Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de tijdelijke werkervaring

Datum 23/12/2016

Inhoudstafel

  1. HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
    1. Afdeling 1 Definities
    2. Afdeling 2 Toeleiding
    3. Afdeling 3 Werkervaringsovereenkomst
    4. Afdeling 4 Begeleiding
    5. Afdeling 5 Instrumenten en opbouw traject
      1. Onderafdeling 1 Instrumenten
      2. Onderafdeling 2 Opbouw traject
  2. HOOFDSTUK 2 Subsidievoorwaarden voor de begeleiding van leefloongerechtigden die in een traject tijdelijk werkervaring stappen
    1. Afdeling 1 Definitie
    2. Afdeling 2 Voorwaarden
    3. Afdeling 3 Steun
    4. Afdeling 4 Controle en sancties
  3. HOOFDSTUK 3 Toezicht op de toelagen aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het kader van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976
  4. HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Inhoud

( ... - ... )

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding", artikel 5, § 1, 7°, b, ingevoegd bij het decreet van 24 april 2015;

Gelet op het Tijdelijke-werkervaringsdecreet van 9 december 2016;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 5 oktober 2016;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 oktober 2016;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 14 november 2016;

Gelet op advies 60.448/1 van de Raad van State, gegeven op 15 december 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;

Overwegende het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;

Na beraadslaging,

Besluit :
 

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen (... - ...)

Afdeling 1 Definities (... - ...)

Artikel 1. ( 01/01/2017 - ... )

In dit besluit wordt verstaan onder:
1° trajectbegeleider: de persoon van de gemandateerde partnerorganisatie die is aangewezen om de werkzoekende te begeleiden tijdens het traject tijdelijke werkervaring;
2° gemandateerde partnerorganisatie: de instelling die is aangewezen of gemachtigd om de dienstverlening, vermeld in dit besluit, uit te oefenen. Dat kan het gemandateerde OCMW zijn of een andere partnerorganisatie;
3° OCMW: een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
4° gemandateerd OCMW: het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat door de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is gemachtigd om de dienstverlening, vermeld in dit besluit uit te oefenen;
5° wet van 8 juli 1976: de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
6° besluit van 5 juni 2009: het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;
7° werkzoekende: de werkzoekende, vermeld in artikel 1, eerste lid, 7°, van het besluit van 5 juni 2009;
8° werkplek in de sociale economie: een werkplek op het niveau van een werknemer die erkend is als behorend tot de doelgroep van de sociale economie;
9° sociale economie: de ondernemingen die tot een van de volgende categorieën behoort:
a) de maatwerkbedrijven, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;
b) de maatwerkafdelingen, vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling;
c) de lokalediensteneconomieondernemingen, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie;
d) de beschutte werkplaatsen, erkend conform artikel 79 van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006;
e) de sociale werkplaatsen, erkend conform het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen.
 

Afdeling 2 Toeleiding (... - ...)

Artikel 2. ( 01/01/2017 - ... )

De beslissing of een werkzoekende of een leefloongerechtigde in aanmerking komt voor het traject tijdelijke werkervaring wordt genomen door:
1° het gemandateerde OCMW, als het een werkzoekende betreft die bij de aanvang van het traject leefloongerechtigde is;
2° de VDAB, in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt 1°.

De beslissing wordt genomen na een grondige inschatting van het arbeidsmatige profiel van de werkzoekende.

Bij het nemen van de beslissing wordt minstens rekening gehouden met de volgende principes:
1° de werkzoekende heeft een gebrek aan werkervaring;
2° de werkzoekende heeft een gebrek aan generieke competenties die van elke werknemer verwacht worden, ongeacht de functie die hij uitoefent;
3° de werkzoekende is niet in staat om onmiddellijk door te stromen naar de reguliere arbeidsmarkt;
4° de werkzoekende beschikt over voldoende leerpotentieel om binnen maximaal vierentwintig maanden inzetbaar te zijn op de reguliere arbeidsmarkt.

Voor de toepassing van het principe, vermeld in het derde lid, 1°, worden de werkzoekenden die recent werden tewerkgesteld met toepassing van artikel 60, § 7, of artikel 61 van de wet van 8 juli 1976 geacht tot de doelgroep van het stelsel tijdelijke werkervaring te behoren.
 

Artikel 3. ( 01/01/2017 - ... )

Er wordt een afsprakenkader opgesteld tussen de VDAB en de gemandateerde OCMW's om nadere richtlijnen en structuren te bieden bij het maken van de inschatting en het nemen van de beslissing, vermeld in artikel 2, de toepassing van dit besluit en de uitwerking van de samenwerking met de VDAB.

Dat afsprakenkader omvat ten minste:
1° de rechten en de plichten van de VDAB, de gemandateerde partnerorganisatie en van de trajectbegeleider;
2° aanvullende afspraken over de toeleiding tot het traject tijdelijke werkervaring;
3° concrete afspraken rond het inzetten van de instrumenten tijdens het traject tijdelijke werkervaring;
4° aanvullende regels over de schorsing en de stopzetting van het traject;
5° afspraken over de samenwerking en de uitwisseling van expertise en ervaring tussen de VDAB en de gemandateerde OCMW's;
6° afspraken over de kwaliteit en de monitoring.
 

Artikel 4. ( 01/01/2017 - ... )

De leefloongerechtigde die in aanmerking komt voor een traject tijdelijke werkervaring, schrijft zich in als werkzoekende bij de VDAB vóór de start van het traject.
 

Afdeling 3 Werkervaringsovereenkomst (... - ...)

Artikel 5. ( 02/09/2019 - ... )

§ 1. De VDAB of de gemandateerde partnerorganisatie sluit met de werkzoekende die toegelaten is tot het traject tijdelijke werkervaring, uiterlijk op de eerste dag van het traject een werkervaringsovereenkomst.

In afwijking van het eerste lid sluit het gemandateerde OCMW de werkervaringsovereenkomst als het een werkzoekende betreft die bij de aanvang van het traject leefloongerechtigde is.

De werkervaringsovereenkomst geeft recht op de premies, de vergoedingen en de verzekering, vermeld in titel II, hoofdstuk I, afdeling II, van het besluit van 5 juni 2009, voor zover dat recht wordt geopend door de instrumenten die worden ingezet gedurende de werkervaringsovereenkomst.

§ 2. De gemandateerde partnerorganisatie of het gemandateerde OCMW, vermeld in § 1, is geregistreerd als dienstverlener conform artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein werk en sociale economie.
 

Artikel 6. ( 01/01/2017 - ... )

De werkervaringsovereenkomst vermeldt minstens:
1° de identiteit van de partijen;
2° de aanvangsdatum van het traject en de vermoedelijke duur ervan;
3° de omschrijving en de inhoud van het traject;
4° de rechten en de plichten van de partijen.

De werkervaringsovereenkomst wordt door alle partijen ondertekend. Aan iedere partij wordt een exemplaar overhandigd. De gemandateerde partnerorganisatie bewaart de overeenkomst gedurende minstens tien jaar.
 

Artikel 7. ( 01/01/2017 - ... )

§ 1. De trajectbegeleider bepaalt de vermoedelijke duur van het traject tijdelijke werkervaring op basis van de noden en competenties van de werkzoekende, met een maximum van vierentwintig maanden. De trajectbegeleider waakt er over dat het traject niet langer duurt dan noodzakelijk is om de doelstelling te bereiken.

De werkervaringsovereenkomst kan verlengd worden als dat noodzakelijk is om de doelstelling van het traject tijdelijke werkervaring te bereiken, maar de gecumuleerde duur mag niet meer bedragen dan vierentwintig maanden.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 bedraagt de duur van de werkervaringsovereenkomst minstens de tijd die noodzakelijk is om volledige sociale uitkeringen te verkrijgen, als een werkervaringsovereenkomst een instrument als vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, bevat.

§ 3. In geval van ziekte, moederschapsverlof, ongeval of overmacht wordt de uitvoering van de overeenkomst geschorst. De werkzoekende is er in geval van ziekte of ongeval toe gehouden zijn ongeschiktheid te rechtvaardigen met een geneeskundig getuigschrift.

De VDAB of de gemandateerde partnerorganisatie kan de werkervaringsovereenkomst ook schorsen als de werkzoekende niet aan zijn verplichtingen voldoet.
 

Artikel 8. ( 01/01/2017 - ... )

§ 1. De VDAB of de gemandateerde partnerorganisatie kan de werkervaringsovereenkomst onmiddellijk beëindigen:
1° als de werkzoekende ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen of in de uitvoering van de acties die met hem in het kader van zijn traject tijdelijke werkervaring zijn overeengekomen;
2° als de schorsing, vermeld in artikel 7, § 3, een dusdanige duur heeft bereikt dat de re-integratie van de werkzoekende in het traject tijdelijke werkervaring niet zonder moeilijkheden kan verlopen;
3° als de VDAB of de gemandateerde partnerorganisatie van oordeel is dat de uitvoering van de overeenkomst kennelijk onmogelijk is geworden;
4° als de werkzoekende aan het werk is, zonder dat het hier een tewerkstelling als vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976 betreft.

Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, beoordeelt de gemandateerde partnerorganisatie wanneer een dusdanige duur is bereikt, echter:
1° een dergelijke duur wordt geacht bereikt te zijn vanaf een schorsingsperiode van ten minste zes maanden;
2° een dergelijke duur kan nooit bereikt zijn als het een schorsingsperiode betreft van minder dan een maand.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de werkervaringsovereenkomst die een instrument als vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, omvat, pas effectief beëindigd zodra dat mogelijk is volgens het geldende arbeidsrecht.

§ 3. Elke stopzetting van de werkervaringsovereenkomst wordt geregistreerd in het systeem van de VDAB. De VDAB kan aanvullende richtlijnen opstellen met betrekking tot die registratie.
 

Artikel 9. ( 01/01/2017 - ... )

§ 1. De verplicht ingeschreven werkzoekende die werkloosheids- of inschakelingsuitkeringen geniet en die een werkervaringsovereenkomst heeft gesloten, wordt automatisch vrijgesteld van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt met toepassing van artikel 5, § 1, 7°, b), van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding" voor de duur van de werkervaringsovereenkomst, met een maximum van twaalf maanden.

Als de werkervaringsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, langer duurt dan twaalf maanden, wordt de vrijstelling automatisch verlengd tot het einde van de werkervaringsovereenkomst zonder dat daarvoor een tussenkomst van de werkzoekende vereist is.

§ 2. De vrijstelling, vermeld in paragraaf 1, houdt in dat de verplicht ingeschreven werkzoekende tijdens de duur van de werkervaringsovereenkomst niet hoeft in te gaan op een passend aanbod of een passende dienstbetrekking en zich niet langer hoeft te integreren op de arbeidsmarkt. Hij gaat echter wel in op de acties en afspraken die worden gemaakt in het kader van het traject tijdelijke werkervaring. De werkzoekende werkt ook actief mee aan de uitvoering van het traject tijdelijke werkervaring en de instrumenten die worden ingezet in het kader van dat traject.

Als de werkervaringsovereenkomst wordt stopgezet met toepassing van artikel 111/40 van het besluit van 5 juni 2009, wordt de vrijstelling automatisch en onmiddellijk ingetrokken.

§ 3. De toepassing van dit artikel kan uitsluitend aanleiding geven tot het verlenen van een vrijstelling. Er kunnen geen andere rechten aan ontleend worden.
 

Afdeling 4 Begeleiding (... - ...)

Artikel 10. ( 01/01/2017 - ... )

Een werkzoekende in tijdelijke werkervaring zal tijdens de duur van het traject tijdelijke werkervaring begeleid worden door de trajectbegeleider van de gemandateerde partnerorganisatie.

De begeleiding van de werkzoekende die bij de aanvang van het traject tijdelijke werkervaring leefloongerechtigde was, wordt opgenomen door de trajectbegeleider van het gemandateerde OCMW voor de duur van het traject tijdelijke werkervaring.

De gemandateerde partnerorganisatie kan voor de uitvoering van haar opdracht beroep doen op andere ondernemingen om de opdracht geheel of gedeeltelijk uit te voeren. Die onderaanneming gebeurt op initiatief en verantwoordelijkheid van de gemandateerde partnerorganisatie.
 

Artikel 11. ( 01/01/2017 - ... )

§ 1. Voor de aanvang van het traject tijdelijke werkervaring wordt door de trajectbegeleider en de werkzoekende in onderling overleg een opleidingsplan opgesteld. De trajectbegeleider bezorgt een exemplaar van het opleidingsplan aan de werkzoekende.

§ 2. Het opleidingsplan bevat minstens:
1° een concrete weergave van de competenties die de werkzoekende gedurende het traject tijdelijke werkervaring moet verwerven;
2° de instrumenten die zullen worden ingezet gedurende het traject. De instrumenten worden in volgorde vermeld.

Gedurende het traject tijdelijke werkervaring kunnen er wijzigingen van het opleidingsplan worden voorgesteld door de trajectbegeleider. Elke wijziging van het opleidingsplan wordt meegedeeld aan de werkzoekende.
 

Artikel 12. ( 01/01/2017 - ... )

De taken van de trajectbegeleider omvatten ten minste:
1° de werkervaringsovereenkomst met de VDAB opmaken, sluiten en registreren;
2° het opleidingsplan, vermeld in artikel 11, opstellen;
3° de werkzoekende opvolgen en het traject tijdelijke werkervaring en het opleidingsplan evalueren, waarbij minstens om de zes maanden een evaluatie wordt gemaakt;
4° de werkzoekende begeleiden en ondersteunen met aandacht voor de ontwikkeling van zijn generieke competenties;
5° de verschillende instrumenten, vermeld in afdeling 5, inzetten in overeenstemming met het opleidingsplan en met aandacht voor de ondersteuning en begeleiding van de werkzoekende, en naar werkplekken voor de werkzoekende zoeken;
6° de verschillende instrumenten, vermeld in afdeling 5, als ze ingezet worden, opvolgen en evalueren, ook op de werkplek zelf;
7° de rol van contactpersoon vervullen voor de VDAB, voor de werkzoekende en voor de aanbieders van werkplekken, inclusief administratieve ondersteuning bieden;
8° algemene ondersteuning bieden aan de aanbieder van de werkplek;
9° registratie de werkzoekende registreren in het systeem van de VDAB en administratieve opvolging van het dossier van de werkzoekende administratief opvolgen;
10° de rol van contactpersoon vervullen voor de werkzoekende en voor de werkgever bij een tewerkstelling die volgt op het traject tijdelijke werkervaring.
 

Afdeling 5 Instrumenten en opbouw traject (... - ...)

Onderafdeling 1 Instrumenten (... - ...)

Artikel 13. ( 01/01/2017 - ... )

Tijdens het traject tijdelijke werkervaring kan de trajectbegeleider in overeenstemming met het opleidingsplan de instrumenten, vermeld in deze afdeling, inzetten.
 

Artikel 14. ( 01/01/2017 - ... )

De trajectbegeleider kan het instrument van de beroepsopleiding of de opleidingsstage, vermeld in artikel 78 tot en met 86 van het besluit van 5 juni 2009, inzetten.
 

Artikel 15. ( 01/01/2017 - ... )

De trajectbegeleider van het gemandateerde OCMW moet het instrument, vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, inzetten als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de werkzoekende is een leefloongerechtigde bij de aanvang van het traject en heeft bij de aanvang van het traject tijdelijke werkervaring geen recht op volledige sociale uitkeringen;
2° het instrument wordt ingezet aan het begin van het traject en begint uiterlijk vóór het einde van de tweede maand van het traject;
3 het instrument wordt slechts ingezet tot het moment dat de werkzoekende volledige sociale rechten heeft verworven;
4° het instrument wordt bij voorkeur ingezet met een voltijdse tewerkstelling. Uitzonderlijk is een deeltijdse tewerkstelling mogelijk, als het minstens een halftijdse tewerkstelling bedraagt.

Als de trajectbegeleider van het gemandateerde OCMW niet het OCMW is dat bevoegd is voor het afsluiten van de arbeidsovereenkomst, vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, verzoekt het gemandateerde OCMW aan het bevoegde OCMW om de arbeidsovereenkomst te sluiten.
 

Artikel 16. ( 01/09/2018 - ... )

De trajectbegeleider kan het instrument van de beroepsverkennende stage, vermeld in titel II, hoofdstuk II, afdeling III, van het besluit van 5 juni 2009, inzetten als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1° het instrument wordt ingezet aan het begin van het traject, bij voorkeur als eerste instrument van het traject tijdelijke werkervaring. Uitzonderlijk kan de trajectbegeleider daarvan afwijken als hij op een later tijdstip een behoefte aan oriëntering of heroriëntering bij de werkzoekende vaststelt;
2° verschillende beroepsverkennende stages zijn alleen mogelijk als de gecumuleerde duur van die stages niet meer dan dertig dagen bedraagt.
 

Artikel 17. ( 01/01/2017 - ... )

De trajectbegeleider kan het instrument van de werkervaringsstage, vermeld in artikel 111/0/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, inzetten als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de werkzoekende heeft een grote, maar overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt;
2° de werkzoekende beschikt over voldoende leerpotentieel om baat te hebben bij een werkervaring;
3° een werkervaringsstage op een werkplek in de sociale economie is alleen mogelijk in de eerste twaalf maanden van het traject tijdelijke werkervaring;
4° de werkervaringsstage op een werkplek in de sociale economie mag de gecumuleerde duur van twaalf maanden niet overschrijden;
5° verschillende werkervaringsstages zijn alleen mogelijk op duidelijk verschillende werkplekken of bij duidelijk verschillende functies.
 

Artikel 18. ( 01/01/2017 - ... )

De trajectbegeleider kan het instrument van de individuele beroepsopleiding, vermeld in titel III, hoofdstuk III, van het besluit van 5 juni 2009, inzetten als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de werkzoekende heeft reeds een ander instrument van deze afdeling doorlopen en is bijna klaar om ingezet te worden op de reguliere arbeidsmarkt;
2° de individuele beroepsopleiding wordt ingezet als laatste instrument van het traject.
 

Onderafdeling 2 Opbouw traject (... - ...)

Artikel 19. ( 01/01/2017 - ... )

De trajectbegeleider die tijdens het traject tijdelijke werkervaring de instrumenten, vermeld in onderafdeling 1, inzet, waakt er over een logische volgorde van de instrumenten te hanteren. Deze volgorde van de instrumenten wordt opgenomen in het opleidingsplan.

Om de instrumenten en de volgorde van de instrumenten vast te stellen, houdt de trajectbegeleider rekening met de volgende principes:
1° de instrumenten die een oriënterende doelstelling hebben, worden zo veel mogelijk ingezet aan het begin van het traject;
2° de instrumenten worden ingezet met aandacht voor de ontwikkeling van de toenemende competenties van de werkzoekende in de loop van het traject;
3° de instrumenten worden zo veel mogelijk ingezet in een volgorde die voor de werkzoekende een stijgende financiële tegemoetkoming tot gevolg heeft;
4° de inzet van de instrumenten op werkplekken in de sociale economie is alleen mogelijk tijdens twaalf maanden van het traject tijdelijke werkervaring;
5° het traject tijdelijke werkervaring omvat ten minste twee instrumenten per jaar;
6° er wordt naar gestreefd om de instrumenten die worden ingezet gedurende het traject tijdelijke werkervaring, zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten, zodat de periodes tussen de inzet van de instrumenten tot een minimum worden herleid.

Voor het instrument, vermeld in artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976, kan van de principes, vermeld in het tweede lid, 3° tot en met 5°, worden afgeweken.
 

Artikel 20. ( 01/01/2017 - ... )

Als de VDAB vaststelt dat de bepalingen van dit hoofdstuk niet worden nageleefd door de gemandateerde partnerorganisatie bij een traject tijdelijke werkervaring, kan de VDAB beslissen het traject stop te zetten.

De gemandateerde partnerorganisatie laat de VDAB of de door de VDAB aangestelde persoon of organisatie op elk moment toe een kwaliteitscontrole te verrichten op de dienstverlening ter uitvoering van dit besluit.

Voor de controle op de bepalingen van dit hoofdstuk kan de VDAB alle noodzakelijke gegevensbronnen raadplegen.
 

HOOFDSTUK 2 Subsidievoorwaarden voor de begeleiding van leefloongerechtigden die in een traject tijdelijk werkervaring stappen (... - ...)

Afdeling 1 Definitie (... - ...)

Artikel 21. ( 01/01/2017 - ... )

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder vergoeding: een financiële compensatie voor de uitvoering van de dienstverlening, vermeld in dit hoofdstuk.
 

Afdeling 2 Voorwaarden (... - ...)

Artikel 22. ( 01/01/2017 - ... )

Binnen de perken van de goedgekeurde jaarlijkse begrotingskredieten en volgens de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk, kent de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, de dienstverlening, vermeld in dit hoofdstuk, toe aan het OCMW. De VDAB verstrekt aan het gemandateerde OCMW de steun, vermeld in dit hoofdstuk, voor de realisatie van de voormelde dienstverlening.

Zolang het gemandateerde OCMW voldoet aan de voorwaarden voor de realisatie van de dienstverlening, vermeld in dit besluit, geldt de steun, vermeld in dit besluit, voor een duur van tien jaar vanaf de mandatering.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, brengt het gemandateerde OCMW schriftelijk op de hoogte van de toekenningsvoorwaarden van de mandatering.

Hij vermeldt daarbij in het bijzonder:
1° de naam en het adres van het OCMW;
2° de duur van de beslissing;
3° de omschrijving van de openbare dienstverlening;
4° een beschrijving van het compensatiemechanisme en de parameters voor de berekening, monitoring en herziening van de compensatie;
5° de regeling om eventuele overcompensatie te vermijden en terug te vorderen;
6° de opgave van de wettelijke grondslag voor de dienstverlening;
7° de niet-overdraagbaarheid van het mandaat.
 

Artikel 23. ( 01/01/2017 - ... )

Het gemandateerde OCMW is belast met de begeleiding van werkzoekenden tijdens het traject tijdelijke werkervaring en verkrijgt de steun, vermeld in dit besluit, als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
1° het gaat om een leefloongerechtigde bij de start van het traject tijdelijke werkervaring;
2° het gemandateerde OCMW voorziet tijdens het traject tijdelijke werkervaring in de toepassing van het instrument, vermeld in artikel 15;
3° het gemandateerde OCMW voorziet in begeleiding conform alle bepalingen van dit besluit voor de volledige duur van het traject tijdelijke werkervaring, met inbegrip van de tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976.

Artikel 24. ( 01/01/2017 - ... )

§ 1. Het gemandateerde OCMW kan voor de uitvoering van de dienstverlening, vermeld in dit besluit, een beroep doen op onderaannemers. Dat gebeurt telkens op initiatief en verantwoordelijkheid van het gemandateerde OCMW zelf.

De steun kan door het gemandateerde OCMW geheel of gedeeltelijk doorgegeven worden aan de onderaannemers waar het gemandateerde OCMW mee samenwerkt voor de uitvoering van de begeleiding. Het gemandateerde OCMW verbindt er zich in dat geval toe om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten met die onderaannemers, waarin minstens afspraken worden vastgelegd over de verdeling van het ontvangen subsidiebedrag.

§ 2. Het gemandateerde OCMW kan ervoor kiezen om de dienstverlening, vermeld in dit besluit, door te geven aan een ander OCMW dat gemandateerd is in het kader van dit besluit. Het gemandateerde OCMW maakt in dat geval de nodige afspraken over de verdeling van het ontvangen subsidiebedrag.
 

Artikel 25. ( 01/01/2017 - ... )

Het gemandateerde OCMW maakt jaarlijks een begroting op met een overzicht van de voorzienbare inkomsten en de geraamde uitgaven voor de van toepassing zijnde dienstverlening, vermeld in dit hoofdstuk.

Het gemandateerde OCMW hanteert een boekhouding die de inkomsten en de uitgaven die verband houden met de dienstverlening, vermeld in dit besluit, alsook de parameters, vermeld in artikel 29 en 34, voor de toerekening van de kosten en de inkomsten, transparant afzondert.

Als het gemandateerde OCMW met onderaannemers werkt, moet duidelijk zichtbaar zijn welke inkomsten die onderaannemers verworven hebben en welke uitgaven ze gedaan hebben, en aan welke dienstverlening dat gekoppeld is.

Het gemandateerde OCMW draagt in alle gevallen de financiële eindverantwoordelijkheid voor de toepassing van dit hoofdstuk, ongeacht of er met onderaannemers wordt gewerkt.

De VDAB kan aanvullende richtlijnen uitvaardigen voor de te hanteren boekhouding en de wijze waarop ze ingediend moet worden met het oog op de rechtmatigheidscontrole van de kosten en de inkomsten.
 

Artikel 26. ( 01/01/2017 - ... )

Het gemandateerde OCMW registreert minimaal de volgende gegevens in de databank van de VDAB:
1° de identiteit van de werkzoekende;
2° de identiteit van de trajectbegeleider;
3° de aanvangsdatum en de datum van de beëindiging van de werkervaringsovereenkomst;
4° de tussentijdse evaluaties van het traject tijdelijke werkervaring, met inbegrip van het scoren van de verworven competenties en het in kaart brengen van de te verwerven competenties;
5° de eindevaluatie van het traject tijdelijke werkervaring;
6° het opleidingsplan, vermeld in artikel 11.

Voor de toepassing van het eerste lid kan het gemandateerde OCMW de gegevens laten registreren door de onderaannemer die het heeft aangesteld om die dienstverlening uit te voeren.

Elke registratie verloopt volgens de richtlijnen die de VDAB opstelt. De VDAB kan bijkomende registratieverplichtingen bepalen.
 

Artikel 27. ( 01/01/2017 - ... )

Het gemandateerde OCMW heeft de integriteit en geschiktheid om op een rechtmatige manier, rekening houdend met geldende normen en waarden, met de steun, vermeld in dit besluit, om te gaan en de bijbehorende specifieke dienstverlening en voorwaarden na te leven.

Afdeling 3 Steun (... - ...)

Artikel 28. ( 01/01/2017 - ... )

De steun, verleend met toepassing of ter uitvoering van dit hoofdstuk, wordt toegekend met inachtneming van de voorwaarden van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Artikel 29. ( 01/01/2017 - ... )

§ 1. Volgens de voorwaarden, vermeld in dit besluit, verstrekt de VDAB aan het gemandateerde OCMW een vergoeding voor de realisatie van de dienstverlening, vermeld in dit besluit.

De vergoeding bedraagt per begeleiding per jaar maximaal 3000 euro en vertegenwoordigt:
1° de personeelskosten van de begeleider;
2° de werkingskosten die maximaal 20% van de personeelskosten bedragen;
3° een winstaandeel dat niet hoger ligt dan de relevante swaprente, verhoogd met een opslag van 100 basispunten.

In het tweede lid, 1°, wordt onder personeelskosten ook verstaan: het geheel van vergoedingen aan de onderaannemer die overeenkomen met de personeelskosten van het gemandateerde OCMW, als de onderaannemer in dienst zou zijn van het gemandateerde OCMW.

In het tweede lid, 2°, wordt verstaan onder werkingskosten:
1° de uitgaven die rechtstreeks betrekking hebben op de planning, uitvoering, monitoring en evaluatie van de begeleiding;
2° de uitgaven die onrechtstreeks betrekking hebben op de organisatie van het gemandateerde OCMW in het kader van de begeleiding.

In het tweede lid, 3°, wordt verstaan onder relevante swaprente: de swaprente waarvan de looptijd en de valuta overeenstemmen met de looptijd en de valuta uit dit besluit.

Als het gemandateerde OCMW een beroep doet op onderaannemers, worden de werkingskosten, vermeld in het vierde lid, van het gemandateerde OCMW en de onderaannemers samengeteld.

De vergoeding, vermeld in dit artikel, kan maximaal betrekking hebben op 24 maanden dienstverlening, zelfs als het traject tijdelijke werkervaring langer dan 24 maanden duurt.

§ 2. De vergoeding, vermeld in paragraaf 1, wordt uitbetaald in het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de dienstverlening is geleverd, en heeft betrekking op maximaal 24 maanden effectieve dienstverlening als vermeld in dit hoofdstuk.

In het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar in kwestie, is er een afrekening. Als de gegevens die de basis vormen voor de berekening van de steun, fout zijn, kan er een rechtzetting komen.

§ 3. De vergoeding, vermeld in paragraaf 1, wordt aangevuld met een compensatie voor de maanden van het traject tijdelijke werkervaring waarin gebruik gemaakt wordt van het instrument vermeld in artikel 15.

De compensatie bedraagt het verschil tussen 445 euro en de reeds genoten vergoedingen die werden toegekend met toepassing van paragraaf 1 of artikel 34.

De compensatie wordt uitbetaald in het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de dienstverlening werd geleverd. Per maand wordt een voorlopig bedrag van 150 euro uitbetaald. De betaalde bedragen worden na afloop van het traject tijdelijke werkervaring verrekend met de vergoedingen die werden toegekend met toepassing van paragraaf 1 of artikel 34.

In afwijking van artikel 28 valt de compensatie, vermeld in deze paragraaf, niet onder de toepassing van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
 

Artikel 30. ( 01/01/2017 - ... )

De VDAB stelt jaarlijks in het eerste kwartaal van het kalenderjaar een kasvoorschot van de jaarlijkse vergoeding bepaald in artikel 29 voor het gemiddelde aantal begeleidingen op jaarbasis ter beschikking van de gemandateerde OCMW's, vermenigvuldigd met 25%. Dat kasvoorschot wordt jaarlijks bijgesteld naargelang het aantal trajecten dat in begeleiding was in het voorafgaande kalenderjaar.

In afwijking van het eerste lid wordt het eerste kasvoorschot uitbetaald in het eerste kwartaal na de opstart van het stelsel tijdelijke werkervaring, gebaseerd op historische gegevens. Om die historische gegevens te bepalen, wordt rekening gehouden met het aantal tewerkstellingen met toepassing van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976 in refertejaar 2015, vermenigvuldigd met de jaarlijkse vergoeding voor de begeleiding, vermeld in artikel 29 van dit besluit, vermenigvuldigd met 25%, rekening houdend met de verwachte evolutie van het aantal tewerkstellingen met toepassing van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976.
 

Artikel 31. ( 01/01/2017 - ... )

De vergoeding, vermeld in artikel 29, wordt verrekend naar rato van de correct geregistreerde prestaties die het gemandateerde OCMW of zijn onderaannemers conform dit besluit effectief geleverd hebben op het vlak van de begeleiding.

Artikel 32. ( 01/01/2017 - ... )

De vergoeding, vermeld in artikel 29, kan niet gecumuleerd worden met enige andere vorm van steun voor dezelfde kosten of voor kosten die elkaar geheel of gedeeltelijk overlappen, van werknemers die het gemandateerde OCMW of zijn onderaannemers in dienst hebben voor de uitvoering van de begeleiding.
 

Artikel 33. ( 01/01/2017 - ... )

Het gemandateerde OCMW kan voor de leefloongerechtigde geen enkele andere vergoeding voor de begeleiding ontvangen dan de vergoeding, vermeld in dit besluit.
 

Artikel 34. ( 01/01/2017 - ... )

In dit artikel wordt verstaan onder:
1° professionele activering: het geheel van acties, adviezen en diensten die de VDAB of een partnerorganisatie aanbiedt in het kader van een traject naar werk van de werkzoekende;
2° stimuleringsfinanciering: de bijkomende financiële ondersteuning met het oog op een hoger bereik van een positieve uitstroom.

Binnen de grenzen van de goedgekeurde jaarlijkse begrotingskredieten en volgens de voorwaarden, vermeld in dit besluit, verkrijgt het gemandateerde OCMW een stimuleringsfinanciering per geslaagde begeleiding. De begeleiding wordt als geslaagd beschouwd als de werkzoekende aan het werk is.

Het gemandateerd OCMW ontvangt een forfaitaire vergoeding van 300 euro indien de werkzoekende de dag na beëindiging van de werkervaringsovereenkomst aan het werk is.

Het gemandateerd OCMW ontvangt een forfaitaire vergoeding van 600 euro indien de werkzoekende drie maanden na beëindiging van de werkervaringsovereenkomst aan het werk is.

De vergoeding bepaald in dit artikel moet aangewend worden in het kader van professionele activering.
 

Afdeling 4 Controle en sancties (... - ...)

Artikel 35. ( 01/01/2017 - ... )

De VDAB voert op regelmatige basis en minimaal om de drie jaar en na het beëindigen van de mandatering controles uit die gericht zijn op de naleving van de bepalingen van dit besluit, om de omvang van de vergoeding voor de begeleiding te bepalen.

De controle, vermeld in het eerste lid, kan aanleiding geven tot de herziening van de vergoeding, vermeld in artikel 29.
 

Artikel 36. ( 01/01/2017 - ... )

De informatiegegevens die betrekking hebben op de naleving van de voorwaarden van dit besluit, worden door het gemandateerde OCMW bewaard gedurende minimaal tien jaar na afloop van de periode van mandatering.
 

Artikel 37. ( 01/01/2017 - ... )

De VDAB zal de vergoeding verminderen of terugvorderen als:
1° het gemandateerde OCMW de bepalingen van dit besluit niet naleeft;
2° de VDAB inbreuken vaststelt op de bepalingen van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

De beslissing tot vermindering of terugvordering is definitief nadat het gemandateerde OCMW de mogelijkheid heeft gekregen om zijn verweermiddelen mee te delen binnen een vervaltermijn van dertig dagen.

De termijn, vermeld in het tweede lid, vangt aan de dag nadat het voornemen aan het gemandateerde OCMW ter kennisgeving is verzonden met een aangetekende brief.
 

Artikel 38. ( 01/01/2017 - ... )

Ieder kwartaal vindt er een monitoring plaats door de VDAB op de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk door de gemandateerde OCMW's. Die monitoring houdt het volgende in:
1° de monitoring van de correctheid van de ingevoerde gegevens;
2° de monitoring van de effectieve prestaties.

Als aan de twee voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, wordt het kwartaal waarin prestaties zijn geleverd, volledig uitbetaald in het volgende kwartaal.
Ieder kalenderjaar vindt er bijkomend een financiële controle plaats van dubbele inkomsten. De vastgestelde extra inkomsten worden daarbij in mindering gebracht van de reeds al verkregen vergoeding. Ieder kalenderjaar worden daarnaast de niet-geleverde prestaties op maandbasis in mindering gebracht van de al betaalde vergoedingen op jaarbasis.
 

HOOFDSTUK 3 Toezicht op de toelagen aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het kader van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976 (... - ...)

Artikel 39. ( 01/01/2017 - ... )

De VDAB oefent toezicht uit op de OCMW's voor de toekenning en aanwending van toelagen voor tewerkstelling in het kader van artikel 57quater, 60, § 7, en artikel 61 van de wet van 8 juli 1976.

Om het toezicht, vermeld in het eerste lid, uit te voeren, kan de VDAB de volgende stukken en informatie opvragen bij de OCMW's:
1° boekhoudkundige stukken;
2° de volgende informatie over de trajecten:
a) het aantal lopende trajecten tijdelijke werkervaring;
b) het aantal lopende arbeidsovereenkomsten met toepassing van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976;
c) het aantal lopende overeenkomsten met toepassing van artikel 61 van de wet van 8 juli 1976;
3° de volgende informatie over de toelagen:
a) het aantal ontvangen toelagen voor de toepassing van artikel 57quater van de wet van 8 juli 1976;
b) het aantal ontvangen toelagen voor tewerkstellingen met toepassing van artikel 60, § 7, van het wet van 8 juli 1976;
c) het aantal ontvangen toelagen voor de toepassing van artikel 61 van de wet van 8 juli 1976.

De VDAB kan aanvullende informatie of toelichting vragen bij het betrokken OCMW. Het betrokken OCMW kan op eigen initiatief aan de VDAB ook aanvullende informatie bezorgen of een toelichting geven.

Voor de controle op de bepalingen van dit hoofdstuk kan de VDAB alle noodzakelijke gegevensbronnen raadplegen.
 

Artikel 40. ( 01/01/2017 - ... )

Als de VDAB bij de uitoefening van het toezicht, vermeld in artikel 39 van dit besluit, onregelmatigheden vaststelt die buiten het toepassingsgebied van dit besluit vallen, maar waarvan de VDAB vermoedt dat ze een inbreuk kunnen vormen op het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004, kan de VDAB het dossier bezorgen aan de instelling die belast is met de toepassing van het voormelde decreet.
 

Artikel 41. ( 01/01/2017 - ... )

Als de VDAB bij de uitoefening van het toezicht, vermeld in artikel 39, vaststelt dat er ten onrechte toelagen zijn betaald of dat er te veel toelagen zijn betaald aan het betrokken OCMW, kan hij die toelagen terugvorderen.
 

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen (... - ...)

Artikel 42. ( 01/01/2017 - ... )

De volgende bepalingen treden in werking op 1 januari 2017:
1° artikel 1 tot en met 23 en 27 tot en met 36 van het Tijdelijke-werkervaringsdecreet van 9 december 2016;
2° dit besluit.

Artikel 43. ( 01/01/2017 - ... )

De arbeidsovereenkomsten die gesloten zijn met toepassing van artikel 60, § 7, of artikel 61 van de wet van 8 juli 1976, die zijn ingegaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit, lopen verder volgens de regelgeving die gold op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit, met inbegrip van de toelagen die aan het betrokken OCMW worden toegekend voor deze tewerkstelling, en met inbegrip van de bijdragevermindering voor de sociale zekerheid bedoeld in de artikelen 12, 15, 34 en 35 van het Tijdelijke-werkervaringsdecreet van 9 december 2016.

In afwijking van artikel 42 treden de artikelen 12, 15, 34 en 35 van het Tijdelijke-werkervaringsdecreet van 9 december 2016, voor zover zij van toepassing zijn op overeenkomsten bedoeld in het eerste lid die zijn ingegaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit, ten laatste in werking op 1 januari 2019. Vanaf die datum kan er niet langer van de bijdragevermindering voor de sociale zekerheid worden genoten die worden opgeheven met deze artikelen.
 

Artikel 44. ( 01/01/2017 - ... )

De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.


Vlaamse Codex, officiële website van de Vlaamse Overheid - https://codex.vlaanderen.be
Geconsolideerde versie die geldt op 26/12/2024