Artikel I.1. ( 07/09/2014 - ... )
Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Artikel II.1. ( 01/01/2015 - ... )
 In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997,   het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, worden volgende   wijzigingen aangebracht:
1° er wordt een punt 8° quater ingevoegd, dat luidt   als volgt:
"8° quater brede basiszorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de   school vanuit een visie op zorg de ontwikkeling van alle leerlingen stimuleert   en problemen tracht te voorkomen door een krachtige leeromgeving te bieden, de   leerlin- gen systematisch op te volgen en actief te werken aan het verminderen   van risicofactoren en aan het versterken van beschermende factoren;";
2° het   punt 9° wordt opgeheven;
3° er wordt een punt 9° quinquies ingevoegd, dat   luidt als volgt:
"9° quinquies compenserende maatregelen: maatregelen waarbij   de school orthopedagogische of orthodidactische hulpmiddelen aanbiedt, waaronder   technische hulpmiddelen, waardoor de doelen van het gemeenschappelijk curriculum   of de doelen die na dispensatie voor de leerling bepaald zijn, bereikt kunnen   worden;";
4° het punt 12°, opgeheven bij decreet van 22 juni 2007, wordt   opnieuw opgenomen, in volgende lezing:
"12° differentiërende maatregelen:   maatregelen waarbij de school, binnen het gemeenschappelijk curriculum, een   beperkte variatie aanbrengt in het onderwijsleerproces om beter tegemoet te   komen aan de behoeften van individuele leerlingen of groepen van   leerlingen;";
5° er wordt een punt 12° bis ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"12° bis dispenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school   doelen toevoegt aan het gemeenschappelijk curriculum of de leerling vrijstelt   van doelen van het gemeenschappelijk curriculum en die, waar mogelijk, vervangt   door gelijkwaardige doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de   studiebekrachtiging in functie van de finaliteit voor het onderwijsniveau ofwel   de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs, nog in   voldoende mate kunnen bereikt worden;";
6° er wordt een punt 12° ter   ingevoegd, dat luidt als volgt:
"12° ter   disproportionaliteit/disproportioneel: onredelijkheid van aanpassingen   aangetoond na een proces van afweging met toepassing van de criteria als vermeld   in artikel 2, § 2 en § 3, van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het   begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003   ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari   1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor   racismebestrijding;";
7° er wordt een punt 17° bis ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"17° bis gemeenschappelijk curriculum: de goedgekeurde leerplannen die   ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen   te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden   planning voor het nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen en   ontwikkelingsdoelen;";
8° er wordt een punt 28° bis ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"28° bis leerling met specifieke onderwijsbehoeften: leerling met   langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het   samenspel tussen:
a) één of meerdere functiebeperkingen op mentaal,   psychisch, lichamelijk of zintuiglijk vlak en;
b) beperkingen bij het   uitvoeren van activiteiten en;
c) persoonlijke en externe factoren;";
9°   er wordt een punt 47° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
"47° bis   remediërende maatregelen: maatregelen waarbij de school effectieve vormen van   aangepaste leerhulp verstrekt binnen het gemeenschappelijk curriculum;";
10°   er wordt een punt 53° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
"53° bis   uitbreiding van zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school de maatregelen   uit de fase van verhoogde zorg onverkort verderzet en het CLB een proces van   handelingsgerichte diagnostiek opstart. Het CLB richt zich daarbij op een   uitgebreide analyse van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en   op de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht(en) en ouders met het oog op het   formuleren van adviezen voor het optimaliseren van het proces van afstemming van   het onderwijs- en opvoedingsaanbod op de zorgvraag van de leerling. Het CLB   bepaalt in samenspraak met de school en de ouders welke bijkomende inzet van   middelen, hulp of expertise, hetzij ten aanzien van de school of de leerling, al   dan niet in zijn context, wenselijk is alsook de omvang en de duur   daarvan;";
11° het punt 55° bis, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2002   en opgeheven bij het decreet van 6 juli 2012, wordt opnieuw opgenomen, in   volgende lezing:
"55° bis verhoogde zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij   de school extra zorg voorziet onder de vorm van remediërende, differentiërende,   compenserende of dispenserende maatregelen, afgestemd op de specifieke onder-   wijsbehoeften van bepaalde leerlingen, en voorafgaand aan de fase van   uitbreiding van zorg;";
12° er wordt een punt 59° ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"59° zorgcontinuüm: opeenvolging van de fasen in de organisatie van de   onderwijsomgeving op het gebied van brede basiszorg, verhoogde zorg en   uitbreiding van zorg;".
Artikel II.2. ( 01/01/2015 - ... )
In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid aangevuld met de   volgende zinnen:
"Het werkt hiervoor op een systematische, planmatige en   transparante wijze samen met het CLB en de ouders en doet, in het bijzonder voor   leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, gepaste en redelijke aanpassingen,   waaronder het inzetten van remediërende, differentiërende, compenserende of   dispenserende maatregelen naargelang de noden van de leerling. De specifieke   onderwijsbehoeften van leerlingen en de ondersteuningsbehoeften van het   onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal.".
Artikel II.3. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: § 2. De regering legt diagnostische protocollen vast voor de oriëntering naar   de types als vermeld in § 1, 2° tot 8°. ".
"Art.10.   § 1. Het buitengewoon basisonderwijs is ingedeeld in volgende types:
1° type   basisaanbod, voor kinderen voor wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en voor   wie al tijdens het gewoon kleuteronderwijs of tijdens het gewoon lager onderwijs   aantoonbaar blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende,   differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen ofwel   disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn om de leerling binnen het   gemeenschappelijk curriculum te kunnen blijven meene- men in een school voor   gewoon onderwijs;
2° type 2, voor kinderen met een verstandelijke   beperking.
Kinderen met een verstandelijke beperking voldoen aan alle   onderstaande criteria:
a) ze hebben significante beperkingen in het   intellectueel functioneren, wat op basis van een psychodiagnostisch onderzoek   tot uiting komt in een totaal intelligentiequotiënt op een gestandaardiseerde en   genormeerde intelligentietest kleiner of gelijk aan 60, rekening houdend met het   betrouwbaarheidsinterval;
b) ze hebben significante beperkingen in het   sociale aanpassingsgedrag, wat op basis van psychodiagnostisch onderzoek tot   uiting komt in een uitslag op een gestandaardiseerde en genormeerde schaal voor   sociaal aanpassingsgedrag, die minstens drie standaarddeviaties beneden het   gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdgenoten, rekening   houdend met het betrouwbaarheidsinterval;
c) de functioneringsproblemen zijn   ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar;
d) het besluit "verstandelijke   beperking" wordt genomen na een periode van procesdiagnostiek;
3° type 3,   voor kinderen met een emotionele of gedragsstoornis die geen verstandelijke   beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Kinderen met een emotionele of   gedragsstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een   multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch   onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld:
a) een   aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit;
b) een oppositioneel-opstandige   gedragsstoornis;
c) de gedragsstoornis in enge zin, `conduct disorder';
d)   een angststoornis;
e) een stemmingsstoornis;
f) een   hechtingsstoornis;
4° type 4, voor kinderen met een motorische   beperking.
Kinderen met een motorische beperking zijn kinderen bij wie op   basis van specifieke medische diagnostiek, een uitval wordt vastgesteld in de   neuromusculoskeletale en beweginggerelateerde functies, meer bepaald:
a) de   functies van gewrichten en beenderen;
b) de spierfuncties, meer bepaald de   spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige   uitval van:
1) een van de of beide bovenste of onderste ledematen;
2) de   linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden;
3) de romp;
4)   overige;
c) de bewegingsfuncties;
d) een door medische diagnostiek   geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweginggerelateerd   functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar   met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
5° type 5, voor kinderen   die opgenomen zijn in een ziekenhuis, een residentiële setting of verblijven in   een preventorium.
De regering bepaalt de voorwaarden waaraan de residentiële   setting moet voldoen opdat er een school voor buitengewoon onderwijs type 5 aan   verbonden kan zijn.
Kinderen in type 5 beantwoorden aan alle onderstaande   voorwaarden:
a) de medische, psychiatrische of residentiële opvang of   begeleiding laat niet toe dat de kinderen voltijds in een school aanwezig   zijn;
b) de kinderen hebben behoefte aan een individueel of   geïndividualiseerd aanbod dat in de residentiële omgeving verstrekt wordt;
6°   type 6, voor kinderen met een visuele beperking.
Kinderen met een visuele   beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke oogheelkundige   diagnostiek een gezichtsstoornis werd vastgesteld die beantwoordt aan minstens   een van de volgende criteria:
a) een optimaal gecorrigeerde gezichtsscherpte   die kleiner dan of gelijk is aan 3/10 voor het beste oog;
b) een of meer   gezichtsvelddefecten die meer dan 50% van de centrale zone van 30° beslaan of   die het gezichtsveld concentrisch tot minder dan 20° verkleinen;
c) een   volledige altitudinale hemianopsie, een oftalmoplegie, een oculomotorische   apraxie of een oscillopsie.
Onder altitudinale hemianopsie wordt verstaan:   halfzijdige blindheid of blindheid in de helft van het gezichtsveld met   verschillende varianten die door hersenbeschadiging veroorzaakt is.
Onder   oculomotorische apraxie wordt verstaan: het niet kunnen fixeren van de ogen op   één voorwerp en het niet kunnen volgen van bewegende voorwerpen.
Onder   oftalmoplegie wordt verstaan: verlamming van de oogspieren.
Onder oscillopsie   wordt verstaan: subjectieve instabiliteit van het gezichtsveld of het symptoom   waarbij het beeld dat iemand van de omgeving heeft, beweegt zodra het hoofd   wordt bewogen;
d) een ernstige gezichtsstoornis die uit een geobjectiveerde   cerebrale pathologie voortvloeit, zoals cerebrale visuele inperking;
e) een   door een oogarts geobjectiveerde visuele problematiek die niet tot criterium a)   tot en met d) terug te brengen is, maar met een duidelijke impact op schoolse   activiteiten;
7° type 7, voor kinderen met een auditieve beperking of een   spraak- of taalstoornis.
Kinderen met een auditieve beperking zijn kinderen   die, op basis van een audiologisch onderzoek door een neus-, keel- en oorarts,   beantwoorden aan een van de onderstaande criteria:
a) volgens de   Fletcher-index een gemiddeld gehoorverlies hebben voor de frequenties 500, 1000   en 2000 Hz van 40 dB of meer voor het beste oor zonder correctie;
b) als de   Fletcher-index minder dan 40 dB bedraagt: een foneemscore van 80% of minder   hebben bij de spraakaudiometrie met woorden met een medeklinker-klinker-   medeklinker-samenstelling bij 70 dB geluidsterkte;
c) een door een neus-,   keel- en oorarts geobjectiveerde auditieve problematiek hebben die niet terug te   brengen is tot criterium a) of b), maar met een duidelijke impact op schoolse   activiteiten.
Kinderen met een spraak- of taalstoornis zijn kinderen zonder   een verstandelijke beperking, zoals bepaald in 2°, waarvoor, op basis van een   multidisciplinair onderzoek door een erkend gespecialiseerd team met minstens   een logopedist, audioloog en neus-, keel- en oorarts, een van de volgende   problematieken wordt vastgesteld:
a) voor leerlingen jonger dan 6 jaar:
1)   kinderafasie met een terugval in de taalontwikkeling of;
2) een vermoeden van   ontwikkelingsdysfasie, gebaseerd op de vaststelling van een zeer moeizame   spraak- en taalontwikkeling en met een duidelijke impact op schoolse   activiteiten;
b) voor leerlingen vanaf 6 jaar: diagnose ontwikkelingsdysfasie   of kinderafasie;
8° type 9, voor kinderen met een autismespectrumstoornis en   die geen verstandelijke beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Kinderen met   een autismespectrumstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde,   door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van   psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt   vastgesteld:
a) de autistische stoornis;
b) een pervasieve   ontwikkelingsstoornis niet-anders-omschreven.
Het basisaanbod buitengewoon   onderwijs wordt niet erkend, gefinancierd of gesubsidieerd in het buitengewoon   kleuteronderwijs.
Artikel II.4. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2006,   wordt vervangen door wat volgt: Voor de toelating van een leerling tot het type 5, als vermeld in artikel 10,   § 1, 5°, is een attest vereist dat uitgereikt is door de behandelende geneesheer   van de medische of psychiatrische voorziening ofwel door de directeur van de   residentiële setting. De Vlaamse Regering bepaalt wat het attest moet   inhouden. § 2. Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en wil starten in   het buitengewoon onderwijs moet in afwijking van § 1, 1° en 2°, worden   aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende,   compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende   zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en   moet in afwijking van § 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van   toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2° tot 8°, met uitzondering van   5°. § 3. Het verslag bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording.   De regering bepaalt wat het verslag moet inhouden. § 4. Een leerling kan alleen het buitengewoon onderwijs volgen van het type   waarnaar hij in het verslag georiënteerd wordt, met uitzondering van type   5. § 5. Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 ingeschreven waren   in een school voor buitengewoon onderwijs geldt § 1 alleen bij wijziging van   onderwijsniveau of van type. § 6. Wanneer niet meer voldaan is aan de voorwaarden van § 1, 2° en 3°, kan   het CLB op eigen initiatief, op vraag van de ouders of op vraag van de school,   het verslag opheffen. § 7. Bij onenigheid tussen ouders, school en CLB over het afleveren van het   verslag kan, op initiatief van een van de betrokken partijen, een beroep gedaan   worden op een Vlaamse Bemiddelingscommissie. De regering bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsprincipes   van deze commissie.".
"Art. 15. § 1. Naast de toelatingsvoorwaarden   bepaald in de artikelen 12, § 1, en 13, § 4, is voor de toelating van een   leerling tot het buitengewoon onderwijs, met uitzondering voor de toelating tot   type 5, een verslag van een CLB vereist, opgesteld met inachtname van artikel 37   van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor   leerlingenbegeleiding, waaruit blijkt:
1° dat de fasen van het zorgcontinuüm   voor de betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in   uitzonderlijke omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde   fase niet relevant is;
2° dat met toepassing van de principes van artikel 8,   tweede lid, de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende,   compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen   het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, ofwel disproportioneel,   ofwel onvoldoende zijn;
3° dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden   omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk   onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model   van handicap;
4° dat de onderwijsbehoeften niet louter toe te schrijven zijn   aan een SES-kenmerk van de leerling, vermeld in artikel 133;
5° welk type   voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 1° tot 8°,   met uitzondering van 5°.
Artikel II.5. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004,   wordt vervangen door wat volgt: De regering bepaalt de inhoud van het gemotiveerd verslag en kan in   uitvoering van artikel 173septies de bepaling van artikel 16, § 1, 3°,   opheffen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor een leerling, die toegelaten   werd tot het geïntegreerd onderwijs op basis van een inschrijvingsverslag voor   het buitengewoon onderwijs, slechts een gemotiveerd verslag opgemaakt bij   wijziging van het onderwijsniveau, van het type, de aard van de integratie, of   de aard en de ernst van de handicap. § 3. Om in aanmerking te komen voor aanvullende financiering of subsidiëring   van een leerling in het geïntegreerd onderwijs is nog een integratieplan   vereist. De regering bepaalt de inhoud van het integratieplan en legt de samenstelling   van het integratieteam, dat het integratieplan zal opstellen, vast. Een nieuw integratieplan wordt opgesteld bij de wijziging van: de aard van de   integratie, de aard en de ernst van de handicap of het onderwijsniveau, met   inbegrip van het beroepenveld, de studierichting, de afdeling of de opties. Bij   wijziging van het integratieteam kan het bestaande integratieplan bevestigd   worden. § 4. Wanneer voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in   artikel 15 een gemotiveerd verslag wordt opgemaakt, vervalt het verslag als   vermeld in artikel 15.".
"Art. 16. § 1. Naast de toelatingsvoorwaarden   bepaald in de artikelen 12 en 13 is voor de toelating van een leerling tot het   geïntegreerd onderwijs een gemotiveerd verslag van een CLB vereist, waaruit   blijkt:
1° dat, met toepassing van de principes van artikel 8, tweede lid,   het inzetten van de ondersteuning in het kader van het geïntegreerd onderwijs,   in combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen, nodig en voldoende   geacht wordt om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten   volgen;
2° dat de leerling voldoet aan de criteria van een van de punten van   artikel 10, § 1, 1° tot 8°, met uitzondering van 5° ;
3° dat de leerling ten   minste negen maanden voltijds buitengewoon onderwijs in het betreffende type   heeft gevolgd, onmiddellijk voorafgaand aan zijn toelating tot het geïntegreerd   basisonderwijs, indien blijkt dat hij voldoet aan de criteria van artikel 10, §   1, 1°.
Artikel II.6. ( 01/09/2015 - ... )
 In artikel 19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van   13 juli 2001 wordt aan § 2, een derde lid toegevoegd, dat luidt als   volgt:
"Een inschrijving in het type basisaanbod is maximaal twee schooljaren   geldig. Aan het einde van deze periode volgt een evaluatie door de klassenraad   en het CLB. Wanneer de klassenraad en het CLB op basis van deze evaluatie   beslissen dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende,   compenserende of dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende   zullen zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen in   een school voor gewoon onderwijs en een verder verblijf in het basisaanbod nodig   is, bevestigt het CLB dit door de opmaak van een nieuw verslag, als vermeld in   artikel 15, dat de inschrijving verlengt met maximaal twee schooljaren. Ten   laatste na twee schooljaren volgt opnieuw een evaluatie. Wanneer de klassenraad   en het CLB op basis van de evaluatie beslissen dat de aanpassingen, waaronder   remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen wel   proportioneel zullen zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te   laten volgen in een school voor gewoon onderwijs dan:
1° ondersteunen de   school voor buitengewoon onderwijs en het CLB de ouders bij het vinden van een   school voor gewoon onderwijs waar de leerling kan ingeschreven worden;
2°   maken de betrokken scholen, de CLB's en de ouders afspraken in functie van een   vlotte overgang van de leerling van de school voor buitengewoon onderwijs naar   de school voor gewoon onderwijs.".
Artikel II.7. ( 01/04/2014 - ... )
Artikel 25bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 juli   2006, wordt opgeheven.
Artikel II.8. ( 01/04/2014 - ... )
In artikel 26 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 juli   2006, wordt in § 2 het woord "CABO" vervangen door het woord   "onderwijsinspectie".
Artikel II.9. ( 01/01/2015 - ... )
Artikel 30 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 juli   2003, wordt opgeheven.
Artikel II.10. ( 01/04/2014 - ... )
In artikel 35 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli   2001, 8 mei 2009 en 9 juli 2010 worden de volgende wijzigingen   aangebracht:
1° in § 1 wordt het woord "CABO" vervangen door   "onderwijsinspectie";
2° § 2 wordt vervangen door wat volgt:
" § 2. De   ouders kiezen in overleg met het CLB de dichtstbijzijnde school voor   buitengewoon onderwijs van hun vrije keuze om het permanent onderwijs aan huis   te organiseren. Omwille van omstandigheden eigen aan het kind en mits omstandige   motivering kan een andere school voor buitengewoon onderwijs worden   gekozen.".
Artikel II.11. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 37undecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25   november 2011, wordt vervangen door wat volgt: § 2. Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15   worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde   ingeschreven. De school organiseert overleg met de ouders, de klassenraad en het   CLB, over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het   gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op   basis van een individueel aangepast curriculum. Indien na het overleg de school de disproportionaliteit van de aanpassingen   die nodig zijn, bevestigt, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat   deze leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk 1 maand,   vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de   disproportionaliteit. Wanneer de school de aanpassingen wel proportioneel acht, komen deze   leerlingen op dezelfde wijze als leerlingen met een gemotiveerd verslag in   aanmerking voor aanvullende financiering of subsidiëring zoals van toepassing in   het kader van het geïntegreerd onderwijs. § 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een   leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat   voor de leerling een verslag, als vermeld in artikel 15, nodig is, organiseert   de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op   basis daarvan en nadat het verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van   de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast   curriculum of om de inschrijving van de leerling voor het daaropvolgende   schooljaar te ontbinden.".
"Art. 37undecies. § 1. Het   recht op inschrijving, vermeld in artikel 37bis, § 1, geldt onverkort voor   leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van   gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of   dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze   aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone   studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
Artikel II.12. ( 01/01/2015 - ... )
In artikel 37quindecies, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het   decreet van 25 november 2011 en gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2012,   worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt   opgeheven;
2° in het tweede lid, dat eerste lid wordt, worden de woorden "op   basis van andere bepalingen dan deze van artikel 37undecies,"   opgeheven.
Artikel II.13. ( 01/01/2015 - ... )
In artikel 37sedecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van   25 november 2011, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 4.   Onverminderd de toepassing van § 1 tot § 3, kan de CLR het dossier aanhangig   maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag   van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in   toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader   voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft   van onafhankelijk mechanisme.".
Artikel II.14. ( 01/09/2015 - ... )
 In artikel 85quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet   van 4 juli 2008, worden in 1° de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de   zesde rij wordt de zinsnede "type 1, 2 en 8" vervangen door de zinsnede "type   basisaanbod en type 2";
2° in de zevende rij van de tabel wordt de zinsnede   "type 3, 4, 6 of 7" vervangen door de zinsnede "type 4, 6 of 7";
3° in de   achtste rij van de tabel wordt de zinsnede "type 3" vervangen door zinsnede   "type 3 of 9".
Artikel II.15. ( 01/04/2014 - ... )
   In artikel 101 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen   aangbracht: 2° er wordt een § 4 en een § 5 toegevoegd, die luiden als volgt: De regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van het   oprichtingsdossier en over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden   beoordeeld. § 5. De oprichting vanaf 1 september van een nieuw type van vrije keuze kan   pas na een gunstige beslissing van de regering. Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het   voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan   AgODi. In afwijking van het voorgaande lid, kunnen voor de oprichting vanaf 1   september 2015 van een type 9 van vrije keuze gemotiveerde aanvragen bij AgODi   ingediend worden tot uiterlijk 1 juli 2014. De regering neemt deze beslissing na advies van AgODi en de   onderwijsinspectie.".
1° § 1 wordt vervangen door wat volgt:
" § 1. In elke   gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon onderwijs die voldoet   aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen kunnen per 1 september   types van vrije keuze, met uitzondering van type 5, worden gefinancierd of   gesubsidieerd indien het type binnen de provincie niet georganiseerd wordt in   een school van dezelfde groep.";
" § 4. In   aanvulling op § 1 tot § 3 moet een schoolbestuur dat een nieuw type van vrije   keuze wil oprichten een oprichtingsdossier indienen. Dit oprichtingsdossier moet   ten minste voldoen aan onderstaande kwaliteitsvoorwaarden:
1° het   schoolbestuur is verantwoordelijk voor het indienen van het dossier na overleg   binnen de schoolraad en na overleg of na onderhandeling in het lokaal   comité;
2° de school moet beschikken over de vereiste infrastructurele en   materiële voorzieningen op gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig   voor het nieuwe type;
3° de reeds bestaande expertise of de inspanningen rond   professionalisering van het team met betrekking tot het nieuwe type worden in   het dossier weergegeven.
Artikel II.16. ( 01/04/2014 - ... )
   In artikel 111 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 juni   2007, wordt een § 3, § 4 en § 5 toegevoegd, die luiden als volgt: De regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van het   oprichtingsdossier en over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden   beoordeeld. § 4. De oprichting vanaf 1 september van een nieuw type kan pas na een   gunstige beslissing van de regering. Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het   voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan   AgODi, dat de aanvraag voor administratief-technisch en inhoudelijk advies aan   de Vlaamse Onderwijsraad bezorgt. In afwijking van het voorgaande lid, kunnen voor de oprichting vanaf 1   september 2015 van type 9 gemotiveerde aanvragen bij AgODi ingediend worden tot   uiterlijk 1 juli 2014. De regering neemt deze beslissing na advies van de Vlaamse Onderwijsraad over   de gegrondheid van de lokale behoefte aan extra aanbod en na advies van AgODi en   de onderwijsinspectie. § 5. De scholen voor buitengewoon basisonderwijs die tijdens het schooljaar   2014-2015 een aanbod type 1 of type 8 aanboden, bieden vanaf 1 september 2015   het basisaanbod aan als vermeld in artikel 10, § 1, 1°. Dit wordt niet beschouwd   als een herstructurering.".
" § 3. In   aanvulling op § 1 en § 2 moet een schoolbestuur dat een nieuw type wil oprichten   een oprichtingsdossier indienen. Dit oprichtingsdossier moet ten minste voldoen   aan onderstaande kwaliteitsvoorwaarden:
1° het schoolbestuur is   verantwoordelijk voor het indienen van het dossier na overleg binnen de   schoolraad en na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité;
2° het   dossier bevat een omgevingsanalyse die de noodzaak, de doelmatigheid en de   leefbaarheid van het programmatievoorstel motiveert. Bij de omgevingsanalyse   wordt, waar dit voor de betrokken schoolpopulatie relevant is, de link met   eventuele aangepaste begeleidingsmogelijkheden, met inbegrip van schoolexterne   begeleidingsmoge- lijkheden voor kinderen met bijkomende zorgbehoeften,   expliciet behandeld;
3° de school moet beschikken over de vereiste   infrastructurele en materiële voorzieningen op gebied van toegankelijkheid en   hulpmiddelen nodig voor het nieuwe type;
4° de reeds bestaande expertise of   de inspanningen rond professionalisering van het team met betrekking tot het   nieuwe type worden in het dossier weergegeven.
Artikel II.17. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 112bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8   mei 2009 en laatst gewijzigd bij decreet van 5 juli 2013, worden de woorden "en   2013-2014" vervangen door de woorden ", 2013-2014 en   2014-2015".
Artikel II.18. ( 01/09/2015 - ... )
In artikel 139duodecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet   van 8 mei 2009, wordt in § 1, 1°, de zinsnede "type 1" vervangen door de   zinsnede "type basisaanbod".
Artikel II.19. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 155, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van   7 juli 2006 en het laatst gewijzigd bij decreet van 5 juli 2013, wordt in het   eerste lid de zinsnede "voor het schooljaar 2013-2014" vervangen door de   zinsnede "voor het schooljaar 2014- 2015.".
Artikel II.20. ( 01/01/2015 - ... )
In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk XIIquinquies ingevoegd dat luidt   als volgt:
"Hoofdstuk XIIquinquies. - Waarborgregeling bij daling van het   leerlingenaantal in het buitengewoon onderwijs".
Artikel II.21. ( 01/01/2015 - ... )
   In hoofdstuk XIIquinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij artikel II.20,   wordt een artikel 173septies ingevoegd, dat luidt als volgt: § 2. De regering bepaalt de procedure voor de berekening van de enveloppe en   houdt voor de verdeling van de enveloppe over het gewoon en buitengewoon   basisonderwijs en over de scholen minstens rekening met de volgende   principes: § 3. De regering bepaalt tevens de wijze waarop en de ambten waarin de   middelen uit de enveloppe kunnen worden ingezet voor uitbreiding van zorg in de   scholen voor gewoon basisonderwijs of voor versterking van het onderwijs en de   zorg in scholen voor buitengewoon basisonderwijs en voor welke leerlingen deze   middelen kunnen worden aange- wend.".
"Art.   173septies. § 1. Bij het realiseren van een relatieve minderkost in het   buitengewoon basisonderwijs ten opzichte van het referentieschooljaar 2014-2015,   worden per schooljaar de vrijgekomen middelen, via enveloppefinanciering,   ingezet voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften   in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs.
1° de vastgestelde verschuivingen van leerlingen van het   buitengewoon naar het gewoon basisonderwijs als gevolg van effectieve terugkeer   uit of verminderde instroom in het buitengewoon basisonderwijs voor de verdeling   van de enveloppe over het gewoon en buitengewoon basisonderwijs. De regering   houdt hierbij ook rekening met de demografie;
2° de relatieve aanwezigheid   van leerlingen met een verslag als vermeld in artikel 15 of 16 voor de verdeling   van de enveloppe over de scholen voor gewoon basisonderwijs;
3° de   vastgestelde verschuivingen in de leerlingenpopulaties van de types voor de   verdeling van de enveloppe over de scholen voor buitengewoon   basisonderwijs.
Artikel II.22. ( 01/01/2015 - ... )
Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2015 voor inschrijvingen die   betrekking hebben op het schooljaar 2015-2016, met uitzondering van de artikelen   II.7, II.8, II.10, II.15 en II.16 die in werking treden op 1 april 2014, de   artikelen II.17 en II.19 die in werking treden op 1 september 2014 en de   artikelen II.6, II.14 en II.18 die in wer- king treden op 1 september   2015.
Artikel III.1. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 2, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende   wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden na het woord "onderwijs"   de woorden ", met uitzondering van artikel 357, dat niet van toepassing is op   het buitengewoon secundair onderwijs, maar enkel op het door de Vlaamse   Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd voltijds gewoon secundair   onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs" ingevoegd;
2° er wordt   een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De artikelen 351 tot en met   356 gelden ook voor het door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of   gesubsidieerd voltijds gewoon secundair onderwijs en het deeltijds   beroepssecundair onderwijs.".
Artikel III.2. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 3 van de Codex Secundair Onderwijs, het laatst gewijzigd bij   het decreet van19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1°   er wordt een punt 9° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"9° /1 brede   basiszorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school vanuit een visie op zorg   de ontwikkeling van alle leerlingen stimuleert en problemen tracht te voorkomen   door een krachtige leeromgeving te bieden, de leerlingen systematisch op te   volgen en actief te werken aan het verminderen van risicofactoren en aan het   versterken van beschermende factoren;";
2° er wordt een punt 10° /2   ingevoegd, dat luidt als volgt:
"10° /2 compenserende maatregelen:   maatregelen waarbij de school orthopedagogische of orthodidactische hulpmiddelen   aanbiedt, waaronder technische hulpmiddelen, waardoor de doelen van het   gemeenschappelijk curriculum of de doelen die na dispensatie voor de leerling   bepaald zijn, bereikt kunnen worden;";
3° er wordt een punt 12° /1 ingevoegd,   dat luidt als volgt:
"12° /1 differentiërende maatregelen: maatregelen   waarbij de school, binnen het gemeenschappelijk curriculum, een beperkte   variatie in het onderwijsleerproces aanbrengt om beter tegemoet te komen aan de   behoeften van individuele leerlingen of groepen van leerlingen;";
4° er wordt   een punt 12° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"12° /2 dispenserende   maatregelen: maatregelen waarbij de school doelen toevoegt aan het   gemeenschappelijk curriculum of de leerling vrijstelt van doelen van het   gemeenschappelijk curriculum en die, waar mogelijk, vervangt door gelijkwaardige   doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de studiebekrachtiging in functie   van de finaliteit voor het betreffende structuuronderdeel ofwel de doelen voor   het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs of naar de arbeidsmarkt nog in   voldoende mate kunnen bereikt worden;";
5° er wordt een punt 12° /3   ingevoegd, dat luidt als volgt:
"12° /3   disproportionaliteit/disproportioneel: onredelijkheid van aanpassingen   aangetoond na een proces van afweging met toepassing van de criteria, als   vermeld in artikel 2, § 2 en § 3, van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende   het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari   2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15   februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor   racismebestrijding;";
6° er wordt een punt 14° /1 ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"14° /1 gemeenschappelijk curriculum: de goedgekeurde leerplannen die   ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen   te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden   planning voor het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen en   ontwikkelingsdoelen;";
7° er wordt een punt 17° /3 ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"17° /3 leerling met specifieke onderwijsbehoeften: leerling met   langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het   samenspel tussen:
a) één of meerdere functiebeperkingen op mentaal,   psychisch, lichamelijk of zintuiglijk vlak en;
b) beperkingen bij het   uitvoeren van activiteiten en;
c) persoonlijke en externe factoren;";
8°   er wordt een punt 34° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"34° /1   preventorium: medische instelling die onder meer in residentieel verband   kuurmogelijkheden biedt aan jongeren waar buitengewoon onderwijs van type 5   gegeven wordt;";
9° er wordt een punt 36° /1 ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"36° /1 remediërende maatregelen: maatregelen waarbij de school   effectieve vormen van aangepaste leerhulp verstrekt binnen het gemeenschappelijk   curriculum;";
10° er wordt een punt 44° /1 ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"44° /1 uitbreiding van zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de   school de maatregelen uit de fase van verhoogde zorg onverkort verderzet en het   centrum voor leerlingenbegeleiding een proces van handelingsgerichte diagnostiek   opstart. Het centrum voor leerlingenbegeleiding richt zich daarbij op een   uitgebreide analyse van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en   op de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht(en) en ouders met het oog op het   formuleren van adviezen voor het optimaliseren van het proces van afstemming van   het onderwijs- en opvoedingsaanbod op de zorgvraag van de leerling. Het centrum   voor leerlingenbegeleiding bepaalt in samenspraak met de school en de ouders   welke bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise, hetzij ten aanzien van   de school, de leerling, al dan niet in zijn context, wense- lijk is alsook de   omvang en de duur daarvan;";
11° er wordt een punt 45° /1 ingevoegd, dat   luidt als volgt:
"45° /1 verhoogde zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de   school extra zorg voorziet onder de vorm van remediërende, differentiërende,   compenserende of dispenserende maatregelen, afgestemd op de specifieke   onderwijsbehoeften van bepaalde leerlingen, en voorafgaand aan de fase van   uitbreiding van zorg;";
12° er wordt een punt 47° /1 ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"47° /1 ziekenhuisschool: school voor buitengewoon secundair onderwijs   van type 5, opleidingsvorm 4, verbonden aan een universitair ziekenhuis of een   residentiële setting of een preventorium;";
13° er wordt een punt 47° /2   ingevoegd, dat luidt als volgt:
"47° /2 zorgcontinuüm: opeenvolging van de   fasen in de organisatie van de onderwijsomgeving van brede basiszorg, verhoogde   zorg en uitbreiding van zorg;".
Artikel III.3. ( 01/09/2014 - ... )
Het tweede lid van artikel 15, § 1, 14°, van de Codex Secundair Onderwijs   wordt vervangen door:
"Dit punt is niet van toepassing op   ziekenhuisscholen.".
Artikel III.4. ( 01/04/2014 - ... )
In deel III, titel 1, hoofdstuk 5, van de Codex Secundair Onderwijs worden   de volgende wijzigingen aangebracht:
1° afdeling 1, bestaande uit de   artikelen 67 en 68, wordt opgeheven;
2° afdeling 2 wordt afdeling 1;
3°   afdeling 3 wordt afdeling 2;
4° afdeling 4 wordt afdeling   3.
Artikel III.5. ( 01/09/2014 - ... )
 In artikel 110/9, § 1, derde lid, van de Codex Secundair Onderwijs,   ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011 en het laatst gewijzigd bij het   decreet van 19 juli 2013, worden de woorden "in artikel 11 van het koninklijk   besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie   van het buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "in artikel   257".
Artikel III.6. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 110/11 van de Codex Secundair Onderwijs, ingevoegd bij het decreet   van 25 november 2011, wordt vervangen door wat volgt: § 2. Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 294   worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde   ingeschreven. De school organiseert overleg met de ouders, de klassenraad en het   centrum voor leerlingenbegeleiding, over de aanpassingen die nodig zijn om de   leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling   studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast   curriculum. Indien na het overleg de school de disproportionaliteit van de aanpassingen   die nodig zijn, bevestigt, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat   deze leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk 1 maand,   vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de   disproportionaliteit. Wanneer de school de aanpassingen wel proportioneel acht, komen deze   leerlingen op dezelfde wijze als leerlingen met een gemotiveerd verslag in   aanmerking voor aanvullende financiering of subsidiëring zoals van toepassing in   het kader van het geïntegreerd onderwijs. § 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een   leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat   voor de leerling een verslag als vermeld in artikel 294 nodig is, organiseert de   school een overleg met de klassenraad, de ouders en het centrum voor   leerlingenbegeleiding en beslist op basis daarvan en nadat het verslag werd   afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken   op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de   leerling voor het daaropvolgende schooljaar te   ontbinden.".
"Art.110/11. § 1. Het   recht op inschrijving, vermeld in artikel 110/1, § 1, geldt onverkort voor   leerlingen die een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van   gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of   dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze   aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone   studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
Artikel III.7. ( 01/01/2015 - ... )
 In artikel 110/15, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs, ingevoegd   bij het decreet van 25 november 2011 en het laatst gewijzigd bij het decreet van   19 juli 2013, worden telkens de woorden "of 110/11" opgeheven.
Artikel III.8. ( 01/01/2015 - ... )
In artikel 110/16 van de Codex Secundair Onderwijs, ingevoegd bij het   decreet van 25 november 2011, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als   volgt:
" § 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot 3, kan de CLR   het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, §   2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met   een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008   houdende een kader voor het Vlaamse gelijke- kansen- en   gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk   mechanisme.".
Artikel III.9. ( 01/04/2014 - ... )
   In artikel 115, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs, gewijzigd bij het   decreet van 21 december 2012, wordt het tweede lid vervangen door wat   volgt: Indien aan de leerlingen, vermeld in artikel 252, § 1, b), toch de reguliere   studiebewijzen worden gegeven, zal voorafgaand aan de uitreiking van deze   studiebewijzen, de overeenkomst van de doelen opgenomen in het individuele   curriculum met de leerplandoelen van het overeenkomstige structuuronderdeel   voorgelegd moeten worden aan de onderwijsinspectie.".
"Aan de leerlingen, vermeld in artikel 252, § 1, b), worden jaarlijks   attesten van verworven bekwaamheden uitgereikt.
Artikel III.10. ( 01/09/2014 - ... )
 In artikel 116, 3°, van de Codex Secundair Onderwijs worden de   woorden "artikel 294, § 1, en in artikel 10 van het koninklijk besluit van 28   juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het   buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in   de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden   "artikel 291 tot en met 295".
Artikel III.11. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 117, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs worden tussen de   woorden "een" en "ziekenhuis" de woorden "residentiële setting of een   universitair" ingevoegd.
Artikel III.12. ( 01/04/2014 - ... )
In artikel 118 van de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende   wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste paragraaf worden de woorden   "Commissie van Advies voor het Buitengewoon Onderwijs" vervangen door   "onderwijsinspectie";
2° de tweede paragraaf wordt vervangen door wat   volgt:
" § 2. De ouders kiezen in overleg met het centrum voor   leerlingenbegeleiding de dichtstbijzijnde school voor buitengewoon onderwijs van   hun vrije keuze om het permanent onderwijs aan huis te organiseren. Omwille van   omstandigheden eigen aan de leerling en mits omstandige motivering kan een   andere school voor buitengewoon secundair onderwijs worden   gekozen.".
Artikel III.13. ( 01/04/2014 - ... )
    In deel 3, titel 2, hoofdstuk 5, van de Codex Secundair Onderwijs wordt   een artikel 123/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: Voor de leerplichtige van vreemde nationaliteit geldt dit vanaf de zestigste   dag na de inschrijving in het vreemdelingen- of in het   bevolkingsregister. § 2. Indien het kind in de onmogelijkheid verkeert om onderwijs te volgen,   kan de onderwijsinspectie, op vraag van de ouders, beslissen tot een tijdelijke   of permanente vrijstelling van de leerplicht.".
"Art. 123/1. § 1. Ouders   zijn verplicht ervoor te zorgen dat hun leerplichtig kind daadwerkelijk   onderwijs volgt, dit wil zeggen ingeschreven is in een school en er regelmatig   aanwezig is, of huisonderwijs volgt.
Artikel III.14. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 136/2 van de Codex Secundair Onderwijs, ingevoegd bij het decreet van   1 juli 2011, wordt vervangen door wat volgt: De klassenraad werkt hiervoor op een systematische, planmatige en   transparante wijze samen met het centrum voor leerlingenbegeleiding en de   ouders. De specifieke onderwijsbehoeften van de leerling en de   ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij   centraal.".
"Art. 136/2. De bepaling van   artikel 252, § 1, a), 2), houdt ook in dat in het bijzonder voor een leerling   met specifieke onderwijsbehoeften op grond van specifieke onderwijskundige   argumenten de vorming van een bepaald structuuronderdeel gedurende een deel of   het geheel van het schooljaar aangepast wordt door het doen van gepaste en   redelijke aanpassingen, waaronder het inzetten van remediërende,   differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden   van de leerling.
Artikel III.15. ( 01/01/2015 - ... )
In de Codex Secundair Onderwijs wordt een artikel 136/6 ingevoegd, dat   luidt als volgt:
"Art. 136/6. Het schoolbestuur kan op grond van specifieke   onderwijskundige argumenten en met het oog op het aanbieden van meer individuele   leertrajecten, beslissen om voor een leerling of leerlingengroep af te wijken   van de voorwaarde, vermeld in artikel 252, § 1, a), 2), onder de volgende   modaliteiten:
1° het individueel vrijstellen van het volgen van bepaalde   onderdelen van de vorming van een bepaald structuuronderdeel gedurende een deel   of het geheel van het schooljaar en de vervanging door andere onderdelen die de   finaliteit van het structuuronderdeel niet aantasten, mits de toelatings- of   begeleidende klassenraad, naargelang van het geval, een gunstige beslissing   neemt én mits akkoord van de betrokken personen, voor een leerling die   onderwijsbehoeften heeft omwille van:
a) hetzij hoogbegaafdheid, zoals   vastgesteld op basis van handelingsgerichte diagnostiek van het centrum voor   leerlingenbegeleiding;
b) hetzij tijdelijke leermoeilijkheden of   leerachterstanden voor een of meer vakken, die niet vallen onder de toepassing   van artikel 136/2;
2° in voorkomend geval:
a) bestaat de   toelatingsklassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft en in   afwijking op de vigerende regelgeving, uit alle leden van het structuuronderdeel   waarvoor de leerling opteert;
b) kunnen individuele vrijstellingen nooit   worden verleend voor het geheel van een vak, tenzij laatstbedoeld vak wordt   vervangen door het vak Nederlands;
c) worden individuele vrijstellingen en   vervangingen schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd;
d) doen individuele   vrijstellingen en vervangingen geen afbreuk aan de   studiebekrachtiging.".
Artikel III.16. ( 01/01/2015 - ... )
 In artikel 252, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs worden in b)   de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 2) wordt vervangen door wat   volgt:
"2) beschikken over een verslag, als bepaald in artikel 294, en het   individueel aangepast curriculum dat voor hem of haar is bepaald door de   klassenraad werkelijk en regelmatig volgen, behoudens in geval van gewettigde   afwezigheid.";
2° punt 3) wordt opgeheven.
Artikel III.17. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 253 van de Codex Secundair Onderwijs worden volgende   wijzigingen aangebracht:
1° het eerste streepje wordt opgeheven;
2° in het   voorlaatste streepje worden de woorden "in de ziekenhuisschool" vervangen door   de woorden "in de school van opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan een   universitair ziekenhuis of aan een residentiële setting";
3° in het laatste   streepje wordt het woord "preventoriumschool" vervangen door de woorden "de   school van opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan een preventorium" en wordt de   zinsnede ", wanneer hij voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van het   koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de   organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en   behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs"   opgeheven.
Artikel III.18. ( 01/09/2014 - ... )
In deel V, titel 1, van de Codex Secundair Onderwijs wordt het opschrift   van titel 1 vervangen door wat volgt: "Titel 1. Begrippen".
Artikel III.19. ( 01/09/2014 - ... )
Artikel 257 van de Codex Secundair Onderwijs wordt vervangen door wat   volgt:
"Art. 257. Voor de toepassing van dit deel V wordt verstaan   onder:
1° klassenraad: geheel van leden van het bestuurs- en onderwijzend   personeel, het opvoedend hulppersoneel, het medisch, paramedisch, psychologisch,   orthopedagogisch en sociaal personeel die voorzien in het onderwijs en de   opvoeding van de leerlingen en de verantwoordelijkheid dragen voor de klas. De   klassenraad wordt voorgezeten door de directeur of zijn afgevaardigde;
2°   pedagogische eenheid: leerlingen, behorende tot eenzelfde of tot verschillende   types van buitengewoon onderwijs, tijdelijk of permanent gegroepeerd om   opvoeding en onderwijs te krijgen aangepast aan hun   onderwijsbehoeften.".
Artikel III.20. ( 01/09/2014 - ... )
Artikel 258 van de Codex Secundair Onderwijs wordt   opgeheven.
Artikel III.21. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 259 van de Codex Secundair Onderwijs wordt vervangen door wat   volgt: § 2. Het buitengewoon secundair onderwijs wordt onderscheiden in de volgende   opleidingsvormen, waarin telkens bepaalde types afzonderlijk of gezamenlijk   kunnen worden georganiseerd: § 3. De Vlaamse Regering legt diagnostische protocollen vast voor de   oriëntering naar de types als vermeld in § 1, 2° tot 8°. § 4. Een inschrijving in het type basisaanbod buitengewoon onderwijs is   maximaal geldig tot het einde van de opleidingsfase. Op dit moment volgt een   evaluatie door de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding. Wanneer de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding op basis van   deze evaluatie beslissen dat de aanpassingen, waaronder het inzetten van   remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen ofwel   disproportioneel, ofwel onvoldoende zullen zijn om de leerling een   gemeenschappelijk curriculum te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs   en een verder verblijf in het basisaanbod nodig is, bevestigt het centrum voor   leerlingenbegeleiding dit door de opmaak van een nieuw verslag, als vermeld in   artikel 294, dat de inschrijving verlengt tot het einde van de kwalificatiefase   en ook de inschrijving mogelijk maakt in de facultatieve integratiefase. Wanneer de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding op basis van   de evaluatie beslissen dat de aanpassingen, waaronder het inzetten van   remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen wel   proportioneel of voldoende zullen zijn om de leerling een gemeenschappelijk   curriculum te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs dan:
"Art. 259. § 1. Het buitengewoon secundair onderwijs wordt   onderscheiden in de volgende types:
1° type basisaanbod, voor jongeren voor   wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en aantoonbaar blijkt dat de   aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of   dispenserende maatregelen, ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn om de   leerling te kunnen blijven meenemen binnen een gemeenschappelijk curricu- lum in   een school voor gewoon onderwijs;
2° type 2, voor jongeren met een   verstandelijke beperking.
Jongeren met een verstandelijke beperking voldoen   aan alle onderstaande criteria:
a) ze hebben significante beperkingen in het   intellectueel functioneren, wat op basis van een psychodiagnostisch onderzoek   tot uiting komt in een totaal intelligentiequotiënt op een gestandaardiseerde en   genormeerde intelligentietest kleiner of gelijk aan 60, rekening houdend met het   betrouwbaarheidsinterval;
b) ze hebben significante beperkingen in het   sociale aanpassingsgedrag, wat op basis van psychodiagnostisch onderzoek tot   uiting komt in een uitslag op een gestandaardiseerde en genormeerde schaal voor   sociaal aanpassingsgedrag, die minstens drie standaarddeviaties beneden het   gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdgenoten, rekening   houdend met het betrouwbaarheidsinterval;
c) de functioneringsproblemen zijn   ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar;
d) het besluit "verstandelijke   beperking" wordt genomen na een periode van procesdiagnostiek;
3° type 3,   voor jongeren met een emotionele of gedragsstoornis en die geen verstandelijke   beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Jongeren met een emotionele of   gedragsstoornis zijn jongeren bij wie op basis van gespecialiseerde, door een   multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch   onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld:
a) een   aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit;
b) een oppositioneel-opstandige   gedragsstoornis;
c) de gedragsstoornis in enge zin, `conduct disorder';
d)   een angststoornis;
e) een stemmingsstoornis;
f) een   hechtingsstoornis;
4° type 4, voor jongeren met een motorische   beperking.
Jongeren met een motorische beperking zijn jongeren bij wie op   basis van specifieke medische diagnostiek, een uitval wordt vastgesteld in de   neuromusculoskeletale en beweginggerelateerde functies, meer bepaald:
a) de   functies van gewrichten en beenderen;
b) de spierfuncties, meer bepaald de   spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige   uitval van:
1) een van de of beide bovenste of onderste ledematen;
2) de   linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden;
3) de romp;
4)   overige;
c) de bewegingsfuncties;
d) een door medische diagnostiek   geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweginggerelateerd   functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar   met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
5° type 5, voor jongeren   die opgenomen zijn in een universitair ziekenhuis, een residentiele setting of   verblijven in een preventorium.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden   waaraan de residentiële setting moet voldoen opdat er een school voor   buitengewoon onderwijs van opleidingsvorm 4, type 5, aan verbonden kan   zijn.
Jongeren in type 5 beantwoorden aan alle onderstaande   voorwaarden:
a) de medische, psychiatrische of residentiële opvang of   begeleiding laat het niet toe dat de jongeren voltijds in een school aanwezig   zijn;
b) de jongeren hebben behoefte aan een individueel of   geïndividualiseerd aanbod dat in de residentiële omgeving verstrekt wordt;
6°   type 6, voor jongeren met een visuele beperking.
Jongeren met een visuele   beperking zijn jongeren bij wie op basis van specifieke oogheelkundige   diagnostiek een gezichtsstoornis werd vastgesteld die beantwoordt aan minstens   een van de volgende criteria:
a) een optimaal gecorrigeerde gezichtsscherpte   die kleiner dan of gelijk aan 3/10 voor het beste oog is;
b) een of meer   gezichtsvelddefecten die meer dan 50% van de centrale zone van 30° beslaan of   die het gezichtsveld concentrisch tot minder dan 20° verkleinen;
c) een   volledige altitudinale hemianopsie, een oftalmoplegie, een oculomotorische   apraxie of een oscillopsie.
Onder altitudinale hemianopsie wordt verstaan:   halfzijdige blindheid of blindheid in de helft van het gezichtsveld met   verschillende varianten die door hersenbeschadiging veroorzaakt is.
Onder   oculomotorische apraxie wordt verstaan: het niet kunnen fixeren van de ogen op   één voorwerp en het niet kunnen volgen van bewegende voorwerpen.
Onder   oftalmoplegie wordt verstaan: verlamming van de oogspieren.
Onder oscillopsie   wordt verstaan: subjectieve instabiliteit van het gezichtsveld of het symptoom   waarbij het beeld dat iemand van de omgeving heeft, beweegt zodra het hoofd   wordt bewogen;
d) een ernstige gezichtsstoornis die uit een geobjectiveerde   cerebrale pathologie voortvloeit, zoals cerebrale visuele inperking;
e) een   door een oogarts geobjectiveerde visuele problematiek die niet tot criterium a)   tot en met d) terug te brengen is, maar met een duidelijke impact op schoolse   activiteiten;
7° type 7, voor jongeren met een auditieve beperking of een   spraak- of taalstoornis.
Jongeren met een auditieve beperking zijn jongeren   die, op basis van een audiologisch onderzoek door een neus-, keel- en oorarts,   beantwoorden aan een van de onderstaande criteria:
a) volgens de   Fletcher-index een gemiddeld gehoorverlies hebben voor de frequenties 500, 1000   en 2000 Hz van 40 dB of meer voor het beste oor zonder correctie;
b) als de   Fletcher-index minder dan 40 dB bedraagt: een foneemscore van 80% of minder   hebben bij de spraakaudiometrie met woorden met een medeklinker-klinker-   medeklinker-samenstelling bij 70 dB geluidsterkte;
c) een door een neus-,   keel- en oorarts geobjectiveerde auditieve problematiek hebben die niet terug te   brengen is tot criterium a) of b), maar met een duidelijke impact op schoolse   activiteiten.
Jongeren met een spraak- of taalstoornis zijn jongeren zonder   een verstandelijke beperking, zoals bepaald in 2°, waarvoor, op basis van een   multidisciplinair onderzoek door een erkend gespecialiseerd team, met minstens   een logopedist, audioloog en neus-, keel- en oorarts, een diagnose   ontwikkelingsdysfasie of kinderafasie wordt vastgesteld;
8° type 9, voor   jongeren met een autismespectrumstoornis en die geen verstandelijke beperking   hebben zoals bepaald in 2°.
Jongeren met een autismespectrumstoornis zijn   jongeren bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team   aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de   volgende problematieken wordt vastgesteld:
a) de autistische stoornis;
b)   een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet-anders-omschreven.
1° opleidingsvorm 1, gericht op maatschappelijk   functioneren en participeren in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is   en in voorkomend geval op arbeidsdeelname in een omgeving waar in ondersteuning   voorzien is. Jongeren met een verslag voor type 2, 3, 4, 6, 7 en 9 kunnen   inschrijven in opleidingsvorm 1;
2° opleidingsvorm 2, gericht op   maatschappelijk functioneren en participeren in een omgeving waar in   ondersteuning voorzien is en op tewerkstelling in een werkomgeving waar in   ondersteuning voorzien is. Jongeren met een verslag voor type 2, 3, 4, 6, 7 en 9   kunnen inschrijven in opleidingsvorm 2;
3° opleidingsvorm 3, gericht op   maatschappelijk functioneren en participeren en op tewerkstelling in het gewone   arbeidsmilieu. Jongeren met een verslag voor type basisaanbod, 3, 4, 6, 7 en 9   kunnen inschrijven in opleidingsvorm 3;
4° opleidingsvorm 4, gericht op   maatschappelijk functioneren en participeren, al dan niet in een omgeving waar   in ondersteuning voorzien is, en op het aanvatten, binnen de context van het   gemeenschappelijk curriculum, van vervolgonderwijs of op tewerkstelling in het   gewone arbeidsmilieu, al dan niet met ondersteuning. Jongeren met een verslag   voor type 3, 4, 5, 6, 7 en 9 kunnen inschrijven in opleidingsvorm 4.
1°   ondersteunen de school voor buitengewoon onderwijs en het centrum voor   leerlingenbegeleiding de ouders bij het vinden van een school voor gewoon   onderwijs waar de leerling kan ingeschreven worden;
2° maken de betrokken   scholen, de centra voor leerlingenbegeleiding en de ouders afspraken in functie   van een vlotte overgang van de leerling van de school voor buitengewoon   onderwijs naar de school voor gewoon onderwijs;
3° ontvangt de leerling een   studiebekrachtiging van de opleidingsfase van de klassenraad van de school voor   buitengewoon secundair onderwijs.".
Artikel III.22. ( 01/09/2014 - ... )
   Artikel 260 van de Codex Secundair Onderwijs wordt vervangen door wat   volgt: De klasvorming en de vorming van de pedagogische eenheden gebeurt eveneens   door de klassenraad, bijgestaan door het centrum voor leerlingenbegeleiding,   rekening houdend met de mogelijkheden en de onderwijs- en opvoedingsbehoeften   van de leerlingen.".
"Art. 260. De klassenraad, bijgestaan door het centrum voor   leerlingenbegeleiding, brengt voor iedere leerling gemotiveerd advies uit bij de   overgang van de ene opleidingsvorm naar de andere, maar het centrum voor   leerlingenbegeleiding beslist over een eventuele wijziging van het   verslag.
Artikel III.23. ( 01/09/2014 - ... )
Artikel 261 van de Codex Secundair Onderwijs wordt   opgeheven.
Artikel III.24. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 263, § 1, van de Codex Secundair Onderwijs worden volgende   wijzigingen aangebracht:
1° in het eerst lid wordt het woord "overleg"   vervangen door het woord "samenspraak" en worden na het woord "ouders" de   woorden "en de leerling" ingevoegd;
2° het laatste lid wordt vervangen door   wat volgt:
"De ontwikkelingsdoelen worden bepaald enerzijds voor   opleidingsvorm 1 en 2 en anderzijds voor opleidingsvorm 3.".
Artikel III.25. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 266, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs, gewijzigd bij het   decreet van 19 juli 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het   derde en het vierde lid worden telkens de woorden "gewoon secundair onderwijs"   vervangen door de woorden "gewoon of buitengewoon secundair onderwijs" en worden   telkens de woorden "van andere types van het buitengewoon secundair onderwijs"   opgeheven;
2° in het laatste lid worden de woorden "indien mogelijk met   diegene die het ouderlijk gezag over de betrokken leerling uitoefent" vervangen   door de woorden "zo mogelijk in samenspraak met de ouders en de   leerling".
Artikel III.26. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 268 van de Codex Secundair Onderwijs worden volgende   wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden 1° tot en met 3° alsook 5°   en het laatste lid van 6° opgeheven;
2° in paragraaf 1, 4°, worden de woorden   "in functie van zijn opvoedingsbehoeften" vervangen door de woorden ", behoudens   in geval van gewettigde afwezigheid";
3° in paragraaf 1 worden 4° en 6°   hernummerd tot 1° en 2° ;
4° in paragraaf 2 worden de woorden "dit besluit"   vervangen door de woorden "deze afdeling".
Artikel III.27. ( 01/09/2014 - ... )
 In artikel 271 van de Codex Secundair Onderwijs worden de woorden   "en het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de   types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de   toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon   onderwijs" opgeheven.
Artikel III.28. ( 01/09/2014 - ... )
Artikel 272 en 273 van de Codex Secundair Onderwijs worden   opgeheven.
Artikel III.29. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 274 van de Codex Secundair Onderwijs wordt een paragraaf 4   ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 4. Voorafgaand aan de vrijwillige fusie   per 1 september, dient het schoolbestuur uiterlijk op 1 mei, een melding in bij   het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Bij een gedwongen fusie dient het   schoolbestuur uiterlijk op 30 september voorafgaand aan de gedwongen fusie per 1   oktober een melding in bij het Agentschap voor   Onderwijsdiensten.".
Artikel III.30. ( 01/09/2014 - ... )
Artikel 275 van de Codex Secundair Onderwijs wordt vervangen door wat   volgt:
"Art. 275. Een school die ontstaat uit fusie kan verschillende   vestigingsplaatsen hebben.".
Artikel III.31. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 276 van de Codex Secundair Onderwijs wordt een tweede lid   toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Deze bepaling is niet van toepassing op   ziekenhuisscholen.".
Artikel III.32. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 277 van de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende   wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd,   dat luidt als volgt:
"Voor de ziekenhuisscholen wordt de datum bepaald in   artikel 271 gelijkgesteld aan de periode van 12 maanden die voorafgaat aan 1   oktober van het jaar waarin het betrokken schooljaar een aanvang neemt en de   berekeningswijze gebaseerd op de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige   leerlingen.";
2° paragraaf 4 wordt opgeheven en de paragrafen 5 en 6 worden   hernummerd tot paragrafen 4 en 5.
Artikel III.33. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 281 van de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende   wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt het woord "opleidingen"   vervangen door de woorden "opleidingen of samenhangende gehelen van opleidingen"   en wordt het woord "opleiding" vervangen door de woorden "opleiding of   samenhangend geheel van opleidingen";
2° in paragraaf 1 wordt in de eerste   rij in de tabel het woord "opleidingsvorm" vervangen door het woord "opleiding   of samenhangend geheel van opleidingen";
3° in paragraaf 3 wordt het woord   "opleidingen" vervangen door de woorden "opleidingen of samenhangende gehelen   van opleidingen";
4° er wordt een nieuwe paragraaf 4 ingevoegd, die luidt als   volgt:
" § 4. Gedurende de periode van omvorming van de in de vroegere   structuur georganiseerde opleidingen naar de nieuwe structuur van opleidingen en   de samenhangende gehelen van opleidingen worden de bevolkingsminima van de   opleidingen berekend door de leerlingen van de oude opleidingen samen te tellen   met die van de correspon- derende nieuwe opleidingen of het nieuwe samenhangend   geheel van opleidingen.".
Artikel III.34. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 282 van de Codex Secundair Onderwijs wordt het woord   "opleiding" vervangen door de woorden "opleiding of samenhangend geheel van   opleidingen".
Artikel III.35. ( 01/09/2014 - ... )
 In artikel 283 van de Codex Secundair Onderwijs wordt telkens na het   woord "provincie" de woorden "of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad"   ingevoegd.
Artikel III.36. ( 01/09/2014 - ... )
 In artikel 285 van de Codex Secundair Onderwijs wordt het woord   "opleidingen" vervangen door de woorden "opleidingen of samenhangend geheel van   opleidingen".
Artikel III.37. ( 01/04/2014 - ... )
   In artikel 286 van de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende   wijzigingen aangebracht: De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van   het oprichtingsdossier en over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden   beoordeeld. § 6. De oprichting vanaf 1 september van een nieuwe school kan pas na een   gunstige beslissing van de Vlaamse Regering. Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het   voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan   AgODi, dat de aanvraag voor administratief-technisch en inhoudelijk advies aan   de Vlaamse Onderwijsraad bezorgt. In afwijking van het voorgaande lid, kunnen voor de oprichting vanaf 1   september 2015 van type 9 gemotiveerde aanvragen bij AgODi ingediend worden tot   uiterlijk 1 juli 2014. De Vlaamse Regering neemt deze beslissing na advies van de Vlaamse   Onderwijsraad over de gegrondheid van de lokale behoefte aan extra aanbod en na   advies van AgODi en de onderwijsinspectie.".
1° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt   als volgt:
" § 4. In afwijking van paragraaf 1 kan een schoolbestuur die een   nieuwe school wil oprichten met enkel opleidingsvorm 4 dit eveneens   doen.";
2° er wordt een paragraaf 5 en een paragraaf 6 toegevoegd, die luiden   als volgt:
" § 5. In aanvulling op paragraaf 1 tot en met paragraaf 4 moet   een schoolbestuur dat een nieuwe school wil oprichten een oprichtingsdossier   indienen. Dit oprichtingsdossier moet ten minste voldoen aan onderstaande   kwaliteitsvoorwaarden:
1° het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het   indienen van het dossier;
2° het dossier bevat een omgevingsanalyse die de   noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid van het programmatievoorstel   motiveert. Bij de omgevingsanalyse wordt, waar dit voor de betrokken   schoolpopulatie relevant is, de link met eventuele aangepaste   begeleidingsmogelijkheden, met inbegrip van schoolexterne   begeleidingsmogelijkheden voor jongeren met bijkomende zorgbehoeften, expliciet   behandeld. Bij een programmatievoorstel voor opleidingsvorm 4, met uitzondering   van type 5, moet er een samenwerkingsovereenkomst met ten minste één school voor   gewoon voltijds secundair onderwijs met een breed studieaanbod in de buurt   voorgelegd kunnen worden. Er moet telkens advies voorgelegd worden over deze   samenwerkingsovereenkomst tussen één of meerdere scholen van gewoon voltijds   secundair onderwijs en de nieuwe school. Het advies komt tot stand na overleg   binnen de schoolraad en na overleg of na onderhandeling in het bevoegde lokaal   comité in een of meerdere scholen van gewoon voltijds secundair   onderwijs.
Voor de opleiding van de leerlingen in deze opleidingsvorm wordt,   na de eventuele programmatie, indien mogelijk en wenselijk, samengewerkt met   deze scho(o)l(en) van gewoon voltijds secundair onderwijs, zoals bedoeld in   artikel 136/1;
3° de school moet beschikken over de vereiste infrastructurele   en materiële voorzieningen op gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig   voor de nieuwe school;
4° de inspanningen rond professionalisering van het   team met betrekking tot de nieuwe school worden in het dossier   weergegeven.
Artikel III.38. ( 01/09/2014 - ... )
   Artikel 287 van de Codex Secundair Onderwijs wordt vervangen door wat   volgt: § 2. In de vestigingsplaatsen bedoeld in paragraaf 1 kunnen uitsluitend al in   de school georganiseerde of in de toelageregeling opgenomen opleidingsvormen,   opleidingen of samenhangende gehelen van opleidingen en types worden opgericht,   tenzij er nieuwe opleidingsvormen, opleidingen of samenhangende gehelen van   opleidingen en types worden opgericht. § 3. Onverminderd de bepalingen in paragraaf 1 en paragraaf 2 kan een school   van opleidingsvorm 4, type 5, pas een nieuwe vestigingsplaats oprichten na   goedkeuring door de Vlaamse Regering.".
"Art. 287. § 1. Elke school die voldoet aan de rationalisatienormen,   bepaald bij de artikelen 276 tot en met 278 mag één of meer vestigingsplaatsen   oprichten.
Artikel III.39. ( 01/09/2014 - ... )
Artikel 288 van de Codex Secundair Onderwijs wordt vervangen door wat   volgt:
"Art. 288. In afwijking van artikel 286 is de financiering of   subsidiering van een school voor buitengewoon secundair onderwijs van   opleidingsvorm 4, type 5, op 1 september 2014 mogelijk, zonder een bijkomende   programmatie of programmatienorm, op voorwaarde dat deze school van   opleidingsvorm 4, type 5:
1° ofwel gehecht is aan een universitair   ziekenhuis, en daar tot 31 augustus 2014 een secundaire afdeling was van een   school voor buitengewoon basisonderwijs type 5;
2° ofwel gehecht is aan een   residentiële setting, die valt onder toepassing van artikel   289/1.".
Artikel III.40. ( 01/04/2014 - ... )
    In artikel 289 van de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende   wijzigingen aangebracht: Dit oprichtingsdossier moet ten minste voldoen aan onderstaande   kwaliteitsvoorwaarden: § 5. De oprichting vanaf 1 september van één of meer nieuwe opleidingsvormen   kan pas na een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering. Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het   voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan   AgODi, dat de aanvraag voor administratief-technisch en inhoudelijk advies aan   de Vlaamse Onderwijsraad bezorgt. Dit advies wordt niet gevraagd aan de Vlaamse   Onderwijsraad indien het pro- grammatievoorstel valt onder toepassing van   paragraaf 2. In afwijking van het voorgaande lid, kunnen voor de oprichting vanaf 1   september 2015 van type 9 gemotiveerde aanvragen bij AgODi ingediend worden tot   uiterlijk 1 juli 2014. De Vlaamse Regering neemt deze beslissing na advies van de Vlaamse   Onderwijsraad over de gegrondheid van de lokale behoefte aan extra aanbod en na   advies van AgODi en de onderwijsinspectie. Het advies van de Vlaamse   Onderwijsraad is geen element in deze beslissing indien het programmatievoorstel   valt onder toepassing van paragraaf 2.".
1° in paragraaf 1, 3°, wordt het woord "opleiding"   telkens vervangen door de woorden "opleiding of samenhangend geheel van   opleidingen" en wordt het woord "laatste" vervangen door het woord   "laagste";
2° in paragraaf 1, 4°, worden de volgende wijzigingen   aangebracht:
a) het woord "opleiding" wordt vervangen door de woorden   "opleiding of samenhangend geheel van opleidingen";
b) er wordt een nieuw   laatste lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"Omvormingen van een bestaande   opleidingsvorm naar opleidingsvorm 4, zoals voorzien in de punten 1° en 2° van   deze paragraaf zijn slechts mogelijk indien een school een   samenwerkingsovereenkomst kan voorleggen met ten minste één school voor gewoon   voltijds secundair onderwijs met een breed studieaanbod in de buurt. Voor de   opleiding van de leerlingen in deze opleidingsvorm wordt, indien mogelijk en   wenselijk, samengewerkt met deze scho(o)len van gewoon voltijds secundair   onderwijs, zoals bedoeld in artikel 136/1.";
3° in paragraaf 2 wordt na het   woord "provincie" de woorden "of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad"   ingevoegd en wordt het eerste streepje opgeheven;
4° in paragraaf 3 wordt het   woord "opleiding" telkens vervangen door de woorden "opleiding of samenhangend   geheel van opleidingen" en wordt het woord "opleidingen" vervangen door de   woorden "opleidingen of samenhangend geheel van opleidingen";
5° er wordt een   paragraaf 4, ter vervanging van de huidige paragraaf 4, en een paragraaf 5   toegevoegd, die luiden als volgt:
" § 4. In aanvulling op paragraaf 1, 5° en   6°, en paragraaf 2, moet een schoolbestuur dat één of meer nieuwe   opleidingsvormen wil oprichten een oprichtingsdossier indienen.
1° het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het   indienen van het dossier na overleg binnen de schoolraad en na overleg of na   onderhandeling in het lokaal comité;
2° het dossier bevat een   omgevingsanalyse die de noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid van het   programmatievoorstel motiveert. Bij de omgevingsanalyse wordt, waar dit voor de   betrokken schoolpopulatie relevant is, de link met eventuele aangepaste   begeleidingsmogelijkheden, met inbegrip van schoolexterne   begeleidingsmogelijkheden voor jongeren met bijkomende zorgbehoeften, expliciet   behandeld. Bij een programmatievoorstel voor opleidingsvorm 4, met uitzondering   van type 5, moet er een samenwerkingsovereenkomst met ten minste één school voor   gewoon voltijds secundair onderwijs met een breed studieaanbod in de buurt   voorgelegd kunnen worden. Er moet telkens advies voorgelegd worden over deze   samenwerkingsovereenkomst tussen één of meerdere scholen van gewoon voltijds   secundair onderwijs en de school met de nieuwe opleidingsvorm 4. Het advies komt   tot stand na overleg binnen de schoolraad en na overleg of na onderhandeling in   het bevoegde lokaal comité in een of meerdere scholen van gewoon voltijds   secundair onderwijs. Voor de opleiding van de leerlingen in deze opleidingsvorm   wordt, na de eventuele programmatie, indien mogelijk en wenselijk, samengewerkt   met deze scho(o)l(en) van gewoon voltijds secundair onderwijs, zoals bedoeld in   artikel 136/1.
Dit punt is niet van toepassing indien het   programmatievoorstel valt onder toepassing van paragraaf 2. Voor een   programmatievoorstel voor opleidingsvorm 4, onder toepassing van paragraaf 2, is   een samenwerkingsovereenkomst, zoals hierboven vermeld, wel verplicht;
3° de   school moet beschikken over de vereiste infrastructurele en materiële   voorzieningen op gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig voor de   nieuwe opleidingsvorm(en);
4° de reeds bestaande expertise of de inspanningen   rond professionalisering van het team met betrekking tot het nieuwe   opleidingsvorm(en) worden in het dossier weergegeven.
De Vlaamse Regering kan   nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van het oprichtingsdossier en   over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden beoordeeld.
Artikel III.41. ( 01/04/2014 - ... )
In de Codex Secundair Onderwijs wordt een artikel 289/1 ingevoegd, dat   luidt als volgt:
"Art. 289/1. In afwijking van artikel 289 kan een op 31   augustus 2014 bestaande school van buitengewoon secundair met opleidingsvorm 1,   type 4, die verbonden is aan een revalidatiecentrum, per 1 september 2014 de   gehele opleidingsvorm 1, type 4, omvormen tot een opleidingsvorm 4, type 5. Het   schoolbestuur meldt dit uiterlijk op 1 juli 2014 aan AgODi.".
Artikel III.42. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 290 van de Codex Secundair Onderwijs, het laatst gewijzigd bij   het decreet van 5 juli 2013, wordt de zinsnede "en 2013-2014" telkens vervangen   door de zinsnede ", 2013-2014 en 2014-2015".
Artikel III.43. ( 01/04/2014 - ... )
   In de Codex Secundair Onderwijs wordt een artikel 290/1 ingevoegd, dat luidt   als volgt: De school hertelt op de datum, vermeld in artikel 271, indien er effectief   leerlingen van het nieuwe type zijn op die datum en voldaan is aan de   voorwaarden bepaald in paragraaf 2. Indien simultaan een nieuwe school wordt opgericht met dit nieuwe type, moet   voor de oprichting van dit nieuwe type voldaan zijn aan de voorwaarden, bepaald   in paragraaf 2 van dit artikel en voor de oprichting van de school voldaan zijn   aan de voorwaarden van artikel 286. Indien simultaan een nieuwe opleidingsvorm of een nieuwe opleiding wordt   opgericht met dit nieuwe type, moet voor de oprichting van dit nieuwe type   voldaan zijn aan de voorwaarden, bepaald in paragraaf 2 van dit artikel en voor   de oprichting van de opleidingsvorm en de opleiding voldaan zijn aan de   voorwaarden van artikel 289. § 2. In een school of opleidingsvorm kan een nieuw type worden opgericht als   aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van   het programmatiedossier en over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden   beoordeeld; 2° de oprichting vanaf 1 september van het nieuwe type kan pas na een   gunstige beslissing van de Vlaamse Regering. Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het   voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het programmatiedossier   aan AgODi, dat de aanvraag voor advies aan de Vlaamse Onderwijsraad   bezorgt. In afwijking van het voorgaande lid, kunnen voor de oprichting vanaf 1   september 2015 van type 9 gemotiveerde aanvragen bij AgODi ingediend worden tot   uiterlijk 1 juli 2014. De Vlaamse Regering neemt deze beslissing na advies van de Vlaamse   Onderwijsraad over de gegrondheid van de lokale behoefte aan extra aanbod en na   advies van AgODi en de onderwijsinspectie. § 3. De scholen voor buitengewoon secundair onderwijs die tijdens het   schooljaar 2014- 2015 een aanbod type 1 aanboden, bieden vanaf 1 september 2015   het basisaanbod aan als vermeld in artikel 259, § 1, 1°. Dit wordt niet   beschouwd als een herstructurering.".
"Art. 290/1. § 1. In afwijking van de artikelen 286 en 289 wordt   de oprichting van een nieuwe type ook als een programmatie beschouwd.
1° het schoolbestuur dient een   programmatiedossier in dat ten minste voldoet aan onderstaande   kwaliteitsvoorwaarden:
a) het schoolbestuur dient het dossier in na overleg   binnen de schoolraad en in de wettelijk voorziene overlegorganen met het   personeel;
b) het dossier bevat een omgevingsanalyse die de noodzaak, de   doelmatigheid en de leefbaarheid van het programmatievoorstel motiveert. Bij de   omgevingsanalyse wordt, waar dit voor de betrokken schoolpopulatie relevant is,   de link met eventuele aangepaste verblijfmogelijkheden, met inbegrip van   schoolexterne begeleidingsmo- gelijkheden voor jongeren met bijkomende   zorgbehoeften, expliciet behandeld;
c) de school moet beschikken over de   vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op gebied van   toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig voor het nieuwe type;
d) de reeds   bestaande expertise of de inspanningen rond professionalisering van het team met   betrekking tot het nieuwe type worden in het dossier weergegeven.
Artikel III.44. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 292 van de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende   wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid en in 2° wordt telkens het   woord "inschrijvingsverslag" vervangen door het woord "verslag";
2° in 3°   worden de woorden "recht hebben op een afwijking zoals bepaald in artikel 293"   vervangen door de woorden "voldoen aan de bepalingen van één van de paragrafen   van artikel 293".
Artikel III.45. ( 01/04/2014 - ... )
   Artikel 293 van de Codex Secundair Onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 1   juli 2011, wordt vervangen door wat volgt: Een klassenraad kan deze verlengingsaanvraag, vermeld in het vorige lid,   ofwel accepteren ofwel weigeren. De klassenraad dient bij de eventuele   toekenning van een verlenging voorrang te geven aan de leerlingen met een eerste   aanvraag voor verlenging op leerlingen met een tweede of een nog verdere   verlengingsaanvraag. Leerlingen waarover de klassen- raad een positieve   beslissing neemt, voldoen aan de toelatingsvoorwaarden inzake leeftijd,   leerlingen waarover een negatieve beslissing wordt genomen, voldoen niet aan   deze voorwaarden. De beslissing met betrekking tot de verlengingsaanvraag wordt in voorkomend   geval besproken met de voorziening waar de leerling residentieel verblijft,   vooraleer deze wordt meegedeeld aan de betrokken personen. § 2. In afwijking van de voorgaande paragraaf worden de personen die voldoen   aan één van de voorwaarden, vermeld in deze paragraaf, door de klassenraad van   rechtswege toegelaten tot het buitengewoon secundair onderwijs na de leeftijd   van eenentwintig jaar: § 3. In afwijking van de voorgaande paragrafen kunnen de leerlingen, die   toegelaten worden tot het geïntegreerd onderwijs op basis van een   inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs of die toegelaten worden tot het   geïntegreerd onderwijs op basis van paragraaf 2 van artikel 110/11, ook na de   leeftijd van eenentwintig jaar van rechtswege genieten van de voordelen van het   geïntegreerd onderwijs.".
"Art. 293. § 1. Een klassenraad   van een leerling aangewezen op opleidingsvorm 1 of opleidingsvorm 2, kan, indien   zij hiertoe een schriftelijke verlengingsaanvraag krijgt van de betrokken   personen, een leerling na het schooljaar waarin hij de leeftijd van eenentwintig   jaar heeft bereikt telkens voor één schooljaar verder laten genieten van het   buitengewoon onderwijs in functie van het behalen van het attest. Dit is   mogelijk indien er voor deze leerling uit opleidingsvorm 1 of opleidingsvorm 2   geen plaats is in een voorziening van het Vlaams Agentschap voor Personen met   een Handicap, niettegenstaande een expliciete vraag hiertoe door de betrokken   personen en dit blijkt uit de verlengingsaanvraag van de betrokken personen. Dit   is eveneens mogelijk indien er geen plaats is voor deze leerling uit   opleidingsvorm 1 of opleidingsvorm 2 in de post-schoolse opvangmogelijkheden op   gebied van tewerkstelling, en deze opvang geweigerd is, niettegenstaande een   expliciete vraag hiertoe door de betrokken personen en dit blijkt uit de   verlengingsaanvraag van de betrokken personen. Deze verlengingsaanvraag moet   uiterlijk op 1 september voorgelegd worden aan de klassenraad. De klassenraad   dient uitspraak te doen over deze aanvraag ten laatste op 15 september van het   schooljaar waarop de verlenging van toepassing is.
1° een leerling, aangewezen op opleidingsvorm 3 of 4,   die nog ten hoogste twee schooljaren nodig heeft na het schooljaar waarin hij de   leeftijd van eenentwintig jaar bereikt, voor het behalen van een getuigschrift   van opleidingsvorm 3 of het diploma van secundair onderwijs in opleidingsvorm 4   of het getuigschrift van alternerende beroepsoplei- ding;
2° een leerling,   aangewezen op opleidingsvorm 1, 2, 3 of 4, die ingevolge ziekte of ongeval in de   loop van het gewoon of het buitengewoon secundair onderwijs een handicap of een   bijkomende handicap heeft opgelopen als gevolg waarvan zich een ernstige   regressie heeft voorgedaan en waarvoor de termijn waarbinnen de studie zal   beëindigd zijn duidelijk is aangegeven;
3° een persoon met een handicap van   meer dan eenentwintig jaar die voor het eerst in het buitengewoon secundair   onderwijs wenst ingeschreven te worden, als deze persoon door een ongeval of   ziekte hem overkomen in aanmerking kan komen voor een beroepsopleiding of   training in compenserende vaardigheden in het buitengewoon secundair   onderwijs.
Artikel III.46. ( 01/01/2015 - ... )
In deel V, titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 1, onderafdeling 2, van de Codex   Secundair Onderwijs wordt het opschrift van onderafdeling 2 vervangen door wat   volgt:
"Onderafdeling 2. Verslag en attest".
Artikel III.47. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 1   juli 2011, wordt vervangen door wat volgt: § 2. Voor de toelating van een leerling tot een door de Vlaamse Gemeenschap   gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon secundair onderwijs is   een verslag van centrum voor leerlingenbegeleiding vereist, opgesteld met   inachtname van artikel 37 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de   centra voor leerlingenbegeleiding, waaruit blijkt: § 3. Voor een leerling die overgaat van het buitengewoon basisonderwijs naar   het buitengewoon secundair onderwijs of die voor het eerst naar school gaat en   wil starten in het buitengewoon secundair onderwijs moet in afwijking van § 1,   1°, a) en b), en § 1, 2°, a) en b), worden aangetoond dat de aanpassingen,   waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende   maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling mee te   nemen in een gemeenschappelijk curriculum in een school voor gewoon   onderwijs. § 4. Het verslag bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording.   De Vlaamse Regering bepaalt wat het verslag moet inhouden. § 5. Een leerling kan alleen het buitengewoon onderwijs volgen van de   opleidingsvorm en het type waarnaar hij in het verslag georiënteerd wordt, met   uitzondering van de leerlingen van opleidingsvorm 4, type 5. § 6. Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 ingeschreven waren   in een school voor buitengewoon onderwijs geldt paragraaf 1 alleen bij wijziging   van onderwijsniveau, van type of van opleidingsvorm. § 7. Wanneer niet meer voldaan is aan de voorwaarden van § 1, 1°, b) en c),   of § 1, 2°, b), c) en d), kan het centrum voor leerlingenbegeleiding op eigen   initiatief, op vraag van de ouders of op vraag van de school het verslag   opheffen. § 8. Bij onenigheid tussen ouders, school en centrum voor   leerlingenbegeleiding over het afleveren van het verslag kan, op initiatief van   een van de betrokken partijen, een beroep gedaan worden op een Vlaamse   Bemiddelingscommissie. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de   werkingsprincipes van deze commissie.".
"Art. 294. § 1. Voor de toelating   van een leerling tot een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of   gesubsidieerde school voor buitengewoon onderwijs van opleidingsvorm 4, type 5,   is een attest vereist, dat uitgereikt is ofwel door de behandelende geneesheer   van de medische of psychiatrische voorziening ofwel door de directeur van de   residentiële set- ting. De Vlaamse Regering bepaalt wat het attest moet   inhouden.
1° voor een inschrijving   in opleidingsvorm 1, 2 of 3:
a) dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de   betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke   omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet   relevant is;
b) dat met toepassing van de principes van artikel 136/2 de   aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en   dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen een   gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, ofwel disproportioneel, ofwel   onvoldoende zijn;
c) dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden   omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk   onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model   van handicap;
d) dat de onderwijsbehoeften van de leerling niet louter toe te   schrijven zijn aan een gelijkekansenindicator van de leerling als bepaald in   artikel 225, § 1, 1°, 4° en 5° ;
e) welk type en welke opleidingsvorm voor de   leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 259, § 1, 1° tot 8°, en § 2,   1° tot 3° ;
2° voor een inschrijving in opleidingsvorm 4, met uitzondering   van type 5:
a) dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de betreffende   leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke omstandigheden kan   motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet relevant is;
b) dat   met toepassing van de principes van artikel 136/2 de aanpassingen, waaronder   remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, die   nodig zijn om de leerling binnen een gemeenschappelijk curriculum te blijven   mee- nemen binnen de context van een gewone school disproportioneel zijn;
c)   dat de inzet van paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch of   orthopedagogisch personeel in een gespecialiseerde onderwijsomgeving   noodzakelijk is om de onderwijsdoelen te bereiken;
d) dat de   onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven met toepassing van een   classificatiesysteem dat wetenschappelijk onderbouwd is en gebaseerd is op een   interactionele visie en een sociaal model van handicap;
e) dat de   onderwijsbehoeften van de leerling niet louter toe te schrijven zijn aan een   gelijkekansenindicator van de leerling als bepaald in artikel 225, § 1, 1°, 4°   en 5° ;
f) welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in   artikel 259, § 1, 3° tot 8°, met uitzondering van 5°.
Artikel III.48. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 295 van de Codex Secundair Onderwijs worden volgende   wijzigingen aangebracht:
1° het eerste streepje wordt opgeheven;
2° in het   voorlaatste streepje worden de woorden "in de ziekenhuisschool" vervangen door   de woorden "in de school van opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan een   universitair ziekenhuis of aan een residentiële setting";
3° in het laatste   streepje wordt het woord "preventoriumschool" vervangen door de woorden "de   school van opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan een preventorium" en wordt de   zinsnede ", wanneer hij voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van het   koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de   organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en   behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs"   opgeheven.
Artikel III.49. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 297, § 2, van de Codex Secundair Onderwijs worden de woorden   "de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de   omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en   vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het   buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "de artikelen 291 tot en met   295".
Artikel III.50. ( 01/09/2014 - ... )
Artikel 299, 2°, a) en b), van de Codex Secundair Onderwijs wordt   vervangen door wat volgt:
"a) gedurende de periode van 12 maanden die   voorafgaat aan 1 februari van het jaar waarin het betrokken schooljaar een   aanvang neemt, indien het type gedurende heel deze duur georganiseerd was, of   indien de school valt onder toepassing van artikel 288;
b) in andere   gevallen, gedurende de eerste 30 dagen te rekenen vanaf de openstelling van het   type, of gedurende een periode te bepalen door de Vlaamse   Regering.".
Artikel III.51. ( 01/09/2015 - ... )
In artikel 302 van de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende   wijzigingen aangebracht:
1° in 1° opleidingsvorm 1 wordt een zesde lid   toegevoegd, dat luidt als volgt: "Type 9: richtgetal 6";
2° in 2°   opleidingsvorm 2 wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Type 9:   richtgetal 7";
3° in 3° opleidingsvorm 3 wordt in het eerst lid de zinsnede   "Type 1" vervangen door de zinsnede "Type basisaanbod";
4° in 3°   opleidingsvorm 3 wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Type 9:   richtgetal 7";
5° in 4° opleidingsvorm 4 wordt in het vijfde lid het woord   "4,75." vervangen door het woord "4,75";
6° in 4° opleidingsvorm 4 wordt een   zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Type 9: richtgetal   4,75.".
Artikel III.52. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 304, § 4, van de Codex Secundair Onderwijs, het laatst   gewijzigd bij het decreet van 5 juli 2013, wordt in het eerste lid de zinsnede   "voor het schooljaar 2013- 2014" vervangen door de zinsnede "voor het schooljaar   2014-2015".
Artikel III.53. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 309, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs worden de woorden   "de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de   omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en   vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het   buitengewoon onderwijs" vervangen door de woorden "de artikelen 291 tot en met   295".
Artikel III.54. ( 01/09/2015 - ... )
 In artikel 311 van de Codex Secundair Onderwijs worden in paragraaf   2 de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste streepje wordt de   zinsnede "type 1" vervangen door de zinsnede "type basisaanbod";
2° in het   zesde streepje wordt de aanduiding "1,6." vervangen door de aanduiding "1,6"; 3°   er wordt een zevende streepje toegevoegd, dat luidt als volgt: "- type 9:   1,3.".
Artikel III.55. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 312, § 4, van de Codex Secundair Onderwijs, het laatst   gewijzigd bij het decreet van 5 juli 2013, wordt in het eerste lid de zinsnede   "voor het schooljaar 2013- 2014" vervangen door de zinsnede "voor het schooljaar   2014-2015.".
Artikel III.56. ( 01/01/2015 - ... )
In deel V, titel 2, hoofdstuk 3, van de Codex Secundair Onderwijs wordt   een onderafdeling 3/2 ingevoegd die luidt als volgt:
"Onderafdeling 3/2.   Waarborgregeling bij daling van het leerlingenaantal in het buitengewoon   onderwijs".
Artikel III.57. ( 01/01/2015 - ... )
   In de Codex Secundair Onderwijs wordt in onderafdeling 3/2, ingevoegd bij   artikel III.56, een artikel 314/5 ingevoegd dat luidt als volgt: § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de berekening van de   enveloppe en houdt voor de verdeling van de enveloppe over het gewoon en   buitengewoon secundair onderwijs en over de scholen minstens rekening met de   volgende principes: § 3. De Vlaamse Regering bepaalt tevens de wijze waarop en de ambten waarin   de middelen uit de enveloppe kunnen worden ingezet voor uitbreiding van zorg in   de scholen voor gewoon secundair onderwijs of voor versterking van het onderwijs   en de zorg in scholen voor buitengewoon secundair onderwijs en voor welke   leerlingen deze middelen kunnen worden aangewend.".
"Art. 314/5.   § 1. Bij het realiseren van een relatieve minderkost in het buitengewoon   secundair onderwijs ten opzichte van het referentieschooljaar 2014-2015, worden   per schooljaar de vrijgekomen middelen, via enveloppefinanciering, ingezet voor   de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon   of buitengewoon secundair onderwijs.
1° de vastgestelde verschuivingen van leerlingen van het   buitengewoon naar het gewoon secundair onderwijs als gevolg van effectieve   terugkeer uit of verminderde instroom in het buitengewoon secundair onderwijs   voor de verdeling van de enveloppe over het gewoon en buitengewoon secundair   onderwijs. De regering houdt hierbij ook rekening met de demografie;
2° de   relatieve aanwezigheid van leerlingen met een verslag als vermeld in artikel 352   of 294 voor de verdeling van de enveloppe over de scholen voor gewoon secundair   onderwijs;
3° de vastgestelde verschuivingen in de leerlingenpopulaties van   de opleidingsvormen en types voor de verdeling van de enveloppe over de scholen   voor buitengewoon secundair onderwijs.
Artikel III.58. ( 01/09/2015 - ... )
 In artikel 318 van de Codex Secundair Onderwijs wordt in paragraaf   1, 1°, de zinsnede "type 1" vervangen door de zinsnede "type   basisaanbod".
Artikel III.59. ( 01/09/2015 - ... )
 In artikel 326 van de Codex Secundair Onderwijs worden in 1° de   volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de vierde rij van de tabel wordt de   zinsnede "type 1" vervangen door de zinsnede "type basisaanbod";
2° in de   vijfde rij van de tabel wordt de zinsnede "type 3, 4, 6 of 7" vervangen door de   zinsnede "type 4, 6 of 7";
3° in de zesde rij van de tabel wordt de zinsnede   "type 3" vervangen door de zinsnede "type 3 of 9".
Artikel III.60. ( 01/09/2014 - ... )
Artikel 333 van de Codex Secundair Onderwijs wordt vervangen door wat   volgt:
"Art. 333. Het buitengewoon secundair onderwijs in deze   opleidingsvormen wordt verstrekt naar rata van minimum 32 lesuren en maximum 36   lesuren van 50 minuten per week, gespreid over 9 halve   dagen.".
Artikel III.61. ( 01/09/2014 - ... )
In deel V, titel 3, van de Codex Secundair Onderwijs wordt een hoofdstuk   1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Hoofdstuk 1/1. Bepalingen betreffende de   scholen van opleidingsvorm 1".
Artikel III.62. ( 01/09/2014 - ... )
In de Codex Secundair Onderwijs wordt in hoofdstuk 1/1, ingevoegd bij   artikel III.61, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling 1.   Structuur en organisatie".
Artikel III.63. ( 01/09/2014 - ... )
   In de Codex Secundair Onderwijs wordt in afdeling 1, ingevoegd bij artikel   III.62, een artikel 334/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: § 2. Opleidingsvorm 1 omvat minstens vier leerjaren. Voor iedere leerling   wordt de duur ervan bepaald door de klassenraad, in samenspraak met het centrum   voor leerlingenbegeleiding. § 3. In deze opleidingsvorm kunnen sociaal maatschappelijke trainingen of   leerlingenstages worden ingericht voor leerlingen vanaf 16 jaar, gedurende een   beperkt aantal dagen. De duur en het doel ervan wordt bepaald door de   klassenraad, in samenspraak met het centrum voor leerlingenbegeleiding en zo   mogelijk in samenspraak met de ouders en de leerling. Uitzonderlijk kunnen deze   sociaal maatschappelijke trainingen of leerlingenstages georganiseerd worden   tijdens de vakanties. § 4. Iedere leerling die de school verlaat na de duur zoals bepaald in   paragraaf 2, heeft recht op een attest, waarvan het model wordt bepaald door de   Vlaamse Regering, uitgereikt door de directeur op het einde van het schooljaar   of in de loop van het schooljaar.".
"Art. 334/1. § 1.   In opleidingsvorm 1 beogen de activiteiten vooral het ontwikkelen van de   zelfredzaamheid, de communicatiemogelijkheden, de sensomotoriek en de sociale   vorming van de leerlingen in de contexten wonen, werken en vrije tijd.
Artikel III.64. ( 01/09/2014 - ... )
 In deel V, titel 3, van de Codex Secundair Onderwijs wordt een   hoofdstuk 1/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Hoofdstuk 1/2. Bepalingen   betreffende de scholen van opleidingsvorm 2".
Artikel III.65. ( 01/09/2014 - ... )
 In de Codex Secundair Onderwijs wordt in hoofdstuk 1/2, ingevoegd   bij artikel III.64, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling   1. Structuur en organisatie".
Artikel III.66. ( 01/09/2014 - ... )
   In de Codex Secundair Onderwijs wordt in afdeling 1, ingevoegd bij artikel   III.65, een artikel 334/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: § 2. De klassenraad, in samenspraak met het centrum voor   leerlingenbegeleiding, bepaalt voor iedere leerling de respectieve duur van elke   fase. § 3. In deze opleidingsvorm kunnen leerlingenstages worden ingericht,   gedurende een beperkt aantal dagen. Deze worden georganiseerd gedurende de   tweede fase, tijdens het schooljaar. Uitzonderlijk kunnen deze leerlingenstages   georganiseerd worden tijdens de vakanties. Een leerling kan tijdens het laatste   jaar van de tweede fase op basis van individuele handelingsplanning, na   beslissing van de klassenraad, en zo mogelijk in samenspraak met de ouders en de   leerling, een leerlingenstage volgen onder een alternerende vorm van   leerlingenstage en vorming op school op weekbasis. § 4. Iedere leerling die de school verlaat na de duur zoals bepaald in   paragraaf 2, heeft recht op een attest, waarvan het model wordt bepaald door de   Vlaamse Regering, uitgereikt door de directeur op het einde van het schooljaar   of in de loop van het schooljaar.".
"Art. 334/2. § 1.   Opleidingsvorm 2 omvat twee fasen, elke fase duurt ten minste twee   leerjaren:
1° de eerste fase geeft voorrang aan de algemene en sociale   vorming en waarborgt tevens de arbeidsgerichte vorming. Ten minste vijftien van   de wekelijkse lesuren worden voorbehouden aan de algemene en sociale   vorming;
2° de tweede fase geeft voorrang aan de arbeidsgerichte vorming. Ten   minste negen van de wekelijkse lesuren worden voorbehouden aan de algemene en   sociale vorming.
Artikel III.67. ( 01/04/2014 - ... )
   Artikel 336 van de Codex Secundair Onderwijs, gewijzigd bij het decreet van 1   juli 2011, wordt vervangen door wat volgt: § 2. In deze opleidingsvorm moeten leerlingenstages worden ingericht,   gedurende een beperkt aantal dagen. Deze worden georganiseerd gedurende de   kwalificatiefase, tijdens het schooljaar. Uitzonderlijk kunnen deze   leerlingenstages georganiseerd worden tijdens de vakanties. De werkervaring in   de integratiefase wordt organisatorisch gelijkgesteld met een   leerlingenstage. § 3. Op het einde van de opleidingsfase kan de leerling een   studiebekrachtiging krijgen van de klassenraad. Op het einde van de   kwalificatiefase en op het einde van de integratiefase moet de leerling een   studiebekrachtiging van de klassenraad ontvangen. Bij wijze van uitzondering kan   de klassenraad in de integratiefase ook een leerling voor het einde van het   schooljaar een studiebekrachtiging geven, indien deze leerling tewerkgesteld is   en voorafgaand aan deze tewerkstelling 900 uur vorming heeft gevolgd, waarvan   minimaal 300 uur schoolse vorming en minimaal 525 uur werkervaring, onder de   vorm van leerlingenstage. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels voor de   bekrachtiging van de studie door de klassenraad en de modellen van de   studiebewijzen. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels inzake de organisatie en   inhoud van opleidingsvorm 3, de mogelijke opleidingen en samenhangende gehelen   van opleidingen die kunnen worden georganiseerd in opleidingsvorm 3 en hun   opleidingsprofielen, de verdere bevoegdheden van de klassenraad en de   samenstelling en de bevoegdheden van de   kwalificatiecommissie.".
"Art. 336. § 1. Opleidingsvorm 3   omvat 4 fases: de observatiefase, de opleidingsfase, de kwalificatiefase en de   facultatieve integratiefase:
1° de observatiefase duurt één volledig   schooljaar. De klassenraad, in samenspraak met het centrum voor   leerlingenbegeleiding, kan hier door middel van een gemotiveerde beslissing voor   individuele leerlingen van afwijken;
2° de opleidingsfase omvat ten minste   twee schooljaren. De klassenraad, in samenspraak met het centrum voor   leerlingenbegeleidingg, bepaalt voor iedere leerling de duur van deze   fase;
3° de kwalificatiefase omvat ten minste twee schooljaren. De   klassenraad, in samenspraak met het centrum voor leerlingenbegeleiding, bepaalt   voor iedere leerling de duur van deze fase en kan voor individuele leerlingen   het traject ook verkorten naar één schooljaar. Op het einde van deze   kwalificatiefase is er voor de leerlingen die toegelaten worden door de   klassenraad een kwalificatieproef voor de kwalificatiecommissie. Er kunnen   bijkomende opleidingen binnen eenzelfde samenhangend geheel van opleidingen   worden georganiseerd voor dezelfde leerling, indien deze reeds een   studiebekrachtiging van een opleiding behaald heeft en de klassenraad de   leerling toelaat tot bijkomende opleidingen;
4° de facultatieve   integratiefase omvat één volledig schooljaar, in de vorm van een alternerende   beroepsopleiding, bestaande uit 1200 uur vorming op school en werkervaring in   een bedrijf. De vorming op school bestaat uit minimum 400 uur algemene en   sociale vorming en beroepsgerichte vorming. De werkervaring bestaat uit minimum   700 uur werkervaring in een regulier bedrijf, onder de vorm van leerlingenstage.   Er kan geen tweede schooljaar alternerende beroepsopleiding worden georganiseerd   voor één leerling. Deze facultatieve integratiefase van één schooljaar kan bij   wijze van uitzondering door de klassenraad wel verlengd worden tot een tweede   schooljaar. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder deze verlenging   mogelijk is.
Artikel III.68. ( 01/04/2014 - ... )
 In de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende artikelen   opgeheven:
1° artikel 337;
2° artikel 338, gewijzigd bij het decreet van 1   juli 2011;
3° artikel 339 en 340.
Artikel III.69. ( 01/09/2014 - ... )
In artikel 350 van de Codex Secundair Onderwijs, het laatst gewijzigd bij   het decreet van 19 juli 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in   het eerste lid worden de getallen "125,", "129,", "130,", "131,", "133,",   "135,", "137,", "150,", "155," en "170," opgeheven;
2° op het einde van het   eerste lid wordt de volgende zinsnede ingevoegd: ", behalve voor het   onthaalonderwijs, Se-n-Se, de opleiding verpleegkunde van het hoger   beroepsonderwijs, en de vierde graad, die niet kunnen ingericht worden.";
3°   er wordt een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"In opleidingsvorm 4   moet een gemeenschappelijk curriculum van het gewoon voltijds secundair   onderwijs gevolgd worden en moeten er eveneens, naargelang de noden van de   leerlingen, gepaste en redelijke aanpassingen genomen worden, waaronder   remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen. De   klassenraad werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante   wijze samen met het centrum voor leerlingenbegeleiding en de   ouders.".
Artikel III.70. ( 01/09/2014 - ... )
 In deel V, titel 4, van de Codex Secundair Onderwijs wordt een   hoofdstuk 2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Hoofdstuk 2. Bepalingen   betreffende de scholen van opleidingsvorm 4, in de   ziekenhuisscholen".
Artikel III.71. ( 01/09/2014 - ... )
   In de Codex Secundair Onderwijs wordt in hoofdstuk 2, ingevoegd bij artikel   III.70, een artikel 350/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: § 2. In ziekenhuisscholen moeten er, naargelang de noden van de leerlingen,   gepaste en redelijke aanpassingen genomen worden, waaronder het inzetten van   remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen. De   ziekenhuisschool werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante   wijze samen met het centrum voor leerlingenbegeleiding en de ouders en de   oorspronkelijke school, tenzij de leerling voor het verblijf in de   ziekenhuisschool niet in een school ingeschreven was. § 3. Op basis van de behoeften van de leerlingen mag men in de school van   opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan het preventorium, op ieder tijdstip van   het schooljaar een structuuronderdeel van het gewoon voltijds secundair   onderwijs inrichten, ook indien de onderliggende structuuronderdelen niet   ingericht zijn. De school kan op die wijze onder- delen van het volledig   studieaanbod van het gewoon voltijds secundair onderwijs inrichten, met inbegrip   van het onthaalonderwijs, Se-n-Se, de opleiding verpleegkunde van het hoger   beroepsonderwijs, en de vierde graad. § 4. In de school van opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan het   preventorium worden dezelfde studiebewijzen uitgereikt als in het gewoon   voltijds secundair onderwijs. De school van opleidingsvorm 4, type 5, bij het   preventorium staat zelf in voor de studiebekrachtiging.".
"Art. 350/1. § 1.   In de scholen van opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan een universitair   ziekenhuis en verbonden aan een residentiële setting werken de leerlingen verder   aan het curriculum van de oorspronkelijke school en worden hieromtrent eveneens   afspraken gemaakt met de oorspronkelijke school. De oorspronkelijke school staat   in voor de studiebekrachtiging.
Artikel III.72. ( 01/01/2015 - ... )
   Artikel 352 van de Codex Secundair Onderwijs wordt vervangen door wat   volgt: De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het gemotiveerd verslag en kan in   uitvoering van artikel 314/5 de bepaling van artikel 352, § 1, 2°, c),   opheffen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor een leerling die toegelaten werd   tot het geïntegreerd secundair onderwijs op basis van een inschrijvingsverslag   slechts een gemotiveerd verslag opgemaakt bij wijziging van het onderwijsniveau,   de aard van de integratie, of de aard en de ernst van de handicap. § 3. Om in aanmerking te komen voor aanvullende financiering of subsidiëring   van een leerling in het geïntegreerd secundair onderwijs is nog een   integratieplan vereist. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het integratieplan en legt de   samenstelling van het integratieteam, dat het integratieplan zal opstellen,   vast. Een nieuw integratieplan wordt opgesteld bij de wijziging van: de aard van de   integratie, de aard en de ernst van de handicap of het onderwijsniveau, met   inbegrip van het beroepenveld, de studierichting, de afdeling of de opties. Bij   wijziging van het integratieteam kan het bestaande integratieplan bevestigd   worden. § 4. Wanneer voor een leerling die beschikt over een verslag als vermeld in   artikel 294 een gemotiveerd verslag wordt opgemaakt, vervalt het verslag als   vermeld in artikel 294.".
"Art. 352. § 1. Om toegelaten te worden tot het geïntegreerd secundair   onderwijs is het volgende vereist:
1° de leerling moet voldoen aan de   toelatingsvoorwaarden die gelden voor het gewoon secundair onderwijs;
2° een   gemotiveerd verslag, opgesteld door het centrum voor leerlingenbegeleiding,   waaruit blijkt:
a) dat met toepassing van de principes van artikel 136/2 het   inzetten van de ondersteuning in het kader van het geïntegreerd onderwijs, in   combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen nodig en voldoende   geacht wordt om de leerling een gemeenschappelijk curriculum te laten   volgen;
b) dat de leerling voldoet aan de criteria van een van de punten van   artikel 259, § 1, 1° tot 8°, met uitzondering van 5° ;
c) dat de leerling ten   minste negen maanden voltijds buitengewoon basisonderwijs of buitengewoon   secundair onderwijs in het betreffende type heeft gevolgd, onmiddellijk   voorafgaand aan zijn toelating tot het geïntegreerd secundair onderwijs, indien   blijkt dat hij voldoet aan de criteria van artikel 259, § 1, 1°.
Artikel III.73. ( 01/01/2015 - ... )
In de Codex Secundair Onderwijs worden de volgende artikelen   opgeheven:
1° artikel 353;
2° artikel 355.
Artikel III.74. ( 01/01/2015 - ... )
In artikel 3 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van   leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, het laatst gewijzigd bij het decreet   van 19 juli 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° er wordt een   punt 5° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
"5° bis compenserende   maatregelen: maatregelen waarbij het centrum orthopedagogische of   orthodidactische hulpmiddelen aanbiedt, waaronder technische hulpmiddelen,   waardoor de doelen van het leerprogramma of de doelen die na dispensatie voor de   jongere bepaald zijn, bereikt kunnen worden;";
2° er wordt een punt 5° ter   ingevoegd, dat luidt als volgt:
"5° ter differentiërende maatregelen:   maatregelen, waarbij het centrum binnen het leerprogramma, van een beperkte   variatie in het onderwijsleerproces aanbrengt om beter tegemoet te komen aan de   behoeften van individuele jongeren of groepen van jongeren;";
3° er wordt een   punt 5° quater ingevoegd, dat luidt als volgt:
"5° quater dispenserende   maatregelen: maatregelen waarbij het centrum doelen aan het leerprogramma   toevoegt of de jongere vrijstelt van doelen van het leerprogramma en die, waar   mogelijk, vervangt door gelijkwaardige doelen, in die mate dat ofwel de doelen   voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit voor het betreffende   onderdeel ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs   of naar de arbeidsmarkt nog in voldoende mate kunnen bereikt worden;";
4° er   wordt een punt 7° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
"7° bis jongere met   specifieke onderwijsbehoeften: jongere met langdurige en belangrijke   participatieproblemen die te wijten zijn aan het samenspel tussen:
a) één of   meerdere functiebeperkingen op mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk   vlak en;
b) beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en;
c)   persoonlijke en externe factoren;";
5° er wordt een punt 13° bis ingevoegd,   dat luidt als volgt:
"13° bis remediërende maatregelen: maatregelen waarbij   het centrum effectieve vormen van aangepaste leerhulp verstrekt binnen het   leerprogramma;".
Artikel III.75. ( 01/01/2015 - ... )
In hoofdstuk III, afdeling II, onderafdeling III, van hetzelfde decreet   wordt een artikel 30/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 30/1. Bij de   organisatie van het leerprogramma werkt de klassenraad op een systematische,   planmatige en transparante wijze samen met het centrum voor   leerlingenbegeleiding en de betrokken personen en doet in het bijzonder voor   jongeren met specifieke onderwijsbehoeften gepaste en redelijke aanpassingen,   waaronder remediërende, differen- tiërende, compenserende of dispenserende   maatregelen naargelang de noden van de jongere. De specifieke onderwijsbehoeften   van jongeren en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de   ouders staan daarbij centraal.".
Artikel III.76. ( 01/01/2015 - ... )
Aan artikel 31 van hetzelfde decreet wordt een vijfde lid toegevoegd, dat   luidt als volgt:
"Bij de organisatie van de leertijd werkt een centrum voor   vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen op een   systematische, planmatige en transparante wijze samen met het centrum voor   leerlingenbegeleiding en de betrokken personen en doet in het bijzonder voor   jongeren met specifieke onderwijsbehoeften gepaste en redelijke aanpassingen,   waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende   maatregelen naargelang de noden van de jongere. De specifieke onderwijsbehoeften   van jongeren en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de   ouders staan daarbij centraal.".
Artikel III.77. ( 01/09/2014 - ... )
Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2014, met uitzondering van   de artikelen III.2, 1° tot en met 7°, III.2, 9° tot en met 11° en 13°, III.6,   III.7, III.8, III.14, III.15, III.16, III.21, III.44, 1°, III.46, III.47,   III.56, III.57, III.72, III.73, III.74, III.75 en III.76, die in werking treden   op 1 januari 2015 voor inschrijvingen die betrekking hebben op het schooljaar   2015-2016 en met uitzondering van de artikelen III.4, III.9, III.12, III.13,   III.37, III.40, III.41, III.43, III.44, 2°, III.45, III.67 en III.68, die in   werking treden op 1 april 2014 en met uitzondering van de artikelen III.51,   III.54, III.58, III.59 die in werking treden op 1 september   2015.
Artikel IV.1. ( 01/01/2015 - ... )
In artikel 2 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra   voor leerlingenbegeleiding worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° er   wordt een punt 6° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"6° /1 compenserende   maatregelen: maatregelen waarbij de school orthopedagogische of orthodidactische   hulpmiddelen aanbiedt, waaronder technische hulpmiddelen, waardoor de doelen van   het gemeenschappelijk curriculum of leerprogramma of de doelen die na   dispensatie voor de leerling bepaald zijn, bereikt kunnen worden;";
2° er   wordt een punt 8° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"8° /1 differentiërende   maatregelen: maatregelen waarbij de school, binnen het gemeenschappelijk   curriculum of leerprogramma, een beperkte variatie aanbrengt in het   onderwijsleerproces om beter tegemoet te komen aan de behoeften van individu-   ele leerlingen of groepen van leerlingen;";
3° er wordt een punt 8° /2   ingevoegd, dat luidt als volgt:
"8° /2 dispenserende maatregelen: maatregelen   waarbij de school doelen toevoegt aan het gemeenschappelijk curriculum of   leerprogramma of de leerling vrijstelt van doelen van het gemeenschappelijk   curriculum of leerprogramma en die, waar mogelijk, vervangt door gelijkwaardige   doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de studiebekrachtiging in functie   van de finaliteit voor het betreffende onderwijsniveau of structuuronderdeel of   onderdeel ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs   nog in voldoende mate kunnen bereikt worden;";
4° er wordt een punt 12° /1   ingevoegd, dat luidt als volgt:
"12° /1 gemeenschappelijk curriculum: de   goedgekeurde leerplannen die ten minste herkenbaar de doelen bevatten die   noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te   streven en de schoolgebonden planning voor het nastreven van de   leergebiedoverschrijdende of vakoverschrijdende eindtermen en   ontwikkelingsdoelen;";
5° er wordt een punt 15° /1 ingevoegd, dat luidt als   volgt:
"15° /1 handelingsgerichte diagnostiek: een cyclisch zoek- en   beslissingsproces waarin informatie over het individu en zijn omgeving wordt   verzameld, geïnterpreteerd en afgewogen met als doel de problemen of de   hulpvragen te analyseren en te verklaren met het oog op adequate advisering voor   het handelen. Het proces verloopt volgens systematische procedures, in   samenwerking met de school, de ouders en de leerlingen met aandacht voor   positieve kenmerken en voor de wisselwerking en wederzijdse beïnvloeding van het   individu en de omgeving;";
6° er wordt een punt 26° /1 ingevoegd, dat luidt   als volgt:
"26° /1 remediërende maatregelen: maatregelen waarbij de school   effectieve vormen van aangepaste leerhulp verstrekt binnen het gemeenschappelijk   curriculum of het leerprogramma;".
Artikel IV.2. ( 01/01/2015 - ... )
In artikel 6 van hetzelfde decreet wordt het punt 4° aangevuld met de   volgende zinnen:
"Het centrum werkt hiervoor op een systematische, planmatige   en transparante wijze samen met de school en de ouders. De specifieke   onderwijsbehoeften van leerlingen en de ondersteuningsbehoeften van het   onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal;".
Artikel IV.3. ( 01/01/2015 - ... )
Artikel 23 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een zinsnede, die   luidt als volgt:
"In het bijzonder ondersteunt het centrum de scholen of   centra bij het doen van gepaste en redelijke aanpassingen, waaronder   remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen en   verricht het handelingsgerichte diagnostiek naargelang de noden van de   leerlingen.".
Artikel IV.4. ( 01/01/2015 - ... )
Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2015 voor inschrijvingen die   betrekking hebben op het schooljaar 2015-2016.
Artikel V.1. ( 01/04/2014 - ... )
    In het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs   wordt een artikel 43bis ingevoegd, dat luidt als volgt: Dit kwaliteitstoezicht kan afzonderlijk van de doorlichting uitgevoerd   worden. Als beide doorlichtingen ingepland zijn tijdens hetzelfde schooljaar,   gebeuren ze geïntegreerd. De inspectie stemt voor de uitvoering van deze opdrachten af met het Team   Inspectie Personen met een Handicap van de Zorginspectie, zoals bepaald in het   besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern   verzelfstandigd agentschap Zorginspectie. De inspectie rapporteert jaarlijks over het kwaliteitstoezicht aan de Vlaamse   Regering. § 2. De onderwijsinspectie is tevens belast met de toekenning van   vrijstelling van leerplicht en het adviseren over aanvragen voor permanent   onderwijs aan huis.".
"Art. 43bis. § 1. De   onderwijsinspectie is belast met het kwaliteitstoezicht op de diagnostische   praktijk van de centra voor leerlingenbegeleiding in functie van de opmaak van   de verslagen, vermeld in de artikelen 15 en 16 van het decreet basisonderwijs   van 25 februari 1997 en in de artikelen 294 en 352 van de Codex Secundair   Onderwijs.
Artikel V.2. ( 01/04/2014 - ... )
Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 april 2014.
Artikel VI.1. ( 01/09/2023 - ... )
§ 1. ... § 2. ... § 3. De Vlaamse Regering voorziet vanaf 1 september 2013 in een extra begeleidingskorps van 4 voltijdse betrekkingen voor de ontwikkeling en de ondersteuning van de implementatie van handelingsgerichte diagnostische protocollen en ICF in de centra voor leerlingenbegeleiding. De Vlaamse Regering verleent daartoe een verlof wegens bijzondere opdracht aan personeelsleden tewerkgesteld in het gemeenschapsonderwijs of in de instellingen en de centra van het gesubsidieerd onderwijs. § 4. De Vlaamse Regering voorziet vanaf 1 september 2013 in een extra begeleidingskorps voor het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers van 2 voltijdse betrekkingen voor de opdrachten als vermeld in § 2, tweede lid, 1° tot 5°. Deze personeelsleden kunnen voor de uitvoering van hun opdracht samenwerken met de personeelsleden aangesteld in toepassing van paragraaf 2. De Vlaamse Regering verleent daartoe aan deze personeelsleden een verlof wegens bijzondere opdracht. § 5. De Vlaamse Regering sluit met betrekking tot de opdrachten beschreven in paragraaf 3 een convenant af met het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, de representatieve verenigingen van inrichtende machten en de vrije CLB-koepel waarin minimaal de doelstellingen, de uitvoeringsvoorwaarden en de te verwachten resultaten bepaald zullen worden. Met betrekking tot de opdrachten beschreven in paragraaf 4 sluit de Vlaamse Regering een convenant af met het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers.
Artikel VI.2. ( 01/09/2013 - ... )
Artikel XI.2. van het decreet van 19 juli 2013 betreffende het onderwijs   XXIII wordt opgeheven.
Artikel VI.3. ( 01/09/2013 - ... )
Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2013.
Artikel VII.1. ( 01/09/2015 - ... )
In artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot   vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon   onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het   paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het   internaat, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november   2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de tweede rij van de   tabel wordt de zinsnede "1." vervangen door "basisaanbod.";
2° de vijftiende   rij van de tabel wordt vervangen door wat volgt:
"9. basisonderwijs:   8,1";
3° er wordt een zestiende rij in de tabel toegevoegd, die luidt als   volgt: "secundair onderwijs: 6,3".
Artikel VII.2. ( 01/04/2014 - ... )
 In artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit worden de paragrafen   4, 5 en 6 opgeheven.
Artikel VII.3. ( 01/01/2015 - ... )
 In artikel IV.7 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke   onderwijskansen-I, gewijzigd bij het decreet van 25 november 2011, wordt een   paragraaf 4 toege- voegd, die luidt als volgt:
" § 4. Wanneer de Commissie   ten gronde adviseert en oordeelt naar recht over klachten die betrekking hebben   op de toepassing van artikel 37undecies van het decreet basisonderwijs van 25   februari 1997 en artikel 110/11 van de Codex Secundair Onderwijs dan wordt de   samenstelling van de Commissie, in afwijking van paragraaf 1 en paragraaf 2,   uitgebreid met leden met expertise op het gebied van de praktische realisatie   van redelijke aanpassingen. Daarbij wordt, in afwijking van paragraaf 1 en   paragraaf 2, in elk geval de betrokkenheid verzekerd van personen met een   handicap of een organisatie die hen vertegenwoordigt, van een   personeelsvertegenwoordiging en een vertegenwoordiging van de   onderwijsverstrekkers.".
Artikel VII.4. ( 01/01/2015 - ... )
De leerlingen met een inschrijvingsverslag voor type 1 of 8, of   opleidingsvorm 3, type 1, uitgereikt voor de inwerkingtreding van dit decreet en   die ingeschreven zijn in een school voor buitengewoon onderwijs, blijven voor de   duur van hun inschrijving in het betreffende onderwijsniveau en op basis van een   aparte telling, in aanmerking komen voor de berekening van omkadering en   werkingsmiddelen volgens de normen van het type basisaanbod.
Artikel VII.5. ( 01/09/2014 - ... )
 Het koninklijk besluit van 27 juli 1971 houdende   organisatiemodaliteiten van de begeleiding der leerlingen die instellingen of   afdelingen voor buitengewoon onderwijs volgen, wordt   opgeheven.
Artikel VII.6. ( 01/09/2015 - ... )
Het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de   types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de   toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon   onderwijs, wordt opgeheven.
Artikel VII.7. ( 01/09/2015 - ... )
Het ministerieel besluit van 19 september 1978 tot omschrijving van de   inhoud en de bestemmelingen van het inschrijvingsverslag voorzien bij artikel   294 van de Codex Secundair Onderwijs, wordt opgeheven.
Artikel VII.8. ( 01/09/2014 - ... )
Het ministerieel besluit van 31 maart 1980 houdende oprichting van de   overlegcommissie ter uitvoering van artikel 26 van het koninklijk besluit van 28   juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het   buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in   de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs, wordt   opgeheven.
Artikel VII.9. ( 01/09/2014 - ... )
Het ministerieel besluit van 31 maart 1980 tot oprichting van de   kwalificatiecommissie zoals voorzien in de artikelen 39, 40, 41 en 42, van het   koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de   organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en   behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs, wordt   opgeheven.
Artikel VII.10. ( 01/09/2014 - ... )
Het ministerieel besluit van 15 april 1980 houdende vaststelling van het   model van kwalificatiegetuigschrift buitengewoon secundair beroepsonderwijs,   zoals vermeld in artikel 43 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende   de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en   vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het   buitengewoon onderwijs, wordt opgeheven.
Artikel VII.11. ( 01/09/2014 - ... )
 Het ministerieel besluit van 15 april 1980 houdende vaststelling van   het model van attest voor het buitengewoon secundair beroepsonderwijs, zoals   vermeld in artikel 39, § 2, van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende   de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en   vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het   buitengewoon onderwijs, wordt opgeheven.
Artikel VII.12. ( 01/09/2014 - ... )
Het ministerieel besluit van 15 april 1980 houdende vaststelling van het   model van attest voor buitengewoon secundair onderwijs tot sociale aanpassing   zoals vermeld in artikel 31 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende   de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en   vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het   buitengewoon onderwijs, wordt opge- heven.
Artikel VII.13. ( 01/09/2014 - ... )
 Het ministerieel besluit van 15 april 1980 houdende vaststelling van   het model van attest voor het buitengewoon secundair onderwijs tot sociale   aanpassing en arbeidsgeschiktmaking zoals vermeld bij artikel 35 van het   koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de   organisatie van het buitengewoon onder- wijs en vaststellende de toelatings- en   behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs, wordt   opgeheven.
Artikel VII.14. ( 01/01/2015 - ... )
Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2015 voor inschrijvingen die   betrekking hebben op het schooljaar 2015-2016, met uitzondering van artikel   VII.2 dat in werking treedt op 1 april 2014, de artikelen VII.5, VII.8, VII.9,   VII.10, VII.11, VII.12 en VII.13 die in werking treden op 1 september 2014 en de   artikelen VII.1, VII.6 en VII.7 die in werking treden op 1 september   2015.
Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 31/10/2025