(01/07/2013- ...)
De Vlaamse Regering,
Gelet op het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, artikel 102;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van centra voor loopbaandienstverlening;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 maart 2013;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 8 april 2013;
Gelet op advies 53.177/1 van de Raad van State, gegeven op 14 mei 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport;
Na beraadslaging,
Besluit :
Artikel 1. (23/11/2017- ...)
De steun verleend met toepassing of ter uitvoering van dit besluit, wordt toegekend met in achtneming van de voorwaarden van art. 107, 2a) van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Artikel 2. (01/05/2023- ...)
In dit besluit wordt verstaan onder :
1° gemandateerde onderneming : de onderneming die door de minister wordt gemachtigd om loopbaanbegeleiding uit te oefenen;
2° kansengroepen : de personen van vijftig jaar en ouder, allochtonen, personen met een arbeidshandicap, kortgeschoolden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het loopbaan- en diversiteitsbeleid;
3° loopbaanbegeleiding: de professionele ondersteuning van de professioneel actieve persoon bij het nemen van loopbaankeuzen en -beslissingen tijdens een proces waarbij het ontdekken, het versterken of het ontwikkelen van de loopbaancompetenties die nodig zijn om de loopbaan zelf actiever te beheren, centraal staan zodat zijn arbeidsmarktpositionering kan worden versterkt. De loopbaanbegeleiding vertrekt vanuit de loopbaanvraag en is continu afgestemd op maat van de klant. De loopbaanbegeleiding resulteert in de opmaak van een persoonlijk ontwikkelingsplan en heeft een impact op de inzetbaarheid en flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Het initiatief voor het aanvragen van de loopbaanbegeleiding met de loopbaancheque vertrekt altijd vanuit de professioneel actieve persoon. De loopbaanbegeleiding met de loopbaancheque maakt geen deel uit van een andere vorm van begeleiding, opleiding, outplacement of coaching, ook niet als voorbereiding of sluitstuk ervan;
4° loopbaancheque : het elektronische betaalmiddel voor loopbaanbegeleiding;
5° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele vorming;
6° persoonlijk ontwikkelingsplan : het begeleide proces dat tot doel heeft de arbeidsmarktgerichte persoonlijke ontwikkeling van het individu te bevorderen;
7° professioneel actieve persoon:
a) de persoon, die op het ogenblik van de aanvraag van de loopbaancheque tewerkgesteld is krachtens een arbeidsovereenkomst, of die arbeid verricht onder het gezag van een ander persoon, en die in een van de volgende gevallen verkeert:
1) hij heeft zijn woonplaats op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
2) hij heeft zijn woonplaats op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en is tewerkgesteld op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
3) hij heeft zijn woonplaats op het grondgebied van het Waalse Gewest, maakt gebruik van zijn recht op vrij verkeer van werknemers of van de vrijheid van vestiging, zoals gewaarborgd door artikel 45 en 49 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en is tewerkgesteld op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
b) de natuurlijke persoon, vermeld in artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen die in een van de volgende gevallen verkeert:
1) hij heeft zijn woonplaats op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
2) hij heeft zijn woonplaats op het grondgebied van een van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU) of van de Europese Economische Ruimte (EER) en hij oefent zijn bedrijvigheid uit in een vestiging op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
3) hij heeft zijn woonplaats op het grondgebied van het Waalse Gewest, maakt gebruik van zijn recht op vrij verkeer van werknemers of van de vrijheid van vestiging, zoals gewaarborgd door artikel 45 en 49 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en oefent zijn bedrijvigheid uit in een vestiging op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
8° stimuleringsfinanciering : de bijkomende financiële ondersteuning voor een gemandateerde onderneming met het oog op een hoger bereik van kansengroepen;
9° verstrekker: de onderneming die na mededinging wordt aangewezen, of bij gebrek daaraan de VDAB of een andere Vlaamse overheidsinstelling die door de raad van bestuur van de VDAB belast wordt met de uitgifte of de uitbetaling van de loopbaancheques;
10° VDAB : het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding »;
11° vergoeding : een financiële compensatie voor de uitvoering van de loopbaanbegeleiding.
Artikel 3. (01/01/2020- ...)
§ 1. Binnen de perken van de jaarlijks goedgekeurde begrotingskredieten en volgens de voorwaarden, bepaald in dit besluit, komt de Vlaamse Regering tegemoet in de kosten van Nederlandstalige loopbaanbegeleiding voor professioneel actieve personen.
De professioneel actieve persoon voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° hij vraagt op eigen verzoek en op eigen initiatief loopbaanbegeleiding aan;
2° hij is werkzaam op het ogenblik van zijn aanvraag van loopbaanbegeleiding;
3° hij heeft werkervaring van minimaal 84 maanden opgebouwd. De individuele beroepsopleiding als werkzoekende, vermeld in titel III, hoofdstuk III, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, en de tewerkstelling krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 betreffende de werkervaring worden gelijkgesteld met de voormelde werkervaring. Werkervaring in het buitenland toont de professioneel actieve persoon aan met een attest van de werkgever of met een gelijkwaardig attest;
4° hij heeft geen loopbaanbegeleiding genoten die door het Vlaamse Gewest werd gesubsidieerd in een periode van zes jaar voor zijn aanvraag van de loopbaancheque;
§ 2. De professioneel actieve persoon kan beschikken over maximaal twee loopbaancheques gedurende een periode van zes jaar, die ingaat op de datum van de aanvang van de loopbaanbegeleiding. De eerste loopbaancheque geeft recht op vier uur loopbaanbegeleiding, de tweede loopbaancheque geeft recht op drie uur loopbaanbegeleiding.
Artikel 4. (01/01/2020- ...)
§ 1. De gemandateerde onderneming moet per aangeboden loopbaancheque :
1° een pakket loopbaanbegeleiding aanbieden, dat minimaal bestaat uit :
a) het uitvoeren van loopbaanbegeleiding op maat van de professioneel actieve persoon gedurende vier uur voor de eerste loopbaancheque en gedurende drie uur voor de tweede loopbaancheque. De loopbaanbegeleiding vindt hoofdzakelijk individueel plaats en is verspreid over minimaal twee dagen;
b) het uitvoeren van de verschillende stappen loopbaanbegeleiding, vermeld in artikel 102, derde lid, a) tot en met d), van het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, die resulteren in de opmaak van een persoonlijk ontwikkelingsplan. Het persoonlijk ontwikkelingsplan stelt de reflecties over de loopbaan, de competenties en het benoemen van een loopbaandoel centraal en kan resulteren in de opmaak van een actieplan;
c) duidelijke informatieverstrekking over de aanvang, de procedure, de inhoud en het verloop van de loopbaanbegeleiding;
d) het verstrekken van nazorg aan een professioneel actieve persoon die daarom verzoekt. Onder nazorg wordt verstaan, de behandeling van aanvullende vragen bij de bestaande loopbaanvraag en de al genoten begeleiding met het oog op de versterking van de realisatiegraad van het persoonlijk ontwikkelingsplan. De nazorg is niet begrepen in het contingent uren, vermeld in punt 1°, a), en wordt door de gemandateerde onderneming verstrekt tot een jaar na de beëindiging van het afsluitende gesprek. De nazorg omvat maximaal dertig minuten per begonnen pakket of maximaal 1 uur per acht uur begeleiding. De gemandateerde onderneming kan de vorm van nazorg vrij kiezen;
e) het uitvoeren van loopbaanbegeleiding op maat van de kansengroepen, als de gemandateerde onderneming een beroep doet op de stimuleringsfinanciering, vermeld in artikel 15;
2° toegankelijke, beschikbare en bereikbare dienstverlening in het kader van de loopbaanbegeleiding waarborgen;
3° over de voorwaarden van de loopbaanbegeleiding een schriftelijke overeenkomst sluiten met de professioneel actieve persoon, na afloop van het intakegesprek.
De minister kan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, verder specificeren.
§ 2. De gemandateerde onderneming bezorgt de professioneel actieve persoon een gepersonaliseerd attest als in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan de noodzakelijke behoefte is opgenomen aan een opleiding als vermeld in artikel 7, § 1, tweede lid, 2°, en § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidingscheques voor werknemers of als vermeld in artikel 109, § 3, van de herstelwet van 25 januari 1985 houdende diverse bepalingen. Dat attest vermeldt ten minste de opleiding die past in het kader van het persoonlijk ontwikkelingsplan. Dit attest heeft een geldigheidsduur van zes jaar, vanaf het beëindigen van de loopbaanbegeleiding.
Artikel 5. (01/01/2024- ...)
§ 1. De onderneming die loopbaanbegeleiding als vermeld in dit besluit wil verrichten, dient een mandaataanvraag in bij de VDAB.
De onderneming toont daarbij aan dat ze aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° de onderneming heeft een van de volgende statuten :
a) het statuut van rechtspersoon, opgericht volgens de rechtsregels van de lidstaat van vestiging;
b) het statuut van natuurlijke persoon die beschikt over burgerrechten en politieke rechten;
2° de onderneming verkeert niet in staat van faillissement of in staat van kennelijk onvermogen, noch maakt ze het voorwerp uit van een procedure tot faillietverklaring of een gelijkaardige wetgeving in de lidstaat van vestiging;
3° de onderneming is geen achterstallige belastingen, boeten of intresten verschuldigd, noch socialezekerheidsbijdragen, met sociale zekerheid gelijkgestelde bijdragen, boeten of intresten, verschuldigd aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
4° de onderneming is geregistreerd als dienstverlener conform artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie;
5° de onderneming toont haar professionele deskundigheid op het vlak van loopbaanbegeleiding aan. Ze voldoet daarvoor aan al de volgende voorwaarden:
a) de zaakvoerder, exploitant of verantwoordelijke van de onderneming of haar aangestelden of lasthebbers beschikken over een beroepservaring van ten minste drie jaar in de sector van loopbaanbegeleiding, loopbaanoriëntatie of -coaching, outplacement of werkzoekendenbegeleiding en beschikken over een beroepskwalificatie van loopbaanbegeleider;
b) de onderneming legt een visie voor over hoe loopbaanbegeleiding strookt met de beleidsdoelstelling en past die toe; de onderneming waarborgt dat de visie van de onderaannemers ook strookt met de beleidsdoelstellingen en dat de onderaannemers die ook toepassen;
c) de onderneming licht toe hoe ze de expertise over loopbaanbegeleiding, alsook de kennis van de aanpak en methodiek van haar eigen personeelsleden en van onderaannemers systematisch waarborgt;
d) de eigen personeelsleden, de personeelsleden van onderaannemers en de zelfstandig ondernemers die de dienstverlening uitvoeren, beschikken over een beroepskwalificatie van loopbaanbegeleider;
6° de onderneming onderschrijft de bepalingen van de gedragscode, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is toegevoegd en de praktische onderrichtingen, uitgevaardigd door de VDAB;
7° ...;
8° de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers, of andere personen die bevoegd zijn om de onderneming te verbinden of te vertegenwoordigen, of de hoofdaandeelhouders van de onderneming, in zoverre zij in de feiten de bevoegdheden van bestuurder uitoefenen, werden tijdens een periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van mandaataanvraag niet :
a) veroordeeld wegens faillissement, bedrieglijk onvermogen, valsheid in geschrifte, misbruik van vertrouwen, oplichting, omkoping of bedrog;
b) aansprakelijk gesteld voor de verbintenissen of de schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4°, en 530, van het Wetboek van Vennootschappen of een gelijkaardige wetgeving in de lidstaat van vestiging of hebben meermaals een functie van zaakvoerder of gemachtigde uitgeoefend in een gefailleerde vennootschap;
c) herhaaldelijk in overtreding gesteld op het gebied van de fiscale, sociale verplichtingen of van de wettelijke en reglementaire bepalingen;
d) onderworpen aan een exploitatieverbod met bedrijfssluiting, of aan een beroepsverbod met bedrijfssluiting;
e) ontheven van hun burgerrechten en politieke rechten;
9° als de onderneming een rechtspersoon is, toont ze aan dat loopbaanbegeleiding past binnen de activiteiten die vermeld zijn in haar statuten of haar wettelijke of decretale opdrachten.
In het tweede lid wordt verstaan onder :
1° lidstaat van vestiging : een lidstaat van de Europese Economische Ruimte op het grondgebied waarvan de zetel van de dienstverrichter is gevestigd;
2° sociale partners : de representatieve organisaties van de werknemers, de werkgevers, de middenstand en de landbouw die zijn vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, als vermeld in het decreet van 7 mei 2004 inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
De voorwaarde, vermeld in het tweede lid, 1°, a), geldt niet voor de sociale partners.
§ 2. De VDAB gaat na of de onderneming voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.
De raad van bestuur van de VDAB verleent aan de onderneming een mandaat tot uitvoering van de loopbaanbegeleiding met een looptijd van zes jaar.
§ 3. De VDAB brengt de onderneming schriftelijk op de hoogte van de toekenningsvoorwaarden van het mandaat, in het bijzonder :
1° de looptijd van het mandaat;
2° de omschrijving van de openbare diensttaken in het kader van de loopbaanbegeleiding;
3° een beschrijving van het compensatiemechanisme en de parameters voor berekening, monitoring en herziening van de compensatie;
4° de regelingen om eventuele overcompensatie te vermijden en terug te vorderen;
5° de opgave van de wettelijke rechtsgrondslag voor het mandaat;
6° de niet-overdraagbaarheid van het mandaat;
7° de praktische onderrichtingen, uitgevaardigd door de VDAB.
De minister bepaalt de nadere voorwaarden voor de indiening en behandeling van de aanvraag.
Artikel 6. (02/09/2019- ...)
Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, voldoet de gemandateerde onderneming tijdens de looptijd van het mandaat aan de volgende voorwaarden :
1° de gemandateerde onderneming handelt op een objectieve, respectvolle en niet-discriminerende wijze conform de bepalingen van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt;
2° de gemandateerde onderneming eerbiedigt de persoonlijke levenssfeer en verwerkt persoonsgegevens conform de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming );
3° De gemandateerde organisatie kan voor het uitvoeren van deze dienstverlening een beroep doen op onderaannemers. De gemandateerde onderneming controleert of de onderaannemers voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid met uitzondering van punt 5°, a. Voor de voorwaarde vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, 4°, volstaat het dat de onderaannemers zich beroepen op de registratie van de gemandateerde organisatie;
4° de gemandateerde onderneming hanteert een boekhouding die inkomsten en uitgaven die verband houden met de loopbaanbegeleiding of de stimuleringsfinanciering, alsook de parameters, vermeld in artikel 11, tweede lid, en in artikel 15, § 3, voor de toerekening van de kosten en inkomsten, transparant afzondert;
5° de gemandateerde onderneming registreert minimaal de volgende gegevens in databank van de VDAB :
a) de identificatiegegevens van de begeleide persoon;
b) de verschillende contactmomenten;
c) de stappen, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, b);
d) het persoonlijk ontwikkelingsplan;
6° de gemandateerde onderneming bezorgt op verzoek van de VDAB de informatiegegevens die de VDAB nodig acht om de controle uit te oefenen of geeft de VDAB toestemming om deze ter plaatse in te kijken.
De VDAB kan naast de bepalingen, vermeld in het eerste lid, 5°, aanvullende richtlijnen uitvaardigen op het vlak van de te hanteren boekhouding met het oog op de rechtmatigheidscontrole van kosten en inkomsten en naast de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, 6°, bijkomende registratieverplichtingen bepalen.
Artikel 7. (01/05/2023- ...)
De professioneel actieve persoon vraagt een loopbaancheque aan bij de VDAB.
De VDAB onderzoekt of de persoon voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid. De VDAB brengt de verstrekker op de hoogte van rechtmatige aanvragen. De verstrekker onderzoekt of de professioneel actieve persoon de tegemoetkoming, vermeld in artikel 8, heeft betaald en kent in voorkomend geval de loopbaancheque toe.
De minister kan nadere voorwaarden bepalen op het vlak van de wijze van aanvraag, kennisgeving en toekenning van de loopbaancheque.
Artikel 8. (01/01/2024- ...)
De professioneel actieve persoon, of een door hem aangestelde derde, betaalt een tegemoetkoming in de kosten van zijn loopbegeleiding van vijfenveertig euro per loopbaancheque.
Artikel 9. (01/05/2023- ...)
De loopbaancheque vermeldt de naam van de titularis, is niet overdraagbaar en heeft een geldigheidsduur van maximaal drie maanden vanaf de datum van uitgifte.
Bij verval van de geldigheidsduur van de loopbaancheque betaalt de verstrekker de eigen bijdrage van de professioneel actieve persoon, vermeld in artikel 8, terug. Een vervallen loopbaancheque ontzegt de niet-begeleide professioneel actieve persoon niet de mogelijkheid om een nieuwe loopbaancheque aan te vragen overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit.
Artikel 10. (01/05/2023- ...)
Na registratie van de geleverde loopbaanbegeleiding bezorgt de gemandateerde onderneming de loopbaancheque ter betaling aan de verstrekker.
De loopbaancheque wordt door de gemandateerde onderneming uiterlijk negen maanden na de datum van uitgifte ter betaling aangeboden.
Artikel 11. (01/01/2024- ...)
Binnen de perken van de goedgekeurde jaarlijkse begroting en volgens de voorwaarden, vermeld in dit besluit, krijgt de gemandateerde onderneming een vergoeding voor de loopbaanbegeleiding, verstrekt aan de professioneel actieve persoon.
De vergoeding per uur loopbaanbegeleiding bedraagt 150,07 euro exclusief btw en vertegenwoordigt:
1° de personeelskosten van de loopbaanbegeleider voor de loopbaanbegeleiding, vermeld in artikel 4;
2° werkingskosten die maximaal 25 procent van de personeelskosten bedragen;
3° een winstaandeel van maximaal 6 procent van de loon- en werkingskosten.
In het tweede lid, 1°, wordt onder personeelskosten ook verstaan, het geheel van vergoedingen van de onderaannemer of de zelfstandige ondernemer, die overeenkomen met de personeelskosten van de loopbaanbegeleider alsof die persoon in dienst zou zijn van het loopbaancentrum.
In het tweede lid, 2°, wordt verstaan onder werkingskosten :
a) de uitgaven die rechtstreeks betrekking hebben op de planning, uitvoering, monitoring en evaluatie van de loopbaandienstverlening;
b) de uitgaven die als overhead betrekking hebben op de organisatie van de onderneming.
Als de gemandateerde onderneming een beroep doet op onderaannemers of zelfstandige ondernemers, worden de werkingskosten, vermeld in het derde lid, van elke partij samengeteld.
Artikel 12. (01/07/2013- ...)
De vergoeding, vermeld in artikel 11, wordt verrekend naar rato van de prestaties die de gemandateerde onderneming conform dit besluit effectief geleverd heeft op het vlak van de loopbaanbegeleiding.
Artikel 13. (01/07/2013- ...)
De vergoeding, vermeld in artikel 11, kan niet gecumuleerd worden met andere subsidies voor dezelfde kosten of kosten die elkaar geheel of gedeeltelijk overlappen, van werknemers die de gemandateerde onderneming in dienst heeft voor de uitvoering van de loopbaanbegeleiding.
Artikel 14. (23/11/2017- ...)
De gemandateerde onderneming kan voor de professioneel actieve persoon geen enkele andere vergoeding voor loopbaandienstbegeleiding ontvangen dan de vergoeding vermeld in dit besluit.
De gemandateerde onderneming kan geen schadevergoeding eisen van de professioneel actieve persoon die beslist om de loopbaanbegeleiding vroegtijdig stop te zetten.
De gemandateerde onderneming kan geen loopbaanbegeleiding aanbieden aan eigen werknemers, aan onderaannemers of werknemers van onderaannemers.
De vergoeding, vermeld in artikel 11, kan door de gemandateerde onderneming niet aangewend worden ter financiering van een derdebetalersregeling van de eigen bijdrage van de professioneel actieve persoon.
Artikel 15. (23/11/2017- ...)
§ 1. Binnen de grenzen van de goedgekeurde jaarlijkse begrotingskredieten en volgens de voorwaarden, vermeld in dit besluit, verkrijgt de gemandateerde onderneming stimuleringsfinanciering voor de loopbaanbegeleiding van professioneel actieve personen die behoren tot de kansengroepen als :
1° de gemandateerde onderneming over minimaal twee jaar ervaring beschikt op het vlak van het werken met kansengroepen;
2° het jaarlijkse aandeel van de professioneel actieve personen die de onderneming begeleidt en die behoren tot de kansengroepen, op het totaal aantal begeleide personen minimaal 30 procent bedraagt;
3° er minimaal twintig actieve personen per jaar begeleid worden.
De gemandateerde onderneming levert bij de aanvraag van mandaat of bij de aanvang van werkingsjaar het bewijs van de ervaring, vermeld in het eerste lid, 1°.
§ 2. De gemandateerde onderneming ontvangt een forfaitaire vergoeding volgens de formule :
S = JBA x BP x 150/100, waarbij
1° S : stimuleringsfinanciering, die bestaat uit een vergoeding uitgedrukt in euro;
2° JBA : het jaarlijks bereikt aandeel, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, dat gelijk is aan :
a) 30 : bij een bereik van 30 procent tot en met 40 procent;
b) 40 : bij een bereik van 41 procent tot en met 50 procent;
c) 50 : bij een bereik van 51 procent tot en met 60 procent;
d) 60 : bij een bereik van 61procent tot en met 100 procent.
3° BP : het totale aantal daadwerkelijk begeleide personen;
4° 150 : honderd vijftig euro.
§ 3. De vergoeding van honderdvijftig euro, vermeld in paragraaf 2, 4°, vertegenwoordigt :
1° de personeelskosten om promotie te voeren bij kansengroepen;
2° de personeelskosten om de methodiek en instrumenten op maat van kansengroepen te ontwikkelen en aan te passen;
3° werkingsmiddelen.
§ 4. De stimuleringsfinanciering wordt jaarlijks door de VDAB berekend en toegekend.
Artikel 16. (23/11/2017- ...)
De VDAB voert op regelmatige basis controles uit die gericht zijn op de naleving van de bepalingen van dit besluit en, om de omvang van de vergoedingen voor de loopbaanbegeleiding te bepalen.
Artikel 17. (01/07/2013- ...)
Informatiegegevens die betrekking hebben op de naleving van de voorwaarden van dit besluit worden door de gemandateerde onderneming bewaard gedurende minimaal tien jaar, na afloop van haar mandaat.
Artikel 18. (11/10/2023- ...)
§1. De raad van bestuur van de VDAB kan het mandaat, na voorstel van de VDAB, intrekken als wordt vastgesteld dat:
1° de gemandateerde onderneming de bepalingen van dit besluit niet naleeft;
2° de zaakvoerder, exploitant of verantwoordelijke van de gemandateerde onderneming of haar aangestelden of lasthebbers, het toezicht en de controle, vermeld in artikel 16 verhinderen;
3° de gemandateerde onderneming haar activiteiten stopzet;
4° de gemandateerde onderneming haar mandaat heeft verkregen op basis van valse, onvolledige of onjuiste verklaringen;
5° de gemandateerde onderneming de inlichtingen die het ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren, vervalst;
6° de gemandateerde onderneming langer dan een jaar geen loopbaanbegeleiding met loopbaancheque heeft uitgevoerd, het opstartjaar buiten beschouwing gelaten;
7° de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers, of andere personen die bevoegd zijn om de gemandateerde onderneming te verbinden of te vertegenwoordigen, of de hoofdaandeelhouders van de gemandateerde onderneming, in zoverre zij in de feiten de bevoegdheden van bestuurder uitoefenen, werden tijdens een periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvang van de activiteit van loopbaanbegeleiding of tijdens de uitoefening van het lopende mandaat inzake loopbaanbegeleidingsactiviteiten:
a) veroordeeld wegens faillissement, bedrieglijk onvermogen, valsheid in geschrifte, misbruik van vertrouwen, oplichting, omkoping of bedrog;
b) aansprakelijk gesteld voor de verbintenissen of de schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4°, en 530, van het Wetboek van Vennootschappen of een gelijkaardige wetgeving in de lidstaat van vestiging of hebben meermaals een functie van zaakvoerder of gemachtigde uitgeoefend in een gefailleerde vennootschap;
c) herhaaldelijk in overtreding gesteld op het gebied van de fiscale, sociale verplichtingen of van de wettelijke en reglementaire bepalingen;
d) onderworpen aan een exploitatieverbod met bedrijfssluiting, of aan een beroepsverbod met bedrijfssluiting;
e) ontheven van hun burgerrechten en politieke rechten.
§2. De beslissing tot intrekking van het mandaat is definitief nadat de gemandateerde onderneming de mogelijkheid heeft gekregen om haar verweermiddelen mee te delen binnen een vervaltermijn van dertig dagen. De voormelde termijn begint op de derde dag nadat het voornemen tot intrekking van het mandaat aan de gemandateerde onderneming ter kennisgeving is bezorgd met een aangetekende brief.
§3. Bij de beslissing tot intrekking van het mandaat deelt de raad van bestuur van de VDAB mee binnen welke termijn de gemandateerde onderneming of de zaakvoerder opnieuw een mandaat mag aanvragen. De raad van bestuur van de VDAB kan aan de gemandateerde onderneming of aan de zaakvoerder voorwaarden opleggen om de kwaliteit van de loopbaanbegeleiding te waarborgen.
Als de gemandateerde onderneming of de zaakvoerder zelf zijn mandaat stopzet voor de raad van bestuur van de VDAB een beslissing tot intrekking heeft genomen, deelt de raad van bestuur van de VDAB mee binnen welke termijn de gemandateerde onderneming of de zaakvoerder opnieuw een mandaat mag aanvragen. De raad van bestuur van de VDAB kan aan de gemandateerde onderneming of de zaakvoerder voorwaarden opleggen om de kwaliteit van de loopbaanbegeleiding te waarborgen.
§4. In de volgende gevallen kan de VDAB beslissen om het mandaat van een gemandateerde onderneming te schorsen:
1° een onderzoek als gevolg van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit door de gemandateerde onderneming vereist dat om de belangen van de professioneel actieve persoon te vrijwaren. De schorsing loopt maximaal dertig dagen;
2° er loopt een procedure tot intrekking van het mandaat. De schorsing duurt tot de raad van bestuur van de VDAB beslist heeft om het mandaat al of niet in te trekken;
3° er wordt vastgesteld dat de gemandateerde onderneming niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5 of 6. In afwijking van de termijn, vermeld in punt 1°, blijft het mandaat geschorst tot de gemandateerde onderneming aantoont dat ze opnieuw aan alle voorwaarden voldoet. Als de schorsing langer dan zes maanden duurt, zet de raad van bestuur van VDAB de schorsing automatisch om in een intrekking. De raad van bestuur van de VDAB deelt mee binnen welke termijn de gemandateerde onderneming of de zaakvoerder opnieuw een mandaat mag aanvragen. De raad van bestuur van de VDAB kan aan de gemandateerde onderneming of de zaakvoerder voorwaarden opleggen om de kwaliteit van de loopbaanbegeleiding te waarborgen.
De beslissing, vermeld in het eerste lid, heeft de volgende gevolgen:
1° de gemandateerde onderneming wordt verwijderd uit de zoekrobot op de VDAB-website;
2° de gemandateerde onderneming kan zich niet meer profileren als een loopbaancentrum dat door de VDAB gemandateerd is;
3° de gemandateerde onderneming kan niet meer registreren als vermeld in artikel 10;
4° de gemandateerde onderneming kan geen nieuwe begeleidingen starten die worden vergoed met de loopbaancheques;
5° lopende begeleidingen kunnen worden voortgezet na het akkoord van de VDAB. De registratie die leidt tot uitbetaling, gebeurt dan door de VDAB, na controle.
De beslissing, vermeld in het eerste lid, is definitief nadat de gemandateerde onderneming de mogelijkheid heeft gekregen om haar verweermiddelen mee te delen binnen een vervaltermijn van zeven dagen. De voormelde termijn begint op de derde dag nadat het voornemen tot schorsing van het mandaat van een gemandateerde onderneming aan de gemandateerde onderneming ter kennisgeving is bezorgd met een aangetekende brief.
Artikel 19. (11/10/2023- ...)
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 18 kan de loopbaanvergoeding worden verminderd of teruggevorderd door de VDAB als :
1° de gemandateerde onderneming de bepalingen van dit besluit niet naleeft;
2° de gemandateerde onderneming nog vergoedingen ontvangt nadat haar mandaat geschorst of ingetrokken is;
3° ...
§ 2. De beslissing is definitief nadat de gemandateerde onderneming de mogelijkheid heeft gekregen om haar verweermiddelen mee te delen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, behalve als ze haar verweermiddelen al heeft kunnen voorleggen met toepassing van artikel 18.
De termijn, vermeld in het eerste lid, begint op de derde dag nadat het voornemen aan de gemandateerde onderneming ter kennisgeving is verzonden per aangetekende brief.
Artikel 20. (01/07/2013- ...)
De VDAB monitort de dienstverlening op het vlak van de loopbaanbegeleiding, inclusief het bereik van kansengroepen en dit per kansengroep.
Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit evalueert de VDAB dit besluit. De VDAB bezorgt zijn rapport aan de minister. De minister deelt de evaluatie mee aan de Vlaamse Regering.
Artikel 21. (01/07/2013- ...)
Klachten over de loopbaanbegeleiding kunnen schriftelijk, telefonisch of via elektronische post worden ingediend zowel bij de gemandateerde onderneming als bij de VDAB.
Artikel 22. (01/07/2013- ...)
In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004, 10 november 2006 en 23 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het opschrift wordt de zinsnede « opleidings- en begeleidingscheques » vervangen door het woord « opleidingscheques »;
2° in punt 3° wordt de zinsnede « opleidings- en begeleidingscheques » vervangen door het woord « opleidingscheques »;
3° in punt 4° wordt de zinsnede « opleidings- en of begeleidingscheque » vervangen door het woord « opleidingscheque »;
4° in punt 5° worden de woorden « en begeleidingen » opgeheven;
5° punt 6° wordt vervangen door wat volgt :
« 6° opleidingscheque : betaalmiddel waarmee directe opleidingskosten kunnen worden betaald die een erkende verstrekker factureert aan een werknemer. De minister bepaalt de vormvereisten van de opleidingscheque. De opleidingscheques kunnen alleen gebruikt worden voor opleidingen die niet gebeuren in opdracht van de werkgever en die worden gevolgd buiten de normale werkuren of tijdens periodes van wettige schorsing van de arbeidsovereenkomst plaatsvinden; »;
6° in punt 7° wordt de zinsnede « opleidings- en begeleidingskosten » vervangen door het woord « opleidingskosten »;
7° punt 9° wordt opgeheven.
Artikel 23. (01/07/2013- ...)
In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004, 23 september 2005, 10 november 2006, 4 juni 2010 en 23 juli 2010, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen door wat volgt :
« HOOFDSTUK II. - De opleiding ».
Artikel 24. (01/07/2013- ...)
In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 en paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede « opleiding en/of begeleiding » telkens vervangen door het woord « opleiding »;
2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « opleiding of begeleiding » vervangen door het woord « opleiding ».
Artikel 25. (01/07/2013- ...)
In hoofdstuk III van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004, 23 september 2005, 10 november 2006, 4 juni 2010 en 23 juli 2010 wordt afdeling 2, die bestaat uit artikel 4, opgeheven.
Artikel 26. (01/07/2013- ...)
In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 en 4 juni 2010, wordt het derde lid opgeheven.
Artikel 27. (01/07/2013- ...)
In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt de zinsnede « opleidings- en begeleidingscheque » vervangen door het woord « opleidingscheque »;
2° in het tweede lid wordt de zinsnede « opleidings- of begeleidingstrajecten » vervangen door het woord « opleidingstrajecten ».
Artikel 28. (01/07/2013- ...)
In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de zinsnede « opleidings- en begeleidingscheque » wordt vervangen door het woord « opleidingscheque »;
2° de woorden « en begeleidingskosten » worden opgeheven.
Artikel 29. (01/07/2013- ...)
In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede « opleidings- en begeleidingscheque » vervangen door het woord « opleidingscheque »;
2° in paragraaf 1, 2 en 4 wordt de zinsnede « opleiding en/of begeleiding » vervangen door het woord « opleiding »;
3° in paragraaf 2, 4°, worden de woorden « opleiding of begeleiding » vervangen door het woord « opleiding ».
Artikel 30. (01/07/2013- ...)
In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de zinsnede « opleiding en/of begeleiding » wordt vervangen door het woord « opleiding »;
2° de zinsnede « opleidings- of begeleidingskosten » wordt vervangen door het woord « opleidingskosten ».
Artikel 31. (01/07/2013- ...)
In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden de woorden « opleiding of begeleiding « vervangen door het woord « opleiding »;
2° in paragraaf 1 en 2 wordt de zinsnede « opleidings- en begeleidingscheques » vervangen door het woord « opleidingscheques ».
Artikel 32. (01/07/2013- ...)
Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van centra voor loopbaandienstverlening, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2007 en 4 juni 2010, wordt opgeheven.
Artikel 33. (01/07/2013- ...)
De persoon die voor de inwerkintreding van dit besluit beschikt over een begeleidingscheque, of een aanvraag daarvoor heeft ingediend conform de bepalingen het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004, 10 november 2006 en 23 juli 2010, kan die cheque inwisselen voor een loopbaancheque overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. De VDAB betaalt de eigen bijdrage terug aan de titularis van de begeleidingscheque.
Artikel 34. (01/07/2013- ...)
Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2013, met uitzondering van artikel 5, dat in werking treedt op 1 mei 2013.
Artikel 35. (01/07/2013- ...)
De Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE (01/01/2020- ...)
Gedragscode voor deelnemers aan loopbaanbegeleiding die door gemandateerde dienstverleners toegepast moet worden bij de uitvoering van de opdracht als vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, 6°
Algemene bepalingen
De gedragscode is een inspanningsverbintenis van de gemandateerde en zijn medewerkers die diensten aan de werkende aanbieden. De gemandateerde organisatie maakt deze gedragscode aan de werkende.
1. de gemandateerde organisatie gaat het engagement aan om onder meer de volgende wetgeving voor de werkende in loopbaanbegeleiding strikt toe te passen en na te leven :
a) de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
b) de wetgeving betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen voor de toegang tot een zelfstandig beroep;
c) de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden;
d) de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie.
2. De gemandateerde organisatie gaat het engagement aan om alles in het werk te stellen om een effectieve loopbaanbegeleiding te bieden met het oog op de opmaak van een persoonlijk ontwikkelingsplan voor de deelnemers. De loopbaanbegeleider streeft er naar de uren begeleiding, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, a), per pakket in te zetten op maat van de deelnemer. De loopbaanbegeleiding is in hoofdzaak een individueel proces (in dialoog - facetoface of e-coaching - tussen loopbaanbegeleider en klant).
3. De gemandateerde organisatie verbindt er zich toe de grootst mogelijke beroepsbekwaamheid, integriteit en vakkennis aan te bieden en op elk moment de hoogst mogelijke ethische normen in acht te nemen bij de uitvoering van haar opdrachten.
4. De gemandateerde organisatie zet alleen personeel in dat voldoende gekwalificeerd en opgeleid is voor de opdracht. Als het tegendeel blijkt, kan het mandaat geschorst of ingetrokken worden. Als dat aangewezen is, doet de organisatie een beroep op deskundig advies of verwijst ze de klant door naar een deskundige. De gemandateerde organisatie ziet erop toe dat de professionele competentie van haar loopbaanbegeleiders verder ontwikkeld wordt.
5. De gemandateerde organisatie vermengt geen professionele en niet-professionele activiteiten en garandeert een professionele afstand tot de deelnemer te bewaren.
6. De gemandateerde organisatie draagt er zorg voor dat haar loopbaanbegeleiders zich op geen enkele wijze laten leiden door de belangen of behoeften van de eigen organisatie of van andere organisaties.
7. De gemandateerde organisatie licht de werkende op voorhand in over de klachtenprocedures (minstens de eigen procedure, de procedure van de VDAB en de coördinaten van de Vlaamse Ombudsdienst) en brengt hem op de hoogte van de gedragscode.
8. De gemandateerde organisatie benadert de werkende met respect tijdens de loopbaanbegeleiding. Haar houding is gebaseerd op eerbied van de persoon en zijn levensbeschouwelijke overtuiging. Ze past het recht toe op gelijke behandeling en non-discriminatie op gebied van geslacht, seksuele geaardheid, nationale of etnische afkomst, geloof of levensbeschouwing, burgerlijke stand, fortuin, geboorte, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap of fysieke eigenschap, zogenaamd ras, afstamming en huidskleur.
9. De gemandateerde organisatie ondertekent een overeenkomst met afspraken over de verwerking van persoonsgegevens die de VDAB voorlegt.
10. ...
11. ...
12. ...
13. De loopbaanbegeleider legt een zekere terughoudendheid aan de dag. Hij dringt niet verder door in de persoonlijke levenssfeer van de klant dan noodzakelijk is om de opdracht te doen slagen.
14. De gemandateerde organisatie legt geen contacten met derden zonder de uitdrukkelijke toestemming van de werkende. De werkende kan die toestemming pas geven nadat het voor hem duidelijk is waarom dat contact met derden wordt gelegd en wat ervan wordt verwacht.
Specifieke bepalingen
Houding en rol van de loopbaanbegeleider
15. De klant staat centraal in het dienstverleningsproces : hij klaart zijn eigen (levensloop)baan uit en maakt zelf de keuzes. De dienstverlener ondersteunt de klant bij dat proces.
16. De loopbaanbegeleider gaat een inspanningsverbintenis aan ten opzichte van de klant. Hij gaat het engagement aan om alles in het werk te stellen zodat de loopbaanbegeleiding kwaliteitsvol verloopt. Er is geen garantie over het bereiken van een resultaat, maar wel op voldoende inspanningen om de doelstelling te kunnen bereiken. Deze doelstelling is om klanten een beter inzicht te geven in hun (levens)loopbaan zodat ze een meer concrete visie op hun toekomst krijgen. Bij de bijeenkomsten en tussentijdse opdrachten wordt dat doel op elk moment voor ogen gehouden.
17. Het gemandateerde centrum zorgt voor transparantie van de dienstverlening. De loopbaanbegeleider zorgt ervoor dat elke klant die gebruik maakt van de dienstverlening, van bij de start een duidelijk beeld heeft van de inhoud en afbakening of mogelijkheden en beperkingen van loopbaanbegeleiding.
Bij de aanvang van de dienstverlening zorgt de dienstverlener ervoor dat de klant een begrip heeft van :
• de doelstellingen van de loopbaanbegeleiding, met inbegrip van de eigen verantwoordelijkheid en autonomie in het beheer van de (levens)loopbaan
• de diensten die geleverd worden door de dienstverlener en de planning ervan;
• de financiële bijdrage die de klant moet betalen voor de dienstverlening;
• de betalingswijze, de mogelijkheid en de voorwaarden om loopbaancheques voor werknemers te gebruiken;
• de hoeveelheid tijd die de klant moet investeren om te komen tot een volwaardige loopbaanbegeleiding;
• de achtereenvolgende stappen van het dienstverleningsproces zelf;
• het feit dat eventuele infomomenten (en de toelichting van de gedragscode) geen deel uitmaken van pakket 1;
• het feit dat de klant recht heeft op nazorg na afloop van een traject loopbaanbegeleiding en dat tot maximaal een jaar na het afsluitende gesprek een vraag van de werkende over de uitvoering van zijn persoonlijk ontwikkelingsplan kort behandeld wordt, met als doelstelling de realisatiegraad van het persoonlijk ontwikkelingsplan van de werkende te versterken;
• het recht om de zes jaar gebruik te maken van de loopbaanbegeleiding;
• de methodieken die in het dienstverleningsproces worden gebruikt;
• het afrondingsmoment van de dienstverlening;
• het concept persoonlijk ontwikkelingsplan als eindresultaat van een loopbaanbegeleiding;
• de deontologische regels die de loopbaanbegeleider tijdens de dienstverlening moet volgen;
• de mogelijkheid om klachten te formuleren over de dienstverlening, de loopbaanbegeleider of het loopbaancentrum.
18. Een overeenkomst tussen de klant en gemandateerd centrum wordt ondertekend na de intake, dus bij het tweede contactmoment van het pakket. In de overeenkomst wordt melding gemaakt van de financiële bijdrage van de klant, en van het recht op loopbaanbegeleiding om de zes jaar. De gedragscode is bij de overeenkomst gevoegd. Deze overeenkomst wordt bij elk pakket opgemaakt en ondertekend door de klant en de loopbaanbegeleider.
19. Tijdens de loopbaanbegeleiding respecteert de loopbaanbegeleider de eigen verantwoordelijkheid, zelfsturing en autonomie van de klant. Dat uit zich als volgt :
• De loopbaanbegeleider beslist niet in de plaats van de klant en dringt geen keuzes op. Hij helpt de klant bij het zelf maken van keuzes die van belang zijn voor zijn verdere (levens)loopbaan. Bij het aanreiken van mogelijkheden van dienstverlening en opleiding treedt de loopbaanbegeleider strikt neutraal op. Daarbij is zijn enige doelstelling een traject te bepalen dat het beste aansluit bij de behoeften en aspiraties van de klant, rekening houdend met zijn gezins- en familiesituatie;
• De klant neemt vrijwillig deel aan de loopbaanbegeleiding. De zelfbeschikking van de klant komt tot uiting in het recht om de professionele relatie met de loopbaanbegeleider al dan niet aan te gaan, voort te zetten of te beëindigen. De loopbaanbegeleider laat de begeleiding niet langer duren dan nodig is voor de klant, rekening houdend met het feit dat de klant recht heeft op vier uur voor het eerste pakket en drie uur voor het tweede pakket. Er wordt geen intensieve dienstverlening aangeboden als een korte, eenvoudige dienstverlening volstaat.
20. De loopbaanbegeleider erkent zijn professionele en persoonlijke grenzen beperkingen en verwijst de klant door indien nodig. Hij doet indien nodig een beroep op professioneel advies en ondersteuning. Hij hanteert alleen die methoden waarvoor hij de vereiste competenties heeft.
Screenings- en testinstrumenten en methodieken zijn maar een ondersteuning van de aanpak die gehanteerd wordt in de loopbaandienstverlening en vormen geen doel op zich. De dienstverlener zorgt voor een voldoende balans tussen een aanbod dat ondersteunend en informatief is voor de deelnemer (informatie, schema's, processen, individueel of in groep) en een activerend aanbod (effectieve en actiegerichte begeleiding). Als een aanpak niet bijdraagt tot de doelstellingen zoals die in de definitie van de loopbaanbegeleiding zijn beschreven, kan VDAB de aanpak verbieden in het kader van de dienstverlening met de loopbaancheques.
21. De loopbaanbegeleider laat zich bij doorverwijzingen (naar opleiding, arbeidsbemiddeling, hulpverlening enzovoort) op geen enkele wijze leiden door de belangen of behoeften van de eigen organisatie of van andere organisaties. Hij dringt geen keuze op. In het persoonlijk ontwikkelingsplan en de daaraan verbonden acties staat het belang van de klant voorop.
22. Bij onderaanneming onderschrijven de dienstverleners van loopbaanbegeleiding de gedragscode. Het gemandateerde centrum is ervoor verantwoordelijk dat de dienstverlening van dezelfde kwaliteit is.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 03/12/2024