is gevoegd;
6° 10 euro per m2 niet-gerapporteerd schildeel, met een maximum van 500 euro per niet gerapporteerd schildeel;
7° 10 euro per m2 verschil tussen de in de EPB-aangifte opgegeven brutovloeroppervlakte en de bij de controle vastgestelde brutovloeroppervlakte, met een maximum van 500 euro, zoals bepaald in punt 2.5 van de bijlage die bij dit decreet is gevoegd;
8° 100 euro per afwijking van 1 m2 op het systeemrendement van ketels op gasvormige en vloeibare brandstof, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.1 van de bijlage bij dit decreet;
9° 15 euro per afwijking van 1 m2 op het systeemrendement elektrische bodem/ water warmtepompen, elektrische water/water warmtepompen, elektrische lucht/water warmtepompen en elektrische lucht/lucht warmtepompen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.2 van de bijlage bij dit decreet;
10° 1,75 euro per afwijking van 1 W op het maximaal toegestaan vermogen voor directe elektrische verwarming, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.3 van de bijlage bij dit decreet;
11° 75 eurocent per afwijking van 1 W op het maximaal toegestaan vermogen voor elektrische warmwaterproductietoestellen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.4 van de bijlage bij dit decreet;
12° 30 euro per afwijking van 1 m2.K/W op de isolatie van circulatieleidingen en combilussen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.5 van de bijlage bij dit decreet;
13° 14 euro per afwijking van 1 m2 op het systeemrendement van ijswaterinstallaties, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.6 van de bijlage bij dit decreet;
14° 30 eurocent per afwijking van 1 %.m2 op het warmteterugwinrendement van centrale ventilatiesystemen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.7, 1°, van de bijlage bij dit decreet;
15° 22 euro per afwijking van 1 m2 op de systeemfactor van centrale mechanische ventilatiesystemen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.7, 2°, van de bijlage bij dit decreet;
16° 1,75 euro per afwijking van 1 W op het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen van verlichtingssystemen, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.8 van de bijlage bij dit decreet;
17° 2,5 euro per afwijking van 1 m2 op de eis betreffende de energieverbruiksmeters, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.9 van de bijlage bij dit decreet;
18° 100 euro per afwijking van 1 m2 op de systeemfactor van systemen van externe warmtelevering en alle andere opwekkers (andere dan ketels op gasvormige en vloeibare brandstof, elektrische bodem/water warmtepompen, elektrische water/water warmtepompen, elektrische lucht/water warmtepompen, elektrische lucht/lucht warmtepompen en systemen van externe warmtelevering), bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.10 van de bijlage bij dit decreet;
19° 10 euro per m2 verschil tussen de oppervlakte van de ruimten waarin de eisen voor technische installaties gelden, die in de EPB-aangifte opgegeven is, en de waarde van de oppervlakte die bij controle vastgesteld is, met een maximum van 500 euro per eis voor technische installaties waarvoor de oppervlakte niet waarheidsgetrouw gerapporteerd is, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.8 van de bijlage bij dit decreet;
20° 50 euro per afwijking van 1 m op de lengte van de circulatieleiding, met een maximum van 500 euro, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.9 van de bijlage bij dit decreet;
21° 10 euro per afwijking van 1 m2 voor elke eis voor technische installaties die niet gerapporteerd is, met een maximum van 1000 euro per eis voor technische installaties, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.10 van de bijlage bij dit decreet;
22° 50 euro per afwijking van 1 m voor een circulatieleiding of combilus die niet gerapporteerd is, met een maximum van 1000 euro, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.11 van de bijlage bij dit decreet;
23° 1,5 euro per afwijking van 1 kWh op vlak van het S-peil, bepaald conform punt 2.12 van de bijlage bij dit decreet;
24° 150 euro per niet-gerapporteerde ruimte waarvoor ventilatie-eisen gelden;
25° 100 euro per afwijking van 1 m2 op het installatierendement van opwekkers voor centrale verwarming, bepaald op de wijze, vermeld in punt 2.7.11 van de bijlage bij dit decreet, en afgetopt op 25 euro per m2  brutovloeroppervlakte.

Een in de EPB-aangifte vergeten schildeel kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 21°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot de thermische isolatie van de constructie-elementen kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 1°, op grond van afwijkingen op het vlak van het K-peil, of krachtens het eerste lid, 2°, 3°, 5° en 21°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot de ventilatievoorzieningen kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot het K-peil kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 2°, 3° en 5°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven brutovloeroppervlakte kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 5°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot de netto-energiebehoefte voor verwarming kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 2° en 3°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot het E-peil kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 3°.

Een in de EPB-aangifte foutief opgegeven waarde met betrekking tot het S-peil kan geen aanleiding geven tot verdere beboeting krachtens het eerste lid, 2° en 3°.

De maximale boete bedraagt 10 euro per m® beschermd volume dat nieuw gebouwd wordt, gerenoveerd wordt of een functiewijziging ondergaat en bedraagt niet meer dan 20.000 euro.

Het VEKA vestigt de administratieve geldboete pas als de totale administratieve geldboete die opgelegd wordt op basis van dit artikel, ten minste 250 euro bedraagt.

§ 2. Voor EPB-aangiften met betrekking tot gebouwen waarvan de startverklaring in 2006 werd ingediend, bedraagt de administratieve geldboete slechts de helft van het bedrag dat op basis van § 1, eerste lid, is verschuldigd, met een minimum van 250 euro.

§ 3. De verslaggever dient binnen zestig kalenderdagen na de vestiging van de administratieve geldboete bij het VEKA een EPB-aangifte in die in overeenstemming is met de controlevaststellingen.

De verslaggever brengt de aangifteplichtige daarvan onmiddellijk op de hoogte en bezorgt hem de nieuw ingediende EPB-aangifte. De kosten voor de herindiening van de EPB-aangifte vallen volledig ten laste van de verslaggever.

§ 4. Als het VEKA vaststelt dat de EPB-aangifte niet in overeenstemming is met de as-builtsituatie op de datum van de indiening van de EPB-aangifte of met de gemaakte controlevaststellingen, verplicht het VEKA de verslaggever om binnen de 60 kalenderdagen een nieuwe EPB-aangifte in te dienen die in overeenstemming is met zijn controlevaststellingen.

Als het VEKA vaststelt dat de indeling van het bouwproject in EPB-eenheden in de EPB-aangifte niet correct is gebeurd, verplicht het VEKA de verslaggever om binnen 60 kalenderdagen een nieuwe EPB-aangifte in te dienen volgens de correcte indeling in EPB-eenheden.

De verslaggever brengt de aangifteplichtige daarvan onmiddellijk op de hoogte en bezorgt hem de nieuw ingediende EPB-aangifte. De kosten voor het herindienen van de EPB-aangifte zijn volledig ten laste van de verslaggever.

 § 5. Als een overtreding van de verplichting, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, of in paragraaf 4, eerste en tweede lid, wordt vastgesteld, maant het VEKA de verslaggever aan om binnen een vastgestelde termijn de verplichting na te leven. Als de verslaggever bij het verstrijken van die termijn in gebreke blijft, legt het VEKA een administratieve geldboete van 500 euro op voor elke nieuwe EPB-aangifte die niet of te laat is ingediend. Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarin de betreffende verplichting moet worden nageleefd.

Als de verslaggever bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in fine, in gebreke blijft, legt het VEKA de verslaggever een administratieve geldboete op in de vorm van een dwangsom. Die bedraagt 10 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden.

Artikel 13.4.7/1. (01/01/2021- ...)

§ 1. Onverminderd artikel 13.4.7 kan het VEKA verslaggevers die herhaaldelijk fouten maken, verplichten om binnen een door het agentschap vastgestelde termijn te slagen voor een door of namens het agentschap georganiseerd examen. Verslaggevers die binnen deze termijn niet slagen voor dit examen, worden in hun activiteiten geschorst totdat zij alsnog slagen voor het examen.

Het VEKA kan tevens verslaggevers die blijk geven van kennelijke onbekwaamheid, die de erkenningsvoorwaarden niet naleven of die activiteiten uitvoeren die in strijd zijn met de bepalingen van artikel 11.1.6/1, § 1, tweede lid, schorsen in hun activiteiten, vermeld in dit decreet, voor een termijn die het VEKA zelf bepaalt, of de erkenning als verslaggever definitief intrekken. De Vlaamse Regering kan de gevallen bepalen waarbij vooraleer de schorsing van een verslaggever wordt opgeheven, hij dient te slagen voor een door of namens het VEKA georganiseerd examen.

Wanneer de verslaggever een rechtspersoon is, kan het VEKA de sanctie, vermeld in het eerste en tweede lid, opleggen aan één of meer van de natuurlijke personen, vermeld in artikel 1.1.3, 127°.

De Vlaamse Regering kan bijkomende voorwaarden koppelen aan de opheffing van een schorsing.

§ 2. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de betekening van de beslissing van het VEKA, kan de betrokken verslaggever bij wege van aangetekend schrijven met ontvangstbewijs beroep aantekenen bij de minister. De verslaggever kan vragen om gehoord te worden.

De minister of zijn gemachtigde neemt een beslissing binnen een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag waarop het beroep is ontvangen.

Als de minister of zijn gemachtigde zijn beslissing niet heeft betekend binnen de in het vorige lid bepaalde termijn, wordt ervan uitgegaan dat het beroep werd ingewilligd.

Artikel 13.4.8. (01/01/2021- ...)

§ 1. Het bedrag van de verschuldigde administratieve geldboete wordt aan de betrokkene meegedeeld per aangetekende zending, met vermelding van de redenen waarom de boete wordt opgelegd en met verwijzing naar de artikelen die van toepassing zijn. In voorkomend geval wordt de berekening bijgevoegd.

Indien de betrokkene het oneens is met de sanctie kan hij, binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, het VEKA van zijn tegenargumenten op de hoogte brengen per aangetekende zending. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief.

Het VEKA kan zijn beslissing herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen als die tegenargumenten gegrond blijken te zijn. In dat geval vindt binnen de dertig kalenderdagen na het ontvangen van de tegenargumenten van de betrokkene een nieuwe kennisgeving plaats.

§ 2. Na de kennisgeving, vermeld in § 1, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden.

Het VEKA kan uitstel van betaling verlenen voor een termijn die het zelf bepaalt.

§ 3. Indien de betrokkene in gebreke blijft bij het betalen van de administratieve geldboete, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd.

Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of per aangetekende zending. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.

§ 4. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald zijn in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Afdeling III. Administratieve sanctie wegens overtreding of niet-naleving van de energieprestatieregelgeving bij bestaande gebouwen (... - ...)

Artikel 13.4.9. (01/01/2021- ...)

§ 1. Als de aangifteplichtige bij de uitvoering van de werken, handelingen of wijzigingen de EPB-eisen, vermeld in artikel 11.1.1, § 2, niet naleeft, kan het VEKA een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 250 euro, noch hoger dan 5.000 euro, afhankelijk van het type gebouw, de bruikbare vloeroppervlakte of het beschermd volume.

§ 2. De procedure omschreven in artikel 13.4.8 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13.4.9/1. (13/06/2024- ...)

§ 1. Als het VEKA vaststelt dat in strijd met artikel 11.2/2.1 de door de Vlaamse Regering vastgestelde minimale eisen voor een renovatie of het minimale energieprestatielabel bij residentiële gebouwen of niet-residentiële gebouwen niet werden gerespecteerd, dan kan het VEKA aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon op wie de verplichting rust per gebouweenheid die niet voldoet een administratieve geldboete opleggen:
1°   voor een niet-residentiële gebouweenheid: van 500 euro tot en met
200.000 euro;
2° voor een residentiële gebouweenheid: van 500 euro tot en met 5000 euro..

Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarbinnen de betreffende verplichting alsnog moet worden nageleefd.

Als de natuurlijke persoon of de rechtspersoon bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, nog steeds in gebreke blijft, kan het VEKA hem of haar een nieuwe administratieve geldboete opleggen, als bedoeld in het eerste lid. Als nog steeds niet aan de verplichting werd voldaan, bedraagt in afwijking van het eerste lid, 2°, de maximumboete voor residentiële gebouweenheden in dat geval bij herhaling 10.000 euro.Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarbinnen de betreffende verplichting alsnog moet worden nageleefd. Deze procedure wordt herhaald tot aan de op grond van artikel 11.2/2.1 vastgestelde verplichting is voldaan.

§ 2. De procedure, vermeld in artikel 13.4.8, is van overeenkomstige toepassing.

[Afdeling III/1. Administratieve sanctie wegens de niet-naleving van het gebruiksverbod op bepaalde verwarmingsinstallaties, technische installaties en technische bouwsystemen, en gebouwautomatisering en -controlesystemen (ing. decr. 22 oktober 2021, art. 7, I: 1 januari 2022)] (... - ...)

Artikel 13.4.9/2. (01/01/2022- ...)

Als het VEKA vaststelt dat er in een residentieel of niet-residentieel gebouw in strijd met artikel 11.1/1.3 een stookolieketel of een ketellichaam is geplaatst of vervangen, legt het aan de betrokken aangifteplichtige een administratieve geldboete van 3000 euro op, vermeerderd met 2000 euro per gebouweenheid in het gebouw.

In afwijking van het eerste lid wordt de administratieve geldboete aan de eigenaar of de houder van een zakelijk recht op het gebouw opgelegd als de stookolieketel of het ketellichaam in strijd met artikel 11.1/1.3 werd geplaatst of vervangen los van werkzaamheden die vallen onder het toepassingsgebied van de energieprestatieregelgeving, vermeld in artikel 11.1.1.

De procedure, vermeld in artikel 13.4.8, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling IV. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de verplichtingen betreffende energieprestatiecertificaten (... - ...)

Artikel 13.4.10. (17/12/2023- ...)

§ 1. Als bij de controle blijkt dat het energieprestatiecertificaat niet met de werkelijkheid overeenstemt en de betrokkene werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, kan het VEKA de energiedeskundige die het energieprestatiecertificaat heeft afgeleverd een administratieve geldboete opleggen, die niet lager mag zijn dan 500 euro, en niet hoger dan 5.000 euro.

Het VEKA verplicht de energiedeskundige om binnen de dertig kalenderdagen een nieuw energieprestatiecertificaat op te maken dat in overeenstemming is met de controlevaststellingen, en om dat nieuwe energieprestatiecertificaat te overhandigen aan de eigenaar of gebruiker van het gebouw. Indien het gebouw wordt verhuurd, dan bezorgt de eigenaar tevens een kopie van het nieuwe energieprestatiecertificaat aan de huurder. De kosten voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat vallen volledig ten laste van de energiedeskundige.

§1/0. Als het VEKA vaststelt dat het energieprestatiecertificaat niet in overeenstemming is met de werkelijkheid of met de gemaakte controlevaststellingen, verplicht het VEKA de energiedeskundige om binnen dertig kalenderdagen een nieuw energieprestatiecertificaat op te maken dat in overeenstemming is met de controlevaststellingen, en om dat nieuwe energieprestatiecertificaat te overhandigen aan de eigenaar of gebruiker van het gebouw. Als het voormelde gebouw wordt verhuurd, bezorgt de eigenaar ook een kopie van het nieuwe energieprestatiecertificaat aan de huurder. De kosten voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat zijn volledig ten laste van de energiedeskundige.

§1/0/1. Als een overtreding van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, of paragraaf 1/0, wordt vastgesteld, maant het VEKA de energiedeskundige aan om binnen een vastgestelde termijn de verplichtingen na te leven. Als de energiedeskundige in gebreke blijft als de voormelde termijn is verstreken, legt het VEKA een administratieve geldboete van 500 euro op. Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarin de verplichting, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, of paragraaf 1/0, moet worden nageleefd.

Als de energiedeskundige in gebreke blijft als de termijn, vermeld in het eerste lid, in fine, is verstreken, legt het VEKA de energiedeskundige een administratieve geldboete op in de vorm van een dwangsom. De voormelde dwangsom bedraagt 10 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, in fine, wordt overschreden.

§ 1/1. Als het VEKA vaststelt dat een geschorste energiedeskundige in strijd met de schorsingsvoorwaarden toch actief optreedt als energiedeskundige, legt het VEKA hem een boete op van 500 euro per ingediend energieprestatiecertificaat.

§ 2. Als zou blijken dat de eigenaar of gebruiker van een gebouw die krachtens artikel 11.2.1, § 1, eerste lid, over een energieprestatiecertificaat moet beschikken, niet over een geldig energieprestatiecertificaat beschikt, legt het VEKA hem, op voorwaarde dat de eigenaar of gebruiker werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, een administratieve geldboete op die niet lager is dan 500 euro, en niet hoger dan 5.000 euro.

Het VEKA kan een nieuwe termijn vastleggen waarbinnen de op grond van artikel 11.2.1, §1, eerste lid, vastgestelde verplichting alsnog moet worden nageleefd.

Als de eigenaar of gebruiker van het gebouw bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, nog steeds in gebreke blijft, legt het VEKA hem een nieuwe administratieve geldboete op als bedoeld in het eerste lid. Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarbinnen de betreffende verplichting alsnog moet worden nageleefd. Deze procedure wordt herhaald tot aan de op grond van artikel 11.2.1, §1, eerste lid, vastgestelde verplichting is voldaan.

§ 3. Als bij toepassing van artikel 11.2.2 blijkt dat de eigenaar geen geldig energieprestatiecertificaat aan de koper heeft overgedragen of aan de huurder of de houder van een zakelijk recht ter beschikking gesteld heeft, en de betrokkene werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, legt het VEKA hem een administratieve geldboete op die niet lager is dan 500 euro, en niet hoger dan 5.000 euro.

Die administratieve geldboete kan niet worden gecumuleerd met de sanctie vermeld in § 2.

§ 3/1. Als bij de controle blijkt dat voor een te koop of te huur gesteld gebouw, of voor een gebouw waarop een zakelijk recht wordt gevestigd, waarvoor een energieprestatiecertificaat beschikbaar dient te zijn, de gegevens, vermeld in artikel 11.2.1, §3, eerste lid, niet worden vermeld in de publiciteit die wordt gemaakt, of indien het vermelde label of energiescore, het vermelde aandeel hernieuwbare energie of het label dat op basis daarvan bepaald is, het vermelde adres van het gebouw of de vermelde unieke code van het energieprestatiecertificaat niet met de werkelijkheid overeenstemt, kan het VEKA de eigenaar of gebruiker een administratieve geldboete opleggen, die niet lager mag zijn dan 500 euro, noch hoger dan 5.000 euro.

In afwijking van het eerste lid legt het VEKA een administratieve geldboete op aan de opdrachthouder, lasthebber of gevolmachtigde als de eigenaar of gebruiker die opdrachthouder, lasthebber of gevolmachtigde gebruikte in het kader van het te koop of te huur stellen van het gebouw. De voormelde administratieve geldboete is niet lager dan 750 euro en niet hoger dan 5000 euro.

Die administratieve geldboete kan voor de eigenaar of gebruiker niet worden gecumuleerd met de sanctie, vermeld in paragraaf 2 of 3.

§3/1/1. Als zou blijken dat de eigenaar, de houder van een zakelijk recht of de gebruiker van een gebouw dat krachtens artikel 11.2.1, §1, vierde lid, een
 
minimaal energieprestatielabel moet behalen, niet over een geldig energieprestatiecertificaat met het vereiste energielabel beschikt, legt het VEKA een administratieve geldboete op die niet lager dan 500 euro, en niet hoger dan 200.000 euro is, op voorwaarde dat de eigenaar of gebruiker is gehoord of naar behoren is opgeroepen.

Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarin de voormelde eigenaar of gebruiker alsnog over een geldig energieprestatiecertificaat met het vereiste energielabel moet beschikken.

Als de natuurlijke persoon of de rechtspersoon nog altijd in gebreke blijft als de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken, kan het VEKA hem of haar een nieuwe administratieve geldboete opleggen als vermeld in het eerste lid. Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarin de verplichting, vermeld in het eerste lid, alsnog moet worden nageleefd. De voormelde procedure wordt herhaald tot aan de op grond van artikel 11.2.1, §1, vierde lid, vastgestelde verplichting is voldaan.

Die administratieve geldboete kan niet worden gecumuleerd met de sancties, vermeld in paragraaf 2 of artikel 13.4.9/1.

§ 3/2. Indien blijkt dat de instrumenterende ambtenaar of een derde de hem op grond van artikel 11.2.2, § 3, opgelegde verplichtingen niet heeft nageleefd, en de betrokkene werd gehoord of naar behoren opgeroepen, dan kan het VEKA hem een administratieve geldboete opleggen die niet lager is dan 250 euro en niet hoger dan 5000 euro.

§ 4. De procedure in artikel 13.4.8 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling V. Procedure en administratieve geldboete bij energiefraude (17/12/2023 - ...)

Artikel 13.4.11. (13/06/2024- ...)

§ 1. Het VEKA legt, na de betrokkenen te hebben gehoord of daartoe naar behoren te hebben opgeroepen, aan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon in de volgende gevallen per inbreuk een administratieve geldboete op die niet lager is dan 150 euro, en niet hoger dan 20.000 euro:
1° bij het zonder machtiging van de betrokken netbeheerder handelingen uitvoeren op het distributienet of op het plaatselijk vervoernet voor elektriciteit;
2° bij het zonder machtiging de aansluiting op het distributienet of op het plaatselijk vervoernet voor elektriciteit manipuleren;
3° bij het niet uitvoeren van de meldingsverplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het aansluitingsreglement, het aansluitingscontract of het technisch reglement;
4° bij het bezorgen van informatie die niet consistent of in overeenstemming met de werkelijkheid is in het kader van meldingsverplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het aansluitingsreglement, het aansluitingscontract of het technisch reglement.

§ 2. Het opleggen van de administratieve boete wordt aan de betrokkene meegedeeld in een met redenen omklede aangetekende brief, met verwijzing naar de bepalingen die van toepassing zijn en de hoogte van de administratieve boete.

§ 3. Na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden. Het VEKA kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn.

§ 4. Als de betrokkene nalaat de administratieve geldboete binnen de in paragraaf 3 bepaalde termijn te betalen, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd.

Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling of bij aangetekende brief.

§ 5. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.

§ 6. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald is bij artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

[Afdeling VI. Administratieve sanctie wegens niet-naleving van de eisen bij elektromobiliteit (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 45, I: 5 december 2020)] (... - ...)

Artikel 13.4.12. (21/03/2022- ...)

§ 1. Wanneer het VEKA vaststelt dat niet aan de verplichtingen vastgesteld door of krachtens artikel 11/1.1.1 is voldaan, kan het VEKA aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het halen van die verplichting een administratieve geldboete opleggen van:
1° 2000 euro per ontbrekend oplaadpunt voor elektrische voertuigen;
2° 1000 euro per parkeerplaats wanneer niet werd voorzien in infrastructuur voor leidingen om de installatie van oplaadpunten voor elektrische voertuigen in een later stadium mogelijk te maken.

§ 2. Het opleggen van de administratieve boete wordt aan de betrokkene meegedeeld in een met redenen omklede aangetekende brief, met verwijzing naar de bepalingen die van toepassing zijn en de hoogte van de administratieve boete.

§ 3. Na de ontvangst van de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, moet de administratieve geldboete binnen zestig kalenderdagen betaald worden. Het VEKA kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn.

§ 4. Als de betrokkene nalaat de administratieve geldboete binnen de in paragraaf 3 bepaalde termijn te betalen, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd.

Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door een ambtenaar die daartoe door de Vlaamse Regering wordt aangewezen. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot met bevel tot betaling of bij aangetekende brief.

§ 5. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.

§ 6. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden die bepaald zijn bij artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

[Afdeling VII. Administratieve sancties wegens overtreding van de voorwaarden waartegen de steunmaatregelen inzake energetische renovaties zijn verleend (ing. Decr. 30 oktober 2020, art. 47, I: 5 december 2020)] (... - ...)

Artikel 13.4.13. (01/01/2021- ...)

§ 1. Als het VEKA vaststelt dat niet aan de verplichtingen, vastgesteld door of krachtens artikel 8.2.2, § 1, derde lid, of artikel 8.2.3, § 2, is voldaan, maant het VEKA de kredietnemer aan om binnen een gestelde termijn de betreffende verplichtingen na te leven.

Als de kredietnemer bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het VEKA de kredietnemer een administratieve geldboete op van:
1° 300 euro voor een leningsbedrag tot en met 15.000 euro;
2° 600 euro voor een leningsbedrag van 15.001 tot en met 30.000 euro;
3° 900 euro voor een leningsbedrag van 30.001 euro tot en met 45.000 euro;
4° 1200 euro voor een leningsbedrag vanaf 45.001 euro.

§ 2. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld met een aangetekende brief. De met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete, de bepalingen die van belang zijn en de beroepsmogelijkheid.

§ 3. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig kalenderdagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing. Het VEKA kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn.

§ 4. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, die bepaald zijn in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

§ 5. Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren wordt een dwangbevel uitgevaardigd door de ambtenaar die belast is met de invordering.

Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe is aangewezen door de Vlaamse Regering.

§ 6. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een aangetekende brief.

§ 7. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging van toepassing.

[Afdeling VIII. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de verplichtingen aangaande het rationaliseren en gebruik te maken van hernieuwbare energietechnologieën door ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen (ing. Decr. 18 maart 2022, art. 34, I: 9 april 2022)] (... - ...)

Artikel 13.4.14. (09/04/2022- ...)

§ 1. Als het VEKA vaststelt dat, in strijd met artikel 7.7.2, de door de Vlaamse Regering vastgestelde verplichtingen voor ondernemingen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen inzake het rationaliseren van hun energiegebruik en het gebruikmaken van hernieuwbare energietechnologieën niet werden gerespecteerd, dan kan het VEKA aan de onderneming, niet-commerciële instelling en publiekrechtelijke rechtspersoon op wie de verplichting rust een administratieve geldboete opleggen van 1000 euro tot en met 500.000 euro.

Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarbinnen de betreffende verplichting alsnog moet worden nageleefd.

Als die onderneming, niet-commerciële instelling of publiekrechtelijke rechtspersoon bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, nog steeds in gebreke blijft, kan het VEKA hem of haar een nieuwe administratieve geldboete opleggen als bedoeld in het eerste lid. Het VEKA legt ook een nieuwe termijn vast waarbinnen de betreffende verplichting alsnog moet worden nageleefd. Deze procedure wordt herhaald tot aan de op grond van artikel 7.7.2 vastgestelde verplichting is voldaan.

§ 2. De procedure, vermeld in artikel 13.4.8, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13.4.15. (17/12/2023- ...)

§1. Als het VEKA vaststelt dat niet is voldaan aan de verplichting, vermeld in artikel 7.7.3, §1, legt het VEKA de natuurlijke persoon of de rechts- persoon op wie de voormelde verplichting rust, een administratieve geldboete op van 400 euro per kilowattpiek vermogen dat ontbreekt op het moment dat aan de verplichting, vermeld in artikel 7.7.3, §1, moet zijn voldaan.

Als de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, vermeld in het eerste lid, binnen twee jaar nadat de termijn is verstreken waarin de verplichting, vermeld in artikel 7.7.3, §1, moet worden uitgevoerd, niet voldoet aan de verplichting, vermeld in artikel 7.7.3, §1, legt het VEKA de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, vermeld in het eerste lid, een nieuwe administratieve geldboete op als vermeld in het eerste lid. Het VEKA past ook een nieuwe termijn van twee jaar toe waarin de    voormelde verplichting alsnog moet worden nageleefd. De voormelde procedure wordt herhaald tot de verplichting, vermeld in artikel 7.7.3, §1, is nagekomen.

§2. Als het VEKA vaststelt dat de meldingen, vermeld in artikel 7.7.3, §2, §3 of §4, niet zijn uitgevoerd, maant het VEKA de natuurlijke persoon of de rechtspersoon op wie de voormelde meldingsplicht rust, aan om binnen een vastgestelde termijn de voormelde meldingsplicht na te leven.

Als de natuurlijke persoon of de rechtspersoon op wie de voormelde meldingsplicht rust, in gebreke blijft als de termijn, vermeld in het eerste lid, is verstreken, legt het VEKA, in afwijking van artikel 13.4.11, §1, 3°, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon op wie de voormelde meldingsplicht rust, een administratieve geldboete op in de vorm van een dwangsom. De voormelde dwangsom bedraagt 100 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden.
 
§3. Paragraaf 1 en 2 zijn niet van toepassing op natuurlijke of rechtspersonen die de bestaande exploitatie in de gebouwen verplicht stopzetten.

§4. De procedure, vermeld in artikel 13.4.8, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling IX. Administratieve sancties wegens niet-naleving van de verplichtingen inzake het publiek beschikbaar stellen van gegevens door openbare besturen (13/06/2024 - ...)

Artikel 13.4.16. (13/06/2024- ...)

§1. Als het VEKA vaststelt dat in strijd met artikel 12.3.1 de door de Vlaamse Regering vastgestelde verplichting om jaarlijks te rapporteren over de energieverbruiks- en productiegegevens van de volledige organisatie en fysische kenmerken van de gebouwen in gebruik, eigendom, erfpacht of opstal van openbare besturen niet tijdig of niet waarheidsgetrouw werd gerespecteerd, kan het VEKA aan het openbaar bestuur op wie de verplichting rust een administratieve geldboete opleggen van 500 euro tot en met 50.000 euro.

Het VEKA kan ook een nieuwe termijn vastleggen waarin de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, moeten worden nageleefd.

Als het openbaar bestuur in gebreke blijft als de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken, kan het VEKA het openbaar bestuur een administratieve geldboete opleggen in de vorm van een dwangsom. De voormelde dwangsom bedraagt 50 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het tweede lid, wordt overschreden.

§2. De procedure, vermeld in artikel 13.4.8, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling X. Administratieve sancties wegens overtreding of niet-naleving van de verplichtingen op het vlak van energiebesparing of CO2-besparing door overheidsinstanties (13/06/2024 - ...)

Artikel 13.4.17. (13/06/2024- ...)

Als het VEKA vaststelt dat in strijd met artikel 7.8.1 de energiebesparingsverplichting of CO2-reductieverplichting die de Vlaamse Regering vastlegt, niet werden gerespecteerd, kan het VEKA aan de overheidsinstantie waarop die verplichting rust een administratieve geldboete opleggen van 500 euro tot en met
200.000 euro.

Als het VEKA vaststelt dat in strijd met artikel 7.8.2 de verplichting om jaarlijks een energiebesparing te realiseren die minstens equivalent is aan de energiebesparing door renovatie van minstens drie procent van de totale bruikbare vloeroppervlakte van verwarmde en/of gekoelde gebouwen die overheidsinstanties in volle eigendom, erfpacht of opstal hebben, en die de Vlaamse Regering vastlegt, niet is gerespecteerd, kan het VEKA aan de overheidsinstantie waarop die verplichting rust een administratieve geldboete opleggen van 500 euro tot en met 200.000 euro.

De procedure, vermeld in artikel 13.4.8, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V. [Administratieve sancties opgelegd door de Vlaamse Belastingdienst (verv. decr. 23 december 2016, art. 8, I: 8 januari 2017)] (... - ...)

Artikel 13.5.1. (08/01/2017- ...)

§ 1. Bij niet-naleving van de door de Vlaamse Regering in toepassing van artikel 14.2.2 opgelegde eisen inzake de consistentie, volledigheid en accuraatheid van de te rapporteren gegevens, kan de Vlaamse Belastingdienst de toegangshouder een administratieve geldboete opleggen die niet lager is dan 150 euro, en niet hoger dan 20.000 euro.

§ 2. Bij niet-naleving van de in toepassing van artikel 14.2.2 opgelegde rapporterings- of betaaltermijn kan de Vlaamse Belastingdienst de toegangshouder een administratieve geldboete opleggen van 250 euro per kalenderdag vertraging.

§ 3. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete, vermeld in paragraaf 1 en 2, in kennis gesteld met een aangetekende brief met bericht van ontvangst. De kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete.

§ 4. De betrokkene kan tegen het opleggen van de administratieve geldboete bezwaar indienen bij de Vlaamse Belastingdienst. Het bezwaar moet worden gemotiveerd en op straffe van verval worden ingediend binnen zestig kalenderdagen na de kennisgeving van de administratieve geldboete.

§ 5. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig kalenderdagen na de kennisgeving ervan, of indien bezwaar is ingediend, binnen zestig kalenderdagen na de beslissing omtrent het bezwaar.

§ 6. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan.

De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, die bepaald zijn in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

§ 7. Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren wordt een dwangschrift uitgevaardigd, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door het bevoegde personeelslid van de Vlaamse Belastingdienst.

§ 8. Op basis van dat dwangschrift kan via gerechtsdeurwaardersexploot een dwangbevel betekend worden.

§ 9. Binnen een termijn van dertig dagen na de betekening van het dwangbevel kan de belastingschuldige bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet aantekenen, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie die de administratieve geldboete moet innen, is gevestigd.

Artikel 13.5.2. (06/05/2014- ...)

...

Artikel 13.5.3. (06/05/2014- ...)

...

Artikel 13.5.4. (06/05/2014- ...)

...

HOOFDSTUK VI. [... (opgeh. Decr. 17 februari 2017, art. 26, I: 30 maart 2017)] (... - ...)

Artikel 13.6.1. (30/03/2017- ...)

...

[HOOFDSTUK VII. Inkomsten die voortvloeien uit de opbrengst van de administratieve geldboetes (ing. decr. 18 november 2011, art. 27, I: 15 december 2011)] (... - ...)

Artikel 13.7.1. (30/03/2017- ...)

De inkomsten die voortvloeien uit de opbrengst van de administratieve geldboetes, vermeld in dit decreet, worden rechtstreeks toegewezen aan het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1.

Artikel 13.7.2. (08/01/2023- ...)

Artikel 73 van het kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving van 22 maart 2019 is van toepassing op de krachtens dit decreet opgelegde administratieve geldboetes.

TITEL XIV. HEFFINGEN (... - ...)

HOOFDSTUK I.Heffing op de afnamepunten van elektriciteit (... - ...)

Artikel 14.1.1. (01/01/2018- ...)

§ 1. Vanaf heffingsjaar 2018 wordt een maandelijkse heffing vastgesteld per afnamepunt gelegen in het Vlaamse Gewest:
1° op het elektriciteitsdistributienet;
2° op het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit;
3° op een gesloten distributienet van elektriciteit;
4° op het transmissienet, met inbegrip van de netten vermeld in artikel 2, 41° en 42°, van de federale Elektriciteitswet.

§ 2. De heffing, vermeld in § 1, is verschuldigd door elke afnemer die in de loop van het heffingsjaar volgens het toegangsregister titularis was van een afnamepunt als vermeld in § 1.

Het geheel van afnamepunten van een gesloten distributienet als vermeld in paragraaf 1, 3°, dat voldoet aan artikel 1.1.3, 56° /2, en van een gesloten industrieel net als vermeld in artikel 2, 41°, van de federale Elektriciteitswet, wordt echter als één afnamepunt beschouwd. De heffing is in dat geval verschuldigd door de afnemer die volgens het toegangsregister titularis was van het afnamepunt op het transmissienet, het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit, het elektriciteitsdistributienet.

Artikel 14.1.2. (01/01/2023- ...)

Het tarief van de heffing bedraagt per afnamepunt per maand dat de afnemer in het heffingsjaar is aangesloten geweest op een van de netten, vermeld in artikel 14.1.1, § 1:
1° voor de volgende afnemers die aangesloten zijn op laagspanning:
a) voor residentiële afnemers: 0 eurocent per maand;
b) voor niet-residentiële afnemers: 7,87 euro per maand;
2° voor de afnemers die aangesloten zijn op middenspanning: 150,00 euro per maand;
3° voor afnemers die aangesloten zijn op hoogspanning: 875,00 euro per maand.

Indien in de loop van een maand een afnamepunt aangesloten op één van de netten, vermeld in artikel 14.1.1, § 1, wordt weggenomen, dan wordt het tarief, vermeld in het eerste lid, toegepast pro rata temporis voor de periode dat het afnamepunt tot de categorieën, vermeld in het eerste lid, behoort.

Indien in de loop van een maand een nieuw afnamepunt wordt aangesloten op één van de netten, vermeld in artikel 14.1.1, § 1, dan is de heffing voor dat afnamepunt voor het eerst verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgende op de aansluiting.

Indien in de loop van een maand een afnamepunt dat is aangesloten op één van de netten, vermeld in artikel 14.1.1, § 1, wordt aangepast waardoor het van spanningsniveau verandert, dan is het tarief van de spanningscategorie waartoe het na wijziging behoort, als vermeld in het eerste lid, voor het eerst verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgende op de wijziging.

Wat het onderscheid betreft tussen residentiële en niet-residentiële afnemers als vermeld in het eerste lid, 1°, wordt dit onderscheid met betrekking tot elk afnamepunt op laagspanning als vermeld in artikel 14.1.1, voor toepassing van elke heffingsmaand gemaakt aan de hand van de situatie zoals deze van toepassing was op de eerste dag van die maand. Het afnamepunt in kwestie behoudt deze status tot en met de laatste dag van diezelfde maand.

Artikel 14.1.3. (01/01/2018- ...)

De heffing, vermeld in dit hoofdstuk, wordt van rechtswege met ingang van heffingsjaar 2019 jaarlijks op 1 januari geïndexeerd door het tarief, vermeld in artikel 14.1.2, te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand oktober van het vorige heffingsjaar, en te delen door het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand december van het jaar 2017.

Artikel 14.1.3/1. (01/01/2018- ...)

Het tarief, vermeld in artikel 14.1.2, 1°, van dit decreet, wordt verminderd tot 0,00 euro als residentiële afnemer, vermeld in artikel 14.1.1, § 2, een beschermde afnemer is als vermeld in artikel 1.1.1, § 2, 7°, van het Energiebesluit van 19 november 2010.

Deze vermindering wordt toegepast pro rata temporis voor de periode dat de afnemer of het afnamepunt tot de categorieën, vermeld in het eerste lid, behoort.
 

Artikel 14.1.4. (01/09/2016- ...)

Internationale organisaties en Europese instellingen die op basis van een zetelakkoord of een verdrag in België van belastingen op hun officieel gebruik zijn vrijgesteld, en die in de loop van het heffingsjaar volgens het toegangsregister titularis waren van een afnamepunt als vermeld in artikel 14.1.1, worden vrijgesteld van de heffing, vermeld in deze titel.

De organisaties en instellingen, vermeld in het eerste lid, kunnen bij de toegangshouder van het afnamepunt de terugbetaling vragen van de bij hen, conform artikel 14.2.2, § 1, door de toegangshouder van het afnamepunt geïnde bedragen. Indien die toegangshouder dat bedrag op basis van de procedure, vermeld in artikel 14.2.2, § 2, al ten gunste van het Energiefonds heeft doorgestort, dan wordt het verschil door hem in mindering gebracht van het bedrag van de heffing dat de toegangshouder op de volgende vervaldatum moet storten.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de procedure voor de teruggave of verrekening, vermeld in het tweede lid.

HOOFDSTUK II. Vestiging van de aanslag, controle, beroep ambtshalve uitvoering en verjaring [van de heffing op de afnamepunten op elektriciteit (ing. decr. 16 november 2018, art. 3, I: 1 januari 2019)] (... - ...)

Afdeling I. Algemene bepalingen (... - ...)

Artikel 14.2.1. (01/01/2019- ...)

...

Afdeling II. Inning van de heffing op de afnamepunten van elektriciteit door de toegangshouders (... - ...)

Artikel 14.2.2. (01/01/2024- ...)

 § 1. De heffing, vermeld in hoofdstuk I, wordt voor rekening van het Vlaamse Gewest geïnd door de toegangshouder van het afnamepunt via diens afrekeningsfacturen en slotfacturen.

Indien er gedurende een bepaalde kalendermaand voor een afnamepunt echter meerdere achtereenvolgende toegangshouders in het toegangsregister zijn opgenomen, dan wordt de heffing voor die maand pro rata temporis door elk van die toegangshouders aangerekend en geïnd.

De factuur die naar de afnemer wordt verstuurd, vermeldt de precieze vergoeding die de afnemer verschuldigd is en geldt als verzoek tot betaling van de verschuldigde heffing. De betalingstermijn bedraagt ten minste vijftien dagen en begint te lopen op de verzendingsdatum van het verzoek tot betaling.

 § 1/1. Voor het toepassen van het tarief, vermeld in artikel 14.1.2, eerste lid, 1°, brengt elke elektriciteitsdistributienetbeheerder tegen uiterlijk de vijftiende dag van elke maand en dit voor het eerst uiterlijk op 15 april 2018 iedere toegangshouder op de hoogte van het feit of er op het adres van de afnamepunten waarvoor die toegangshouder als dusdanig in het toegangsregister van die elektriciteitsdistributienetbeheerder staat geregistreerd op de eerste dag van de vorige maand minstens één natuurlijke persoon was gedomicilieerd.

In afwijking van eerste lid brengt elke elektriciteitsdistributienetbeheerder voor het toepassen van het tarief, vermeld in artikel 14.1.2, eerste lid, 1°, vanaf 1 januari 2019 tegen uiterlijk de eerste dag van elke maand iedere toegangshouder op de hoogte van het feit of er op het adres van de afnamepunten waarvoor die toegangshouder als dusdanig in het toegangsregister van die elektriciteitsdistributienetbeheerder staat geregistreerd op de eerste dag van de vorige maand minstens één natuurlijke persoon was gedomicilieerd.

De elektriciteitsdistributienetbeheerder doet voor de taak, vermeld in het eerste lid, een beroep op de gegevens uit een authentieke gegevensbron als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer. Hieronder wordt minstens verstaan de Kruispuntdatabank van de Sociale Zekerheid en het Rijksregister. De elektriciteitsdistributienetbeheerders bekomen van het Rijksregister voor die afnamepunten de NAW-gegevens, te weten naam, adres en woonplaats, en het rijksregisternummer en kunnen die gebruiken bij de volgende periodieke koppelingen met het Rijksregister. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen met betrekking tot de procedure van bovenvermelde kennisgevingen.

Als een residentiële afnemer op basis van de gegevens, vermeld in het eerste lid, onterecht het tarief, vermeld in artikel 14.1.2, eerste lid, 1°, b, werd aangerekend, dan bezorgt de betrokken residentiële afnemer aan diens toegangshouder een bewijs waarin aangegeven is dat hij of een andere natuurlijke persoon op de eerste dag van de betrokken heffingsmaand op het adres van het afnamepunt gedomicilieerd was. De toegangshouder corrigeert de aanrekening van de heffing overeenkomstig en stuurt een correctie naar het toegangsregister.

§ 2. Elke toegangshouder bezorgt uiterlijk de twintigste dag van elke maand aan de Vlaamse Belastingdienst een overzicht van de ten laste van de afnemers aangerekende heffingen die hij in de loop van de vorige maand heeft geboekt.

Het model en de wijze van indienen van dit overzicht wordt door de Vlaamse Regering vastgesteld maar bevat minstens:
1° de benaming van de toegangshouder;
2° zijn maatschappelijke zetel en exploitatiezetel;
3° de personalia van de persoon die instaat voor de inning en de storting van de heffing.

De toegangshouder stort uiterlijk de dertigste dag van elke maand de in de vorige maand geïnde heffingen ten gunste van het Energiefonds op de rekening van de Vlaamse Belastingdienst.

§ 3. Om rekening te houden met de heffingen die hem niet volledig gestort zouden worden door afnemers, mag elke toegangshouder een forfait van 0,5 procent afhouden van de heffingen die in rekening worden gebracht op de afrekeningsfacturen en slotfacturen.

Bij de jaarlijkse afsluiting van de rekeningen, uiterlijk zes maanden later, deelt de toegangshouder aan de Vlaamse Belastingdienst het bedrag van de boekhoudkundig geregistreerde niet-invorderbare schuldvorderingen van de heffing mee dat betrekking heeft op de leveringen onderworpen aan deze heffing.

Als het totaal bedrag van de niet-invorderbare schuldvorderingen hoger is dan het jaarlijks bedrag van het forfait bedoeld in het eerste lid, wordt het verschil door de toegangshouder in mindering gebracht van het bedrag van de heffing dat de toegangshouder op de volgende vervaldatum moet storten.

Als het totaal bedrag van de niet-invorderbare schuldvorderingen lager is dan het jaarlijks bedrag van het forfait bedoeld in het eerste lid, wordt het verschil door de toegangshouder opgeteld bij het bedrag van de heffing dat de toegangshouder op de volgende vervaldatum moet storten.
 

Artikel 14.2.3. (01/01/2018- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen betreffende de procedure en de modaliteiten voor de vordering van de heffing door de toegangshouder, de betaling van de geïnde bedragen aan het Energiefonds en de invordering. Ze bepaalt welke informatie aan de Vlaamse Belastingdienst moet worden meegedeeld en de inlichtingen die nodig zijn voor de controle en de invordering van de heffing.

§ 2. In afwijking van artikel 14.2.2, dienen de eerste doorstortingen door de toegangshouders op de rekening van het Vlaamse Gewest van alle door hen conform artikel 14.2.2, § 1, voor het heffingsjaar 2018 reeds geïnde heffingen pas tegen uiterlijk 30 juli 2018 te geschieden.

[HOOFDSTUK III. Heffing op de exploitatie van een directe lijn in het Vlaamse Gewest (ing. decr. 16 november 2018, art. 5, I: 1 januari 2019)] (... - ...)

[Afdeling I. Belastbare materie en tarief van de heffing op de exploitatie van een directe lijn in het Vlaamse Gewest (ing. decr. 16 november 2018, art. 6, I: 1 januari 2019)] (... - ...)

Artikel 14.3.1. (01/01/2019- ...)

Er wordt een heffing ingesteld op de exploitatie van een toegelaten directe lijn die de grenzen van de eigen site overschrijdt, vermeld in artikel 4.5.1, § 2, en die gelegen is in het Vlaamse Gewest.

De heffing wordt berekend op een hoeveelheid elektrische stroom uitgedrukt in megawattuur, die gelijk is aan de hoeveelheid stroom die jaarlijks in de directe lijn wordt geïnjecteerd.

De beheerder van de directe lijn, vermeld in het eerste lid, die voor de toepassing van dit hoofdstuk de heffingsplichtige is, is de heffing verschuldigd.

Artikel 14.3.2. (01/01/2019- ...)

Het tarief van de heffing, vermeld in artikel 14.3.1, bedraagt:
1° voor een directe lijn die de grenzen van de eigen site overschrijdt en waar de afnemer aangesloten is op laagspanning: 53,83 euro per geïnjecteerd megawattuur;
2° voor een directe lijn die de grenzen van de eigen site overschrijdt en waar de afnemer aangesloten is op middenspanning: 5,95 euro per geïnjecteerd megawattuur;
3° voor een directe lijn die de grenzen van de eigen site overschrijdt en waar de afnemer aangesloten is op hoogspanning of in eilandwerking is: 0,36 euro per geïnjecteerd megawattuur.

Indien de afnemer, vermeld in het eerste lid, op diens eigen site echter aangesloten is op meerdere spanningsniveaus, dan wordt het tarief gehanteerd dat behoort tot het hoogste spanningsniveau waarop deze is aangesloten.

Artikel 14.3.3. (01/01/2019- 31/12/2024)

§ 1. De heffing, vermeld in dit hoofdstuk, wordt van rechtswege met ingang van heffingsjaar 2020 jaarlijks op 1 januari geïndexeerd door het tarief, vermeld in artikel 14.3.2, te vermenigvuldigen met het gewogen gemiddelde van het elektriciteitsdistributienettarief per kilowattuur voor afname dat is toegewezen voor de financiering van de openbaredienstverplichtingen, dat per 1 januari van toepassing is, en te delen door het gewogen gemiddelde van het elektriciteitsdistributienettarief per kilowattuur voor afname dat is toegewezen voor de financiering van de openbaredienstverplichtingen dat op 31 december 2018 van toepassing was. De VREG stelt daarvoor de nodige gegevens ter beschikking aan de Vlaamse Belastingdienst.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt het tarief voor een directe lijn die de grenzen van de eigen site overschrijdt en waar de afnemer aangesloten is op hoogspanning of in eilandwerking is als vermeld in artikel 14.3.2, 3°, geïndexeerd aan de hand van het gewogen gemiddelde van het gedeelte van het elektriciteitsdistributienettarief per kilowattuur voor afname dat is toegewezen voor de financiering van de openbaredienstverplichtingen dat van toepassing is op zij die rechtstreeks aangesloten zijn op de transformatoren tussen het hoogspanningsnet en het middenspanningsnet.

§ 3. Het gewogen gemiddelde, vermeld in paragraaf 1 en 2, wordt berekend door de optelsom van de getallen die bekomen worden door het van toepassing zijnde standaardtarief voor openbaredienstverplichtingen per netbeheerder te vermenigvuldigen met het aantal afnamepunten waarop dit tarief op de betreffende datum van toepassing is, te delen door het totale aantal afnamepunten in het Vlaamse Gewest die op de betreffende datum zijn aangesloten op het betrokken spanningsniveau.

[Afdeling II. Inning en invordering van de heffing op de exploitatie van een directe lijn in het Vlaamse Gewest (ing. decr. 16 november 2018, art. 10, I: 1 januari 2019)] (... - ...)

Artikel 14.3.4. (01/01/2019- 31/12/2024)

De elektriciteitsdistributienetbeheerder in wiens geografisch gebied de directe lijn, vermeld in artikel 14.3.1, gelegen is, meet de elektriciteit die op jaarbasis in de directe lijn geïnjecteerd wordt. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen aangaande hoe die elektriciteit wordt gemeten.

De elektriciteitsdistributienetbeheerder, vermeld in het eerste lid, zorgt ervoor dat voor een nieuwe toegelaten directe lijn als vermeld in artikel 4.5.1, § 2, in gebruik wordt genomen, ze wordt uitgerust met een meter die toelaat de elektriciteit die in de directe lijn geïnjecteerd wordt te meten als vermeld in dit hoofdstuk. De VREG bezorgt de elektriciteitsdistributienetbeheerders de nodige informatie om die installatie mogelijk te maken. De kost van deze meter en de plaatsing ervan is ten laste van de beheerder van de directe lijn.

De elektriciteitsdistributienetbeheerders, vermeld in het eerste lid, melden voor 1 februari van het jaar dat volgt op het heffingsjaar aan de Vlaamse Belastingdienst voor elke directe lijn die in hun gebied ligt als vermeld in artikel 14.3.1, de hoeveelheid elektriciteit die gedurende het vorige kalenderjaar in die lijn werd geïnjecteerd.

Artikel 14.3.5. (01/01/2019- ...)

§ 1. Vóór 1 april van het jaar dat volgt op het heffingsjaar, wordt de heffing in het kohier ingeschreven en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die de Vlaamse Regering daarvoor heeft aangewezen.

De kohieren bevatten op straffe van nietigheid:
1° de naam van de heffingsplichtige;
2° de verwijzing naar dit decreet;
3° het heffingsjaar;
4° de berekening en het bedrag van de verschuldigde heffing;
5° de datum van uitvoerbaarverklaring;
6° de handtekening van de ambtenaar die ermee belast is het kohier uitvoerbaar te verklaren.

Ter uitvoering van het kohier worden de aanslagbiljetten naar de heffingsplichtigen gestuurd. Deze aanslagbiljetten bevatten:
1° de verzendingsdatum;
2° de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier;
3° het kohierartikel;
4° het heffingsjaar;
5° de grondslag van de belasting;
6° het te betalen bedrag en de berekeningswijze ervan;
7° de uiterste betaaldatum;
8° de termijn waarin de belastingschuldige bezwaar kan indienen, de benaming en het adres van de entiteit van de Vlaamse administratie die bevoegd is om het bezwaar te ontvangen, en de formaliteiten die daarbij moeten worden nageleefd.

De heffingsplichtige moet de heffing betalen binnen twee maanden nadat het aanslagbiljet is verzonden.

§ 2. Binnen een termijn van drie maanden nadat het aanslagbiljet is verzonden, kan de heffingsplichtige beroep aantekenen bij de Vlaamse Belastingdienst. Dat beroep vermeldt, op straffe van nietigheid, de naam van de heffingsplichtige, het kohiernummer, het heffingsjaar en de motieven van het beroep. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten van dat administratief beroep.

De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld en ze vermeldt de wijze waarop ertegen in rechte kan worden getreden. De beslissing is onherroepelijk als er geen vordering bij de rechtbank van eerste aanleg is ingesteld binnen de termijn, vermeld in artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 3. Als er door deze titel niet van wordt van afgeweken, zijn op deze heffing de bepalingen van titel III van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 van overeenkomstige toepassing.

[HOOFDSTUK IV. INKOMSTEN UIT DE ENERGIEHEFFINGEN (ing. decr. 16 november 2018, art. 13, I: 1 januari 2019)] (... - ...)

Artikel 14.4.1. (01/01/2019- ...)

De inkomsten die voortvloeien uit de opbrengst van de heffingen, vermeld in deze titel, worden rechtstreeks toegewezen aan het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1.

[TITEL XIV/1. EXPERIMENTREGELGEVING EN REGELLUWE ZONES VOOR ENERGIE (ing. decr. 16 november 2018, art. 54, I: 24 december 2018)] (... - ...)

Artikel 14/1.1.1. (24/12/2018- 31/12/2024)

§ 1. De Vlaamse Regering kan regelluwe zones vaststellen waarbinnen in afwijking van de door of krachtens titel IV, IV/1, VII, IX, XI, vastgestelde bepalingen binnen een bepaald kader en binnen een beperkt geografisch afgebakend gebied tijdelijk kan worden geëxperimenteerd met een andere toepassing dan de door of krachtens die bepalingen vastgelegde regels. Indien het een afwijking betreft van de door of krachtens titel IV vastgestelde bepalingen, dan wint de Vlaamse Regering hierbij het advies in van de VREG.

De Vlaamse Regering kan categorieën van regelluwe zones bepalen. De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaronder dan binnen een dergelijke regelluwe zone voor een bepaald doel wordt opgetreden en bepaalt van welke bepalingen mag worden afgeweken. De Vlaamse Regering kan voor de toepassing in die zones echter geen bepalingen aannemen of afwijkingen toestaan die strijdig zijn met artikel 4.1.7 tot en met artikel 4.1.8/1, of met de verplichtingen van Europese richtlijnen, verordeningen en besluiten.

§ 2. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaraan een project moet voldoen om in aanmerking te komen voor de erkenning als regelluwe zone. De Vlaamse Regering legt de procedure en de voorwaarden voor de aanvraag en voor de erkenning als regelluwe zone vast.

De Vlaamse Regering legt de voorwaarden voor de schorsing of intrekking van de erkenning als regelluwe zone vast.

§ 3. Voor zover er door dit decreet niet van wordt afgeweken zijn de bepalingen van artikel III.119 tot en met III.122 van het Bestuursdecreet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14/1.1.2. (24/12/2018- ...)

De houder van de erkenning als regelluwe zone rapporteert op regelmatige basis aan de Vlaamse overheid over de voortgang en de resultaten van zijn project. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de vorm, de inhoud en de regelmaat van die rapportering, en kan bepalen bij wie die rapportering wordt ingediend.

TITEL XV. SLOTBEPALINGEN (... - ...)

HOOFDSTUK I. Wijzigingsbepalingen (... - ...)

Artikel 15.1.1. (01/01/2011- ...)

In 33°, van artikel 569, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden « van de beroepen tegen de beslissingen tot het opleggen van een administratieve geldboete op grond van artikel 37, § 1, en § 2quater, eerste lid, van het elektriciteitsdecreet en van artikel 46, § 1, en § 2bis, eerste lid, van het aardgasdecreet » vervangen door de woorden « van de beroepen tegen de beslissingen van de VREG tot het opleggen van een administratieve sanctie op grond van de artikelen 13.3.1 tot en met 13.3.5 van het Energiedecreet ».

Artikel 15.1.2. (01/01/2011- ...)

In artikel 2 van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt :
« 4° netbeheerder : elke beheerder van een net als vermeld in artikel 1.1.3, 90°, van het Energiedecreet; »;

2° punt 6° wordt vervangen door wat volgt :
« 5° huishoudelijke afnemer : afnemer als vermeld in artikel 1.1.3, 67°, van het Energiedecreet; »;

3° punten 5° en 7° worden geschrapt.

Artikel 15.1.3. (01/01/2011- ...)

In artikel 7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° § 2 wordt vervangen door wat volgt :

« § 2. Voor wat de ononderbroken toevoer van elektriciteit en aardgas betreft, vermeld in artikel 6.1.1 van het Energiedecreet, geeft de lokale adviescommissie binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek en na een contradictoir onderzoek dat een antwoord geeft op de vraag of de huishoudelijke afnemer niet in een situatie verkeert waardoor afsluiting onverantwoord zou zijn, een advies over onderstaande gevallen :
a) het verzoek van de netbeheerder om de huishoudelijke afnemer af te sluiten, in de gevallen die vermeld zijn in artikel 6.1.2, § 1, eerste lid, 5°, 6°, 7° en 8°, van het Energiedecreet;
b) het verzoek tot heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, na beëindiging van de gevallen, vermeld in artikel 6.1.2, § 1, eerste lid, van het Energiedecreet.

Bij ontstentenis van een advies binnen de voormelde termijn wordt het advies over het verzoek van de netbeheerder, vermeld in het eerste lid, a), geacht negatief te zijn.

Bij ontstentenis van een advies binnen de voormelde termijn wordt het advies over het verzoek tot heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, vermeld in het eerste lid, b ), geacht positief te zijn. »;

2° in § 4 worden de woorden « of een huishoudelijke aardgasafnemer » geschrapt.

HOOFDSTUK II. Opheffingsbepalingen (... - ...)

Artikel 15.2.1. (... - ...)

De volgende regelingen worden opgeheven :
1° de wet van 10 maart 1925 op de electriciteitsvoorziening, voor wat de Vlaamse energiebevoegdheden betreft;
2° het decreet van 17 juli 2000 houdende organisatie van de elektriciteitsmarkt;
3° het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt;
4° het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van de flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto;
5° het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt;
6° het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot uitvoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet.

HOOFDSTUK III. Overgangs- en slotbepalingen (... - ...)

Artikel 15.3.1. (01/01/2011- ...)

Voor distributienetbeheerders die minder dan honderd huishoudelijke afnemers hebben, kan de Vlaamse Regering voorzien in uitzonderingen, voor zover daarvoor een technische of financiële noodzaak bestaat.

Artikel 15.3.2. (01/01/2011- ...)

De Vlaamse Regering kan voorzien in uitzonderingen op de bepalingen van dit decreet voor wat de levering van aardgas en het beheer van het aardgasdistributienet betreft in het gebied van de gemeente Baarle-Hertog, dat volledig omgeven is door Nederlands grondgebied, voor zover daarvoor een technische of financiële noodzaak bestaat.

Artikel 15.3.3. (01/01/2011- 31/12/2024)

Voor wat betreft de productie-installaties waarvoor reeds groenestroomcertificaten werden toegekend vóór de inwerkingtreding van artikel 7.1.1, kent de VREG de groenestroomcertificaten toe aan de producent van de elektriciteit die in de productie-installaties wordt opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen.

Artikel 15.3.4. (04/09/2023- ...)

Met behoud van de toepassing van artikel 4.1.8/1, tweede lid, en bij gebrek aan een beslissing van de Vlaamse Regering als vermeld in artikel 4.1.8/6, derde lid, kunnen de distributienetbeheerders en hun werkmaatschappij in afwijking van artikel 4.1.8/6, tweede en derde lid, nog andere activiteiten dan die, vermeld in artikel 4.1.8/6, eerste lid, verrichten tot en met 31 december 2024, op voorwaarde dat die activiteiten op het moment van de inwerkingtreding van deze bepaling al effectief worden uitgevoerd.

Artikel 15.3.5. (01/01/2011- ...)

Het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1 neemt de uitstaande rechten en plichten lastens het begrotingsfonds Energiefonds', vermeld in artikel 20 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, over.

De middelen die voortvloeien uit de overgedragen rechten en plichten, worden gevoegd bij de financiële middelen van het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1, § 2.

Artikel 15.3.5/1. (26/08/2011- 31/12/2024)

Het beheer van een op 1 juli 2011 bestaand net voor distributie van elektriciteit of aardgas dat voldoet aan de criteria van artikel 1.1.3, 56°/2, is toegestaan als gesloten distributienet mits melding aan de VREG, zelfs indien dit net de grenzen van de eigen site, als bedoeld in artikel 4.6.1, overschrijdt.

Artikel 15.3.5/2. (26/08/2011- 31/12/2024)

Elke beheerder van een elektriciteitslijn, aardgasleiding of net voor distributie van elektriciteit of aardgas dat niet wordt uitgebaat door een door de VREG aangewezen distributienetbeheerder en dat geen op 1 juli 2011 bestaande directe lijn of directe leiding is, moet zich conformeren aan de bepalingen van dit decreet door, naargelang het geval :
1° het voldoen aan de bepalingen van artikelen 4.7.2 en 4.7.3, als het net een toegelaten privédistributienet betreft, als vermeld in artikel 4.7.1, § 2;
2° de overdracht van het beheer van het distributienet aan de distributienetbeheerder, als het net een niet-toegelaten privédistributienet betreft, binnen redelijke termijn zodra een achterliggende netgebruiker of een leverancier op vraag van en voor rekening van een achterliggende afnemer, zijn rechten wil uitoefenen;
3° het melden als gesloten distributienet overeenkomstig artikel 15.3.5/1 en het voldoen aan de bepalingen van artikelen 4.6.2 tot en met 4.6.9, waarbij de artikelen 4.6.3, 8° tot en met 12°, 4.6.8 en 4.6.9 slechts van toepassing zijn binnen redelijke termijn zodra een achterliggende netgebruiker of een leverancier op vraag van en voor rekening van een achterliggende afnemer zijn rechten wil uitoefenen.

Artikel 15.3.5/3. (01/07/2012- ...)

De vergunningen of toelatingen die verleend zijn voor de inwerkingtreding van artikel 4.1.27 van dit decreet op grond van de wet van 10 maart 1925 op de electriciteitsvoorziening of de wet van 17 januari 1938 tot regeling van het gebruik door de openbare besturen, de vereenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, van de openbare domeinen van den Staat, van de provinciën en van de gemeenten, voor het aanleggen en het onderhouden van leidingen en inzonderheid van gas- en waterleidingen verleende wegenisvergunningen of toelatingen worden gelijkgesteld met een domeintoelating die op grond van artikel 4.1.27 van dit decreet wordt verleend.

Artikel 15.3.5/4 (30/07/2012- ...)

Groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten, afgeleverd voor 1 januari 2013, worden op 1 januari 2013 opgesplitst in de centrale databank in enerzijds respectievelijk een groenestroomcertificaat of warmte-krachtcertificaat en anderzijds een garantie van oorsprong. De vermeldingen die op deze certificaten vermeld staan op 1 januari 2013, blijven daarbij behouden.

Artikel 15.3.5/5. (01/01/2020- ...)

§ 1. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd waarborgen te verlenen ten gunste van de elektriciteitsdistributienetbeheerders, de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen, met het oog op de gedeeltelijke dekking van het verlies dat deze netbeheerders gebeurlijk dragen als gevolg van het banken van groenestroomcertificaten en warmte-krachtcertificaten.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en modaliteiten waaronder deze waarborg kan worden toegekend en uitgekeerd. De Vlaamse Regering kan bepalen om de toekenning van de waarborg niet afhankelijk te maken van de betaling van een bijdrage.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt voor ieder begrotingsjaar de maximale omloop van de uitstaande verbintenissen waarop de waarborg van het Vlaamse Gewest betrekking heeft.

Artikel 15.3.5/6. (01/01/2021- ...)

§ 1. In afwijking van artikel 10.1.3, § 1, kan de Vlaamse Regering voor verslaggevers die zich voor 1 januari 2015 als zodanig al in de energieprestatiedatabank geregistreerd hebben en die minstens één startverklaring of één EPB-aangifte ingediend hebben, uitzonderingen toestaan op de erkenningsvoorwaarden.

§ 2. In afwijking van artikel 11.1.6/1, § 1, tweede lid, beschikken verslaggevers over een termijn tot en met 30 juni 2017 om de mandaten, functies of activiteiten die tot de onverenigbaarheid, vermeld in artikel 11.1.6/1, § 1, tweede lid, aanleiding geven neer te leggen, en om desgevallend hun statuten aan te passen. Als de verslaggever nalaat de onverenigbare mandaten of functies neer te leggen, dan kan het VEKA de erkenning intrekken.

Artikel 15.3.5/7. (17/12/2023- ...)

In afwijking van artikel 4.5.1, §2, zevende lid, vervalt de beslissing tot toelating van een directe lijn of een directe leiding die op grond van artikel 4.5.1, §2, is verleend voor de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, vijf jaar na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, bij gebrek aan indienststelling van de directe lijn of directe leiding.

Artikel 15.3.5/8. (10/12/2015- 31/12/2024)

Afnemers waarvan de gratis hoeveelheid elektriciteit nog niet werd toegekend voor het leveringsjaar 2015 en de afnemers waarvan de gratis hoeveelheid elektriciteit niet correct is toegekend op hun afrekeningsfactuur hebben nog steeds recht op de toekenning van de gratis hoeveelheid elektriciteit. Dit recht houdt op te bestaan indien de afnemer niet binnen een termijn van twee jaar na de afrekeningsfactuur waarop de gratis hoeveelheid elektriciteit normaal gezien moest toegekend worden, aan zijn leverancier kenbaar heeft gemaakt dat de toegekende gratis hoeveelheid elektriciteit op deze afrekeningsfactuur niet correct of niet toegekend is. In afwijking van artikel 6.1.1, tweede lid, zijn de kosten voor de levering van deze gratis elektriciteit ten laste van alle afnemers.

De VREG ziet toe op de correcte naleving van deze overgangsbepaling.

Artikel 15.3.5/9. (30/03/2017- ...)

De elektriciteitsdistributienetbeheerders zorgen ervoor dat tegen uiterlijk 1 juli 2017 de autonome stroombegrenzers die geplaatst staan bij toegangspunten die door commerciële leveranciers worden beleverd, worden weggenomen.

Artikel 15.3.5/10. (22/03/2017- 31/12/2024)

Tegen de beslissingen die de VREG met toepassing van titel IV, hoofdstuk I, afdeling XII, heeft genomen, en die op de dag van de inwerkingtreding van dit artikel niet definitief waren, loopt een nieuwe beroepstermijn van 30 dagen vanaf diezelfde dag.

Artikel 15.3.5/11. (01/01/2018- 31/12/2024)

In afwijking van artikel 14.1.1 wordt het geheel van afnamepunten waarvoor bij de VREG op 1 januari 2018 al een aanvraag tot goedkeuring als een gesloten distributienet lopende is, behandeld conform artikel 14.1.1, § 2, tweede lid, op voorwaarde dat tegen uiterlijk 1 januari 2021 over deze aanvraag een gunstige beslissing valt.

In afwijking van artikel 14.1.1 wordt het geheel van afnamepunten waarvoor bij de daartoe bevoegde federale overheidsdienst op 1 januari 2018 al een aanvraag tot goedkeuring als een gesloten industrieel net, vermeld in artikel 2, 41°, van de federale Elektriciteitswet, lopende is, behandeld conform artikel 14.1.1, § 2, tweede lid, op voorwaarde dat tegen uiterlijk 1 januari 2021 over deze aanvraag een gunstige beslissing valt.

Indien de afnamepunten, vermeld in het eerste en tweede lid, op 1 januari 2021 echter geen deel uitmaken van een goedgekeurd gesloten distributienet of een goedgekeurd gesloten industrieel net, dan worden zij alsnog voor de periode vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 belast conform artikel 14.1.1, § 2, eerste lid, en dit aan het tarief, vermeld in artikel 14.1.2, die voor de desbetreffende maandelijkse periodes van toepassing was. In afwijking van artikel 14.2.2 zorgt de Vlaamse Belastingdienst in dat geval tegen uiterlijk 1 juli 2021 voor een bijkomende aanslag. De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen voor de gegevensoverdracht van de toegangshouders en de netbeheerders aan de Vlaamse Belastingdienst voor de correcte toepassing van dit artikel.

Artikel 15.3.5/12. (... - ...)

[... (vernietigd bij arrest 5/2021 van het Grondwettelijk Hof van 14 januari 2021)]

Artikel 15.3.5/13. (24/03/2021- ...)

Voor decentrale productie-installaties met een maximaal AC-vermogen van 10 kVA die geïnstalleerd worden vanaf 1 januari 2021 moet de elektrische productie die geïnjecteerd wordt op het distributienet worden opgekocht.

Voor decentrale productie-installaties met een maximaal AC-vermogen van 10 kVA die voor 1 januari 2021 werden geïnstalleerd en waarvoor een digitale meter is geplaatst, moet de elektrische productie die geïnjecteerd wordt op het distributienet, worden opgekocht.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten, en wie tegen welke minimumvergoeding moet opkopen.

Artikel 15.3.5/14. (21/06/2019- ...)

Artikel 4.1.8, § 2, is niet van toepassing op de productie van thermische energie in projecten die op datum 1 januari 2018 al in aanbouw of operationeel zijn, of waarvoor op die datum de nodige vergunningen werden verkregen.

Artikel 15.3.5/15. (15/06/2019- 31/12/2024)

De leveranciers die actief zijn in het Vlaamse Gewest en die op de dag van inwerkingtreding van artikel 4.3.1, § 1, eerste lid, van dit decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 26 april 2019 tot wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de uitrol van digitale meters en tot wijziging van artikel 7.1.1, 7.1.2 en 7.1.5 van hetzelfde decreet, nog geen leveringsvergunning van de VREG zouden hebben, krijgen bij wijze van overgangsregeling zes maanden de tijd vanaf de dag van inwerkingtreding van voormeld artikel om een leveringsvergunning van de VREG te verkrijgen.

Artikel 15.3.5/17. (24/12/2018- 31/12/2024)

De werkmaatschappij past tegen uiterlijk 1 april 2019 de statuten en de samenstelling van haar raad van bestuur aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.5/1, aan. Als de werkmaatschappij de statuten of de samenstelling van de raad van bestuur niet aanpast, dan kan de VREG de toestemming, vermeld in artikel 4.1.5, eerste lid, intrekken.

Artikel 15.3.5/18. (13/06/2024- 31/12/2024)

§1. In afwijking van artikel 4.1.1, eerste lid, hebben de distributienetbeheerders tot 1 september 2023 de tijd om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid. De distributienetbeheerders bezorgen de VREG uiterlijk op 1 september 2023 het bewijs dat ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid.

In afwijking van het eerste lid heeft een distributienetbeheerder tot 1 januari 2025 de tijd om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, op voorwaarde dat hij voor 1 september 2023 aan de VREG het bewijs bezorgt dat het bevoegde orgaan de onomkeerbare beslissing heeft genomen om alle nodige rechtshandelingen te stellen die resulteren in de naleving van die voor- waarden.

De VREG doet conform de procedure die de Vlaamse Regering volgens artikel 4.1.4 heeft vastgesteld, waar dat nodig is, een nieuwe aanwijzing als distributienetbeheerder of wijzigt de bestaande aanwijzing als distributienetbeheerder.

§2. In afwijking van artikel 4.1.1, eerste lid, hebben de distributienetbeheerders tot wier werkingsgebied gemeenten behoren die worden samengevoegd tot een nieuwe gemeente als bedoeld in deel 2, titel 8, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur maar die voorafgaand aan de samenvoeging tot verschillende distributienetbeheerders behoorden tot 1 januari van het tweede jaar volgende op de inwerkingtreding van die samenvoeging de tijd om opnieuw te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, waarbij onderling gebieden kunnen worden uitgewisseld.

De VREG doet conform de procedure die de Vlaamse Regering volgens artikel 4.1.4 heeft vastgesteld, waar dat nodig is, een nieuwe aanwijzing als distributienetbeheerder of wijzigt de bestaande aanwijzing als distributienetbeheerder.

Artikel 15.3.5/19. (24/12/2018- ...)

Ten aanzien van de beperkingen, vermeld in artikel 4.1.5/2, genieten de gedelegeerd bestuurder, de CEO en de leden van het managementcomité van de werkmaatschappij, die in dienst of aangesteld zijn op 1 januari 2019, tot het einde van hun lopende functie of mandaat van de geldelijke arbeidsvoorwaarden die zij genoten op 1 januari 2019.

Artikel 15.3.5/20. (24/12/2018- 31/12/2024)

In afwijking van artikel 3.1.3, eerste lid, 4°, g), publiceert de VREG de daarin vermelde studie voor het eerst tegen uiterlijk 1 september 2019.

Artikel 15.3.5/21. (24/12/2018- 31/12/2024)

De VREG kan bepalen dat een elektriciteitsproductie-eenheid in gespecifieerde omstandigheden als een bestaande productie-eenheid, dan wel als een nieuwe productie-installatie wordt beschouwd in het kader van de Netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net, als bedoeld in verordening 2016/631/EU.

De VREG kan bepalen dat een distributiesysteem of een verbruikseenheid in gespecifieerde omstandigheden als bestaand, dan wel als nieuw wordt beschouwd in het kader van de Netcode voor aansluiting van verbruikers, als bedoeld in verordening 2016/1388/EU.

Artikel 15.3.5/22. (29/05/2020- ...)

Voor projecten die op 20 maart 2020 over een geldige startdatum beschikken en waarvan die startdatum in 2020 of 2021 vervalt, wordt de geldigheidsduur van de startdatum die van toepassing is op het project, geschorst voor de periode van 20 maart 2020 tot en met 17 juli 2020. De Vlaamse Regering kan de periode van die schorsing driemaal met een maand verlengen.

In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse Regering, op aanvraag van de projectontwikkelaar, voor projecten die op 20 maart 2020 over een geldige startdatum beschikken en waarvan die startdatum vanaf 1 januari 2022 vervalt, de geldigheidsduur van de startdatum die op het project van toepassing is, schorsen voor de periode van 20 maart 2020 tot en met 17 juli 2020, op voorwaarde dat de projectontwikkelaar kan aantonen dat het project niet binnen die geldigheidsduur kan worden verwezenlijkt wegens een overmachtsituatie die te wijten is aan COVID-19.

Als de Vlaamse Regering beslist om de schorsing van de geldigheidsduur van de startdatum, overeenkomstig het eerste lid, tweede zin, te verlengen, dan wordt de schorsing, toegekend overeenkomstig het tweede lid, met dezelfde termijn verlengd.

Artikel 15.3.5/23. (16/06/2021- 31/12/2024)

In afwijking van artikel 4.1.30, § 4, kan de VREG eenmalig de tariefmethodologie en de elektriciteitsdistributietarieven met terugwerkende kracht aanpassen om te verhinderen dat aan prosumenten tweemaal elektriciteits- distributienettarieven worden aangerekend voor hetzelfde gebruik van het elektriciteitsdistributienet, zoals is ontstaan als gevolg van arrest nr. 5/2021 van 14 januari 2021 van het Grondwettelijk Hof.

Artikel 15.3.5/24. (17/12/2023- ...)

Aan netgebruikers die uiterlijk voor 1 januari 2025 een aansluiting bij de aardgasdistributienetbeheerder aanvragen voor een aansluitbare of niet-aansluitbare woning of wooneenheid als bedoeld in artikel 4.1.13 is de begrenzing van de aansluitingsprijs tot 250 euro, vermeld in artikel 4.1.13, enkel van toepassing als de netgebruiker die aansluiting binnen zes maanden na plaatsing van de aansluiting daadwerkelijk in gebruik neemt.

Artikel 15.3.5/25 (13/06/2024- ...)

De aardgasdistributienetbeheerders bezorgen uiterlijk op 1 juli 2025 hun voorstel met betrekking tot de veiligheidscode, vermeld in artikel 4.1.11/8, aan de Vlaamse Regering.

Artikel 15.3.5/26 (13/06/2024- ...)

§1. Zolang de Vlaamse Regering de verplichtingen inzake waterstof, vermeld in artikel 12.2.1, niet heeft vastgelegd, bezorgt elke beheerder van een waterstofleiding of -net voor de distributie of het vervoer van waterstof via een door het VEKA ter beschikking gesteld elektronisch formulier voor 1 april van elk jaar een lijst met voor elk afnamepunt voor waterstof, met betrekking tot de situatie zoals van toepassing op 31 december van het voorgaande kalenderjaar, de volgende gegevens:
1°   de naam van de afnemer van waterstof;
2°    het adres van het afnamepunt voor waterstof;
3°    de sector van het afnamepunt voor waterstof;
4°    de gemeten afname van waterstof tijdens het voorgaande kalenderjaar.

Daarnaast bezorgen de rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, een lijst van alle waterstofproducenten die op hun waterstofnet of -leidingen injecteren, met voor elk injectiepunt voor waterstof de hoeveelheid geïnjecteerde waterstof tijdens het voorgaande kalenderjaar.

§2. Zolang de Vlaamse Regering de verplichtingen inzake waterstof, vermeld in artikel 12.2.1, niet heeft vastgelegd, bezorgt elke beheerder van een kleinschalige waterstofopslaginstallatie, voor zover de gegevens beschikbaar zijn, via een door het VEKA ter beschikking gesteld elektronisch formulier voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens:
1°   het adres van de waterstofopslaginstallatie;
2° de hoeveelheid waterstof die tijdens het voorgaande kalenderjaar werd opgeslagen;
3° de hoeveelheid waterstof die tijdens het voorgaande kalenderjaar werd afgenomen.
 
§3. Zolang de Vlaamse Regering de verplichtingen inzake waterstof, vermeld in artikel 12.2.1, niet heeft vastgelegd, bezorgt elke waterstofproducent met een productie op jaarbasis groter dan 18 TJ via een door het VEKA ter beschikking gesteld elektronisch formulier voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens:
1°   het adres van de productie-installatie;
2°    de geproduceerde hoeveelheid waterstof en de productiecapaciteit tijdens het voorgaande kalenderjaar;
3°    de geproduceerde hoeveelheid waterstof die tijdens het voorgaande kalenderjaar werd geïnjecteerd in elk injectiepunt voor waterstof;
4°    de zuiverheidsgraad van de geproduceerde waterstof tijdens het voorgaande kalenderjaar;
5°    de energiebronnen waaruit deze waterstof werd geproduceerd tijdens het voorgaande kalenderjaar;
6°    de hoeveelheid waterstof geproduceerd met afvang en geologische opslag van koolstofdioxide tijdens het voorgaande kalenderjaar;
7°    de hoeveelheid waterstof ter plaatse verbruikt tijdens het voorgaande kalenderjaar;
8°    voor zover van toepassing de geproduceerde hoeveelheid waterstof die voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
a)    waterstof die wordt geproduceerd in aangepaste productie-installaties op basis van technologie voor de omzetting van methaan met stoom waarvoor vóór 20 november 2023 een besluit van de Europese Commissie met het oog op de toekenning van een subsidie uit hoofde van het innovatie- fonds is bekendgemaakt en die een gemiddelde broeikasgasreductie van 70% op jaarbasis bereikt;
b)    voor zover de gegevens beschikbaar zijn waterstof die als tussenproduct voor de productie van conventionele transportbrandstoffen en biobrandstoffen wordt gebruikt;
c)    waterstof die wordt geproduceerd door het koolstofvrij maken van industrieel restgas en die wordt gebruikt ter vervanging van het specifieke gas waaruit zij wordt geproduceerd;
d)    waterstof die wordt geproduceerd als bijproduct of die wordt afgeleid van bijproducten in industriële installaties.

§4. Zolang de Vlaamse Regering de verplichtingen inzake waterstof, vermeld in artikel 12.2.1, niet heeft vastgelegd, bezorgt elke verbruiker van waterstof met een verbruik op jaarbasis groter dan 18 TJ via een door het VEKA ter beschikking gesteld elektronisch formulier voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens:
1°   de verbruikte hoeveelheid waterstof tijdens het voorgaande kalenderjaar;
2° de verbruikte hoeveelheid waterstof die tijdens het voorgaande kalenderjaar werd afgenomen van elk afnamepunt voor waterstof;
3° de zuiverheidsgraad van de verbruikte hoeveelheid waterstof tijdens het voorgaande kalenderjaar;
4° de opdeling van de verbruikte hoeveelheid waterstof in energetisch en niet-energetisch verbruik tijdens het voorgaande kalenderjaar;
5° voor zover van toepassing en voor zover de gegevens beschikbaar zijn de verbruikte hoeveelheid waterstof die voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
a)    waterstof die wordt geproduceerd in aangepaste productie-installaties op basis van technologie voor de omzetting van methaan met stoom waarvoor vóór 20 november 2023 een besluit van de Europese Commissie met het oog op de toekenning van een subsidie uit hoofde van het innovatiefonds is bekendgemaakt en die een gemiddelde broeikasgasreductie van 70% op jaarbasis bereikt;
b)    waterstof die als tussenproduct voor de productie van conventionele transportbrandstoffen en biobrandstoffen wordt gebruikt;
c)    waterstof die wordt geproduceerd door het koolstofvrij maken van industrieel restgas en die wordt gebruikt ter vervanging van het specifieke gas waaruit zij wordt geproduceerd;
d)    waterstof die wordt geproduceerd als bijproduct of die wordt afgeleid van bijproducten in industriële installaties.

Artikel 15.3.6. (01/01/2011- ...)

Dit decreet wordt aangehaald als : het Energiedecreet.

Artikel 15.3.7. (01/01/2011- ...)

De Vlaamse Regering kan de bepalingen van het Energiedecreet coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan de Vlaamse Regering :
1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;
2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;
3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;
4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen.

De coördinatie zal het volgende opschrift dragen : « Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid, gecoördineerd op [...] ».

Artikel 15.3.8. (01/01/2011- ...)

De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de verschillende bepalingen van dit decreet in werking treden.

Bijlage (... - ...)

deel 1. (17/12/2023- ...)

Bepaling van de administratieve geldboeten

1. Administratieve geldboeten voor de aangifteplichtige
1.1. Afwijking bij niet-conformiteit met de EPB-eisen op het vlak van de thermische isolatie
1.1.1. Afwijking op het vlak van de thermische isolatie van de constructie-elementen

Als de in de EPB-aangifte opgegeven warmtedoorgangscoëfficiënt van een constructie-element de maximaal toegestane waarde overschrijdt, rekening houdend met eventueel van toepassing zijnde uitzonderingsregels, bedraagt de overeenkomstige afwijking voor dat constructie-element, uitgedrukt in W/K:

(Uaangifte – Ueis)Aaangifte

Waarin:

Uaangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de warmtedoorgangscoëfficiënt van het betreffende constructie-element, in W/m2K;

Ueis de maximaal toegestande waarde van de warmtedoorgangscoëfficiënt van het betreffende constructie-element, in W/m2K;

Aaangifte de in de EPB-aangifte vermelde oppervlakte van het betreffende constructie-element, uitgedrukt in m2

 

 

Als de in de EPB-aangifte opgegeven warmteweerstand van een constructie-element kleiner is dan de minimaal toegestane waarde, rekening houdend met eventueel van toepassing zijnde uitzonderingsregels, bedraagt de overeenkomstige afwijking voor dat constructie-element, uitgedrukt in W/K:

(1/Raangifte – 1/Reis)Aaangifte

Waarin:

Raangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de warmteweerstand van het betreffende constructie-element, in m2K/W;

Reis de minimaal toegestane waarde van de warmteweerstand van het betreffende constructie-element, in m2K/W;

Aaangifte de in de EPB-aangifte vermelde oppervlakte van het betreffende constructie-element, uitgedrukt in m2.

 

 

In afwijking van het eerste lid wordt voor een gebouw dat meerdere EPB-eenheden en gemeenschappelijke delen bevat, de boete van een constructie-element dat behoort tot een gemeenschappelijk deel gelijk verdeeld over de verschillende EPB-eenheden.

1.1.2 Afwijking op het vlak van de globale thermische isolatie (K-peil)
Als in de EPB-aangifte wordt opgegeven dat niet voldaan is aan een of meer eisen i.v.m het K-peil, wordt voor elke overschrijding de overeenkomstige afwijking op het vlak van thermische isolatie, uitgedrukt in W/K, als volgt bepaald:

0.01(Kaangifte-Keis)AT,aangifte

Waarin:

Kaangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het K-peil;

Keis de maximaal toegestane waarde van het K-peil voor de betreffende bestemming;

At, aangifte de in de EPB-aangifte vermelde warmteverliesoppervlakte die hoort bij het betreffende K-peil, in m2

 

 

In afwijking van het eerste lid wordt voor een gebouw dat meerdere EPB-eenheden bevat, (met uitzondering van « aangrenzende onverwarmde ruimten » en « gemeenschappelijke delen ») de boete verdeeld pro rata van het aandeel van de warmteverliesoppervlakte van elk EPB-eenheid in de warmteverliesoppervlakte van het totale K-peilvolume exclusief « gemeenschappelijke delen ». De som van alle effectieve individuele boeten is dan gelijk aan de totale boete berekend voor het geheel.
Voor elke overschrijding van het K-peil wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van thermische isolatie voor elk EPB-eenheid dat deel uitmaakt van hetzelfde K-peilvolume, uitgedrukt in W/K, als volgt bepaald :

0.01(Kaangifte - Keis)AT, aangifte*AT,EPB-eenheid / (AT,aangifte - AT,GD)
waarin :

Kaangifte

de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het K-peil;

Keis

de maximaal toegestane waarde van het K-peil voor het betreffende K-peilvolume;

AT, aangifte

de in de EPB-aangifte vermelde warmteverliesoppervlakte van het betreffende K-peilvolume, in m2;

AT,EPB-eenheid

de in de EPB-aangifte vermelde warmteverliesoppervlakte van het betreffende EPB-eenheid, in m2;

AT,GD

de in de EPB-aangifte vermelde warmteverliesoppervlakte van de « gemeenschappelijke delen » binnen het betreffende K-peilvolume, in m2;";

 

1.2. Afwijking bij niet-conformiteit met de EPB-eisen op het vlak van de globale energetische prestatie

Als in de EPB-aangifte wordt opgegeven dat niet voldaan is aan één of meerdere eisen i.v.m het E-peil, dan wordt voor elk de overeenkomstige afwijking op het vlak van de globale energetische prestatie, uitgedrukt in MJ/jaar, als volgt bepaald:

Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, aangifte – Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, eis

Waarin:

Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, aangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, in MJ/jaar;

Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, eis de maximaal toegestane waarde van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik voor de betreffende bestemming, in MJ/jaar.

 

 

1.3. Afwijking bij niet-conformiteit met de EPB-eisen op het vlak van het risico op oververhitting
Als in de EPB-aangifte wordt opgegeven dat niet voldaan is aan een of meer eisen i.v.m het risico op oververhitting, wordt voor elk de overeenkomstige afwijking op het vlak van het risico op oververhitting, uitgedrukt in Khm3, als volgt bepaald:

(Ioververhitting,aangifte – Ioververhitting,eis) Vvaststelling

waarin:

Ioververhitting,aangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de indicator voor oververhitting, in Kh;

Ioververhitting,eis de maximaal toegestane waarde van de indicator voor oververhitting, in Kh;

Vvaststelling het bij controle vastgestelde volume van het gebouwdeel waarvoor de evaluatie van het risico op oververhitting gebeurd is, in m3.

 

 

1.4. Afwijking bij niet-conformiteit met de EPB-eisen op het vlak van ventilatie
1.4.1. Toevoervoorzieningen
Als in de EPB-aangifte wordt opgegeven dat het totale toevoerdebiet in een ruimte kleiner is dan de minimumwaarde zoals die op basis van de EPB-eis voor die ruimte is bepaald in de EPB-aangifte, wordt de overeenkomstige afwijking voor de toevoer in die ruimte, uitgedrukt in m3/h, als volgt bepaald:

Vtoevoer, min, aangifte – Vtoevoer, aangifte

 

Waarin:

Vtoevoer, min, aangifte het opgelegde minimale toevoerdebiet voor die ruimte zoals dat op basis van de EPB-eis voor die ruimte is bepaald in de EPB-aangifte, in m3/h;

Vtoevoer, aangifte het in de EPB-aangifte opgegeven totale toevoerdebiet in die ruimte, bepaald zoals hieronder nader vastgelegd, in m3/h;

 

 

Bij de bepaling van het totale toevoerdebiet in een ruimte gelden de volgende regels:
° Er wordt gesommeerd over alle luchttoevoervoorzieningen in die ruimte
°Als het toevoerdebiet met buitenlucht gerealiseerd moet worden, wordt er echter alleen gesommeerd over de toevoervoorzieningen die buitenlucht binnen brengen
° Als de regelkarakteristieken van een regelbare toevoeropening niet voldoen aan de gestelde eisen, dan wordt het toevoerdebiet gelijkgesteld aan nul voor die opening.
° Het debiet van regelbare doorstroomopeningen wordt niet meegerekend.
° Het debiet van een spleet onder een deur, in m3/h, wordt gegeven door:

3600 . Aspleet, aangifte voor een drukverschil van 2 Pa

8000 . Aspleet, aangifte voor een drukverschil van 10 Pa

Waarin:

Aspleet, aangifte de in de EPB-aangifte opgegeven sectie van de deurspleet, in m2.

 

 

° Als in een ruimte met residentiële bestemming er verplichte afvoer rechtstreeks naar buiten is, dan worden voor de bepaling van het toevoerdebiet alleen de doorstroomopeningen (inclusief spleten van binnendeuren) beschouwd. Als de verticale scheidingsconstructies van de ruimte echter alleen grenzen aan een garage, een gemeenschappelijke gang of trappenhuis, een huisvuilkoker of verzamelruimte voor huisvuil, een liftkoker, een stookplaats, een gasmeterruimte of een brandstofopslagplaats, dan worden voor de bepaling van het toevoerdebiet ook andere toevoeropeningen beschouwd.

1.4.2. Afvoervoorzieningen

Als in de EPB-aangifte wordt opgegeven dat het totale afvoerdebiet in een ruimte kleiner is dan de minimumwaarde zoals die op basis van de EPB-eis voor die ruimte is bepaald in de EPB-aangifte, wordt de overeenkomstige afwijking voor de afvoer in die ruimte, uitgedrukt in m3/h, als volgt bepaald:

Vafvoer, min, aangifte – Vafvoer, aangifte

Waarin:

Vafvoer, min, aangifte het opgelegde minimale afvoerdebiet voor die ruimte zoals dat op basis van de EPB-eis voor die ruimte is bepaald in de EPB-aangifte, in m3/h;

Vafvoer, aangifte het in de EPB-aangifte opgegeven totale afvoerdebiet in die ruimte, bepaald zoals hieronder nader vastgelegd, in m3/h.

 

 

Bij de bepaling van het totale afvoerdebiet in een ruimte gelden de volgende regels:
° Er wordt gesommeerd over alle luchtafvoervoorzieningen in die ruimte;
° Als er afvoer rechtstreeks naar buiten gerealiseerd moet worden, wordt er echter alleen gesommeerd over de afvoervoorzieningen die de lucht rechtstreeks naar buiten lozen.
° Voor het debiet van een regelbare afvoeropening en bijbehorend afvoerkanaal geldt:
- Als de regelkarakteristieken van de regelbare afvoeropening niet voldoen aan de gestelde eisen, dan wordt het afvoerdebiet gelijk gesteld aan nul.
- Zoniet dient het minimum genomen te worden van volgende debieten:
° enerzijds het in de EPB-aangifte opgegeven nominale debiet van de regelbare afvoeropening
° anderzijds het debiet van het bijbehorende afvoerkanaal, berekend als

3600 . Aafvoerkanaal, aangifte

Met

Aafvoerkanaal, aangifte de in de EPB-aangifte opgegeven sectie van het afvoerkanaal, in m2.

 

 

° Het debiet van regelbare doorstroomopeningen wordt niet meegerekend.
° Het debiet van een spleet onder een deur, in m3/h, wordt gegeven door:

3600 . Aspleet, aangifte voor een drukverschil van 2 Pa

8000 . Aspleet, aangifte voor een drukverschil van 10 Pa

Waarin

Aspleet, aangifte de in de EPB-aangifte opgegeven sectie van de deurspleet, in m2.

 

 

° In een ruimte met residentiële bestemming waar verplichte toevoer van buitenlucht is en in een woonkamer of analoge ruimte, worden voor de bepaling van het afvoerdebiet alleen de doorstroomopeningen (inclusief spleten van binnendeuren) beschouwd. Als de verticale scheidingsconstructies van de ruimte echter alleen grenzen aan een garage, een gemeenschappelijke gang of trappenhuis, een huisvuilkoker of verzamelruimte voor huisvuil, een liftkoker, een stookplaats, een gasmeterruimte of een brandstofopslagplaats, dan worden voor de bepaling van het afvoerdebiet ook andere afvoeropeningen beschouwd.

1.5. Afwijkingen bij niet-conformiteit met de EPB-eisen op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming
Als in de EPB-aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende de netto-energiebehoefte voor verwarming, dan wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming, uitgedrukt in kWh/jaar, als volgt bepaald :
(Q heat net spec, aangifte- Q heat net spec, eis)Af,gross
waarin :

(Q heat net spec, aangifte- Q heat net spec, eis)Af,gross
waarin :

Q heat net spec, aangifte-

de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de netto-energiebehoefte voor verwarming per eenheid brutovloeroppervlakte, in kWh/m2.jaar;

Q heat net spec, eis

de maximaal toegestane waarde van de netto-energiebehoefte voor verwarming per eenheid brutovloeroppervlakte, in kWh/ m2.jaar;

Af,gross

de in de EPB-aangifte vermelde brutovloeroppervlakte in m2;";

 

1.6. ...

1.7. Afwijkingen bij niet-conformiteit met de EPB-eisen op het vlak van de eisen voor technische installaties

1.7.1. Ketels op gasvormige en vloeibare brandstof
Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het minimale systeemrendement, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het systeemrendement, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
sys,eis - ηsys,aangifte ). Asys,heat,net,aangifte)
waarbij:
1° ηsys,eis: de minimaal vereiste waarde van het systeemrendement, (-);
2° ηsys,aangifte: de waarde van het systeemrendement die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
3° Asys,heat,net,aangifte: de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, in m2. Dit is de som van de vloeroppervlakte, uitgedrukt in m2, van alle ruimtes waarin minstens één warmteafgifte-element of inblaasmond van warme lucht aangesloten is op de verwarmingsinstallatie in kwestie.

1.7.2. Elektrische warmtepompen (bodem/water, water/water, lucht/water, lucht/lucht)
Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het minimale systeemrendement, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het systeemrendement, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
sys,eis - ηsys,aangifte ). Asys,heat,net,aangifte)
waarbij:
1° ηsys,eis: de minimaal vereiste waarde van het systeemrendement, (-);
2° ηsys,aangifte: de waarde van het systeemrendement die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
3° Asys,heat,net,aangifte: de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlakte, uitgedrukt in m2, van alle ruimtes waarin minstens één warmteafgifte-element of inblaasmond van warme lucht aangesloten is op de verwarmingsinstallatie in kwestie.

1.7.3. Directe elektrische verwarming
Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het maximaal toegestaan vermogen van directe elektrische verwarming, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het vermogen, uitgedrukt in W, op de volgende wijze bepaald:
Wtot,aangifte/Af,gross,aangifte) - 15 W/m2). A_f,gross,aangift)
waarbij:
1° Wtot,aangifte : de waarde van het totale afgiftevermogen van de verwarmingstoestellen die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in W;
2° A f,gross,aangifte de bruto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in m2.

1.7.4. Elektrische doorstroomtoestellen en boilers
Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het maximaal toegestaan elektrische vermogen van elektrische warmwaterproductietoestellen, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het elektrische vermogen, uitgedrukt in W, op de volgende wijze bepaald:
Pel,aangifte) - max [2500; 2500 + 50 . (A f,gross,aangifte - 150]
waarbij:
1° Pel,aangifte : de waarde van het elektrisch vermogen die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in W, en die bepaald wordt door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warmwaterproductietoestellen;
2° A f,gross,aangifte : de bruto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in m2.

1.7.5. Circulatieleidingen en combilussen
Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende de isolatie van circulatieleidingen en combilussen, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van isolatie, uitgedrukt in m2.K/W, op de volgende wijze bepaald:
l,min,eis - R l,aangifte). l circ,aangifte
waarbij:
1° R l,min,eis: de minimaal vereiste waarde van de lineaire warmteweerstand van het leidingsegment in kwestie, uitgedrukt in m.K/W;
2° R l,aangifte: de waarde van de lineaire warmteweerstand van het leidingsegment in kwestie die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in m.K/W;
3° l circ,aangifte: de lengte van het segment van de circulatieleiding in kwestie die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in m.

1.7.6. IJswaterinstallaties
Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het minimale systeemrendement van ijswaterinstallaties, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het systeemrendement, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
η sys,cool,min,eis - η sys,cool,aangifte) . A sys,cool,net,aangifte
waarbij:
1° η sys,cool,min,eis : de minimaal vereiste waarde van het systeemrendement, (-);
2° η sys,cool,aangifte : de waarde van het systeemrendement die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
3° A sys,cool,net,aangifte: de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is en die bediend wordt door de koelinstallatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m2 van alle ruimtes waarin minstens één koudeafgifte-element of inblaasmond van koude lucht aangesloten is op de koelinstallatie in kwestie.

1.7.7. Energieprestatie van ventilatiesystemen
1° Als in de EPB-aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het minimale warmteterugwinrendement voor centrale ventilatiesystemen, wordt de overeenkomstige afwijking van het warmteterugwinrendement, uitgedrukt in %.m2, als volgt bepaald:
hr,vent,eis - ηhr,vent,aangifte) . Ainst,vent,net,aangifte
waarbij:
1° ηhr,vent,eis : de minimaal vereiste waarde van het warmteterugwinrendement;
2° ηhr,vent,aangifte : de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het warmteterugwinrendement;
3° Ainst,vent,net,aangifte: de in de EPB-aangifte vermelde netto vloeroppervlakte die bediend wordt door de ventilatie-installatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m2 van alle ruimtes waarin minstens één mechanische toevoerof afvoeropening aangesloten is op de betreffende ventilatie-installatie;
2° Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende de minimale systeemfactor voor centrale ventilatiesystemen, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van de systeemfactor, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
(f sys,vent,eis - f sys,vent,aangifte) . Asys,vent,net,aangifte)
waarbij:
1° f sys,vent,eis : de minimale systeemfactor van het centrale ventilatiesysteem, (-);
2° f sys,vent,aangifte : de waarde van de systeemfactor van het centrale ventilatiesysteem die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
3° Asys,vent,net,aangifte : de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is en die bediend wordt door de ventilatie-installatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m2 van alle ruimtes waarin minstens één mechanische toevoerof afvoeropening aangesloten is op de ventilatie-installatie in kwestie.

1.7.8. Verlichting
Als in de EPB-aangifteaangifte gerapporteerd is dat er in een ruimte niet voldaan is aan de eis betreffende het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen voor verlichting, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen in die ruimte, uitgedrukt in W, op de volgende wijze bepaald:
(w equiv,rm r,aangifte - w equiv,rm r,max,eis) . Alight,net,aangift)
waarbij:
1° w equiv,rm r,aangifte : de waarde van het equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen in de ruimte in kwestie die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in W;
2° w equiv,rm r,max,eis : het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen in de ruimte in kwestie, uitgedrukt in W;
3° Alight,net,aangifte: de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in m2, van de ruimte waarin het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen overschreden wordt.

1.7.9. Energieverbruiksmeters
Als in de EPB-aangifte opgegeven is dat niet voldaan is aan de eis betreffende de verplichte energieverbruiksmeters, is de overeenkomstige afwijking gelijk aan A inst,heat,net,aangifte, zoals bepaald in 1.7.1, in geval van warmteproductie en gelijk aan A inst,cool,net,aangifte zoals bepaald in 1.7.6 in geval van koeling.

1.7.10. Systemen van externe warmtelevering en andere opwekkers
Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende de minimale systeemfactor, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van de systeemfactor, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
(fsys,eis - fsys,aangifte)". " Asys,heat,net,aangifte
waarbij:
1° fsys,eis : de minimaal vereiste waarde van de systeemfactor, (-);
2° fsys,aangifte : de waarde van de systeemfactor die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
3° Asys,heat,net,aangifte : de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m2 van alle ruimtes waarin minstens één warmteafgifte-element of inblaasmond van warme lucht aangesloten is op de verwarmingsinstallatie in kwestie.

1.7.11. Opwekkers voor centrale verwarming
Als in de EPB-aangifte gerapporteerd is dat niet voldaan is aan de eis betreffende het minimale installatierendement, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het installatierendement, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
inst,eis – ηinst,aangifte). Af,gross waarbij:
1°    ηinst,eis: de minimaal vereiste waarde van het installatierendement, (-);
2°    ηinst,aangifte: de waarde van het installatierendement die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
3° Af,gross: de in de EPB-aangifte vermelde brutovloeroppervlakte, in m2.
 

1.8. Afwijking bij niet-conformiteit met de EPB-eisen op het vlak van het S-peil

Als in de EPB-aangifte wordt opgegeven dat niet voldaan is aan een of meer eisen met betrekking tot het S-peil, wordt voor elke overschrijding de overeenkomstige afwijking op het vlak van het S-peil, uitgedrukt in kWh, als volgt bepaald:

(Saangifte-Seis)Abol,aangifte
waarin:
       
   Saangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het S-peil, in kWh/m²;  
   Seis de maximaal toegestane waarde van het S-peil voor de betreffende bestemming, in kWh/m²;  
   Abol,aangifte de in de EPB-aangifte vermelde equivalente boloppervlakte die hoort bij het betreffende S-peil, in m².  
       


1.9 Bepaling van het beschermd volume als de EPB-aangifte niet voldoet aan de voorwaarden voor de vorm en de inhoud of als de EPB-aangifte niet of laattijdig wordt ingediend.

Het beschermd volume wordt overgenomen uit de ingediende startverklaring met voorafberekening. Bij het ontbreken van de startverklaring wordt het beschermd volume berekend op basis van de vergunningsplannen of wordt het totaal volume van het gebouw overgenomen uit het statistisch formulier bij de stedenbouwkundige vergunning of het aanvraagformulier bij de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. Als het gebouw verschillende EPB-eenheden omvat waarvoor een EPB-aangifte moet worden ingediend, wordt het volume per EPB-eenheid bepaald door het totaal volume van het gebouw forfaitair te verminderen met 10 % (ingenomen volume gemeenschappelijke delen) en daarna te delen door het aantal EPB-eenheden.

deel 2 (17/12/2023- ...)

2 Administratieve geldboeten voor de verslaggever

2.1 Afwijking door niet correct te rapporteren op het vlak van thermische isolatie

2.1.1 Afwijking door niet correct te rapporteren op het vlak van de thermische isolatie van constructie-elementen

Als bij controle de vastgestelde waarde van de warmtedoorgangscoëfficiënt van een of meer constructie-elementen groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt voor elke overschrijding de afwijking op het vlak van thermische isolatie, uitgedrukt in W/K, als volgt bepaald:

(Uvaststelling - Uaangifte)Avaststelling
Waarin:
Uvaststelling de bij controle vastgestelde waarde van de warmtedoorgangscoëfficiënt, in W/m2K;
Uaangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de warmtedoorgangscoëfficiënt van het betreffende constructie-element, in W/m2K;
Avaststelling de bij controle vastgestelde oppervlakte van het betreffende constructie-element, in m2.
 

Als bij controle de vastgestelde waarde van de warmteweerstand van een of meer constructie-elementen kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt voor elk dergelijk constructie-element de afwijking op het vlak van thermische isolatie, uitgedrukt in W/K, als volgt bepaald:
(1/Rvaststelling - 1/Raangifte)Aaangifte
Waarin:
Rvaststelling de bij controle vastgestelde waarde van de warmteweerstand van het betreffende constructie-element, in m2K/W;
Raangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de warmteweerstand van het betreffende constructie-element, in m2K/W;
Aaangifte de in de EPB-aangifte vermelde oppervlakte van het betreffende constructie-element, uitgedrukt in m2.
 

2.1.2 Afwijking door niet correct te rapporteren op het vlak van de globale thermische isolatie (K-peil)

Als bij controle de vastgestelde waarde van het K-peil voor een of meer bestemmingen groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt voor elke overschrijding de afwijking op het vlak van thermische isolatie, uitgedrukt in W/K, als volgt bepaald:
0.01(Kvaststelling - Kaangifte)AT, vaststelling
Waarin:
Kvaststelling de bij controle vastgestelde waarde van het K-peil;
Kaangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het K-peil;
AT, vaststelling de bij controle vastgestelde waarde van de warmteverliesoppervlakte van de betreffende bestemming, in m2.
 
In afwijking van het eerste lid wordt voor een gebouw dat meerdere EPB-eenheden bevat, (met uitzondering van « aangrenzende onverwarmde ruimten » en de « gemeenschappelijke delen ») de boete verdeeld pro rata van het aandeel van de warmteverliesoppervlakte elk EPB-eenheid in de warmteverliesoppervlakte van het totale K-peilvolume exclusief « gemeenschappelijke delen ». De som van alle effectieve individuele boeten is dan gelijk aan de totale boete berekend voor het geheel.
Voor elke overschrijding van het K-peil wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van thermische isolatie voor elk EPB-eenheid dat deel uitmaakt van hetzelfde K- peilvolume, uitgedrukt in W/K, als volgt bepaald :
0.01(Kvaststelling - Kaangifte)AT, vaststelling *AT,EPB-eenheid / (AT,vaststelling - AT,GD)
waarin :
Kvaststelling de bij controle vastgestelde waarde van het K-peil;
Kaangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het K-peil;
AT, vaststelling de bij de controle vastgestelde warmteverliesoppervlakte van het betreffende K-peilvolume, in m2;
AT,EPB-eenheid de warmteverliesoppervlakte van het betreffende EPB-eenheid, in m2;
AT,GD de warmteverliesoppervlakte van de « gemeenschappelijke delen » binnen het betreffende K-peilvolume, in m2.
In de EPB-aangifte gerapporteerde oppervlakten die meer dan 5 % afwijken van de oppervlakten bij vaststelling, worden gecorrigeerd bij de berekening van Kvaststelling.
Het verkeerd rapporteren van de grens van het beschermd volume wordt gecorrigeerd bij het berekenen van Kvaststelling.
In de EPB-aangifte gerapporteerde oppervlakten die meer dan 5 % afwijken van de oppervlakten bij vaststelling, worden gecorrigeerd bij de berekening van Kvaststelling.

Het verkeerd rapporteren van de grens van het beschermd volume wordt gecorrigeerd bij het berekenen van Kvaststelling.

2.1.3 Afwijkingen bij de berekening van koudebruggen

Als bij een controle van een EPB-aangifte waarin de invloed van de bouwknopen wordt bepaald aan de hand van een numerieke berekening of de methode van de EPB-aanvaarde bouwknopen, wordt vastgesteld dat de invloed van een of meer bouwknopen foutief werd bepaald of vergeten, dan wordt de invloed per foutieve of ontbrekende bouwknoop voor de berekening van Kvaststelling bepaald aan de hand van de waarden bij ontstentenis voor psie of X) zoals bepaald door de Vlaamse Regering
- HTjunctions,controle = HT junctions,aangifte - HT junctions,foutief + ∑mk =  lkcontrole b e,kcontrole / nkrl = 1 bl χe, lcontrole / nl [W/K]
met :
- HTjunctions,contrôle de warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie via de bouwknopen bepaald bij een controle, in W/K;
- HTjunctions,aangifte de warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie via de bouwknopen zoals bepaald in de EPB-aangifte, in W/K;
- HTunctions,foutief de warmteoverdrachtscoëfficiënt door transmissie via de bouwknopen die foutief werden bepaald in de EPB-aangifte, in W/K. De invloed van een bouwknoop is foutief bepaald in volgende gevallen :
- de bouwknoop is foutief gecatalogiseerd als een EPB-aanvaarde bouwknoop;
psiee of Xe is foutief berekend;
- lk,contrôle de totale lengte van de lineaire bouwknoop waarvan de invloed foutief bepaald of vergeten werd, bepaald met buitenafmetingen, in m;
- Ψe,controle de waarde bij ontstentenis uit tabel 2 voor de lineaire warmtedoorgangscoëfficiënt van de bouwknoop waarvan de invloed foutief bepaald of vergeten werd, in W/mK;
- Xe,controle de waarde bij ontstentenis uit tabel 3 voor de puntwarmtedoorgangscoëfficiënt van de bouwknoop waarvan de invloed foutief bepaald of vergeten werd, in W/K;
- bk temperatuurreductiefactoren bepaald volgens nadere specificaties vanwege de minister.
- nk en nl het aantal energiesectoren en delen van het gebouw met een andere bestemming waaraan de lineaire bouwknoop k of puntbouwknoop l grenst.

Als alleen de lengte van een lineaire bouwknoop of de reductiefactor b niet overeenstemt met de uitgevoerde situatie en de psie of Xe correct berekend zijn in de EPB-aangifte, zullen bij de berekening van Kvaststelling de foutieve lengtes waarmee HTjunctions,aangifte werd berekend, worden gecorrigeerd door de vastgestelde lengtes.
Als bij een controle van een EPB-aangifte wordt vastgesteld dat de invloed van bouwknopen niet in rekening is gebracht, of als de numerieke berekening niet voldoet aan de bepalingen zoals vastgelegd in het betreffende ministerieel besluit, wordt de invloed van de bouwknopen voor het berekenen van Kvaststelling bepaald aan de hand van de forfaitaire toeslag, vastgesteld door de Vlaamse Regering.
De maximale afwijking ten gevolge van een verkeerde berekening van de invloed van bouwknopen kan nooit meer bedragen dan de invloed van de bouwknopen voor het project berekend aan de hand van optie C.
 
2.2 Afwijking door niet correct te rapporteren op het vlak van de globale energetische prestatie

Als bij controle de vastgestelde waarde van het E-peil voor één of meerdere bestemmingen groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt voor elke overschrijding de afwijking op het vlak van de globale energetische prestatie, uitgedrukt in MJ/jaar, als volgt bepaald:
Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, vaststelling - Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, aangifte
Waarin:
Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, vaststelling de bij controle vastgestelde waarde van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, in MJ/jaar;
Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, aangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, in MJ/jaar.
 

2.3 Afwijking door niet correct te rapporteren op het vlak van het risico op oververhitting

Als bij controle de vastgestelde waarde voor het risico op oververhitting groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt voor elke overschrijding de overeenkomstige afwijking op het vlak van het risico op oververhitting, uitgedrukt in Khm3, als volgt bepaald:
(Ioververhitting, vaststelling - Ioververhitting, aangifte)Vvaststelling
Waarin:
Ioververhitting, vaststelling de bij controle vastgestelde waarde van de indicator voor oververhitting, in Kh;
Ioververhitting, aangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de indicator voor oververhitting, in Kh;
Vvaststelling het bij controle vastgestelde volume van het gebouwdeel waarvoor de evaluatie van het risico op oververhitting gebeurd is, in m3.
 

2.4 Afwijking door niet correct te rapporteren op het vlak van ventilatie

2.4.1 Bepaling van de eisen

Als bij controle vastgesteld wordt dat voor een ruimte het geëiste minimale debiet in de EPB-aangifte te laag werd opgegeven, dan wordt de overeenkomstige afwijking voor die ruimte, uitgedrukt in m3/h, als volgt bepaald:
Veis, min, vastgesteld - Veis, min, aangifte
Waarin:
Veis, min, vastgesteld het opgelegde minimale nominale debiet voor die ruimte, zoals die op basis van de EPB-eis is bepaald bij controle, in m3/h;
Veis, min, aangifte het opgelegde minimale nominale debiet voor die ruimte, zoals opgegeven in de EPB-aangifte, in m3/h.
 
Als bij controle vastgesteld wordt dat voor een afvoerkanaal de geëiste minimale sectie in de EPB-aangifte te laag werd opgegeven, dan wordt de overeenkomstige afwijking, uitgedrukt in m3/h, als volgt bepaald:
3600 (Aeis, min, vastgesteld - Aeis, min, aangifte)
Waarin:
Aeis, min, vastgesteld de opgelegde minimale sectie van het afvoerkanaal, zoals die op basis van de EPB-eis is vastgesteld bij controle, in m3/h;
Aeis, min, aangifte de opgelegde minimale sectie van het afvoerkanaal, zoals opgegeven in de EPB-aangifte, in m3/h
 

2.4.2 Toevoervoorzieningen

Als bij controle vastgesteld wordt dat het totale toevoerdebiet in een ruimte in de EPB-aangifte groter is dan in werkelijkheid, dan wordt de overeenkomstige afwijking voor de toevoer in die ruimte, uitgedrukt in m3/h, als volgt bepaald:
Vtoevoer, aangifte - Vtoevoer, vastgesteld
Waarin:
Vtoevoer, aangifte het in de EPB-aangifte opgegeven totale toevoerdebiet voor die ruimte, in m3/h;
Vtoevoer, vastgesteld het bij controle vastgestelde totale toevoerdebiet voor die ruimte, bepaald zoals hieronder nader vastgesteld, in m3/h.
 
Bij de vaststelling bij controle van het totale toevoerdebiet voor een ruimte gelden de volgende regels:
° Er wordt gesommeerd over alle luchttoevoervoorzieningen in die ruimte.
° Als het toevoerdebiet met buitenlucht gerealiseerd moet worden, wordt er echter alleen gesommeerd over de toevoervoorzieningen die buitenlucht binnenbrengen.
° Als de regelkarakteristieken van een regelbare toevoeropening niet voldoen aan de gestelde eisen, dan wordt het toevoerdebiet gelijkgesteld aan nul voor de opening.
° Het debiet van regelbare doorstroomopeningen wordt niet meegerekend.
° Het debiet van een spleet onder een deur, in m3/h, wordt gegeven door:
3600 . Aspleet, vastgesteld voor een drukverschil van 2 Pa
8000 . Aspleet, vastgesteld voor een drukverschil van 10 Pa
Waarin
Aspleet, vastgesteld de bij controle vastgestelde sectie van de deurspleet, in m2.
 
 ° Indien in een ruimte met residentiële bestemming er verplichte afvoer rechtstreeks naar buiten is, dan worden voor de bepaling van het toevoerdebiet enkel de doorstroomopeningen (inclusief spleten van binnendeuren) beschouwd. Als de verticale scheidingsconstructies van de ruimte echter alleen grenzen aan een garage, een gemeenschappelijke gang of trappenhuis, een huisvuilkoker of verzamelruimte voor huisvuil, een liftkoker, een stookplaats, een gasmeterruimte of een brandstofopslagplaats, dan worden voor de bepaling van het toevoerdebiet ook andere toevoeropeningen beschouwd.

2.4.3 Afvoervoorzieningen

Als bij controle vastgesteld wordt dat het totale afvoerdebiet in een ruimte in de EPB-aangifte groter is dan in werkelijkheid, wordt de overeenkomstige afwijking voor de toevoer in die ruimte, uitgedrukt in m3/h, als volgt bepaald:
Vafvoer, aangifte - Vafvoer, vastgesteld
 
Hierin zijn:
Vafvoer, aangifte het in de EPB-aangifte opgegeven totale afvoerdebiet voor die ruimte, in m3/h;
Vafvoer, vastgesteld het bij controle vastgestelde totale  afvoerdebiet voor die ruimte, bepaald zoals hieronder nader vastgelegd, in m3/h.
 
Bij de vaststelling bij controle van het totale toevoerdebiet voor een ruimte gelden de volgende regels:
° Er wordt gesommeerd over alle luchtafvoervoorzieningen in die ruimte.
° Als er afvoer rechtstreeks naar buiten gerealiseerd moet worden, wordt er echter alleen gesommeerd over de afvoervoorzieningen die de lucht rechtstreeks naar buiten lozen.
° Voor het debiet van een regelbare afvoeropening en bijbehorende afvoerkanaal geldt:
• Als de regelkarakteristieken van de regelbare afvoeropening niet voldoen aan de gestelde eisen, dan wordt het afvoerdebiet gelijkgesteld aan nul.
• Zoniet dient het minimum genomen te worden van volgende debieten:
- enerzijds het vastgestelde nominale debiet van de regelbare afvoeropening
- anderzijds het vastgestelde debiet van het bijbehorende afvoerkanaal, berekend als
3600 . Aafvoerkanaal, vastgesteld
Met
Aafvoerkanaal, vastgesteld de bij controle vastgestelde sectie van het afvoerkanaal, in m2.
 
° Het debiet van regelbare doorstroomopeningen wordt niet meegerekend.
° Het debiet van een spleet onder een deur, in m3/h, wordt gegeven door:
3600 . Aspleet, vastgesteld voor een drukverschil van 2 Pa
8000 . Aspleet, vastgesteld voor een drukverschil van 10 Pa
Waarin:
Aspleet, vastgesteld de bij controle vastgestelde sectie van de deurspleet, in m2.
 
° In een ruimte met residentiële bestemming waar verplichte toevoer van buitenlucht is en in een woonkamer of analoge ruimte, worden voor de bepaling van het afvoerdebiet alleen de doorstroomopeningen (inclusief spleten van binnendeuren) beschouwd. Als de verticale scheidingsconstructies van de ruimte alleen grenzen aan een garage, een gemeenschappelijke gang of trappenhuis, een huisvuilkoker of verzamelruimte voor huisvuil, een liftkoker, een stookplaats, een gasmeterruimte of een brandstofopslagplaats, dan worden voor de bepaling van het afvoerdebiet ook andere afvoeropeningen beschouwd.

2.5. Afwijkingen bij het bepalen van de brutovloeroppervlakte

Als bij controle de vastgestelde waarde van de brutovloeroppervlakte meer dan 5 procent kleiner blijkt te zijn dan in de EPB-aangifte vermeld is, dan wordt de afwijking, uitgedrukt in m2, als volgt bepaald :
Abruto aangifte - Abruto vaststelling
waarin :
Abruto aangifte - Abruto vaststelling
waarin :
Abruto aangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de bruto-oppervlakte, in m2.
Abruto vastselling de bij controle vastgestelde bruto-oppervlakte, in m2. ».
 
 
 
2.6. Afwijkingen op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming
Als bij controle wordt vastgesteld dat de netto-energiebehoefte in de EPB-aangifte groter is dan in werkelijkheid, dan wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van de netto-energiebehoefte voor verwarming, uitgedrukt in kWh/jaar, als volgt bepaald :
(Q heat net spec, vastgesteld - Qheat net spec, aangifte) Af,gross vastgesteld
waarin :
Qheat net spec, aangifte-de in de EPB-aangifte vermelde waarde van de netto-energiebehoefte voor verwarming per eenheid brutovloeroppervlakte, in kWh/m2.jaar;
Q heat net spec, vastgesteld de bij controle vastgestelde netto-energiebehoefte voor verwarming per eenheid brutovloeroppervlakte, in kWh/ m2.jaar;
Af,gross vastgesteld de bij controle vastgestelde brutovloeroppervlakte in m2.

2.7. Afwijkingen van niet-conformiteit met de EPB-eisen op het vlak van de eisen voor technische installaties

2.7.1. Ketels op gasvormige en vloeibare brandstof
Als bij controle de vastgestelde waarde van het systeemrendement kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het systeemrendement, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
sys,aangifte - ηsys,vaststelling) Asys,heat,net,vaststelling
waarbij:
1° ηsys,aangifte: de waarde van het systeemrendement die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
2° ηsys,vaststelling: de waarde van het systeemrendement die bij controle vastgesteld is, (-);
3° Asys,heat,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlakte, uitgedrukt in m2, van alle ruimtes waarin minstens één warmteafgifte-element of inblaasmond van warme lucht aangesloten is op de verwarmingsinstallatie in kwestie.

2.7.2. Elektrische warmtepompen (bodem/water, water/water, lucht/water, lucht/lucht)
Als bij controle de vastgestelde waarde van het systeemrendement kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het systeemrendement, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
sys,aangifte - ηsys,vaststelling) Asys,heat,net,vaststelling
waarbij:
1° ηsys,aangifte: de waarde van het systeemrendement die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
2° ηsys,vaststelling de waarde van het systeemrendement die bij controle vastgesteld is, (-);
3° Asys,heat,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlakte, uitgedrukt in m2, van alle ruimtes waarin minstens één warmteafgifte-element of inblaasmond van warme lucht aangesloten is op de verwarmingsinstallatie in kwestie.

2.7.3. Directe elektrische verwarming
Als bij controle de vastgestelde waarde van het vermogen van de directe verwarming groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het vermogen, uitgedrukt in W, op de volgende wijze bepaald:
tot,vaststelling - W tot,aangifte
waarbij:
1° W tot,vaststelling: de waarde van het totale afgiftevermogen van de verwarmingstoestellen die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in W;
2° W tot,aangifte de waarde van het totale afgiftevermogen van de verwarmingstoestellen die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in W.

2.7.4. Elektrische doorstroomtoestellen en boilers
Als bij controle de vastgestelde waarde van het elektrische vermogen van de elektrische warmwaterproductietoestellen groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het elektrische vermogen, uitgedrukt in W, op de volgende wijze bepaald:
Pel,vaststelling - Pel,aangifte
waarbij:
1° Pel,vaststelling: de waarde van het elektrisch vermogen die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in W, en die bepaald wordt door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warmwaterproductietoestellen;
2° Pel,aangifte : de waarde van het elektrisch vermogen die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in W, en die bepaald wordt door de som te nemen van de elektrische vermogens van alle elektrische warmwaterproductietoestellen.

2.7.5. Circulatieleidingen en combilussen
Als bij controle de vastgestelde waarde van de isolatie van circulatieleidingen en combilussen slechter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van de isolatie, uitgedrukt in m2.K/W, op de volgende wijze bepaald:
(R l,aangifte - R l,vaststelling ). l circ,vaststelling
waarbij:
1° R l,aangifte : de waarde van de lineaire warmteweerstand van het leidingsegment in kwestie die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in m.K/W;
2° R l,vaststelling : de waarde van de lineaire warmteweerstand van het leidingsegment in kwestie die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in m.K/W;
3° circ,vaststelling : de waarde van de lengte van het segment van de circulatieleiding in kwestie die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in m.

2.7.6. IJswaterinstallaties
Als bij controle de vastgestelde waarde van het systeemrendement van ijswaterinstallaties kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het systeemrendement, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
 sys,cool,aangifte - η sys,cool,vaststelling). Asys,cool,net,vaststelling
waarbij:
1° η sys,cool,aangifte: de waarde van het systeemrendement die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
2° η sys,cool,vaststelling: de waarde van het systeemrendement die bij controle vastgesteld is, (-);
3° Asys,cool,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de koelinstallatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m2 van alle ruimtes waarin minstens één koudeafgifte-element of inblaasmond van koude lucht aangesloten is op de koelinstallatie in kwestie.

2.7.7. Energieprestatie van ventilatiesystemen
1° Als bij controle de vastgestelde waarde van het warmteterugwinrendement voor centrale ventilatiesystemen kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het warmteterugwinrendement, uitgedrukt in %.m2, als volgt bepaald:
 hr,vent,aangifte - η hr,vent,vaststelling) . Ainst,vent,net,vaststelling)
waarbij:
1° η hr,vent,aangifte: de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het warmteterugwinrendement;
2° η hr,vent,vaststelling: de bij controle vastgestelde waarde van het warmteterugwinrendement;
3° Ainst,vent,net,vaststelling: de bij controle vastgestelde waarde van de netto vloeroppervlakte die bediend wordt door de ventilatie-installatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m2 van alle ruimtes waarin minstens één mechanische toevoerof afvoeropening aangesloten is op de betreffende ventilatie-installatie;
2° Als bij controle de vastgestelde waarde van de systeemfactor voor centrale ventilatiesystemen kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van de systeemfactor, uitgedrukt in m2, als volgt bepaald:
(f sys,vent,aangifte - fsys,vent,vaststelling) . Asys,vent,net,vaststelling)
waarbij:
1° f sys,vent,aangifte: de waarde van de systeemfactor van het centrale ventilatiesysteem die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
2° fsys,vent,vaststelling: de waarde van de systeemfactor van het centrale ventilatiesysteem die bij controle vastgesteld is, (-);
3° Asys,vent,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de ventilatie-installatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m2 van alle ruimtes waarin minstens één mechanische toevoerof afvoeropening aangesloten is op de ventilatie-installatie in kwestie.

2.7.8. Verlichting
Als bij controle voor een ruimte de vastgestelde waarde van het equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen voor verlichting groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen voor die ruimte, uitgedrukt in W, op de volgende wijze bepaald:
wequiv,rm r,vaststelling - wequiv,rm r,aangifte) . Alight,net,vaststelling
waarbij:
1° wequiv,rm r,vaststelling: de waarde van het equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen in de ruimte in kwestie die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in W;
2° wequiv,rm r,aangifte: de waarde van het equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen in de ruimte in kwestie die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in W;
3° Alight,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in m2, van de ruimte waarin de waarde van het equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen die in de EPB-aangifte vermeld is, afwijkt ten opzichte van de waarde van het equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen die bij controle vastgesteld is.

2.7.9. Energieverbruiksmeters
Als bij controle blijkt dat niet voldaan is aan de eis betreffende de verplichte energieverbruiksmeters (er is geen meter geplaatst of de meter voldoet niet aan de minimaal vereiste karakteristieken) in tegenstelling tot wat in de EPB-aangifte is vermeld, is de overeenkomstige afwijking gelijk aan Ainst,heat,net,vaststelling, zoals bepaald in 2.7.1, in geval van warmteproductie en gelijk aan Ainst,cool,net,vaststelling, zoals bepaald in 2.7.6, in geval van koeling.

2.7.10. Systemen van externe warmtelevering en alle andere opwekkers
Als bij controle de vastgestelde waarde van de systeemfactor voor een systeem van externe warmtelevering en andere opwekkers kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van de systeemfactor, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
(fsys,aangifte - fsys,vaststelling . Asys,net,vaststelling)
waarbij:
1° fsys,aangifte: de waarde van de systeemfactor die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
2° fsys,vaststelling: de waarde van de systeemfactor die bij controle vastgesteld is, (-);
3° Asys,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, uitgedrukt in m2. Dit is de som van de vloeroppervlaktes in m2 van alle ruimtes waarin minstens één mechanische toevoerof afvoeropening aangesloten is op de verwarmingsinstallatie in kwestie.

2.7.11. Opwekkers voor centrale verwarming
Als bij controle de vastgestelde waarde van het installatierendement kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking op het vlak van het installatierendement, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
inst,aangifte – ηinst,vaststelling). Af,gross waarbij:
1°    ηinst,aangifte: de waarde van het installatierendement die in de EPB-aangifte vermeld is, (-);
2°    ηinst,vaststelling: de waarde van het installatierendement die bij controle vastgesteld is, (-);
3°    Af,gross: de in de EPB-aangifte vermelde brutovloeroppervlakte, in m2.

2.8. Afwijkingen bij het bepalen van de oppervlakten van de ruimtes waarin de eisen voor technische installaties gelden

Als bij controle de vastgestelde waarde van de bruto vloeroppervlakte van de ruimten waarin de eisen voor technische installaties voor directe elektrische verwarming en elektrische doorstroomtoestellen en boilers gelden, meer dan 5% kleiner blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
Af,gross,aangifte - Af,gross,vaststelling
waarbij:
1° Af,gross,aangifte: de bruto-vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in m2;
2° Af,gross,vaststelling: de waarde van de bruto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in m2.
Als bij controle de vastgestelde waarde van de netto vloeroppervlakte van de ruimten waarin een eis voor technische installaties geldt, meer dan 5% groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking, uitgedrukt in m2, op de volgende wijze bepaald:
1° in geval van ketels op gasvormige en vloeibare brandstof, elektrische warmtepompen (bodem/water, water/water, lucht/water, lucht/lucht), systemen van externe warmtelevering en alle andere opwekkers voor ruimteverwarming en energieverbruiksmeters van warmteproductie-installaties:
Asys,heat,net,vaststelling - Asys,heat,net,aangifte
waarbij:
a) Asys,heat,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, vermeld in punt 2.7.1;
b) Asys,heat,net,aangifte: de waarde van de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, vermeld in punt 2.7.1;
2° in geval van ijswaterinstallaties en energieverbruiksmeters van koelinstallaties:
Asys,cool,net,vaststelling - Asyss,cool,net,aangifte
waarbij:
a) Asys,cool,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de koelinstallatie, vermeld in punt 2.7.6;
b) Asyss,cool,net,aangifte: de waarde van de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is en die bediend wordt door de koelinstallatie, vermeld in punt 2.7.6;
3° in geval van energieprestatie van ventilatiesystemen:
Asys,vent,net,vaststelling - Asys,vent,net,aangifte
waarbij:
a) Asys,vent,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de ventilatie-installatie, vermeld in punt 2.7.7;
b) Asys,vent,net,aangifte: de waarde van de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is en die bediend wordt door de ventilatie-installatie, vermeld in punt 2.7.7;
4° in geval van verlichting:
Alight,net,vaststelling - Alight,net,aangifte
waarbij:
a) Alight,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in m2, van de ruimte waarin het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen overschreden wordt;
b) Alight,net,aangifte: de waarde van de netto vloeroppervlakte die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in m2, van de ruimte waarin het maximaal equivalente specifiek geïnstalleerd vermogen overschreden wordt.
:
2.9. Afwijkingen bij de bepaling van de lengte van circulatieleidingen en combilussen

Als bij controle de vastgestelde waarde van de lengte van een circulatieleiding of combilus meer dan 5% groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt de overeenkomstige afwijking, uitgedrukt in meter, op de volgende wijze bepaald:
waarbij:
lcirc,vaststelling - lcirc,aangifte
1° lcirc,vaststelling: de lengte die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in meter, van de circulatieleiding of combilus;
2° lcirc,aangifte: de waarde van de lengte die in de EPB-aangifte vermeld is, uitgedrukt in meter, van de circulatieleiding of combilus.
:
2.10. Afwijking bij de rapportering van de geldende eisen voor technische installaties
Als bij controle blijkt dat een eis voor technische installaties van toepassing is in tegenstelling tot wat in de EPB-aangifte is vermeld, is de overeenkomstige afwijking, uitgedrukt in m2, per geldende eis die niet gerapporteerd is, gelijk aan:
1° in geval van ketels op gasvormige en vloeibare brandstof, elektrische warmtepompen (bodem/water, water/water, lucht/water, lucht/lucht), systemen van externe warmtelevering en alle andere opwekkers voor ruimteverwarming en energieverbruiksmeters van warmteproductie-installaties: Asys,heat,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de verwarmingsinstallatie, vermeld in punt 2.7.1;
2° in geval van ijswaterinstallaties en energieverbruiksmeters van koelinstallaties: Asys,cool,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de koelinstallatie, vermeld in punt 2.7.6;
3° in geval van energieprestatie van ventilatiesystemen: Asys,vent,net,vaststelling de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is en die bediend wordt door de ventilatie-installatie, vermeld in punt 2.7.7;
4° in geval van verlichting: Alight,net,vaststelling: de waarde van de netto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in m2, van de ruimtes waarvoor de eis voor technische installaties voor verlichting van toepassing is;
5° in geval van directe elektrische verwarming en elektrische doorstroomtoestellen en boilers: Af,gross,vaststelling: de waarde van de bruto vloeroppervlakte die bij controle vastgesteld is, uitgedrukt in m2.
:
2.11. Afwijking bij de rapportering van circulatieleidingen en combilussen
Als bij controle blijkt dat een circulatieleiding of combilus geplaatst is in tegenstelling tot wat in de EPB-aangifte is vermeld, is de overeenkomstige afwijking gelijk aan de lengte in meter van de circulatieleiding of combilus die bij controle vastgesteld is.

2.12. Afwijking door niet correct te rapporteren op het vlak van het S-peil
Als bij controle de vastgestelde waarde van het S-peil voor een of meer bestemmingen groter blijkt dan in de EPB-aangifte is vermeld, wordt voor elke overschrijding de afwijking op het vlak van het S-peil, uitgedrukt in kWh, als volgt bepaald:
(Svaststelling - Saangifte)Abol, vaststelling
waarin:
       
   Svaststelling de bij controle vastgestelde waarde van het S-peil, in kWh/m²;  
   Saangifte de in de EPB-aangifte vermelde waarde van het S-peil, in kWh/m²;  
   Abol,vaststelling de bij controle vastgestelde waarde van de equivalente boloppervlakte van de betreffende bestemming, in m².  
       

deel 3. (01/01/2022- ...)

3. Afrondingsregels bij het bepalen van de administratieve geldboete

Bij het berekenen van de afwijkingen worden volgende afrondingen toegepast:

- De oppervlakte A (m2) wordt afgerond tot op  twee cijfers na de komma;

- Het volume V (m3) wordt afgerond tot op drie cijfers na de komma;

- De warmtedoorgangscoëfficiënt U (W/m2.K) wordt afgerond tot op twee cijfers na de komma;

- De warmteweerstand R (m2.K/W) wordt afgerond tot op twee cijfers na de komma;

- Het K-peil (-) is een geheel getal;

- Het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik Ekarakteristiek jaarlijks primair energieverbruik (MJ) wordt afgerond tot een geheel getal;

- De indicator voor oververhitting I (Kh) wordt afgerond tot een natuurlijk getal;

- Het ventilatiedebiet V (m3/h) is een geheel getal;

- De jaarlijkse netto-energiebehoefte voor verwarming Q (kWh/m².jaar) wordt afgerond tot op twee cijfers na de komma.
- Het S-peil (kWh/m²) is een geheel getal.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 21/11/2024